Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.
Markus Stauff
Er zijn twee aspecten waarom televisie na de Tweede Wereldoorlog bijzonder belangrijk zijn. Televisie wordt namelijk hét dominante medium, en televisie wordt in deze tijd gevormd tot de hedendaagse televisie. Wat was er nodig voor televisie om tot stand te komen? Hoe ziet de organisatie achter televisie eruit? Hoe zien we televisie terug in het dagelijkse leven?
Radio
In 1915 lukte het radioamateurs om draadloos geluid te versturen. In de VS ontstond een chaos in de ether. Er ontstaat discussie over wie er gebruik mag maken van de radio en wie het netwerk beheert. Radio gebruikt de lucht, en niemand kan de lucht bezitten. De overheid gaat licenties uitgeven. In 1912 kwam de Radio Act tot stand, waarmee de activiteiten van de radioamateurs worden beperkt. Radio wordt een gereguleerd medium, gefinancierd door reclame.
De Britse overheid wilde de situatie onder controle houden, zodat hen niet hetzelfde zou gebeuren als de VS. In 1922 werd de BBC opgericht: een niet-commerciële, onafhankelijke organisatie, met als directeur John Reith. In 1935 werd de kathodestraalbuis uitgevonden. Aan het begin van de 20e eeuw werden verschillende elektromechanische televisiesystemen uitgevonden. John Logie Baird deed dit in 1925. In de jaren 1930 werd de televisie pas echt succesvol, bij de overgang naar elektronische televisiesystemen.
Al in 1930 werden discussies gevoerd over hoe men over televisie denkt en spreekt. Aan de ene kant werd het medium omarmd door de vele mogelijkheden, maar aan de andere kant werden zaken als verstoring van onrust in de huiskamer als nadeel bevonden.
Institutionele ontwikkeling tv
Televisie werd vooral in de VS vrijwel meteen een succes. De eerste Amerikaanse networks waren NBC, CBS (1927) en ABC (1943). Licenties werden alleen aan lokale en regionale instanties verstrekt. De networks hadden enkele van deze instanties in bezit, de owned and operates stations. Dit was te weinig om een nationaal publiek te bereiken. De networks wilden meer. Ze sloten contacten met lokale en regionale zenders, die programma’s van NBC, CBS en ABC zouden gaan uitzenden. Deze zenders gingen uitmaken van een groter netwerk. Ze werden affiliates genoemd. De financiering van de programma’s gebeurde aanvankelijk nog door sponsors, later pas door reclameblokken. In de VS wil men een zo groot mogelijk publiek bereiken, en denkt dan bij zichzelf: What does the audience want? De commerciële networks zelf moeten verantwoordelijkheid nemen voor het behouden van het publieke belang.
In Europa was public service de verantwoordelijkheid van de publieke omroepen. De BBC was het voorbeeld voor de rest van Europa, een omroep onafhankelijk van commercie én politiek. Voor de BBC is de vraag belangrijk: What does the audience need? De burgers zijn hier belangrijk, niet de consument. In 1955 komt in Groot-Brittanie ITV op, een commerciële omroep met reclame.
De landen hadden vaak hun eigen nationale standaarden. Dit was ter bescherming van het eigen land tegen de concurrentie van de grotere landen. In 1960 echter, werden de West-Europese landen het eens over de PAL standaard. Frankrijk en Oost-Europa kozen voor SECAM en de VS koos voor NTSC.
Verschillen en overeenkomsten VS en Europa
VS | Europa |
Networks/affiliates | Publieke omroepen |
What does the audience want? (consumenten) | What does the audience need? (burgers) |
Publiek belang door comm. omroepen | Publiek belang door publ. omroepen |
Beide zijn wel nationale media die rekening houden met het publieke belang. Bovendien zijn ze beide tot stand gekomen met behulp van het medium radio.
Culturele vorm tv
Dispositief wijst erop dat een medium door een heel specifiek samenspel van verschillende deelelementen productief wordt. Het effect van televisie is afhankelijk van wat er te zien is en wie de beelden te zien krijgen. In de jaren 50 werd de televisie een belangrijk deel van het dagelijks leven van het gezin. De televisie wordt aan de private sfeer geaccommodeerd, wat domestication wordt genoemd. Openbare gebeurtenissen kregen een private sfeer. Na de oorlog zag men bij bijna iedereen een woonkamer met tv. Op televisie waren vaak vrouwen te zien met nieuwe technologieën. De meeste mensen woonden in de suburbs, waardoor er een grotere afstand was tot het stadscentrum. Men ging minder snel naar de bios. Men wordt steeds mobieler, maar blijft in hun eigen domestic space: mobile privatization (Raymond Williams).
In 1950 werd de European Broadcasting Union opgericht, om Europa te beschermen tegen de concurrentie van de VS en Japan. In 1953 was er een rechtstreekse reportage te zien van de kroning van Queen Elizabeth II. In dat jaar werden er meer televisietoestellen verkocht dan radiotoestellen.
Vanaf 1956 wordt het Eurovisie Songfestival uitgezonden, niet door de overheid maar door de omroep. Er is een verschuiving tussen de publieke en private sfeer. De televisie was een ‘window to the world’.
Televisie nam de vorm aan van een domestic medium. Er was de introductie van het dispositief televisie in de jaren ’50. Twee verschillende ruimtes konden worden samengebracht. Het is een window to the world, maar tegelijkertijd ook een spiegel van de private wereld. Televisie verbindt de private en publieke sfeer en verandert hierdoor de sociale relaties.
Computer
De geschiedenis van de computer is de geschiedenis van automatisch rekenen. In 1946 bestond er slechts een computer, met de rekenkracht van een klein zakrekenmachine. De decennia daarna werd de computer steeds sneller en preciezer en werden de mogelijkheden eindeloos. De eerste computers hadden nog geen geheugen. Voorlopers van de computer zijn bijvoorbeeld de Abacus uit 2000 v.Chr., een telraam. Ook was er Babbages Analytical Engine uit 1837 en Holleriths Census Tabulator uit 1890. Babbages Analytical Engine was al programmeerbaar.
Vooral in de Tweede Wereldoorlog bestond er een behoefte aan computers. Vliegbanen van raketten moesten worden berekend, codes moesten worden gekraakt en kennis moest worden georganiseerd.
Alan Turing (1912 – 1954)
Was een wiskundige, of ook wel een logicus en hij was gespecialiseerd in het kraken van codes. Hij is de uitvinder van de Turing machine (1936), was betrokken bij het kraken van de Enigma code en de bedenker van de Turing test.
De Turing machine heette oorspronkelijk de Logical Computing Machine. Turing heeft de machine nooit gebouwd, hij bedacht slechts het concept voor de machine. De machine beschikt over extern geheugen en een lees/schrijf kop en kan instructie lezen, schrijven en wissen. De Turing Machine is vooral belangrijk geweest omdat het de ontwikkeling van nieuwe machines stimuleerde. De machine is gebaseerd op een binair systeem.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Enigma code gekraakt. Turing bedacht een soort van formule voor het kraken van codes, namelijk door patronen te ontdekken.
De Turing test was gebaseerd op de vraag: kunnen computers denken? En later: zijn er digitale computers denkbaar die het goed zouden doen in het imitatiespel. Het experiment probeerde te laten zien of iemand het verschil zou merken tussen een menselijke of machinale respondent.
John von Neumann (1903 – 1957)
Beschreef de architectuur van de computer, de Von Neumann architectuur. Hij gebruikte het geheugen van de computer ook op een nieuwe manier. In het geheugen werden niet alleen de bestanden opgeslagen, de programma’s werden ook georganiseerd vanuit het geheugen, zoals vandaag de dag nog steeds gebeurt.
Vannevar Bush (1890 – 1974)
Hield zich niet bezig met rekenen, maar met ordenen en organiseren. Hij ontwikkelde een concept die alle kennis van de wereld verzamelde en verbond, zodat deze kennis kon worden uitgewisseld. Dit lijkt op het hedendaagse internet, maar dit was nog een heel complex mechanisch systeem.
Willem Pool
Genres zijn bepaalde type films die bij de kijker meteen verwachtingen oproepen. Door herhaling van stijl- en verhaalelementen ontstaan conventies. Filmregisseurs bedenken variaties, waardoor nieuwe genres ontstaan. Wie bepaalt wat voor genres er zijn? Dit zijn drie partijen, namelijk de filmindustrie, -journalistiek en –wetenschap. De filmindustrie kan in de promotie een genre aan de film hangen om bepaalde groepen aan te trekken. Filmjournalisten vellen professionele oordelen over films. Ze zoeken naar een trend en kunnen daardoor nieuwe dingen introduceren. Hostel werd bijvoorbeeld door een journalist ‘torture porn’ genoemd en werd sindsdien een nieuw genre.
Film noir
Subgenre van de misdaadfilm. Het kwam op in Amerika tijdens WOII. Het week af van het doorsnee Hollywood-realisme. Na de Tweede Wereldoorlog veroverde het Europa. De naam ontleende zich aan misdaadboekjes ofwel misdaadromans die in Frankrijk bekend stonden als serie noir Belangrijk om te weten is dat deze naam pas achteraf is ontstaan. Filmmakers hebben deze films niet expliciet gemaakt als film noir films. Het genre bestaat uit een mengeling van detective, gangsterfilm en stedelijk melodrama. De films spelen zich af in een donkere, harde, pessimistische, antisociale wereld. Deze sfeer werd bereikt door low-key belichting, sterk beinvloedt door het Duits expressionisme. Een klassieke film noir heeft een voice-over vertelling (raamvertelling). Helden zijn altijd mannen die zijn geobsedeerd door de femme fatale: aantrekkelijk, verraderlijk, machtig en meestal door en door slecht. Film noir is geinspireerd door het Duits expressionisme, maar in de mannelijke hoofdpersonen van het Frans poetisch realisme kunnen we ook voorlopers van de hoofdpersonen in film noir zien. Het genre is later terug te vinden in Miami Vice, Hill Street Blues, Law and Order en NYPD Blue. Onder de Duitse bezetting werden de Amerikaanse films niet vertoond in Frankrijk. Na WOII ontving Frankrijk een stormvloed aan deze Amerikaanse films, wat de Franse regering en de Franse filmindustrie absoluut niet waardeerden. Een akkoord tussen Amerika en Frankrijk bepaalde dat 36 weken per jaar Amerikaanse films werden vertoont en de overige 16 weken Franse films. Dit om de Franse film te beschermen. De Franse filmindustrie moest haute couture gaan produceren. Literaire meesterwerken werden verfilmd. Critici van het blad Cahiers du Cinema vonden dit schandalig, deze films zouden anti-cinema zijn. Zij waren juist dol op de Amerikaanse cinema. Mensen als Hitchcock en Nicholas Ray waren kunstenaars of auteurs volgens hen.
Nouvelle Vague
Roger Vadin heeft geen interesse in het verfilmen van literaire meesterwerken en begint de Nouvelle Vague, een nieuwe stroming. Vadins films hadden een klein productiebudget, kleine honoraria (nieuwe regisseurs die snel werken en elkaar helpen) en snel en goedkoop materiaal. Nieuwe technologieen hadden gezorgd voor lichtgewicht camera’s, de magnetische geluidsband en snel onbelicht materiaal. Er kwam een nieuwe regering van Gaullisten, met subsidies voor filmmakers. Jonge regisseurs konden een gokje wagen. Deze filmmakers van de nieuwe golf wilden zelf auteur worden. De films zijn heel casual gefilmd, met weinig voorbereiding. De auteur breekt met regels en reflecteert over zichzelf, de films zijn zelf-reflexief.
Dogma ‘95
Deense filmregisseurs (o.a. Lars von Trier) schreven een manifest met daarin een aantal regels, de kuisheidsgeloften. Ze beloofden te filmen zonder statief, met alleen natuurlijk licht, geen genrefilms en alleen live muziek. Ze maakte de film festen. De Dogma beweging werd een enorm succes, de term Dogma werd ingeburgerd terwijl het eigenlijk een grap was. De beweging is door de regisseurs zelf bedacht en in de markt gezet.
Free cinema
Britse onafhankelijke documentairestroming over het leven van de gewone man. Ook hier kwamen verschillende regisseurs samen om films te vertonen in een filmhuis. Ze maken hun eigen geschiedenis. Later bouwt de New Wave Cinema hierop voort. De New Wave was beinvloed door de Angry Young Men, linkse jonge schrijvers uit de arbeidersklasse die de maatschappelijke orde bekritiseerden. Er komt een rebelse jeugdcultuur op in de jaren ’50.
Kitchensink
Films met een voorkeur voor het alledaagse, zoals Saturday Night and Sunday Morning. Hierin zien we sociaal-realisme, wat in Groot-Brittannië nog steeds de dominante stroming is. De filmstijl is quasi-documentaire en de nadruk ligt op personen uit de arbeidersklasse.
Willem Pool
Amerika
De Vietnamoorlog heeft de hele wereld, maar in het bijzonder Amerika, verdeeld. Er was morele verontwaardiging en demonstraties vormden zich. In de jaren ’50 ontstond er een hele sterke burgerrechtenbeweging, met als leider Martin Luther King. Het politieke gezicht van deze ideologie was John F. Kennedy, die op vroege leeftijd werd vermoord (1963). Zijn broer Robert F. Kennedy nam het stokje over en werd een aantal jaar daarna (1968) vermoord. In datzelfde jaar werd King vermoord. Amerika werd getraumatiseerd. De latere minister president Richard Nixon raakt betrokken in het Watergate schandaal, dat te maken heeft met afluisterapparatuur. In ’74 trad hij af. Ronald Raegan geeft Amerika weer wat zelfvertrouwen.
Soviet Unie
Chroesjtsjov maakte alles van kwaad tot erger met de Cuba crisis. Zijn opvolger was de voorzichtigere Leonid Brezjnev. In de jaren ’70 sloot Brezjnev wapenbeheersingsakkoorden, de SALT akkoorden. Er komt aandacht voor mensenrechten in Oost-Europa.
De tweede feministische golf kwam op, met als bekendste gezicht Germaine Greer. Ook kregen homofielen meer rechten met de homo emancipatie en was er aandacht voor het milieu. Amsterdam werd de hoofdstad van de alternatieve levensstijlen en hippies. Er was verzet tegen autoriteit en het ego werd een centraal thema: men pleitte voor individuele expressie.
Packages
In Amerika gaat men films maken als projecten, oftewel packages. Studiosysteem was tot zijn einde gekomen. Studio’s worden financierings- en distributiebedrijven en laten hun productie over aan onafhankelijke bedrijven die projectgewijs werken. Die projecten worden packages of deals genoemd.
New Hollywood
Eind jaren ’60 en begin jaren ’70 komt er een avontuurlijkere cinema op. Deze nieuwe stijl staat wel nog in het teken van de klassieke Hollywood cinema, maar gaat ook heel veel overnemen van de jonge en innovatieve Europese cinema. Men wil een jong publiek aanspreken. Deze nieuwe films hadden als hoofdpersoon een antiheld en gingen over vervreemding, wetteloosheid, anarchie en absurdisme. De omgeving is koud en steriel. Men kan verborgen kritiek op de samenleving ontdekken. Het hedendaagse publiek was beter opgeleid en politiek betrokken. Het was niet erg meer als de film niet de klassieke Hollywood regels als happy endings volgde. De klassieke Hollywood films flopten, er werden alleen nog successen geboekt met de rampenfilms, zoals Poseidon Adventure, Earthquake en Towering Inferno.
Movie brats
De New Hollywood films worden gemaakt door een nieuwe, jonge generatie filmmakers, de movie brats. Voorbeelden zijn Martin Scorsese, Brian de Palma en Francis Ford Coppola, allen opgeleid op filmacademies. Deze nieuwe generatie filmmakers lazen veel kritische filmtijdschriften en bewonderden de Europese filmmakers. Ze hadden geleerd over de filmgeschiedenis en gebruikten dit in hun werken. De movie brats kwamen in de markt met behulp van B-films. Producent Roger Corman was beschermheer van deze nieuwelingen.
De periode na 1975 wordt soms ook aangeduid als New Hollywood, maar het is beter om hier te spreken van post-klassiek Hollywood. Jaws leidt deze periode in. Jaws liet zien dat film ook buiten het bioscoopscherm terug kon komen in de vorm van allerlei andere voorwerpen en media. Jaws is een goed voorbeeld van een blockbuster (in Hollywood megapics, entertainment events, must-see-movies, multiplex movies of franchisefilms genoemd). Blockbusters nemen voor een bepaalde periode mediaruimte in. Hiervoor is intensieve promotie nodig: saturation release.
Bij deze blockbusters blijft het dus niet alleen bij de film, er wordt een hele wereld omheen gebouwd. Er bestaat een horizontaal verband tussen de film en andere producten uit de wereld van vermaak, zoals boeken, video’s, games en speelgoed.
Filmmakers zijn bang om risico’s te nemen, daarom vragen ze al bekende acteurs voor nieuwe rollen. Dit zorgt ervoor dat men er zeker van kan zijn dat mensen de film willen gaan zien. Sequels en remakes behoren ook tot risicomijdende acties, omdat makers daarmee minder risico nemen. Een andere manier om meer uit een succesvolle film te halen is door franchising. Dit gebeurt door middel van tie-ins, producten verbonden aan het uitkomen van de film (merchandise bijvoorbeeld, shirts met de naam van de film) of door middel van productplacement, waar het product in de film zelf verschijnt.
We onderscheiden twee verbanden:
- Horizontaal: verband tussen film en een ander product in de wereld van vermaak.
- Verticaal: bedrijfsmatige koppeling van film aan andere bedrijfstakken (productie, distributie etc.)
Firepower
In de Blockbuster is er vaak sprake van een big budget en big subject en de hoofdpersoon is een jonge mannelijke held met firepower. Deze heeft vaak geen of een mysterieuze vader en moet leren om een man te worden. Blockbusters zijn vaak sprookjes voor volwassenen, over verlangens naar verborgenheid en thuiskomen en angst voor allerlei gevaren. Onze angsten en verlangens worden gespiegeld in de film, waardoor een Droste effect waarneembaar is.
Markus Stauf
Tekst De Leeuw
In de tekst van De Leeuw blijkt vooral dat televisie in de jaren ’70 een periode van deining, spanning en vernieuwing doormaakt. Er is een bevestiging van het collectieve, maar aan de andere kant ook sterke individualisering. Er vindt ontzuiling plaats. Men kijkt over verzuilde grenzen heen en er was de introductie van de TROS. Er is meer plaats voor inbreng en democratisering.
Tekst Hilmes
Hilmes zegt dat de maatschappij wordt gedomineerd door een verticaal geïntegreerd drie-netwerk oligopoliesysteem. Toch is er wel al meer competitie, door nieuwe technieken en een nieuw beleid. De televisiemaker ziet de kijker niet meer as homogeen product. Er komen veel programma’s op met een dubbele betekenis.
Amerikaanse programma’s en wereldwijde gebeurtenissen werden overal gezien. De jaren ’70 werden dus bekeken als The whole world is watching, maar de televisiewereld werd erg heterogeen.
Sesame Street
Sesame Street is typerende voor de verandering in de Amerikaanse televisie. Het is een non-profit programma. Mitt Romney wilde het budget voor de omroep, PBS, gaan inkorten. Sesame Street wil een bepaald publiek bereiken, namelijk de jeugd. Ze gebruikten een didactische invalshoek, als medium voor opvoeding. Sesame Street is een gesegmenteerd format, ook wel een magazine format genoemd, met verschillende delen en een modulaire structuur. Het programma richt zich op een doelgroep om de kinderen een kans op carriere te geven. Ze kunnen door het magazine format verschillende onderwerpen aansnijden.
Media events
Televisie verandert onze beleving en ons besef van de wereld. Er wordt altijd een keuze gemaakt over het laten zien van welke beelden. De maanlanding is een voorbeeld van een media event. Een media event is een rechtstreekse reportage, is perfect gepland en wordt verwacht door de kijker. Er is aandacht voor het medium zelf en het publiek is enorm. De maanlanding was niet alleen een media event, het had ook grote invloed in de populaire cultuur. Bijzonder was dat het event werd gepresenteerd als soort van Sesame Street, maar dan over wetenschap en technologie.
Tijdens de Olympische spelen in 1964 werden de eerste televisiesignalen over de Grote Oceaan verstuurd. In datzelfde jaar werd de commerciele communicatiesatelliet Early Bird geïntroduceerd. Communicatiesatellieten werden vooral door omroepen gebruikt voor productie. Later gebruikte men de Direct Broadcast Satellite gebruikt, waardoor mensen thuis televisie konden ontvangen. Er vinden demonstraties plaats, bijvoorbeeld onder leiding van Martin Luther King, met als motto: The Whole World is Watching.
Politiek
Op de hele wereld kan gekeken worden naar de politiek van een land. De politiek heeft nauwelijks nog controle over de verspreiding van beelden. Een voorbeeld hiervan is de Vietnamoorlog. Beelden van de oorlog resulteerden in een opstand onder de Amerikaanse bevolking en uiteindelijk de terugtrekking van Amerika uit Vietnam. Andere voorbeelden zijn het Watergate schandaal, de revolutie in Iran (invasie van Afghanistan) en terroristische groeperingen in Europa. Deze gebeurtenissen worden wereldwijd nieuws door Breaking News.
Een programma kon via satellieten live uitgezonden, maar dit was niet altijd mogelijk. Soms werd er op verschillende plekken gefilmd en moesten de beelden worden opgenomen. Die beelden moesten met vliegtuigen worden getransporteerd, waar soms dagen overheen konden gaan. In Amerika werden later in het Oosten tijdens primetime programma’s opgenomen op video, waarna ze werden vervoerd naar het Westen om door het tijdsverschil daar ook op primetime uit te zenden. Een voordeel van video (ten opzichte van live-uitzendingen) was dat men de mogelijkheid had om te editen. Videobanden en -recorders werden steeds kleiner en draagbaarder, zoals in 1970 met de videocassette. De gewone burger kon ook zelf gaan filmen. De grassroots beweging kwam op.
Sport
Veel media events behoorden tot de categorie sport. De Olympische Spelen werden uitgebreid opgenomen, live met satellieten of op band. De Olympische Spelen in Duitsland moesten een mooi beeld van Duitsland creëren dat de hele wereld moest zien. Televisie werd dus gebruikt door de politiek. Sport zorgde ervoor dat de hele wereld naar hetzelfde evenement keek. Het werd een van de mondiale onderwerpen met wereldwijd bekende sterren zoals Mohammed Ali. Televisie richtte zich op een bepaald onderwerp en daarmee een bepaalde doelgroep. Een sportprogramma trok bijvoorbeeld vooral mannen.
Kabeltelevisie
Kabeltelevisie vergrootte het bereik van de traditionele televisie. Het heeft een hogere technische capaciteit dan via satelliet. Er kunnen dus meer programma’s worden uitgezonden. Bovendien werd interactieve televisie mogelijk omdat kabel op het individu kon worden afgestemd. Iedereen heeft een individuele kabelaansluiting en dus kon pay per view plaatsvinden.
Computer/digitale media
Het eerste computerspel was het arcadespel PONG uit 1972. Daarna volgde er meer, zoals Space Invaders. De spellen werden later uitgebreid door middel van spelconsoles. De computer was te duur voor het gezin en was vooral te vinden in de wetenschap. Vanaf 1955 werden de elektronenbuizen vervangen door transistors. Dit zorgde ervoor dat de computer vele malen compacter, sneller en intelligenter werd. Eerst had elke computer nog andere software, waardoor men opgeleid moest worden voor een bepaalde computer. Rond 1962 vond er standaardisering plaats. Met de standaardisering kwam de massaproductie van microprocessors. De computer wordt individueel beschikbaar.
Markus Stauff
In de politiek waren de neoconservatieven dominant, met als sleutelfiguren President Ronald Reagan en Britse premier Margaret Thatcher. De belangrijkste muziekgenres van de jaren ’80 waren hiphop, new wave, house en heavy metal. Er ontstond veel commotie over het onderwerp AIDS en HIV. In 1989 viel de Berlijnse muur en vonden er rellen plaats op het plein van de Hemelse Vrede in China. Verder was er een serie onnatuurlijke rampen, zoals een giftig gaslek in Bhopal (1984) en een olielek in 1989.
Het mediabeleid liet de productie van media erg vrij. Er was dus een vorm van deregulatie, commercialisering werd actief gestimuleerd. Men gaat uit van de ‘vrije markt’, wat hoort bij neoliberalisme en consumentisme. De jaren ’80 kenmerken zich door individualisatie, elk individueel heeft eigen interesses en maakt eigen keuzes. John Ellis noemt deze tijd de ‘Era of Availability’: er vindt een vermenigvuldiging van mediatechnologieen plaats. Video en computer kunnen vanaf nu gebruikt worden in private sfeer, wat ‘domestication 2.0’ wordt genoemd.
Era of availability
Films en programma’s werden op steeds meer zenders gedistribueerd. Men kon deelnemen aan iets dat andere mensen, op een andere plaats, ook konden zien. Films die normaal gesproken niet in de bioscoop te zien waren, waren op de filmfestivals gezien. Door de videorecorder werd de gewone mens aangemoedigd om zelf films in te sturen. Complexe technologie kon plaatsvinden in huishoudens: domestication.
Videorecorder
De videorecorder is niet iets dat op zichzelf staat. Het voegt iets toe aan al bekende technologieën, het is een supplementary technology. In de jaren ’50 konden televisiezenders met behulp van de videorecorder programma’s opnemen om deze later uit te zenden. Later werden ze ook gebruikt door bijvoorbeeld journalisten. De Sony U-Matic (1970) was het meest gebruikte apparaat voor deze professionele doeleinden. In de jaren ’70 bracht ook Philips een videorecorder uit, nu voor huishoudelijk gebruik. In 1975 kwam Sony met de Betamax voor privégebruik. Ze stimuleerden hun publiek om programma’s op te nemen en later terug te kijken. Op deze manier kon men ‘their own tv-schedule’ bepalen. Concurrentie volgde, met VHS en Video 2000.VHS won de race, mede door het feit dat de tapes langer waren en de videorecorders goedkoop konden worden gehuurd.
De videorecorder zorgde voor een groot aanbod aan tapes. Lokale videotheken werden opgericht, met als populaire genres horror en porno. Pornografie was te zien in gespecialiseerde bioscopen vond het grote succes in Deep Throat in 1972.
Video werd bovendien gebruikt in educatie en als bewakingssysteem. Nieuwe kunstvormen ontpopten zich met behulp van video. Een sleutelfiguur in de videokunst is Nam June Paik. Videoamateurs werkten samen met televisiezenders om programma’s te produceren. Dit resulteerde in Grassroots Television. De alternatieve industrie ‘Nollywood’ groeide uit tot de een-na-grootste industrie. Video wordt een symbool voor de postmoderne identiteit, een symbool voor het gemedieerde karakter van het dagelijks leven. Er ligt een nadruk op de heterogene materialiteit en kunstmatigheid van film en video. Video manipuleert de tijdstructuren van televisie en vervormt de ruimtelijke structuren van film. Ook zorgt film voor een transformatie van film en televisie in toegankelijke producten.
De afstandsbediening zorgt voor een nieuwe belevenis in het televisiekijken. In 1956 werd er al een afstandsbediening uitgegeven. In die tijd was het nog niet bijzonder interessant, omdat er nog maar heel weinig zenders waren. Net als met de computermuis verandert de manier waarop we toegang krijgen tot het medium, het is de interface. We kunnen zappen (zender veranderen), zippen (doorspoelen van opgenomen programma’s) en grazen (mengen van verschillende stukjes van programma’s). De videorecorder en afstandsbediening maken van de passieve kijker een actieve kijker.
De privéwoning kon steeds meer worden bestuurd met afstandsbedieningen: er is sprake van mobile privatization. Door de walkman wordt muziek mee naar buiten genomen en door yoga op televisie werd sporten mee naar binnen genomen.
Het medialandschap veranderde in de jaren ’80 van de publieke televisie in commerciële televisie. Er was geen frequentieschaarste meer door kabel en satelliettelevisie (Era of Availability). De televisie moest worden gedereguleerd met behulp van de vrije marktwerking, oftewel neoliberalisme. De autoriteit van de gevestigde media en journalisten werd bekritiseerd. Door satelliettelevisie kon men naar buitenlandse programma’s kijken. De eerste jaren van de commerciële televisie waren erg chaotisch.
In 1980 werd de CNN opgericht. CNN zond 24 uur per dag nieuws uit. De doorbraak van de nieuwszender kwam met de Golfoorlog in 1991.Over he hele wereld werden beelden van CNN gebruikt.
MTV begon in 1981 als muziekzender. Er waren 24 uur per dag videoclips te zien, een nieuw innovatief visueel genre. Het was een nieuwe vorm van marketing, maar ook een nieuw kunstvorm. Keer op keer werden beelden gebruikt op een andere manier. Programma’s moeten zich steeds blijven vernieuwen door de scherpe economische concurrentie. Nieuwe camera’s en edit technologieën zorgen voor nieuwe mogelijkheden. Nieuwe concepten ontstaan door het mengen van stijlen, wat het postmodernisme kenmerkt. Er zijn twee veranderingen in televisuality: verwijzingen naar film (cinematic) en grafische elementen (videographic).
Markus Stauff
De visuele stijl van film werd belangrijker dan het verhaal, bijvoorbeeld bij Miami Vice. Dit zijn de High Concept Films (Raiders of the Lost Ark, Indiana Jones). Ze werden gezien als de revival van de cinema of attractions (niet zozeer een verhaal, maar een overweldiging van de zintuigen). In die tijd waren ze spectaculair en overweldigend. Postmoderne Cinema maakten gebruik van visueel spektakel, intertekstualiteit, speelsheid en zelfbewustheid. Het was geen genre, maar eeen set van motieven, onderwerpen en stijlvormen die dominant werden in films in de jaren 80. Het visuele spektakel werd gevormd door set design, belichting en fysiek geweld. Alles is heel specifiek vormgegeven en het beeld is vol met visuele elementen. Postmoderne films worden vaak vergeleken met de visuele oppervlaktes van reclames. Postmoderne films worden ook gekenmerkt door de intertekstualiteit. De films gebruiken en combineren elementen uit heterogene culturele sectoren en producten. De betekenis wordt ambivalent (tegenstrijdig).
In de Postmoderne Cinema wordt de consumptiecultuur vertegenwoordigd en heerst er geïntensifieerde individualisatie. De cultuurgeschiedenis is als een warenhuis in de Postmoderne films, de wereld wordt vertaald in consumeerbare elementen. Er ontstaat individualiteit door de combinatie van voorbestaande elementen, daardoor wordt de historische ontwikkeling in twijfel getrokken, alles is tegelijkertijd mogelijk, er is niet meer een stijl voor een periode. Door de gestileerde beelden en verwijzingen naar andere cultuurproducten pretenderen ze niet meer de realiteit weer te geven. Ze maken duidelijk dat films extreem kunstmatige producten zijn en dat die altijd afhankelijk zijn van bestaande werken. De films vertonen duidelijk kenmerken van het tijdperk van verkrijgbaarheid (era of availability) en houden een ironische houding aan. Ze refereren minder aan de buitenwereld dan aan de filmgeschiedenis. Films hebben het over films, niet over de werkelijkheid. Blade Runner uit 1982 is een voorbeeld van die speelsheid. Net als bij The Draughtsman’s Contract is het als het ware een film over beelden. Bij The Draughtsman’s Contract is er sprake van een ironische soundtrack met ironische verwijzing naar barokcultuur, net als de kostuums. Er is niet zoiets als een coherent verhaal, maar plakt op een speelse manier scènes aan elkaar.
Alle postmoderne films zijn films over beelden. Bijna elk short herinnert ons aan dit kunstmatige. Er zijn ook veel beelden in de films, waar personages naar kijken. In de filmwereld is een wereld vol schermen. De films ondervragen de aard en gevolgen van beelden. BladeRunner en the Draugtmans Contract betwijfelen de betrouwbaarheid van beelden.
Postmoderne film en identiteitscrises
De Postmoderne film gaat gepaard met identiteitscrises in een wereld uit beelden. Er is sprake van een vervreemding van het individu, een gemedieerde wereld en heterogene media. Pedro Almodovar stond bekend om zijn melodramatische films met overdreven emoties. Spike Lee introduceerde de New Black Cinema (zwarte regisseurs en acteurs gaat over racial issues) en maakte commercials en populaire cultuur (Spike Lee was reclameregisseur en karakters uit zijn films kwamen daarin voor).
Digitale media
De computer is niet meer een instrument voor specialisten, maar voor iedereen, daarom werd hij in jaren 80 zo belangrijk. De computer als media: software/standaardisering/open systems, hackers, pc/interface. De computer en andere media: bijvoorbeeld digitale special effects. Digitale media is niet één medium. Alle media worden gedigitaliseerd en daarmee veranderd.
Postmodernisme en Digitale media
Jean-Francois Lyotard: ‘het postmoderne weten’: digitalisering verandert kennis, de manier van verwerden en waarop het gebruikt wordt. Kwantitatief meetbare informatie is losgekoppeld van het individu en gestructureerd door de kunstmatige talen van computers (googles manier/algoritmes van zoeken). Het is het einde van de grote verhalen volgens Lyotard: verhalen die de geschiedenis als een doelgerichte ontwikkeling beschrijven. Mensen geloven grote verhalen (verlichting, marxisme) niet meer. Het is een verzameling geworden van verschillende elementen uit verschillende tijden en culturen. Kritiek: worden toch niet grote verhalen weer belangrijk (9/11)?
Computer als medium
Van 1980 tot 2009 werd de PC gebruikt om te werken, games te spelen en te communiceren. 2010 betekende het einde van deze culturele vorm omdat de smartphones, cloudcomputing en tablets het overnemen. Hoe kan de culturele vorm van de PC zo belangrijk worden in de jaren 80? De PC is toegankelijk en handzaam.
Christopher Kelty
Kelty beschrijft hoe het kwam dat in de jaren 80 iedereen een computer kon gebruiken. Hij werkt zoals andere computers maar kan toch ook hele verschillende dingen doen. Software en source code ontwikkelen zich. In de jaren 50 moest de technicus op papier iets invoeren op ponskaarten, door source code kon er gelijk aan de computer worden gewerkt. Een programmeertaal om source code te schrijven en de computer vertaalt die zo. Er kan direct op de computer worden geprogrammeerd i.p.v. op ponskaarten. De software werd echt losgekoppeld van de computer. In jaren 50/60/70 had iedere computer een specifieke manier waarop hij moest worden geprogrammeerd. Er moest voor iedere computer een nieuwe taal worden geleerd. “Babel” Unbundling = met een software kan op verschillende hardware worden gebruikt. Dit wordt pas mogelijk als er een standaardisering plaatsvindt.
Standaardisering vindt plaats: er moet een openbare definitie zijn om software op verschillende machines te kunnen gebruiken. Verhouding tussen besturingssysteem en verschillende programma’s. Unix = iedereen kon te weten komen hoe het werkte, het was open en iedereen kon er programma’s voor schrijven of het aanpassen voor verschillende gebruiken. Dit is portability. Portability betekent dat je het kunt veranderen om het op andere hardware te laten gebruiken. De behoefte aan portability leidde nooit tot een helemaal open systeem. Er zijn vandaag ook nog proprietaire systemen, media die om verschillende redenen niet op andere media aansluiten. Apple software kan bijvoorbeeld niet op IBM hardware lopen. Er heerst spanning tussen Kelty en Steve Jobs. Kelty: staat altijd in verband met bredere maatschappelijke ideeën. Aan de ene kant is iedereen voor open systemen, aan de andere kant staat onze maatschappij voor copyright. Steve Jobs: het is voor de user ook makkelijker als het systeem gesloten is, zodat je niet hoeft te weten hoe het werkt.
Voor de computer moesten ook ideeën worden ontwikkeld over hoe je hem zou kunnen gebruiken. Veel meer dan tv of radio werd de computer uitgevonden voor gebruik van experts.
De computer als medium 1 – Hackers
Hard- en software van bestaande computers veranderen, aan technische beperkingen ontkomen en beïnvloed door tegencultuur van de jaren 1960. Dit zijn kenmerken van het hackerstijdperk. Het draagt bij aan het idee van computer voor individueel gebruik, voordat in de jaren 80 de industrialisatie en de domestication van de PC ontstaat.
Hackers = oorspronkelijk gecreëerd door radioamateurs die probeerden hun toestellen te verbeteren. In de jaren 60 ook gebruikt voor mensen die aan computers werkten. In de jaren 70 vooral mensen die in Silicon valley werken. Zij veranderen hard- en software van andere computers om op een creatieve manier aan gebreken te ontkomen. Op een deels ludieke en deels serieuze manier wilden ze laten zien dat de computer voor meer gebruikt konden worden (= beïnvloeding door tegencultuur).
Steven Levy 1970 - Hackers
- Access to computers—and anything which might teach you something about the way the world works—should be unlimited and total. Always yield to the Hands-On Imperative!
- All information should be free.
- Mistrust authority—promote decentralization.
- Hackers should be judged by their hacking, not criteria such as degrees, age, race, or position.
- You can create art and beauty on a computer.
- Computers can change your life for the better.
Steven Levy (1984) Hackers: Heroes of the Computer Revolution
Deze retoriek zien we ook al bij de videorecorder: techniek kan worden gebruikt om de maatschappij op een democratische bottom-up manier te organiseren. Hackers jaren 70: bv: steve jobs, bill gates, steve wozniak (zie Triumph of the Nerds op Youtube). De hackercultuur eigende zich toe voor individueel gebruik en stond voor een bepaalde leefstijl. Computers moesten op verschillende manieren gebruikt worden. Dit maakte de PC-cultuur in de jaren 80 heel makkelijk om te accepteren, er waren immers al films etc. over. Het succes van de PC was gebaseerd op gestandaardiseerde computers en een eenvoudig interface.
De computer als medium 2 – interface
1981: IBM-PC
- Intel 8088 processor
- Microsoft besturingssysteem
- standaard: IBM-PC compatible (quasi standaard die voor 30 jaar de cultuur bepaalde)
1980: vroege experimenten, in jaren 60 al een soort muis uitgevonden, maar in de jaren 80 pas een succes. Pas met nieuwe interfaces werden de PCs voor een breed publiek mogelijk, maar het brede gebruik heeft ook weer aan de ontwikkeling van nieuwe techniek bijgedragen.
Apple Macintosh 1984 = eerste commercieel succesvolle PC: muis, grafische gebruiksomgeving (graphical user interface GUI), bv: prullenbak in plaats van ‘delete’ instructie,
1985: Windows geïntroduceerd in reactie op Macintosh.
De Macintosh kon niet meer door de gebruiker worden geopend, je kon er niet meer aan prutsen: afstand van de techniek, ontoegankelijke hardware, ontoegankelijke software (instructies. Je kunt het niet meer zelf schrijven), toegankelijk van computer door icoontjes, op tekst / tallen gebaseerde computers worden visuele media (in jaren 70 moest je iets schrijven, in jaren 80 werd het visueel: je moet ernaar wijzen met de cursor. We schrijven geen programma’s meer, maar klikken op icoontjes.)
De computer als medium – context
Maatschappelijke ontwikkelingen jaren 80: postmodernisme, neoliberalisme (veel mensen hebben door PC nu hetzelfde apparaat thuis als op het werk), flexibilisering van werk en vrije tijd, controlling everyday life, veranderde verhouding tussen privésfeer en publieke ruimte.
Convergentie is de toenemende relatie en wisselwerking tussen verschillende media. Kelty: computer als universal machine (het principe van de binaire code wordt in steeds meer contexten toegepast. Een manier van data bewerken in uiteenlopende media.
Analoge manier (materieel specifiek, alleen een platenspeler kan platen spelen)
Vs
Digitale media (beeld, geluid, data allemaal vertaald naar één code)
Data kunnen makkelijker worden gemanipuleerd (het werd in jaren 80 normaler dat je ook in de wasmachine een microchip hebt waarmee je data kunt instellen).
1982: CD commercieel verkrijgbaar (CD maakt uit van domestication 2.0 > er komt een nieuw gereedschap het huis binnen, min of meer het eerste digitale gereedschap. CD is nog wel materieel specifiek want kan alleen muziek dragen).
1985: CD-ROM (‘universaliteit’ van de drager) (kan door de computer worden gelezen en kan ook andere data dan geluid dragen).
CD meer opslagruimte, kleiner. Maar verandert wel de manier waarop muziek wordt beleefd: geen gekraak, geen A en B kant waartussen je moet wisselen. Op een cd kun je je eigen volgorde samenstellen.) Platen verdwijnen niet compleet maar krijgen een nieuwe functie: scratchen.
Digitalisering – samenvatting
- Digitalisering transformeert producten in berekenbare kwantiteiten van informatie (lyotard)
- Digitalisering vermindert materiële specificiteit (niet meer een toestel voor geluid en een ander voor films : alles met binaire code)
- Digitalisering maakt het mogelijk verschillende media op een apparaat te bewerken
- De producten van alle media kunnen makkelijk worden veranderd, gecombineerd en gereproduceerd.
Markus Stauff
Algemene ontwikkelingen
De jaren 80 waren gekenmerkt door de kunstmatigheid en de hoeveelheid aan beelden. De jaren 90 daarentegen door de vermenigvuldiging van werkelijkheden. Er vond een versnelling van technologische uitvindingen plaats, denk aan het mobieltje, pager/sms en tamagotchi. De nieuwe media veranderen de manier waarop we met elkaar omgaan. Ze veranderen en vermenigvuldigen de werkelijkheid.
In 1989 viel de Berlijnse muur. Bovendien was het in de jaren 90 oorlog in Joegoslavie en vond er genocide plaats in Rwanda. Vandaag de dag hebben deze gebeurtenissen nog duidelijke gevolgen. Gedurende 1990-200 werd het Human Genome Project opgericht, om het menselijk DNA schematisch weer te geven. In 1997 werd het schaap Dolly gekloond. Deze projecten konden alleen mogelijk worden gemaakt met nieuwe technologieën en media.
Door de val van de Berlijnse muur kan het kapitalisme nieuwe gebieden gaan innemen. In 1990 wordt de eerste McDonalds geopend in Moskou. De consumptiecultuur verspreid zich wereldwijd. In 1995 werd de World Trade Organization opgericht. Branding wordt geïntroduceerd: Nikes swoosh is wereldwijd en in allerlei verschillende media te zien. We lopen rond als menselijke reclameborden. Dit werd bekritiseerd door Naomi Klein, schrijfster van het boek ‘No Logo’. Ze is vertegenwoordiger van de anti-globalisme beweging. Deze beweging maakt gebruik van de media voor protesten.
Internetzeepbel
De jaren 90 kenmerkt zich door een dot.com bubble, of internetzeepbel. Dit wil zeggen dat er een stijgende relevantie was van de aandelenmarkt. Er was een economische boom omdat men dacht dat de nieuwe technologieën veel winst zouden gaan opleveren in de toekomst. Het wordt moeilijker om te bepalen welke producten er worden verhandeld, wat de materiele producten zijn. Toen de bubbel barste, gingen veel bedrijven failliet. Het hedendaagse Web 2.0 is deels een reactie op deze ontwikkeling.
Media events
De val van de Berlijnse muur in 1989 was een onverwachts en ongepland media-event. In 1997 volgde weer een media-event: Lady Diana overleed. De media speelden een hele grote rol. Ten eerste was de media de oorzaak van het ongeval (het gebeurde tijdens het vluchten aan de paparazzi) en ten tweede was er heel veel media-aandacht. Het raakte mensen over de hele wereld, er was een publieke rouwperiode. Miljoenen mensen bekeken de uitzending. In 1989 kwam het schandaal van Clinton aan het licht. Hij zou een affaire hebben gehad met Lewinsky. Tot slot waren er in 2001 de aanslagen op het World Trade Center. Veel beelden werden met mobieltjes gemaakt door omstanders. Dit is een voorbeeld van de vermenigvuldiging van de werkelijkheid.
Satelliet
Het medialandschap veranderde enorm in de jaren 90. De mondiale realiteiten werden door de technische infrastructuur beïnvloed. Vooral door de ontwikkeling van de satelliettechnologie. Satelliet werd gebruikt om televisie uit te zenden maar vanaf 1994 ook voor het global positioning system (gps). Hiervoor werd dit alleen gebruikt door soldaten. De beam van de satelliet wordt de footprint genoemd en iedereen in dat gebied kan gegevens en beelden ontvangen. Nationaal mediabeleid wordt gerelativeerd. Men kon buitenlandse zenders ontvangen, terwijl de overheid eigenlijk binnenlandse zenders wilde beschermen. Migranten en diaspora konden beelden uit het land van herkomst ontvangen. Transnationale zenders als Al Jazeera (1996) werden over de hele wereld bekeken. Hierdoor ontstaat weer een vermenigvuldiging van de werkelijkheid. Nationale overheden bepalen niet meer wat men ziet.
De jaren 90 kent de opkomst van de format television, een voorbeeld van globalisering. Een format is een sjabloon voor een programma dat internationaal wordt verkocht, bijvoorbeeld Who wants to be a millionaire?. Een format is flexibel en kan daarom aan nationale omstandigheden worden aangepast. Ook reality tv is zo’n flexibel format. Reality tv draait om gewone mensen (demotic turn) en intieme emoties.
De computer als medium
De voordelen van de personal computer waren dat deze kleiner was geworden, dus beschikbaar voor het individu, en dat deze toegankelijker was geworden door de interface. Nu hebben we zelfs niet meer een muis nodig, we gebruiken slechts onze vingers. De media ontwikkelt zich, komt met nieuwe vormen. Oude vormen blijven echter wel bestaan, het is niet zo dat deze volledig worden vervangen. Nieuwe technologieën lijken bij de introductie vaak ook heel ingewikkeld.
De PC zelf veranderde in de jaren 90 niet echt veel. Wel veranderden de interface en vooral de role-playing games. In de jaren 70 waren de eerste arcade games te spelen. Adventure en role-playing games waren bijna alleen nog op tekst gebaseerd. Men moest vragen beantwoorden of stellen. Gedurende de jaren 90 werden games steeds visueler. Door de snellere computer, de verhoogde capaciteit en natuurlijk het internet konden Massively Multiplayer Online Role-Playing Games worden gespeeld, bijvoorbeeld World of Warcraft. Ook andere games worden in de jaren 90 steeds aantrekkelijker en visueel beter. Games worden uitgerust met 3D graphics, zoals Doom (1993), Tomb Raider (1996) en Super Mario 64 (1996). Er konden echt ruimtes worden gecreëerd om te ontdekken. De gameindustrie maakte bijna net zoveel omzet als de filmindustrie.
Internet zorgde voor de grootste veranderingen in lange tijd. De betekenis en rol van de PC veranderde helemaal met de komst van het internet, het werd een middel van communicatie. Internet bestond al eerder maar werd pas echt wereldwijd gebruikt vanaf de jaren 90. Tegelijkertijd met de NASA werd het ARPANET opgericht in 1969, een digitaal computernetwerk om groot en vooruitstrevend technisch onderzoek mogelijk te maken. Ook universiteiten begonnen in die tijd al computers te verbinden. Het internet is gedefinieerd door protocollen als TCP/IP (1983). Het netwerk is gedistribueerd door middel van packet switching, oftewel er is altijd meer dan een verbinding. Het internet biedt verschillende diensten: one to one, one to many, many to many. Email bestond vanaf 1971 en Bulletin Board Systems vanaf 1978. Internet was wel sociaal maar nog niet echt toegankelijk, dat werd het pas vanaf 1993. Vanaf dat moment wordt het web commercieel gemaakt door de Internet Service Providers. De grafische interface wordt clickable door de Mosaic browser en Amazon en Yahoo zorgen ervoor dat gebruikers hun weg makkelijk kunnen vinden. Tim Berners-Lee legde de basis voor het hedendaagse World Wide Web met HTML en URLs. Teksten zijn verbonden door hypertexts en daarmee erg toegankelijk. Toch is er wel een asymmetrische structuur. Sommige teksten worden namelijk veel vaker gelezen en hebben veel meer verwijzingen gekregen dan andere. Web directories en search engines gingen deze verwijzingen controleren. Sites werden gesorteerd op populariteit.
Cyberspace
Internet werd als een alternatieve werkelijkheid gezien, een ruimte zonder fysieke en topografische beperkingen. William Gibson noemde het internet daarom cyberspace in 1982, Howard Rheingold noemde het de virtuele realiteit of virtuele gemeenschap in 1991. Games zouden ook een alternatieve werkelijkheid zijn. Door middel van games hebben we de mogelijkheid tot sociaal contact onafhankelijk van identiteit en lichaam. Sherry Turkle beschreef in het boek Life on the screen dat mensen nieuwe kunstmatige identiteiten creëren om daarmee aan de beperkingen van hun eigen identiteit te ontsnappen. We doen daarom aan ´manufacturing of identities´.
De Electronic Frontier Foundation uit 1990 wilde ervoor zorgen dat de rechten van het individu in deze nieuwe omgeving niet worden beperkt. Nieuwe en vrije samenlevingsvormen moeten kunnen worden gemaakt. John Perry Barlow sprak in 1996 van ´A Declaration of Independence of Cyberspace´.
Einde van de cyberspace
Het internet is niet meer een tweede werkelijkheid, het is een verlenging van het dagelijkse leven geworden. Het is geen onafhankelijk medium voor het individu geworden, bedrijven spelen juist een grote rol. De traditionele media zijn nog steeds dominant en het internet wordt vooral ingezet voor commercieel gebruik. Het internet wordt niet gebruikt om een andere identiteit aan te nemen, maar om met andere mensen in contact te komen als jezelf. Het wordt gebruikt als integratie in het gewone leven. Begin 2000 zien we dat bij bijna alles wat we doen, computers een rol spelen: ubiquitous computing (Mark Weiser, 1991).
Add new contribution