Megalim Investments BV/De Veenbloem BV - Arrest

Megalim Investments BV/De Veenbloem BV (HR 09-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2833, NJ 2017/2)

Casus

Diamond Invest B.V. heeft aan De Veenbloem een bedrijfsruimte verhuurd. Diamond Invest heeft uit hoofde van de huurovereenkomst een vordering op De Veenbloem van € 11.000,--.

Megalim heeft een pandrecht op deze vordering en heeft daarvan mededeling gedaan aan De Veenbloem. Omdat De Veenbloem niet betaalde, heeft Megalim de rechtbank verzocht het faillissement van De Veenbloem uit te spreken. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen op de grond dat Megalim als pandhouder niet de bevoegdheid heeft het faillissement van De Veenbloem aan te vragen. De vraag die speelt is of Megalim als pandhouder bevoegd is het faillissement van De Veenbloem aan te vragen.

Hof

Ook het hof oordeelde dat het faillisementsverzoek van Megalim als pandhouder moest worden afgewezen. Een pandhouder is niet bevoegd om het faillissement van de debiteur aan te vragen, omdat hij geen schuldeiser van de schuldenaar van de verpande vordering is en deze bevoegdheid ook niet uit het pandrecht volgt. Het hof stelt dat de pandgever de schuldeiser is en blijft, ondanks het feit dat na mededeling van de verpanding de pandhouder inningsbevoegd is.

Hoge Raad

In cassatie klaagt Megalim o.a. dat het hof heeft miskend dat een inningsbevoegde pandhouder wél bevoegd is het faillissement van de schuldenaar aan te vragen.

Volgens de Hoge Raad is het hof uitgegaan van een te beperkte uitleg van art. 3:246 lid 1 BW.

De Hoge Raad stelt: “De in art. 3:246 lid 1 BW bedoelde inningsbevoegdheid (zie hiervoor in 3.3.3) omvat de bevoegdheid tot verhaal van de vordering op het vermogen van de schuldenaar. Daartoe staan de pandhouder de middelen ten dienste die vóór de mededeling van het pandrecht aan de pandgever als schuldeiser toekwamen, zoals die tot uitwinning van de aan de vordering verbonden zekerheidsrechten (HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3619, NJ 2016/34). Ook de bevoegdheid tot het aanvragen van het faillissement van de schuldenaar strekt tot verhaal van de vordering op diens vermogen. Daarom moet de houder van een pandrecht op een vordering vanaf het moment dat dit pandrecht aan de schuldenaar is medegedeeld, worden aangemerkt als schuldeiser in de zin van art. 1 lid 1 Fw.”

Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof.

Kern

Is een openbare, en dus inningsbevoegde, pandhouder (art. 3:246 BW) bevoegd het faillissement van de panddebiteur aan te vragen? Iemand die houder is van een openbaar pandrecht op een vordering, kan vanaf het moment dat het pandrecht aan de schuldenaar van de vordering is medegedeeld, worden aangemerkt als schuldeiser (art. 1 lid 1 Fw). Dat wil zeggen dat de openbaar pandhouder bevoegd is het faillissement van de schuldenaar/panddebiteur aan te vragen.

 

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org
Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
Search a summary, study help or student organization