
MC-vragen
Vraag 1
Wat is geen risicofactor voor het ontwikkelen van een psychotische stoornis?
- sekse
- migratie
- slechte hechting
- geboortecomplicaties
Vraag 2
Vrouwen worden vaker gedood door een partner met vermijdende persoonlijkheidsstoornis dan anti-sociale persoonlijkheidsstoornis.
- Waar
- Niet waar
Vraag 3
Dialectische therapie gaat uit van een biosociale verklaring van Borderline persoonlijkheidsstoornis. Onderzoekster Linehan stelt een interactie tussen invaliderende omgeving en emotionele disregulatie. Wat is volgens haar invaliderende omgeving en emotionele disregulatie?
- Emotionele disregulatie is een sterke respons op emotionele stimuli met een vertraagd niveau van terugkeer naar de baseline. Invaliderende omgeving is een omgeving waarbij de gevoelens van de patient worden verdraaid of ontkend.
- Emotionele disregulatie is een volledig verstoord beeld van emotie. Alle emoties voel je als een geheel. Emoties worden niet meer van elkaar onderscheiden. De invaliderende omgeving is dat mensen achter de rug van de patient om praten.
- Emotionele disregulatie wordt gezien als negatieve opvatting jegens zichzelf en anderen. Invaliderende omgeving wordt gekenmerkt door negatieve projecties jegens zichzelf en anderen.
- Emotionele disregulatie is een sterke respons om emotionele stimuli zonder vertraagd niveau, maar juist een overmatige terugkeer naar de baseline, waardoor er een discrepantie (afwijking) is. Invaliderende omgeving wordt gezien als een omgeving waarbij de patient juist de gedachten en gevoelens verdraait en ontkent.
Vraag 4
Persoonlijkheidsstoornissen worden onderscheiden in drie verschillende clusters, welk cluster omvat de ontwijkende, de afhankelijke en de obsessief compulsieve persoonlijkheidsstoornis?
- A (het "vreemde" excentrieke cluster)
- B (het "dramatische", emotionele, impulsieve cluster)
- C (het "angstige" cluster)
Vraag 5
Wanneer iemand psychologisch (genderidentiteit) en biologisch geslacht samenvallen noemt men dit een:
- cisgender
- egodystoon
- identiteitsdiffusie
- genderidentiteit
Vraag 6
Stelling: iemand met een opposititioneel opstandige stoornis (ODD) heeft vaak ook overeenkomsten met gedragsstoornis (conduct disorder = CD).
- Waar
- Niet waar
Vraag 7
Welke uitspraak is onjuist omtrent angststoornissen?
- Heeft een hoge comorbiditeit met depressie
- Abnormaliteit is de intensiteit van response niet in verhouding tot de ernst van de dreiging
- Abnormaliteit is de aard van de angstresponse zelf
- Er is sprake van subjectief lijden/hinder
Vraag 8
Wat is geen ondersteuning voor het transdiagnostische model bij angststoornissen?
- Cohen's Kappa (interbeoordelaar-betrouwbaarheid) valt bij veel DSM stoornissen tegen.
- Er bestaat een gezamenlijke gevoeligheid voor het ontwikkelen van angst- en stemmingsstoornissen.
- Een risicofactor voor het ontwikkelen van angststoornissen zijn overbeschermende ouders.
- Dezelfde behandeling kan effectief zijn bij verschillende stoornissen.
Open vragen
Vraag 1
Bij angstoornissen wordt vaak gebruik gemaakt van het conditioneringsmodel als onderzoeksparadigma. Leg kort uit wat met de US en CS wordt bedoeld.
Vraag 2
Wat is bij iemand met smetvrees de US en wat de CS?
Vraag 3
Noem drie mogelijke behandelingen voor PTSS (volgens het boek, het hoorcollege en het artikel).
Vraag 4
Wat is/zijn de gepaste interventies volgens de richtlijn voor ernstige gedragsproblemen bij mensen tot 12 jaar en vanaf 12 jaar?
Vraag 5
Wat is de voorloper op de antisociale persoonlijkheidsstoornis?
Vraag 6
Wat is het verschil tussen Type I enkelvoudige traumatisering versus Type II chronische traumatisering?
Antwoordindicatie MC-vragen
- C. Slechte hechting.
- A. Waar.
- A. Emotionele disregulatie is een sterke respons op emotionele stimuli met een vertraagd niveau van terugkeer naar de baseline. Invaliderende omgeving is een omgeving waarbij de gevoelens van de patient worden verdraaid of ontkend.
- C. Ofwel de angstige cluster.
- A. Cisgender.
- B. Niet waar. Iemand met CD heeft vaak ook overeenkomsten met ODD, maar dit is andersom niet het geval.
- C. Abnormaliteit is de aard van de angstresponse zelf. (College Van Den Hout)
- C. Dit is een ondersteuning voor het diagnose specifieke model en spreekt het transdiagnostische model dus juist tegen.
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Met de US wordt de ramp die iemand vreest bedoeld. Met de CS wordt de "voorspeller" van gevaar bedoeld.
Vraag 2
Bij iemand met smetvrees is de US bijvoorbeeld de besmetting met een bacterie en de CS het aanraken van een deurklink.
Vraag 3
- Imaginaire exposure therapie
- EMDR
- Cognitieve therapie
- Narratieve exposure therapie
- Beknopte eclectische psychotherapie
- Prolonged exposure
- Imaginaire rescripting
- Traumagerichte psychotherapie
- Trauma gefocuste therapie
- STAIR (enkel wanneer er sprake is van comorbiditeit)
Vraag 4
Tot 12 jaar: Ouderinterventies (+ eventueel CGT vanaf 8 jaar). Vanaf 12 jaar: Gezinstherapie en multisysteeminterventies, CGT (Residentiele interventies).
Vraag 5
Conduct disorder
Vraag 6
Type I: Bij enkelvoudig of herhaald trauma waarbij chronische (langdurige) traumatisering kan worden uitgesloten (bijv. eenmalig trauma in de jeugd en eenmalig in de volwassenheid).
Type II: Bij herhaaldelijke én chronische traumatisering. Dit komt meestal voor wanneer sprake is van herhaaldelijke traumatisering in de kindertijd (langdurig misbruik e.d.).
Dus niet het klachtenbeeld, maar het traumatisch verledne bepaalt de indicatie voor type I/II. (PTSS college)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Contributions: posts
Spotlight: topics
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution