Samenvatting artikel over Onderwijsproblemen en Leerproblemen
Artikel Hallahan & Kaufman – Leerlingen met beperkingen
1. Definitie
Wanneer een kind problemen had met leren, maar wel een normale intelligentie had, werden voor 1960 verschillende termen gebruikt als trage leerling, dyslecticus, waarnemingsbeperkt of minimal brain injury. Er zaten beperkingen aan alle benamingen. De term minimal brain injury werd gebruikt voor kinderen die wel het gedrag lieten zien van een echte hersenbeschadiging, maar waarbij de hersenscan geen afwijkende structuren liet zien. De term is niet meer zo populair als dat het geweest is, vanwege diagnosticerende beperkingen. Een ‘trage leerling’ was niet een ‘trage leerling’ in alle leeraspecten, iemand die slecht was in wiskunde kon geen ‘dyslecticus’ genoemd worden en een waarnemingsbeperking was slechts een deel van het probleem. Daarom heeft Samuel Kirk in 1960 de algemene term ‘leerstoornis’ geïntroduceerd. Verschillende definities zijn eraan gegeven, de meest invloedrijke zijn de bondsdefinitie van de overheid en de definitie van de National Joint Committee on Learning Disabilities (NJCLD).
De Amerikaanse overheidsdefinitie van 1977
Algemene definitie: Er is sprake van een leerstoornis als er een stoornis is in een of meer psychologische processen die met communicatie te maken hebben. De mogelijkheid tot luisteren, denken, praten, lezen, schrijven, spellen of rekenen is gebrekkig.
Bij deze algemene definitie is sprake van een van de volgende toevoegingen:
inclusief beperkingen: wanneer er sprake is van beperkingen in de waarneming, hersenbeschadiging, minimal brain disfunction, dyslexie of afasie;
zonder beperkingen: wanneer er geen sprake is van andere beperkingen.
De definitie van de National Joint Committee on Learning Disabilities (NJCLD)
Het NJCLD was het op een zevental gebieden niet eens met de overheidsdefinitie:
Psychologische processen: niet psychologische processen, maar perceptuele processen of motorisch-perceptuele processen zouden het onderliggende probleem van leerstoornissen zijn;
Het weglaten van de innerlijke natuur van leerstoornissen: volgens het NJCLD is er een beschadiging in het centraal zenuwstelsel bij kinderen met een leerstoornis;
Het weglaten van de volwassenheid: leerproblemen zouden levenslang zijn;
Het weglaten van zelfregulatie- en interactieproblemen;
Moeilijk te definiëren termen: zoals beperkingen in de waarneming, dyslexie en minimal brain dysfunction;
Exclusievoorwaarden: Volgens het NJCLD kan er sprake zijn van een leerstoornis door een op zich staande beperking;
Spelling: Hoort volgens het NJCLD bij schrijven.
Hierdoor wordt de definitie volgens het NJCLD:
Een leerstoornis is een algemene term die gebruikt wordt voor een heterogene groep van beperkingen die zich manifesteren bij significante problemen in het leren en gebruiken van luisteren, denken, praten, lezen, schrijven of rekenen. Deze problematiek wordt veroorzaakt door een beschadiging van het centraal zenuwstelsel en zal gedurende het leven blijven voortduren. Er kunnen problemen zijn met zelfregulatie en sociale waarneming of –interactie die op zichzelf het probleem niet vormen.
2. Identificatieprocedures
Er zijn verschillende manieren om leerstoornissen te identificeren. Hier worden achtereenvolgens de prestatie-vermogen discrepantie en de beantwoording aan de interventie besproken.
Prestatie-vermogen discrepantie-test van de Amerikaanse overheid
De bedoeling van de test is om de samenhang vast te stellen tussen de mogelijke prestaties (vermogen, IQ) en de daadwerkelijk behaalde prestaties. Als hierin een significante discrepantie te zien is, kunnen we spreken van een leerstoornis.
Deze test heeft echter zijn beperkingen. Zo kan de discrepantie niet voor elk kind (denk aan jonge kinderen die net leren lezen en schrijven) niet goed vastgesteld worden en is de uitkomst van de test onderhevig aan grote fluctuaties per kind.
Beantwoording aan de interventie (response to intervention (RTI))
Deze manier van testen bevat de volgende onderdelen na de implementatie van de interventie:
‘Gemiddeld goede’ instructie van de eigen docent;
Individuele voortgang is bijgehouden;
Andere instructie wanneer er geen reactie op de interventie is;
Individuele voortgang wordt wederom bijgehouden;
Speciale school wanneer er nog geen reactie op de interventie is
3. Prevalentie
Van de studenten van 6-17 jaar heeft volgens de Amerikaanse overheid 5-6% een leerstoornis. Meer dan de helft van alle kinderen op een speciale school hebben een leerstoornis.
Steeds meer kinderen met een leerstoornis
De categorie leerstoornissen is verdubbeld sinds 1976-1977. Verschillende niet-wetenschappelijk ondersteunde redenen worden genoemd, zoals overidentificatie door leraren en sociaal-culturele veranderingen die verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van leerstoornissen, zoals armoede. Ook zou het kunnen dat er studenten gediagnosticeerd worden met een leerstoornis, waar voorheen gesproken werd van een verstandelijke handicap.
Geslachtsverschillen
Jongens hebben drie keer meer kans op het hebben van een leerstoornis dan meisjes. Dit zou te maken kunnen hebben met een aangeboren biologische kwetsbaarheid. Ook wordt verwijzingsbias genoemd als oorzaak, omdat jongens sneller naar een speciale school gestuurd zouden worden.
4. Oorzaken
Iemand met een leerstoornis heeft de symptomen van iemand die een hersenbeschadiging heeft gehad. Omdat bij mensen met leerstoornissen geen bewijs kan worden gevonden voor een hersenbeschadiging wordt ervan uitgegaan dat zij last hebben van een disfunctionerend centraal zenuwstelsel. Dit kan worden aangetoond met een viertal technieken: magnetic resonance imaging (MRI), functional magnetic resonance imaging (fMRI), functional magnetic resonance spectroscopy (fMRS) en positron emission tomografy (PET) scans.
Een MRI laat zien hoe het brein in elkaar zit en welke gebieden disfunctioneren door middel van radiogolven. De fMRI en de fMRS laten zien welke gebieden actief zijn gedurende het uitvoeren van een taak. De PET-scan wordt ook gebruikt om te zien welke gebieden van de hersenen actief zijn bij het uitvoeren van een taak door middel van het opvangen van het signaal dat een radioactief middel, dat in de hersens is geïnjecteerd, uitzendt.
Wetenschappers hebben dit alleen getest op mensen met extreme leerstoornissen en zodoende is het onbekend of de bevindingen tot alle personen met leerstoornissen gegeneraliseerd mag worden. Maar de vraag blijft: hoe komt het dat iemand een disfunctie heeft in het centraal zenuwstelsel? Het antwoord laat zich vinden op drie gebieden: genetische factoren, teratogenen, en medische factoren.
Genetische factoren
Het is gebleken dat leerstoornissen erfelijk zijn. Dit is gebleken uit gezinsstudies en erfelijkheidsstudies.
Gezinsstudies onderzoeken in hoeverre een bepaalde eigenschap voorkomt in het gezin. Van kinderen met leerstoornissen hebben 35%-45% ook een ouder met leesproblemen. Als beide ouders leesproblemen hebben, gaat dit percentage drastisch omhoog. Deze bevindingen kunnen liggen aan omgevingsfactoren, immers: als ouders leesproblemen hebben, is het voor hen moeilijker om de volgende generatie goed te leren lezen.
Om de omgevingsfactoren in het onderzoek uit te sluiten zijn erfelijkheidsstudies in het leven geroepen. In een erfelijkheidsonderzoek wordt de prevalentie van een bepaalde conditie vergeleken tussen eeneiige en twee-eiige tweelingen. Wanneer een eerste eeneiige en een eerste twee-eiige tweeling een leerstoornis heeft, heeft de tweede eeneiige tweeling meer kans om ook een leerstoornis te hebben dan de andere twee-eiige tweeling.
Teratogenen
Teratogenen zijn invloeden van buiten de baarmoeder, waardoor een foetus niet normaal kan ontwikkelen. Hierdoor zouden problemen in het centraal zenuwstelsel kunnen ontstaan.
Medische factoren
Er zijn verschillende medische aandoeningen waardoor een kind een leerstoornis kan ontwikkelen. Voorbeelden zijn premature geboortes of AIDS bij kinderen.
5. Beoordeling
Er zijn vier manieren om leerproblemen bij kinderen te beoordelen: de gestandaardiseerde prestatiebeoordeling, de formatieve beoordeling, de informele beoordeling en de authentieke beoordeling.
Gestandaardiseerde prestatiebeoordeling
Deze beoordeling wordt vaak gebruikt door leraren en psychologen. Voorbeelden hiervan zijn WIAT-II, die test aan de hand van de gebieden waarop leerstoornissen gedefinieerd worden volgens de Amerikaanse staatsdefinitie, de WISC, die discrepantie test tussen de behaalde testscores en de mogelijke testscores en verschillende tests die specifieke gebieden testen. De testen zijn gestandaardiseerd, dus kan een individueel persoon vergeleken worden met een normgroep.
Nadeel van deze tests is dat zij alleen testen of het kind een leerstoornis heeft, maar dat het niet aangeeft waardoor het komt en wat de problemen zijn.
Formatieve beoordeling
Hierbij wordt de leerling als zijn eigen norm gezien en wordt voortgang van de individu gemeten. Er zijn vele beoordelingen die gebruikt worden, maar bevatten altijd de volgende kenmerken: De eigen leraar test het kind, directe beoordeling van het gedrag, de beoordeling wordt in de tijd herhaald, er wordt gewerkt aan de hand van doelen (criterion-referenced testing) en de leraar evalueert de gebruikte educatiemethodes en past die desnoods aan.
Informele beoordeling
Door de leraar wordt beoordeeld op welk vlak een leerling goed is en waar het problemen heeft (error analysis). Als dat is op het gebied van lezen kan een leraar een IRI (informal reading inventory) gebruiken om het leesniveau van de leerling te bepalen door middel van leeslijsten in oplopende moeilijkheid. Zo kan een leraar leeswerk op niveau van zijn leerling afstemmen.
Authentieke beoordeling
Hier wordt een leerling getest op kritisch denken en probleemoplossingvermogen in situaties in het dagelijks leven. Hier kan bijvoorbeeld gewerkt worden met portfolio’s, een verzameling van door leraar opgegeven en door de leerling gemaakt werk. Deze beoordeling is echter tijdrovend.
6. Psychologische en gedragskarakteristieken
De leerling met leerproblemen ondervindt problemen op verschillende vlakken: academische vaardigheden, perceptuele, motorische en coördinatieproblemen, onoplettendheid en hyperactiviteit, problemen met het geheugen, onthouden en metacognitieve vaardigheden, sociaal-emotionele problemen en motivatieproblemen.
Academische vaardigheden
Leerproblemen manifesteren zich ten eerste in het lezen van een leerling. Hij kan bij het lezen problemen ondervinden in verschillende onderdelen:
Decoderen: het omzetten van geschreven naar gesproken taal;
Fonologische discriminatie: de vaardigheid een spraakstroom in kleinere onderdelen op te delen;
Fonemische discriminatie: de vaardigheid een woord op te delen in geluiden (fonemen);
Vlot lezen: de vaardigheid om vloeiend te lezen in een normaal tempo;
Begrijpend lezen: de vaardigheid te begrijpen wat er gelezen is.
Ten tweede hebben leerlingen met een leerstoornis problemen met geschreven taal. Dat kan op verschillende domeinen: handschrift, spelling en compositie van een tekst.
Vervolgens hebben kinderen met een leerstoornis problemen met gesproken taak op de volgende gebieden:
Syntaxis: grammatica;
Semantiek: betekenis van woorden;
Fonologie: het opdelen van woorden in geluiden en het maken van nieuwe woorden;
Pragmatiek: het sociale gebruik van taal.
Leerlingen met een leerstoornis hebben ook problemen met rekenen en wiskunde, wat kan komen door het inefficiënte gebruik van probleemoplossingsstrategieën.
Perceptuele, motorische en coördinatieproblemen
Leerstoornissen kunnen gepaard gaan met visuele en/of auditieve problemen. Daarnaast kunnen er problemen zijn met de fijne of grove motoriek en verschillende leerlingen met leerstoornissen zijn erg onhandig en hebben coördinatieproblemen.
Onoplettendheid en hyperactiviteit
Er zijn onder leerlingen problemen gesignaleerd in oplettendheid en die gaan gepaard met hyperactiviteit en impulsiviteit. Als de problemen ernstig zijn, kunnen leerlingen gediagnosticeerd worden met ADHD.
Problemen met het geheugen, onthouden en metacognitieve vaardigheden
Geheugenproblemen bij een leerstoornis manifesteren zich minstens op twee gebieden: het korte termijngeheugen (het onthouden en reproduceren van net verkregen informatie) en het werkgeheugen (informatie onthouden terwijl een andere taak gedaan wordt). Dit kan komen doordat leerlingen geen strategieën gebruiken om de informatie te onthouden, zoals leerlingen zonder leerstoornissen wel doen. Dit kan echter wel geleerd worden. Een voorbeeld is de strategie: ezelsbruggetjes of geheugensteuntjes (mnemoniek) om een persoon dingen te helpen onthouden.
Problemen in de cognitie houden in dat er moeilijkheden zijn met probleemoplossing en het inefficiënte gebruik van strategieën.
Metacognitie bestaat uit drie componenten waar leerlingen meer leerstoornissen problemen bij ondervinden: de mogelijkheid taken te herkennen, taken selecteren en daarop aansluitende strategieën implementeren en de uitvoering van de taak monitoren en aanpassen.
Sociaal-emotionele problemen
Niet alle leerlingen met een leerstoornis hebben significante sociaal-emotionele problemen. Toch wordt het hebben van een leerstoornis gezien als een risicofactor, door een defect aan het sociale-cognitievlak in de hersenen. Er kunnen problemen zijn met het zelfvertrouwen en het verplaatsen in anderen. De term non-verbale leerstoornis wordt gebruikt voor leerlingen met leerproblemen in de sociale vaardigheden, rekenen, ruimtelijk inzicht en tactische vaardigheden.
Motivatieproblemen
Leerproblemen gaan vaak gepaard met een externe locus of control, in plaats van een interne. Leerlingen hebben het idee dat hun leven geleid wordt door anderen dan zijzelf. Soms kan dat uitmonden in learned helplessness: een heftig ongeloof in het eigen kunnen en daardoor niet meer proberen zaken te bereiken.
Samenvatting geschreven door S.J. Blom
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1602 |
Add new contribution