Oefententamens Inleiding Europees Recht - UU
- 4338 reads
Gebaseerd op het vak zoals gegeven in 2012/2013 aan de Universiteit van Amsterdam
Welke van de volgende rechtsgronden beschrijft de bijzondere wetgevingsprocedure?
A. Art. 352 VWEU
B. Art. 114(1) VWEU
C. Art. 82(1) VWEU
D. Art. 168(5) VWEU
De Tabaksreclame zaak gaat in essentie over:
A. De naleving van de EU-wetgeving met betrekking tot het beginsel van bevoegdheidstoedeling (ook bekend als het attributiebeginsel).
B. De naleving van de EU-wetgeving met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel.
C. De naleving van de EU-wetgeving met betrekking tot het evenredigheidsbeginsel.
D. De naleving van de EU-wetgeving met betrekking tot mensenrechten.
De term rechtstreekse werking verwijst naar:
A. De manier waarop EU-richtlijnen moeten werken in de lidstaten.
B. De status van EU-wetgeving in de nationale rechtsorde van de lidstaten.
C. Beide concepten onder A en B genoemd.
D. Geen van de concepten onder A en B genoemd.
Uit de zaak Costa/ENEL blijkt dat:
A. Al het EU-recht voorrang heeft boven alle nationale wetgeving.
B. Het EU-recht voorrang heet boven het nationale recht, met inbegrip van het nationale constitutionele recht.
C. Alle EU-wetgeving indirect effect heeft.
D. De status van het EU-recht onafhankelijk is van de nationale rechtsorde van de EU-lidstaten.
Het primaat van de EU-wetgeving betekent dat:
A. EU-wetten rechtstreeks voor de nationale rechter van een lidstaat kunnen worden ingeroepen.
B. In het geval van een conflict met de nationale wetgeving, de EU-wetgeving zal prevaleren.
C. EU-wetgeving wordt onderworpen aan de nationale grondwetten van de lidstaten.
D. Het Europees Hof van Justitie altijd bevoegd is om een vraag van een nationale rechter te beantwoorden.
Onder de gewone wetgevingsprocedure:
A. Kan noch het Europees Parlement noch de Raad van Ministers de goedkeuring van een EU-wet blokkeren.
B. Kan het Europees Parlement de goedkeuring van een EU-wet niet blokkeren.
C. Kan de Raad van Ministers de goedkeuring van een Eu-wet niet blokkeren.
D. Kan zowel het Europees Parlement als de Raad van Ministers de goedkeuring van een EU-wet blokkeren.
Een van de taken van de Europese Commissie is:
A. Om juridische geschillen in de Europese Unie op te lossen.
B. Om wetgevingshandelingen van de Unie voor te stellen.
C. Om de openbare orde in de lidstaten te handhaven.
D. Om de belangen van de afzonderlijke EU-lidstaten te vertegenwoordigen.
Nationale rechterlijke instanties van de lidstaten van de EU kunnen niet:
A. Een EU-richtlijn geldig verklaren.
B. EU-wetgeving zelfstandig toepassen.
C. Prejudiciële vragen stellen aan het Europees Hof van Justitie op grond van artikel 267 VWEU.
D. Een EU-verordening ongeldig verklaren als het in strijd is met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Het Europees Parlement zal:
A. Kandidaten voorstellen voor een functie van Europees Commissaris.
B. Wetgeving inzake de interne markt vaststellen, zonder medewerking van de Raad.
C. EU-wetgeving vaststellen samen met de Europese Raad.
D. De nieuwe voorzitter van de Europese Commissie verkiezen.
De Europese Commissie:
A. Moet ontslag nemen nadat het Europees Parlement motie van afkeuring heeft aangenomen.
B. Kan de Raad van Ministers ontbinden en vragen om nieuwe Europese verkiezingen.
C. Benoemt de leden van het Europees Parlement.
D. Kiest de leden van het Hof van Justitie van de EU.
Het subsidiariteitsbeginsel zorgt ervoor dat:
A. De Europese Unie alleen zal optreden als de doelstellingen van het overwogen optreden niet door de lidstaten worden verwezenlijkt.
B. De Europese Unie niet wetgevend optreedt op het gebied van wetgeving die onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten van de EU valt.
C. De Europese Unie altijd in overeenstemming handelt met de mensenrechten.
D. De Europese Unie geen verplichtingen zal opleggen aan burgers die niet nodig zijn om een bepaald beleidsdoel te bereiken.
Een voorbeeld van secundair Unierecht:
A. Art. 114 VWEU.
B. De constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben.
C. Het kaderbesluit van de Raad over het Europees aanhoudingsbevel.
D. Het Handvest van de grondrechten van de EU.
Welke van de volgende gebieden van het beleid is een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie?
A. Bescherming van de volksgezondheid.
B. Bescherming van de consument.
C. De gemeenschappelijke handelspolitiek.
D. Transport.
Een richtlijn, aangenomen door de EU-instellingen,:
A. Bevat een termijn voor de uitoering ervan door de EU-lidstaten in hun interne rechtsorde.
B. Heeft rechtstreekse werking na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad.
C. Moet in overeenstemming met de 'gewone wetgevingsprocedure' worden vastgesteld.
D. Heeft betrekking op een gedeelde bevoegdheid.
A (Hoofdstuk 3, par. 9)
A (Hoofdstuk 2, par. 5)
A (Hoofdstuk 1, par. 4)
B (Hoofdstuk 2, par. 5)
A (Hoofdstuk 2, par. 8)
B (Hoofdstuk 8, par. 2)
C (Hoofdstuk 2, par. 8)
A (Hoofdstuk 8, par. 1)
D (Hoofdstuk 10, par. 1)
D (Hoofdstuk 2, par. 4)
A (Hoofdstuk 10, par. 1)
B (Hoofdstuk 8, par. 1)
D (Hoofdstuk 2, par. 8)
C (Hoofdstuk 7, par. 2)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1090 |
Add new contribution