Rabobank en De Lage Landen/ Deterink q.q. - Arrest

Rabobank en De Lage Landen/ Deterink q.q. (HR 13-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1910)

Casus

Het gaat in deze zaak om de uitleg van artikel 241c lid 2 Fw.

Art. 241c lid e FW stelt: een bodembeslag (van de ontvanger) dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak, die zich op de bodem van de schuldenaar bevindt en die niet aan hem toebehoort, kan niet wordt tegengeworpen aan de eigenaar van de zaak of, als daarop een pandrecht van een ander rust, aan die ander.

Rechtsvraag

De prejudiciële vraag die in cassatie moet worden beantwoord, luidt als volgt: “Dient artikel 241c lid 2 Fw zodanig ruim te worden uitgelegd dat een opeising van bezitloos verpande bodemzaken door de pandhouder bij exploot, tijdens een afkoelingsperiode in surseance van betaling, ertoe leidt dat het bodemvoorrecht van de fiscus niet aan de bezitloze pandhouder kan worden tegengeworpen, en zo ja, geldt die bescherming van de pandhouder alleen indien tijdens de afkoelingsperiode bodembeslag op die bodemzaken is gelegd of ook indien geen bodembeslag is gelegd maar het uitspreken van het faillissement verhindert dat de pandhouder het bezitloos pandrecht alsnog omzet in een vuistpand?”

Met andere woorden: geldt art. 241c lid 2 Fw mede ten behoeve van houder van stil pandrecht op aan een schuldenaar toebehorende zaak?

Hoge Raad

De Hoge Raad stelt: “Naar de bedoeling van de wetgever ziet art. 241c Fw uitsluitend op het geval van opeising van een aan een ander dan de belastingschuldige toebehorende zaak en dus niet mede op het geval dat de houder van een stil pandrecht op een aan de belastingschuldige toebehorende zaak, deze op de voet van art. 3:237 lid 3 BW opeist. Dat staat ook letterlijk in de tekst van deze bepaling: "Een beslag als bedoeld in art. 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990 dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak die zich op de bodem van de gefailleerde (schuldenaar) bevindt en die niet aan hem toebehoort".”

Gelet op de bedoeling van de wetgever, het wezenlijke verschil met het geval van arrest Singulus/Memox en het gegeven dat de in art. 241c lid 2 Fw aan derde-rechthebbenden geboden bescherming door het nieuwe art. 22bis Iw aanzienlijk is ingeperkt, stelt de Hoge Raad in deze prejudiciële vraag dat de in art. 241c lid 2 Fw neergelegde regel niet geldt ten behoeve van de houder van een stil pandrecht op een zaak van de belastingschuldige.

 

Image

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Samenvattingen: de beste jurisprudentie en arresten voor insolventierecht en faillissement samengevat

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org
Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
Search a summary, study help or student organization