Handleiding Leren Studeren: handige tips & tricks
- 1147 reads
Na weken zweten, zwoegen en colleges voorbereiden komt de grote test, het tentamen. Een tentamen kan eng zijn, er wordt gecheckt of je voldoet aan de norm en daarbij wil je natuurlijk een goed cijfer halen. Maar een tentamen kan ook juist motiverend werken. Je hebt niet voor niets zo hard gewerkt, eindelijk kan je laten zien wat je allemaal weet en kan. In beide gevallen moet je je zo goed mogelijk voorbereiden op het tentamen, hoe je dit het beste kan doen, lees je in dit hoofdstuk.
Alle stof die je moet lezen voor een tentamen is belangrijk. Echter is niet elk detail relevant, maak daarom altijd een onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Bij tentamens draait het meestal op de hoofdboodschap, maar soms kunnen er ook bijzaken ter sprake komen. Soms is de stof dermate omvangrijk dat je door de bomen het bos niet meer kan zien. Het kan dus moeilijk zijn deze hoofdboodschap eruit te halen. Let dan goed op de onderwerpen die bij de hoorcolleges zijn behandeld en lees altijd de laatste alinea van elk hoofdstuk goed. Dit is vaak een samenvatting van hetgeen dat in het hoofdstuk is behandeld (de conclusie).
Bedenk tijdens het leren van een tentamen wat er gevraagd zou kunnen worden. Hierdoor ga je actief met de stof om en zal je het een stuk beter onthouden. Oefen vervolgens samen met een medestudent. Leg aan elkaar uit wat je hebt geleerd en stel elkaar vragen.
Net voor het tentamen is het belangrijk om te ontspannen. Ga niet als een bezetene nog even een begrippenlijst uit je hoofd leren, maar eet even iets, lees een stripboek of maak een wandeling. Zorg ervoor dat je de nacht voor het tentamen goed slaapt en dat je dus uitgerust bent. Tijdens het tentamen zal je hier profijt van hebben, je kan je namelijk veel beter concentreren.
Ook als je je uitstekend voorbereid hebt kan het alsnog fout gaan. Tijdens het tentamen kun je een black-out krijgen, veel te lang blijven steken bij die ene vraag die je juist niet kent of te haastig werken waardoor je het steeds net niet goed doet. Om je hierbij te helpen, hier een aantal tips geven van hoe je het beste een tentamen aan kunt pakken. We maken hierbij onderscheid tussen tentamens met open vragen en meerkeuzetentamens, maar zullen eerst wat tips geven die voor ieder tentamen van belang zijn.
Tip 1: Steekwoorden opschrijven
Als je het tentamen voor je neus krijgt, begin dan met het doorlezen van alle vragen. Zet bij de vragen die je weet steekwoorden en sla de vragen die je niet weet over.
Tip 2: Makkelijke vragen eerst
Je weet nu in welke vragen je meer tijd moet steken en in welke minder. Begin met de vraag waarbij je het antwoord zeker weet en eindig met de vraag die voor jouw het moeilijkst te beantwoorden is.
Tip 3: Deel je tijd in
Maak een inschatting hoeveel tijd je per vraag nodig hebt en kijk hoeveel tijd je beschikbaar hebt. Op deze manier kom je niet in tijdnood aan het eind van het tentamen.
Tip 4: Rustig analyseren
Als een vraag een stortvloed aan informatie bevat, raak dan niet in paniek. Probeer de informatie rustig te analyseren en kijk ook of je alle gegevens uit de vraag wel nodig hebt, soms zijn bepaalde dingen er alleen maar bij gezet om te zien of jij relevante en niet-relevante informatie van elkaar kunt onderscheiden. Probeer de vraag te filteren tot je weet wat er precies van je verwacht wordt. Let hierbij op de sleutelwoorden, dat zijn de woorden die aangeven waaraan je het antwoord moet toetsen.
Tip 5: Maak aantekeningen
Je kunt een kladblaadje gebruiken om dingen uit te tekenen of aantekeningen en berekeningen te maken. Dit kan je wat meer overzicht geven en de vraag verhelderen.
Tip 6: Schrijf begrijpelijk
Houd in je antwoord rekening met het feit dat een ander (in dit geval de docent) het antwoord moet begrijpen. Dit betekent ook dat je je gedachtegang expliciet moet maken, zodat de docent kan zien hoe je tot je antwoord bent gekomen.
Tip 7: Nalezen
Lees je antwoorden goed na, nadat je alle vragen hebt ingevuld. Is de opbouw van je antwoord logisch en compleet? Geeft het antwoord op de vraag die gesteld is?
Als je goed hebt geleerd en deze tips hebt gevolgd, zal je het tentamen makkelijk doorlopen. Dit zal niet bij iedereen het geval zijn. Er zijn studenten die het maken van een tentamen altijd moeilijk vinden, ook als zij goed gestudeerd hebben. Zij voelen zich angstig en gespannen vóór en tijdens het tentamen. Voor enkelen kan dit een positief effect hebben. Sommige studenten hebben de spanning nodig om het tentamen goed te kunnen maken. Dit wordt ook wel positieve faalangst genoemd. Bij anderen werkt dit echter nadelig. De angst en spanning loopt dermate hoog op dat zij verlammen en niet meer goed na kunnen denken. Deze negatieve faalangst heeft gevolgen voor je prestaties. Een goede voorbereiding is voor mensen met negatieve faalangst erg belangrijk. Doordat je elke dag iets doet ter voorbereiding op het tentamen, kan je tegen jezelf zeggen dat je goed hebt voorbereid en dus niet bang hoeft te zijn om het niet te halen. Zeg tegen jezelf dat je goed hebt geleerd en overtuig jezelf ervan dat je de stof weet en dat niemand je dat af kan nemen. Het hebben van zelfvertrouwen is hierbij dus zeer belangrijk. Het zal je helpen je onnodige angsten onder controle te houden. Lukt het je niet om zelf van je faalangst af te komen, zoek dan hulp bij je studiecoördinator of studentpsycholoog.
Meer worden wel eens gekscherend multiple-gok genoemd (afgeleid van multiple-choice). Klinkt leuk, maar door te gokken kom je er waarschijnlijk niet. Als je de stof niet kent zul je het ook bij meerkeuzevragen moeilijk krijgen. Er zijn echter wel dingen waar je op kunt letten waardoor je ook zonder veel voorkennis beter uit de voeten kunt met bepaalde vragen. We zullen je eerst wat tips en aandachtspunten geven voor het maken van de tentamens, daarna vind je een oefententamen waarmee je je meerkeuze-vaardigheden wat aan kunt scherpen.
Tip 1: Maak eerste de makkelijk vragen
Begin niet meteen met vraag 1 maar loop het tentamen eerst door voor de vragen die je zeker weet. Die kun je meteen invullen. Zo loop je niet het risico dat je vast komt te zitten op de moeilijkere vragen en uiteindelijk door tijdsgebrek vragen open moet laten die je gewoon wist.
Tip 2: Streep foute antwoorden weg
Je hoeft niet altijd meteen het goede antwoord te weten, misschien staat het antwoord dat volgens jou klopt er wel helemaal niet tussen. Begin daarom met het wegstrepen van de antwoorden die in ieder geval niet kloppen. Vaak houd je dan twee opties over. Kies dan degene die het minst fout/meest waar is.
Tip 3: Altijd iets invullen
Bij sommige meerkeuzetentamens worden minpunten gegeven voor het fout beantwoorden van vragen. Als dit niet het geval is, vul dan altijd wat in. Je weet vast wel zeker van één antwoord dat deze het echt niet moet zijn, dan heb je nog 33% kans dat je goed gokt.
Tip 4: Lees de vraag goed
Maak onderscheid tussen de stam (de vraag zelf) en de verschillende opties die op die stam kunnen volgen. Zorg ervoor dat je eerst de stam goed begrepen hebt voordat je naar de antwoordopties kijkt. Laat je niet verleiden om bij een makkelijke vraag gehaast te werk te gaan. Soms hoef je maar één woordje te missen om de vraag een heel andere betekenis (en dus een ander antwoord) te geven.
Tip 5: Lees alle antwoordopties
Als je dan toe bent aan het lezen van de antwoordopties, lees ze dan ook allemaal. Als het tweede antwoord al gelijk de juiste is kan het toch nog verstandig zijn de rest te bekijken. Misschien zit er nog wel een optie tussen die meer kloppend is of waarvan je weet dat je docent er de voorkeur aan zou geven.
Tip 6: Veranderen mag
Een hardnekkige mythe over het maken van meerkeuzetentamens is dat het veranderen van je antwoord bijna altijd een slecht idee is. Veelvuldig wetenschappelijk onderzoek heeft echter aangetoond dat terugkomen op een antwoord voor de meeste studenten positief uitpakt. Alleen die keren dat je van goed naar fout veranderd neem je het jezelf dusdanig kwalijk dat dat je langer bijblijft. Gebruik dit niet als een excuus om altijd ieder antwoord aan te passen, maar als je goede redenen hebt voor een nieuw inzicht, ga gerust je gang.
Tip 7: Let niet op patronen
Laat je niet in de war brengen doordat je al vijf keer achter elkaar ‘B’ hebt ingevuld. Er zit geen patroon in de antwoorden en soms zijn deze willekeurig door elkaar gehusseld. Zelf als de serie van vijf B’s wijst op een fout dan hoeft dit niet te betekenen dat de vijfde B fout is. Misschien zit het wel bij vraag twee en heb je eigenlijk maar drie B’s op rij.
Tip 8: Let op grammaticale hints
Als een antwoordoptie grammaticaal niet aansluit op de vraag is er een goede kans dat deze fout is. Kijk hier extra kritisch naar.
Tip 9: Pas op voor dubbele ontkenningen
Een vraag kan een dubbele ontkenning bevatten, wees hierop alert en analyseer goed wat dit betekent voor het antwoord dat je wilt geven.
Tip 10: Tegengestelde en gelijke antwoorden
Als twee antwoorden elkaars tegengestelde zijn is waarschijnlijk één van beide het juiste antwoord. Betekenen twee antwoorden juist hetzelfde? Dan kun je ze waarschijnlijk beide wegstrepen.
Tip 11: Let op detail
Als één van de antwoorden duidelijk specifieker is dan de anderen en meer indicatoren bevat waarop je hem kunt beoordelen, dan is er een goede kans dat deze de juiste is. Laat het antwoord echter ook niet te beperkend zijn. Als de zin begint met 'altijd' of 'nooit' is het veel moeilijker dit te verdedigen. Antwoorden die beginnen met 'over het algemeen' zijn vaker waar. De specificerende indicatoren moeten na dit 'over het algemeen' komen.
Tip 12: Kies het beste antwoord
Een antwoord moet niet alleen kloppen, het moet het beste antwoord zijn van alle opties. Soms kun je het gevoel hebben dat meerdere antwoorden juist zijn, kies dan degene die het beste te bewijzen is of degene waarvan je weet dat de docent er de voorkeur aan geeft.
Ook als je maar weinig van een bepaald onderwerp weet zul je sommige vragen met behulp van bovenstaande tips en een beetje gezond verstand kunnen beantwoorden. In een normaal tentamen zal dit niet voor alle vragen gelden, maar in onderstaand oefententamen wel. Denk bij iedere vraag rustig na en zie of je ze allemaal kunt beantwoorden. De antwoorden staan onderaan de tekst.
1. Welke van deze steden is de hoofdstad die het meest noordelijk gelegen is.
a) Vladiwostok
b) Peking
c) Moskou
d) Tromsø
2. Een 60-jarige man wordt met een status epilepticus opgenomen op de spoedeisende eerste hulp. Na controle van de luchtwegen moet als eerste stap toediening volgen van...
a) Dazepam.
b) CT-scan van het hoofd.
c) Insuline.
d) Liquorpunctie.
3. Wat is waar over RNA?
a) RNA is net zoiets als DNA, maar bestaat afzonderlijk.
b) RNA is één streng van het DNA.
c) De functie van RNA is het afbreken van overbodige eiwitten.
4. Wat zijn ‘sex-limited’ genen?
a) Genen die uitsluiten dat je eigenschappen van zowel mannen als vrouwen hebt.
b) Genen die bepalen of je een man of een vrouw bent.
c) Genen die aanwezig zijn in beide seksen, maar alleen actief zijn in één sekse.
5. Het multiplier effect houdt in dat genetische aanleg...
a) steeds sterker tot uiting kan komen als de omgeving dat toe laat.
b) met de jaren steeds steker tot uiting komt.
c) kan afnemen door omgevingsfactoren.
6. Wat is het potentiaalverschil?
a) Het verschil in concentratie van ionen binnen en buiten het neuron.
b) Het verschil in concentratie van bepaalde ionen.
c) Het verschil in concentratie tussen het ene neuron en het andere neuron.
7. Het Romeinse recht bestaat, zo leert ons Gaius, deels uit ius civile, deels uit ius gentium. Onder het laatste begreep hij in deze tegenstelling...
a) wetten in formele zin.
b) alle geschreven recht.
c) het ongeschreven recht dat de rede voorschrijft.
d) het internationaal publiek recht.
8. Onder een ‘rescript’ (rescriptum) van de Romeinse keizer verstaat men het...
a) rechtsgeleerd advies.
b) uitspraak in hoger beroep.
c) algemeen verbindende verordening.
d) ambtelijke richtlijn.
Vraag 1: c, Moskou
Let hier goed op de sleutelwoorden uit de vraag: er wordt gevraagd naar de stad die zowel een hoofdstad is als het meest noordelijk gelegen. Alleen een antwoord dat voldoet aan beide criteria kan het juiste antwoord zijn. Je kunt op basis hiervan c en d al weg laten vallen, dit zijn namelijk geen hoofdsteden. Als je dan van Moskou en Peking niet weet welke noordelijker ligt kun je een redelijk veilige gok maken voor Moskou. Als je een beetje topografische kennis hebt weet je namelijk dat China zuidelijker ligt dan het overgrote deel van Rusland.
Vraag 2: a, Dazepam
De belangrijkste hint zit hier in de zinsconstructie. Een CT-scan en een punctie zijn namelijk geen dingen die je toe kunt dienen, deze vallen dus af. Vervolgens weten veel mensen wel dat insuline gebruikt wordt bij suikerziekte. Alleen dazepam blijft dan over.
Vraag 3: b, RNA is één streng van het DNA
Aangezien twee van de drie antwoordopties over DNA gaan zal RNA wel iets met DNA te maken hebben. De docent weet dat RNA deze herkenning bij de studenten oproept, en wil ze nog wat laten twijfelen door twee opties te geven. Van die twee opties kun je a eigenlijk vrij makkelijk laten afvallen, deze is te vaag om toetsbaar te zijn. B blijft over.
Vraag 4: c, Genen die aanwezig zijn in beide seksen, maar alleen actief zijn in één sekse
Door zorgvuldig de vraag te lezen en de verschillende elementen te analyseren kun je tot het juiste antwoord komen. Uit sex-limited kun je halen dat het met geslacht en beperking te maken heeft, sterker nog: het geslacht is de beperkende factor. Antwoord b valt dus sowieso af, daar wordt geen beperking opgeworpen. Bij antwoord a is er wel een beperking maar wordt die opgeworpen door de genen, alleen bij c is het het geslacht dat de genen beperkt.
Vraag 5: a, steeds sterker tot uiting kan komen als de omgeving dat toe laat
Antwoordoptie a en c zijn duidelijk tegengesteld, de kans is dus groot dat één van deze het juiste antwoord is, hiertussen is namelijk een echt scherpe keuze te maken. Antwoord c komt echt niet overeen met het sleutelwoord in de vraag: 'multiplier', hier gaat het juist om een fenomeen dat minder wordt. A omschrijft wel wat je mag verwachten bij een multiplier-effect.
Vraag 6: a, Het verschil in concentratie van ionen binnen en buiten het neuron
Alleen optie a geeft een echt gedetailleerde omschrijving van een fenomeen. Zowel b als c zijn erg vaag en zijn ook moeilijk van elkaar te onderscheiden. Kies in dit geval voor het antwoord dat een duidelijk keuze maakt.
Vraag 7: c, het ongeschreven recht dat de rede voorschrijft
Er wordt gevraagd naar een tegenstelling tussen ius civile en ius gentium. Gezien de context kun je aannemen dat ius 'recht' of 'wet' betekent. Aangezien de tegenstelling geschreven/ongeschreven twee keer voorkomt (alleen andersom) is de kans groot dat één van deze twee juist is. Voor de andere opties zijn ook geen duidelijke taalkundige hints te vinden in de woorden gentium en civile. Het is dan zaak om te bepalen of civile (burgerlijke) of gentium (menselijk) verwijst naar ongeschreven, het meest logische is dan om gentium aan ongeschreven te koppelen, dat heeft immers de minst geformaliseerde bijklank van de twee.
Vraag 8: a, rechtsgeleerd advies
'Rescript' doet nog het meeste denken aan voorschrift, maar dat brengt je niet veel verder met deze antwoordopties. De clue zit hier in het woordje 'het', dat kan namelijk alleen gebruikt worden voor de eerste optie. Voor de andere antwoorden had het lidwoord ‘de’ gebruikt moeten zijn.
Antwoorden
Vraag 1: c, Moskou
Let hier goed op de sleutelwoorden uit de vraag: er wordt gevraagd naar de stad die zowel een hoofdstad is als het meest noordelijk gelegen. Alleen een antwoord dat voldoet aan beide criteria kan het juiste antwoord zijn. Je kunt op basis hiervan c en d al weg laten vallen, dit zijn namelijk geen hoofdsteden. Als je dan van Moskou en Peking niet weet welke noordelijker ligt kun je een redelijk veilige gok maken voor Moskou. Als je een beetje topografische kennis hebt weet je namelijk dat China zuidelijker ligt dan het overgrote deel van Rusland.
Vraag 2: a, Dazepam
De belangrijkste hint zit hier in de zinsconstructie. Een CT-scan en een punctie zijn namelijk geen dingen die je toe kunt dienen, deze vallen dus af. Vervolgens weten veel mensen wel dat insuline gebruikt wordt bij suikerziekte. Alleen dazepam blijft dan over.
Vraag 3: b, RNA is één streng van het DNA
Aangezien twee van de drie antwoordopties over DNA gaan zal RNA wel iets met DNA te maken hebben. De docent weet dat RNA deze herkenning bij de studenten oproept, en wil ze nog wat laten twijfelen door twee opties te geven. Van die twee opties kun je a eigenlijk vrij makkelijk laten afvallen, deze is te vaag om toetsbaar te zijn. B blijft over.
Vraag 4: c, Genen die aanwezig zijn in beide seksen, maar alleen actief zijn in één sekse
Door zorgvuldig de vraag te lezen en de verschillende elementen te analyseren kun je tot het juiste antwoord komen. Uit sex-limited kun je halen dat het met geslacht en beperking te maken heeft, sterker nog: het geslacht is de beperkende factor. Antwoord b valt dus sowieso af, daar wordt geen beperking opgeworpen. Bij antwoord a is er wel een beperking maar wordt die opgeworpen door de genen, alleen bij c is het het geslacht dat de genen beperkt.
Vraag 5: a, steeds sterker tot uiting kan komen als de omgeving dat toe laat
Antwoordoptie a en c zijn duidelijk tegengesteld, de kans is dus groot dat één van deze het juiste antwoord is, hiertussen is namelijk een echt scherpe keuze te maken. Antwoord c komt echt niet overeen met het sleutelwoord in de vraag: 'multiplier', hier gaat het juist om een fenomeen dat minder wordt. A omschrijft wel wat je mag verwachten bij een multiplier-effect.
Vraag 6: a, Het verschil in concentratie van ionen binnen en buiten het neuron
Alleen optie a geeft een echt gedetailleerde omschrijving van een fenomeen. Zowel b als c zijn erg vaag en zijn ook moeilijk van elkaar te onderscheiden. Kies in dit geval voor het antwoord dat een duidelijk keuze maakt.
Vraag 7: c, het ongeschreven recht dat de rede voorschrijft
Er wordt gevraagd naar een tegenstelling tussen ius civile en ius gentium. Gezien de context kun je aannemen dat ius 'recht' of 'wet' betekent. Aangezien de tegenstelling geschreven/ongeschreven twee keer voorkomt (alleen andersom) is de kans groot dat één van deze twee juist is. Voor de andere opties zijn ook geen duidelijke taalkundige hints te vinden in de woorden gentium en civile. Het is dan zaak om te bepalen of civile (burgerlijke) of gentium (menselijk) verwijst naar ongeschreven, het meest logische is dan om gentium aan ongeschreven te koppelen, dat heeft immers de minst geformaliseerde bijklank van de twee.
Vraag 8: a, rechtsgeleerd advies
'Rescript' doet nog het meeste denken aan voorschrift, maar dat brengt je niet veel verder met deze antwoordopties. De clue zit hier in het woordje 'het', dat kan namelijk alleen gebruikt worden voor de eerste optie. Voor de andere antwoorden had het lidwoord ‘de’ gebruikt moeten zijn.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Klik op de verschillende hoofdstukken voor handige tips en tricks om het effectief studeren je eigen te maken.
Hoofdstuk 1 Inleiding
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1432 |
Add new contribution