Refah Partisi (Case 41310/98) - Arrest
Casus
Vier klagers behoren tot de Turkse politieke partij 'Refah', dat door het Constitutionele Hof is ontbonden op grond van het feit dat het, in strijd met de constitutionele wetgeving, een centrum van anti seculaire activiteiten was. De vier klagers krijgen ook een verbod opgelegd om politieke functies te vervullen. Volgens de klager is de beslissing van het Constitutionele Hof in strijd met het recht van associatie in de zin van artikel 11 EVRM.
EHRM
Het Hof geeft in haar uitspraak een hele lijst met algemene beginselen die in acht moeten worden genomen.
Was er een inbreuk? Ja.
Was de inbreuk bij wet voorzien? Ja, onder de regelgeving van de Turkse constitutie. De klagers moeten zich, gezien hun hoedanigheid als grote politieke partij, met veel juridische adviseurs, gerealiseerd hebben dat hun activiteiten wellicht een schending van de Turkse constitutie zouden kunnen opleveren.
Is er een legitiem doel? Ja, de doelen zijn neergelegd in artikel 11 EVRM.
Is het noodzakelijk in een democratische samenleving?
Bij de toepassing van de beginselen komt het Hof tot de conclusie dat er geen schending is geweest van art. 11 EVRM. De Turkse staat is niet buiten haar "margin of appreciation" (de ruimte voor de staat om zelf te beslissen) getreden; alhoewel deze ruimte in dit soort zaken niet groot is. Er was sprake van een "klemmende maatschappelijke behoefte". De plannen van de Refah partij zoals naar voren gebracht zijn niet te verenigen met de vereiste "noodzakelijk in een democratische samenleving". Er is dus geen inbreuk gemaakt op artikel 11 EVRM.
- 2561 reads
Add new contribution