Communication, marketing, pr and sales - Theme
- 14062 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Wat is APA?
De universitaire studie Psychologie gebruikt haar eigen wetenschappelijke taal aan de hand van bepaalde eisen die zijn opgenomen in de Public Manual of the American Psychological Association (APA). De stijl van schrijven aan de hand van deze eisen wordt de APA stijl genoemd.
Bij het schrijven van een opstel of onderzoekverslag, moet de APA stijl altijd worden gehanteerd. Deze stijl bestaat uit verschillende componenten, die hier stap voor stap behandeld zullen worden.
De kennis binnen de Psychologie blijft groeien zolang er onderzoek wordt gedaan. Kennis van onderzoek kan worden gedeeld door middel van een opstel of onderzoekverslag. Het is belangrijk om te weten hoe een opstel of onderzoeksverslag geschreven wordt; hiermee kun je kennis met anderen delen en kennis van anderen opdoen.
Verschil tussen een opstel en een onderzoeksverslag
Een opstel is het resultaat van onderzoek naar literatuur. Er wordt literatuur gelezen en geanalyseerd, zodat er een conclusie gesteld kan worden. Je genereert hierbij zelf geen gegevens, je onderzoekt bestaande gegevens. Het opstel beschrijft jouw onderzoek naar de literatuur. De bedoeling van een opstel is om de literatuur rond een bepaald onderwerp kritisch te bekijken, uitkomsten te evalueren en uiteindelijk conclusies te trekken over het onderwerp binnen de behandelde literatuur.
De tekst van een opstel loopt van begin tot eind vloeiend in elkaar over. Er zijn geen hoofdstukken of tussenkopjes. Het opstel bestaat wel uit de volgende elementen:
De inleiding, ongeveer twee paragrafen lang, maakt duidelijk wat er in de kern aan bod zal komen. In de kern zal de behandelde literatuur bekritiseerd worden en in de conclusie zal een bepaald argument aangesterkt worden.
Buiten deze inhoudelijke elementen wordt er nog een titel pagina en een abstract aan het begin en een referentielijst aan het einde van het opstel toegevoegd. Hoofdstuk 4 legt uit hoe je een opstel schrijft.
Een onderzoeksverslag is het resultaat van onderzoek waarbij je zelf gegevens genereert. Er wordt literatuur gelezen, ter verdieping in hetgeen wat jij gaat onderzoeken, maar die literatuur heeft geen invloed op jouw eigen conclusie. Het onderzoekverslag beschrijft jouw onderzoek naar nog onbekende gegevens.
De bedoeling van een onderzoeksverslag is om resultaten van jouw eigen onderzoek te verspreiden. Hierbij wordt eerst bestaande literatuur besproken. De belangrijkste bevindingen van andere studies met betrekking tot dit onderwerp komen aan bod, maar kern van het verslag bestaat uit de resultaten die uit jouw onderzoek kwamen.
Een onderzoeksverslag heeft de volgende structuur.
Buiten deze inhoudelijke structuur wordt er nog een titelpagina en een abstract aan het begin en een referentielijst aan het einde van het verslag toegevoegd. Hoofdstuk 5 legt uit hoe je een onderzoeksverslag schrijft.
Informatie zoeken
Stap 1 bij het schrijven van een opstel of onderzoeksverslag, is bepalen wat het onderwerp wordt waarover jij gaat schrijven.
Voor een opstel betekent dit dat je het onderwerp goed moet onderzoeken en goed door moet hebben wat je te doen staat om het onderwerp te verduidelijken voor jezelf en vervolgens voor de lezer.
Voor een onderzoeksverslag betekent dit dat je de bedoeling van jouw onderzoek goed moet bepalen en vast moet stellen wat jij verwacht te vinden met jouw onderzoek.
Stap 2 is het doorzoeken van de literatuur met betrekking tot jouw onderwerp. Kijk in boeken, tijdschriften en andere wetenschappelijke artikelen. Vergelijk hierbij oude en nieuwe literatuur. Misschien dat het een het ander vervangt. Er zijn verschillende manieren om naar de literatuur te zoeken. Deze manieren worden hieronder besproken.
Bibliotheek
Het is handig om een checklist van informatiebronnen bij te houden. Je blijft hierdoor niet zoeken op plekken waar je niks gaat vinden. Sommige bibliotheken gebruiken een online database waar je volledige informatie kunt vinden. Drie handige databases zijn:
Ook kun je informatie zoeken in Psychological Abstracts (bijna in elke universiteitsbibliotheek) en Sociale Sciences Citation Index (SSCI: een verzameling van artikelen die worden genoemd in publicaties).
Internet
Op het internet moet je erg selectief zijn in welke literatuur je kan gebruiken. Zoeken via een zoekmachine is onhandig, omdat het veel onbruikbare informatie geeft.
Handige manieren om op het internet te zoeken, zijn:
Als je informatie over jouw onderwerp zoekt via een algemene zoekmachine, zal je de informatie van bruikbare databases niet (snel) bereiken. Als je achter jouw zoekopdracht ‘database’ zet, heb je meer kans op het vinden van die informatie. Voor meer tips over in eerste instantie onbereikbare informatie, kun je kijken op ‘Finding Information on the Internet: A Tutorial’. Deze website is:http://www.lib.berkeley.edu/TeachingLib/Guides/Internet/InvisibleWeb.html
Dit zijn allemaal websites waarop je algemene, wetenschappelijke, informatie kan vinden.
Om wetenschappelijke informatie te vinden met betrekking tot Psychologie, kun je onderstaande websites gebruiken:
Kwaliteit van de literatuur
Voor een universitair opstel of onderzoeksverslag is het belangrijk dat de kwaliteit van de gevonden literatuur goed is. Op het internet moet je vaak zelf bepalen of informatie van goede kwaliteit is. Bepaal dat aan de hand van de volgende criteria:
De geloofwaardigheid. Zoek de auteur van de literatuur (anonieme literatuur is niet geloofwaardig). Bekijk de geschiedenis, kwalificaties en eerdere werken van de auteur. Kijk of het werk van de auteur is gecontroleerd. Welke organisatie verstrekt deze literatuur?
De nauwkeurigheid. Dit is een test om te weten of de informatie waar is. Hierbij moet je goed kijken of de informatie compleet is, of misschien een deel van een groter geheel. Het is belangrijk om te weten wat de informatie zegt.
De redelijkheid. Kijk of de informatie objectief, schappelijk, consistent en legaal verkregen is. De informatie moet gebalanceerd zijn, zonder emotionele of irrationele redeneringen. Het moet neutraal zijn, vrij van verkeerde bedoelingen.
De ondersteuning. Zoek uit of de gegeven informatie ondersteund kan worden. Kijk of de bron van de informatie te achterhalen is. De bron van de informatie die de literatuur geeft, moet gedocumenteerd zijn. Zonder documentatie van een bron, kan informatie aangepast zijn. Je moet zeker weten dat je de originele informatie hebt.
Gevonden literatuur herzien
Je kan niet alle gevonden literatuur lezen en gebruiken. Je moet artikelen gaan selecteren. Hierbij moet je kritisch kunnen denken. Hoofdstuk 3 legt uit hoe je kritisch moet interpreteren en evalueren.
Na geselecteerd te hebben welke artikelen je gaat gebruiken, ga je de informatie uit de geselecteerde artikelen halen. Hierbij stel je jezelf per artikel twee vragen:
Om dit te kunnen beantwoorden, moet je de artikelen twee keer lezen. De eerste keer om een beeld te krijgen van de inhoud en de tweede keer om belangrijke punten op te schrijven.
Doe dit gedetailleerd maar selectief. Schrijf jouw notaties zo op dat je de woorden van de auteur niet verdraait en de feiten niet uit hun context haalt. Zorg dat er een systeem zit in het noteren. Je wilt geen losse feiten hebben, maar samenhangende feiten waar je straks iets mee kan doen. Als je alle notaties uiteindelijk hebt, kun je ze verdelen in categorieën zodat je tijdens het schrijven van je stuk duidelijk ziet wat de voor- en tegenargumenten van een bepaald standpunt zijn.
Academische betrouwbaarheid
Om plagiaat te voorkomen, moet je de bron van gegeven informatie altijd noemen. Alleen zelfbedachte ideeën hebben geen bronverwijzing nodig. Om deze ideeën geloofwaardig over te brengen, kun je ze wel onderbouwen door middel van een bron. Zorg dat zelfbedachte ideeën echt zelfbedacht zijn, zodat er geen sprake is van plagiaat.
Als twee of meer studenten hetzelfde werk inleveren, is er sprake van collusie. Zorg dat je iets altijd vanuit jouw naam schrijft. Overleggen en samenwerken kan altijd, maar conclusies trekken en het uiteindelijke stuk schrijven doe je individueel.
Hoofdstuk 6 en 7 leggen uit hoe je andermans uitspraken gebruikt zonder plagiaat te plegen.
Hoofdstuk 8 legt uit hoe je een goede eindversie van jouw geschreven stuk krijgt.
Leestekens
Leestekens zorgen dat een tekst leesbaar is voor de lezer. Geen of verkeerde punctuatie maakt een tekst moeilijker om te lezen en kan zorgen voor verkeerde interpretatie. Het is daarom belangrijk om het juiste leesteken op het juiste moment te gebruiken.
Gebruik aan het einde van een zin een punt en daarachter twee spaties. Na een komma, puntkomma en dubbele punt gebruik je één spatie. Bij afkortingen en initialen gebruik je punten op de plek van missende letters.
Een komma wordt gebruikt om twee zinsdelen van elkaar te scheiden, een opsomming aan te geven, extra informatie aan een woord toe te voegen, een bijzin van de hoofdzin te onderscheiden en om het jaartal toe te voegen aan een referentie.
Als twee zinsdelen te sterk met elkaar verbonden zijn om een punt te zetten, maar te weinig verbonden zijn voor een komma, wordt een puntkomma gebruikt. Meestal wordt de puntkomma gebruikt om uitleg aan een zin toe te voegen of meerdere opsommingen van elkaar te scheiden.
Een dubbele punt wordt gebruikt om een opsomming aan te kondigen, een schaal en de tijd aan te geven en om de plaats van publicatie te onderscheiden van de naam van de uitgever. Na een dubbele punt wordt een hoofdletter gebruikt als er een zin volgt.
Een andere manier om een uitbreiding van een zin aan te duiden, is het gebruik van een ‘’em dash’’. Dit is het langste horizontale streepje en scheidt een zinsdeel van andere zinsdelen ('organisatie psychologen focussen zich op het verhogen van prestatiemotivatie –en productiviteit– op het werk').
Een korter horizontaal streepje, een ‘’en dash’’, wordt gebruikt om het bereik van iets aan te geven. De ‘’en dash’’ kan tussen twee getallen in staan, tussen twee plekken of steden, tussen twee tegenovergestelde begrippen, etc.
Het kortste horizontale streepje, een ‘’hyphe’’, wordt gebruikt om meerdelige woorden op te splitsen. Soms is dit omdat je het woord hoort te schrijven met een streepje, soms is het omdat er tussen het begin en het einde van een woord nog informatie komt (pre- and post-election polls) en soms is het om een voorzetsel met een ander woord te verbinden (anti-Taliban).
Dubbele aanhalingstekens worden gebruikt om een citaat te weergeven, bepaalde nadruk op een deel van een zin te leggen of een titel van een boek of artikel te weergeven. Enkele aanhalingstekens worden gebruikt om uitspraken binnen een citaat te benadrukken (zoals: David beargumenteerde: “De 'vervuiling' is erger dan de ziekte”). Om technische termen te benadrukken, worden geen aanhalingstekens gebruikt. Technische termen moeten schuin gedrukt worden weergeven (zoals: Nguyen (1999) gebruikte de term broadbanding om deze technologie te omschrijven).
Gebruik haakjes om incidentele of verklarende informatie toe te voegen, referentie citaten af te zetten, letters te benadrukken die een opsomming aangeven (zoals: Kritisch denken vraagt om (a) scepticisme, (b) objectiviteit en (c) open-minded zijn), om wiskundige elementen aan een zin toe te voegen of om een afkorting van een woord te geven (zoals: Het Australische Bureau van Statistieken (ABS) produceerde een rapport van landcijfers).
Gebruik vierkante haakjes als haakjes binnen andere haakjes, zoals: (Het aantal respondenten [24] was teleurstellend) of als iemand anders dan de auteur van de oorspronkelijke tekst informatie toevoegt (zoals: “Maslow's Pyramide van Behoeften [zie Figuur 6.2] zorgde voor menselijke behoeften in een hiërarchie van kracht of potentie”)
Een schuine streep of ‘’slash’’ wordt gebruikt om samengestelde alternatieven te onderscheiden, om het woord 'per' te vervangen (40 km/u) of om een teller en een noemer in de wiskunde te onderscheiden.
Spelling
Om de nieuwste correcte Engelse spelling te controleren, kun je kijken op www.apastyle.org. Een paar Engelse woorden die vaak fout gespeld worden:
Accept (werkwoord voor ontvangen of nemen) en except (het woord 'behalve').
Affect (werkwoord voor indruk maken of effect hebben) en effect (het woord 'resultaat'). Its (woord om eigendom aan te duiden) en it's (samenvoeging van 'it is').
Practice (woord voor oefening, herhaling) en practise (werkwoord voor beheersen, zorgen voor). Principal (woord voor de bovenste in een rang, hoge pief) en principle (het woord 'principe')
Nederlandse woorden die vaak fout geschreven worden, zijn: Onmiddellijk, verrassing, parallel, door middel van.
Hoofdletter gebruik
Hoofdletters worden gebruikt aan het begin van een zin, achter een dubbele punt (als er een hele zin volgt), aan het begin van elk woord in de titel van een boek of artikel, in een naam en bij aanduiding van een specifiek figuur of tabel (zoals 'zie Figuur 6.2').
Afkortingen en acroniemen
Vermijd te veel gebruik van afkortingen en acroniemen, zeker als de lezer niet bekend is met deze termen. Ongebruikelijke acroniemen kunnen beter niet gebruikt worden. De eerste keer dat je een acroniem gebruikt, moet het woord uitschrijven en het acroniem tussen haakjes zetten, tenzij het acroniem algemeen bekend is (AIDS, HIV, etc.). Hoewel sommige acroniemen veel gebruikt worden in een bepaald vakgebied, moeten eerst de uitgeschreven woorden genoemd worden (unconditioned stimulus (US), short-term memory (STM), etc.)
Koppen
Gebruik koppen om werk onder te verdelen in delen en subdelen. Deze delen moeten zorgen voor een logische structuur die de lezer door de tekst leidt. Volgens het APA model mag je maximaal 5 niveaus van koppen hebben, hoewel drie of vier waarschijnlijk genoeg is. Gebruik altijd hetzelfde niveau voor koppen met onderwerpen die gelijk zijn in belang en vermijd nummers in de koppen. Het is beter om onder de eerste kop géén sub koppen te gebruiken in plaats van één sub kop.
De stijl van de titel en subtitels, is als volgt:
Kop 1 wordt gecentreerd en dik gedrukt, zonder Punt
Kop 2 begint ter hoogte van de bestaande tekst, zonder Punt
Kop 3 begint met een tab en eindigt met een punt.
Kop 4 begint met een tab, is schuingedrukt en eindigt met een punt.
Kop 5 begint met een tab, is niet meer dik gedrukt en eindigt met een punt.
Let op: In kop 1 en kop 2 worden zelfstandig naamwoorden met een hoofdletter geschreven. Kop 1, kop 2 en kop 3 eindigen met een punt. Kop 1 t/m kop 4 zijn dik gedrukt. Kop 4 en 5 zijn schuin gedrukt en de tekst na de kop begint na de punt, nog op dezelfde regel.
De inleiding van een tekst krijgt niet het kopje 'inleiding' of een andere titel met de stijl van kop 1. De inleiding van de tekst krijgt als kop een totale herhaling van de titel van het hele werk. Gecentreerd, bovenaan de pagina.
Opsomming en volgorde
Bij een opsomming van drie of meer items, wordt een opsomming aangegeven door (a) het eerste, (b) het tweede, en (c) het derde deel van de opsomming op deze manier te noteren. Tussen de opgesomde delen staan komma's. Als in een deel van een opsomming al een komma staat, scheidt ze dan van elkaar met een puntkomma. Als er voor de opsomming een dubbele punt staat, schrijf dan het eerste deel in de opsomming met een hoofdletter.
Een opsomming kan ook bestaan uit delen die elk een zin afmaken. Opgesomde zinnen worden geschreven
Als verschillende paragrafen samen een opsomming zijn, laat ze dan beginnen met een nummer dat volgt op het nummer van de vorige paragraaf en sluit ze af met een punt. Als de volgorde van de paragrafen niks uitmaakt, kun je ze laten beginnen met een rondje of vierkantje in plaats van een nummer.
Cijfers
Het bereik van cijfers wordt niet aangegeven met een aanhalingsteken, maar met schuin gedrukte begrenzing die tussen haakjes achter het cijfer staat. Bijvoorbeeld: De items werden geordend op een schaal van 1 (geen plaatje) tot 5 (duidelijk en helder plaatje)
Een getal wordt opgeschreven door middel van woorden als er een bepaalde hoeveelheid tijd wordt aangegeven, als het getal aan het begin van een zin staat en als het getal veel samen wordt uitgesproken met een ander woord ('hij zit in groep 6').
Als er sprake is van een precieze meting, de tijd van de klok, de hoeveelheid van geld of de plaats in een rangorde, worden cijfers gebruikt. Voor nummers boven de 999 worden komma's gebruikt.
Als er twijfel is, worden getallen tot en met tien uitgeschreven met woorden. Getallen vanaf 11 worden uitgeschreven met cijfers. Woorden en cijfers worden samen gebruikt als ze gecombineerd worden. Bijvoorbeeld: 'De eerste 20 minuten'.
Voetnoten
Vermijd het gebruik van voetnoten zoveel mogelijk. Voetnoten worden gebruikt als ze de tekst aanzienlijk verduidelijken. Voetnoten staan meteen achter de punt van de zin waar ze naar verwijzen. Een voetnoot staat in de lucht en begint vanaf nummer 1. De stukken tekst waar voetnoten naar verwijzen, worden onder elkaar opgesomd in een aparte sectie aan het einde van het werk. De titel 'Voetnoten' moet gecentreerd zijn en beginnen met een hoofdletter. De nummers waar de voetnoten in de tekst naar verwijzen, moeten bij de uitleg aan het begin van de voetnoot staan.
Vier typen voetnoten verschijnen in APA artikelen: Voetnoten die informatie geven over de auteur, over de inhoud, over de auteursrechten, en voetnoten als notities bij tabellen. Kijk in de APA manual voor een uitleg hoe je dit goed en duidelijk moet doen.
Grammatica
Slechte grammatica geeft de lezer meteen een slechte indruk van de professionaliteit van de auteur. Baseer de grammatica van een tekst niet op de controle van de computer maar controleer zelf de tekst en wees zeker van de juistheid.
Een actieve schrijfstijl is fijner om te lezen dan een passieve schrijfstijl. In een actieve schrijfstijl staat het onderwerp of aanzettende deel van een zin vóór het werkwoord. In een passieve schrijfstijl staat het lijdend voorwerp voor het werkwoord.
In het Nederlands worden er veel fouten gemaakt in de vervoegen van werkwoorden. Sommige vervoegingen van werkwoorden eindigen in de tegenwoordige tijd met dt, omdat de stam van het werkwoord met een -d is. In de verleden tijd eindigen werkwoorden nooit met -dt. Hieronder een tabel met de juiste vervoeging van een aantal werkwoorden.
Tegenwoordige tijd van het werkwoord: | worden | vinden | verwijderen | lopen |
Ik | word | vind | verwijder | loop |
Jij | wordt | vindt | verwijdert | loopt |
hij, u | wordt | vindt | verwijdert | loopt |
Wij | worden | vinden | verwijderen | lopen |
jullie | worden | vinden | verwijderen | lopen |
Zij | worden | vinden | verwijderen | lopen |
Zorg dat je een zin van begin tot eind in dezelfde vorm schrijft, als een gelijklopende constructie. Vergelijk onderstaande voorbeelden. Het tweede voorbeeld is een mooiere zin.
De manager was verantwoordelijk voor het managen van de winkel, het bijhouden van de rekeningen en de werkgelegenheid.
De manager was verantwoordelijk voor het managen van de winkel, het bijhouden van de rekeningen en het inhuren van personeel.
Probeer een nominalisatie van een zin te vermijden. Nominalisaties worden ook wel “begraven” werkwoorden genoemd. Gebruik zoveel mogelijk werkwoorden in plaats van nominalisaties, zolang dat een kortere en duidelijkere schrijfstijl oplevert.
Hieronder een voorbeeld van een nominalisatie en daaronder de betere manier van schrijven.
-We hadden een gesprek over het onderwerp
-We bespraken het onderwerp
In de Engelse grammatica is het belangrijk dat ‘’modifiers’’ (bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden) goed gebruikt worden. De positie van een ‘’modifier’’ kan de betekenis van een zin totaal veranderen. Zorg dus dat je deze op de goede plek zet en bij onduidelijkheid komma's op de goede plek plaatst.
Woordkeuze
Belangrijk is om nooit woorden te noemen die alleen bekend zijn in een bepaald vakgebied. Hiermee straal je arrogantie uit en wordt de tekst onduidelijk. Overbodige woorden moeten ook vermeden worden. Schrijf zo kort en bondig mogelijk.
Samenvoegingen van woorden, worden niet gebruikt in wetenschappelijke taal. In het Nederlands komen samenvoegingen überhaupt niet veel voor, maar in het Engels wel (don't in plaats van do not).
Tot slot is het belangrijk om niet-discriminerend taalgebruik te hanteren. Er mag in een tekst geen onderscheid tussen individuen worden gemaakt op basis van geslacht, ras of leeftijd.
Kritisch denken
Om kritisch te kunnen denken, moet je objectief, onbevangen en sceptisch kunnen zijn. Kritisch denken is niet het kritiek leveren op andermans werk, maar nadenken voordat je iets aanneemt voor waar. Het is een essentiële academische vaardigheid waarmee je de zwakke en sterke punten van iemands werk in kunt zien.
Kritisch evalueren van onderzoek
Het analyseren van bestaand onderzoek is essentieel voor het doen van elk type academisch onderzoek. De waarde van een onderzoek hangt sterk af van het gedane vooronderzoek. Het kritisch denken zorgt ervoor dat je op een juiste manier start met het doen van onderzoek.
Vijf stappen om bewijs van een onderzoek te interpreteren en evalueren:
1. Identificeer de bron
Dit is het eerste wat je moet doen als je een onderzoek leest. Kijk wie de auteurs zijn, wat de datum van publicatie is en, het belangrijkste, waar het stuk gepubliceerd is. Een wetenschappelijk artikel is bijvoorbeeld veel beter gecontroleerd dan een kranten artikel. De datum van publicatie is belangrijk om te kijken of er na het publiceren misschien nieuwe onderzoeken zijn gedaan. Als dit het nieuwste onderzoek is, kijk dan in hoeverre het beter is dan het eventueel gerepliceerde onderzoek. Als het onderzoek helemaal nieuw is op een bepaald gebied, kijk dan goed in hoeverre het betrouwbaar is. Als het niet ondersteund wordt met eerder onderzoek, is verdere verificatie nodig voordat een onderzoek als waar kan worden aangenomen.
2. Analyseer de argumenten
Een argument is een visie of stelling die wordt gebruikt in een onderzoeksverslag. De onderzoeker verzamelt meestal bewijs om een argument in het onderzoek te ondersteunen. Hierbij test de onderzoeker specifieke hypothesen.
Een hypothese geeft aan hoe verschillende variabelen gerelateerd zijn. De onderzoeker verzamelt bewijs om de hypothese te kunnen bevestigen. De theorie waarmee de hypothese wordt ondersteund, moet bewezen en logisch zijn. Beide kanten van de hypothese moeten worden besproken, om de validiteit te verhogen. Termen moeten precies en duidelijk geformuleerd worden, zodat de lezer weet wat gemeten wordt. Als argumenten op deze punten niet volledig zijn, vermindert het onderzoek in waarde.
Bij het analyseren van een argument, is het belangrijk dat je buiten beschouwing laat van wie het argument komt en hoe het geschreven is. De stroman is een manier van drogredenering waarbij een tegenargument voor de hypothese onderuit gehaald wordt, maar een ondersteunend argument voor de hypothese niet genoemd wordt. Ook kunnen onderzoekers een collega onderuithalen, waardoor ze hopen zelf serieuzer genomen te worden. De lezer moet hier doorheen kijken om argumenten inhoudelijk te kunnen analyseren.
3. Examineer de methodologie van het onderzoek
Tijdens het bekijken van de participanten moet worden nagegaan of de participanten samen een representatieve steekproef vormen. Een representatieve steekproef wordt meestal gevormd door middel van willekeurige selectie. Dit betekent dat elk lid van de doelpopulatie een gelijke kans heeft om in de steekproef te zitten.
Ga vervolgens na wat de eigenschappen van participanten zijn. Hoeveel mannen en vrouwen? Welke leeftijd? Welke etnische achtergrond? Zo kom je erachter of de steekproef representatief is.
4. Evalueer de resultaten
Bij het kritisch evalueren van resultaten, moeten bepaalde vragen worden gesteld:
5. Analyseer de conclusies en implicaties
Aan het einde van een verslag worden conclusies getrokken. De onderzoeker kan hier zeer overtuigend zijn. Maar, conclusies moeten met logica en bewijs uitgelegd kunnen worden. Als kritische lezer moet je je afvragen hoe belangrijk, specifiek en nieuw de resultaten zijn. Dit is de essentie van kritisch denken.
Algemene tips om kritisch te kunnen schrijven
Kritisch denken is belangrijk tijdens het lezen van eventueel bruikbare literatuur, maar ook tijdens het nakijken van je eigen onderzoek.
Zorg dat je genoeg bent ingelezen in en kennis hebt over het onderwerp van jouw onderzoek. Argumenten moeten gebaseerd zijn op bewijs. Zorg dat je dit goed verklaart en uitlegt. De bijdrage van het onderzoek moet duidelijk zijn. Dat helpt je bij conclusies trekken en resultaten interpreteren. Het werk moet gestructureerd zijn. Argumenten kunnen met het bewijs nog zo sterk zijn maar als de structuur van het werk niet goed is, worden argumenten niet goed overgebracht. Ook moeten ze logisch en gebalanceerd zijn. De voor en tegen argumenten moeten beschreven worden en de lezer moet het goed kunnen volgen.
Basis stappen van een opstel
Begin bij het schrijven van een opstel met het beschrijven van het onderwerp. Als je dit hebt gedaan, ga je zoeken voor goede literatuur en lees je deze door. Maak een schets van hoe jouw opstel eruit moet zien en organiseer aan de hand hiervan de informatie die je hebt verzameld. Ontwikkel vervolgens een lijst van de belangrijkste argumenten die je kan bedenken.
Als je deze stappen hebt gevolgd, kun je beginnen met het eerste klad van het opstel. Stel een referentielijst samen, lees het opstel na en kijk wat er verbeterd kan worden. Lees het vervolgens nog een keer na.
Kijk of de citaten in de tekst kloppen met de referentielijst. Maak een titelpagina, schrijf het abstract en lees dan voor de laatste keer het hele opstel na.
Beschrijf het onderwerp
Om zeker te zijn van een goed onderwerp, zijn er vier stappen om te volgen.
Titelpagina
De titel moet niet langer zijn dan 12 woorden. Vat het thema van jouw opstel zo goed mogelijk samen in de titel, zodat de lezer meteen een goed beeld krijgt van het onderwerp. Zorg dat je je voor- en achternaam naam op al je werken hetzelfde schrijft. Je naam staat gecentreerd onder de titel. Onder je naam staat de naam van de instelling waar je studeert. Begin de paginanummering op de titelpagina met nummer '1' en nummer vanaf hier de andere pagina's. Zet bovenaan de titelpagina een ‘’running head’’. Dit is een afgekorte versie van de titel. De running head zelf schrijf je in hoofdletters. Daarvoor zet je in kleine letters 'running head' met een dubbele punt, om de afgekorte titel aan te kondigen.
Abstract
Een abstract is een korte samenvatting van het opstel. Dit komt na de titelpagina en zorgt dat de lezer meteen de essentie van het opstel ziet en kan besluiten om verder te lezen of niet. Een abstract wordt als laatste geschreven en bevat een introductie op het onderwerp, de verwachtingen met theoretisch constructie en zicht op de omvang van jouw werk, de gebruikte bronnen en de belangrijkste uitkomsten van het opstel.
Het is beter om een actieve schrijfstijl aan te houden dan een passieve en in de derde persoon te schrijven in plaats van in de eerste persoon. Onthoud dat nummers aan het begin van de zin uitgeschreven worden.
Meteen na de titelpagina schrijf je gecentreerd en op een nieuwe pagina de titel 'abstract'. Twee enters daaronder, links uitgelijnd, begint de tekst. Zorg dat het een doorlopende tekst is zonder alinea's en zonder inspringen. Gebruik 150 – 250 woorden.
Inleiding
De inleiding snijdt het onderwerp van het opstel aan, maakt het doel van het opstel duidelijk en schetst de belangrijkste punten die beargumenteerd zullen worden in het opstel. Hoe langer het opstel is, des te langer zal de inleiding zijn. Een goede inleiding wekt de interesse van de lezer. Vermijd persoonlijk voornaamwoorden. In plaats van 'ik zal gaan verklaren...' schrijf je 'verklaard zal worden...'. De inleiding krijgt niet 'inleiding' als titel, maar de volledige naam van het opstel. Aan de plek van de inleiding, zie je dat het een inleiding is. De titel van de inleiding staat gecentreerd boven de tekst met hoofdletters aan het begin van zelfstandig voornaamwoorden. Verder is de stijl hetzelfde als de tekst eronder. Tussen de titel en de tekst zit een dubbele ruimte. In de rest van het opstel zit er ook een dubbele ruimte tussen de regels. Tussen verschillende paragrafen moeten geen extra enters zitten en elke alinea begint met een inspring. Voor een perfect voorbeeld van een goede essay, kijk in Burton hoofdstuk 4 (3e editie: pagina 78).
Middenstuk
Begin met het schrijven van een klad. Dit kan op veel verschillende manieren, maar houd er rekening mee dat het eindproduct waarschijnlijk heel anders zal zijn.
Zorg dat de connectie tussen argumenten en bewijs zoveel mogelijk hetzelfde blijft. Soms kun je verbanden tussen argumenten en bewijs binnen een paragraaf leggen, maar meestal heb je hier meerdere paragrafen voor nodig. Laat de tekst logisch doorlopen door verbindende zinnen aan het begin van een paragraaf te zetten. Dit maakt het lezen en overtuigen makkelijker. Zet niet te veel nieuwe informatie in dezelfde paragraaf, dit maakt de tekst onduidelijk.
De kwaliteit van de uiteindelijke conclusie hangt af van de sterkte van de argumenten. Het is van groot belang om de juiste principes aan te hangen tijdens het bedenken van argumenten. Het belangrijkste principe is dat een argument van alle kanten klopt. Kom met bewijs dat zoveel mogelijk verschillende kanten van het argument versterkt, want dat is het meest overtuigend. Het heeft geen zin om jouw argumenten maar vanaf één kant te bevestigen. Noem ook tegenargumenten die je vervolgens kunt behandelen en weerleggen. De conclusies die je trekt, moeten op bewijs gebaseerd zijn. Zomaar jouw mening geven, is niet genoeg. Dit is de reden dat literatuur zoeken en herzien, essentieel is voordat je een opstel schrijft.
Conclusie
In de conclusie mogen nieuwe ideeën niet meer genoemd worden. Argumenten moeten worden samengevat. Afhankelijk van de lengte van het opstel, is de conclusie maar een paar paragrafen lang. Je geeft antwoord op de onderzoeksvraag en legt de betekenis en het effect uit. In de conclusie komt alles op een logische manier samen.
Referentielijst
Het laatste hoofdstuk in het opstel is de referentielijst. Alle werken die geciteerd zijn, worden hier genoemd. De referentielijst kan tijdens het schrijven van het opstel vast samengesteld worden. Als je een citaat weghaalt, haal dan gelijk de referentie in de referentielijst weg, dat scheelt tijd tijdens de laatste keer nalezen van je opstel.
Woordlimiet
Zorg dat je nooit meer dan 10% boven of onder het aantal woorden komt dan het gegeven aantal. In de juiste lengte schrijven, is een van de dingen die je gaandeweg leert. Als je over het aantal woorden zit, is het lastig om in te korten dus houd dit tijdens het schrijven in de gaten.
Basis stappen van een onderzoeksverslag
Begin met het beschrijven van een onderwerp waarnaar jij onderzoek gaat doen. Zoek en herzie literatuur en maak een opzetje. Organiseer de gevonden literatuur en maak aan de hand hiervan een lijst met sleutelargumenten. Bedenk de onderzoekshypothese en voer het onderzoek uit. Analyseer de data en begin vervolgens met het verslag: Schrijf een klad met daarin de inleiding, methode, resultaten, discussie en bijlage. Tijdens het schrijven, maak je de referentielijst compleet. Lees alles een keer door en pas het aan waar nodig. Verbeter de schrijfstijl en lees alles vervolgens nog een keer door. Controleer of de citaten in de tekst kloppen met de referentielijst. Maak een titelpagina, schrijf een abstract en lees dan alles nog een keer door.
Beschrijf het onderwerp
Er zijn twee verschillende soorten van onderzoek doen.
Een kwantitatief onderzoek genereert data die statistisch geanalyseerd moeten worden om hypothesen te kunnen testen. Kwantitatief onderzoek is gebaseerd op een grote steekproef die representatief is voor de populatie. Het onderzoek kan gerepliceerd of herhaald worden, waarmee het hoge betrouwbaarheid krijgt. Het analyseren van de resultaten is hier objectiever dan bij kwalitatief onderzoek, omdat er gestandaardiseerde technieken worden gebruikt. Kwantitatief onderzoek behoeft een deductieve en objectieve benadering. Conclusies over vooraf gestelde hypothesen worden geschetst aan de hand van resultaten die op een wetenschappelijke manier gegenereerd worden.
Een kwalitatief onderzoek bevat diepgaande analyses van relatief weinig participanten. Verzamelde data zorgt voor een breder en dieper beeld van het onderzoeksonderwerp dan de data van een kwantitatief onderzoek. Verschillende verkennende onderzoek technieken worden toegepast, zoals; interviews, bestudering en observaties. Kwalitatief onderzoek is meer inductief en subjectief dan kwantitatief onderzoek. De onderzoeker begint niet met het stellen van een hypothese, maar ontwikkelt deze op basis van onderzoeksresultaten. In plaats van statistische analyses, gebruikt de onderzoeker een subjectieve beoordeling om data te interpreteren.
Onderdelen van het onderzoeksverslag
Als psychologie student schrijf je meestal een kwantitatief onderzoeksverslag.
Anders dan in een opstel, bevat een onderzoeksverslag een methode, resultaten en discussie Daarnaast wordt er aan het einde een abstract geschreven, een referentielijst en eventueel een bijlage aan het einde toegevoegd.
Titelpagina
De titelpagina van een onderzoeksverslag wordt op dezelfde manier gemaakt als de titel van een opstel. De titel moet niet langer zijn dan 12 woorden. Vat het thema van jouw opstel zo goed mogelijk samen in de titel, zodat de lezer meteen een goed beeld krijgt van het onderwerp. Zorg dat je je voor en achternaam naam op al je werken hetzelfde schrijft. Je naam staat gecentreerd onder de titel. Onder je naam staat de naam van de instelling waar je studeert. Begin de paginanummering op de titelpagina met nummer '1' en nummer vanaf hier de andere pagina's. Zet bovenaan de titelpagina een running head. Dit is een afgekorte versie van de titel. De ‘’running head’’ zelf schrijf je in hoofdletters. Daarvoor zet je in kleine letters ‘’running head’’ met een dubbele punt, om de afgekorte titel aan te kondigen.
Abstract
Een abstract in een onderzoeksverslag ziet er hetzelfde uit als een abstract van een opstel. Schrijf in de derde persoon en houd een actieve stijl aan. Nummers aan het begin van de zin worden uitgeschreven.
Meteen na de titelpagina schrijf je gecentreerd en op een nieuwe pagina de titel 'abstract'. Twee enters daaronder, links uitgelijnd, begint de tekst. Zorg dat het een doorlopende tekst is zonder alinea's en zonder inspringen. Gebruik 150 – 250 woorden om de aanleiding van het onderzoek, beschrijving van de methode en de belangrijkste bevindingen en het effect daarvan toe te lichten.
Inleiding
De inleiding ziet er qua opmaak hetzelfde uit als de inleiding van een opstel. Gebruik niet de kop 'Inleiding' als titel, maar gebruik de volledige naam van het verslag. De titel van de inleiding staat gecentreerd boven de tekst met hoofdletters aan het begin van zelfstandig voornaamwoorden. Verder is de stijl hetzelfde als de tekst eronder. Tussen de titel en de tekst zit een dubbele ruimte. In de rest van het opstel zit er ook een dubbele ruimte tussen de regels. Tussen verschillende paragrafen moeten geen extra enters zitten en elke alinea begint met een inspring. Voor een perfect voorbeeld van een goede lay-out, kijk in Burton hoofdstuk 5 (3e editie: pagina 118).
Laat de inleiding beginnen met een introducerende paragraaf waarin de lezer op een duidelijke manier kennis maakt met het onderwerp. Noem en bekritiseer relevante literatuur als een logisch gevolg op de introducerende paragraaf. De behandelde informatie van andere onderzoeken moet van toegevoegde waarde zijn.
Beschrijf wat de bijdrage van jouw onderzoek is door te vertellen welke informatie ontbreekt zonder het onderzoek. Vertel daarna op een logische manier welk doel jouw onderzoek precies heeft. Hierbij vertel je de methode en kun je de afhankelijke variabele en de onafhankelijke variabele noemen en eventueel toelichten. Tot slot geef je de hypothese van jouw onderzoek. Zorg dat deze meetbaar is, zodat deze goed getest kan worden. Je vertelt wat de verwachtingen zijn en licht die toe door middel van de literatuur.
Hypothese
De hypothese zit in de inleiding en wordt geschreven in verleden tijd omdat je een verslag aan het schrijven bent over een onderzoek dat je reeds uitgevoerd hebt. De hypothese staat in een zin, zonder dubbele punt of nummers. Zorg dat de hypothese meetbaar is, zodat de stelling onderzocht kan worden. Schrijf de zin in derde persoon en niet in de eerste persoon. In plaats van 'wij verwachtten dat... ', schrijf je 'verwacht werd dat... ' of 'de hypothese was dat... '.
Methode
De methodesectie begint niet op een nieuwe pagina, maar op dezelfde pagina met als titel 'Methode', gecentreerd en dik gedrukt, zoals een Kop 1 (hoofdstuk 2). In de methode moet staan hoe het onderzoek is uitgevoerd. Doe dit op zo'n manier dat replicatie mogelijk is. Dit geeft een lezer de mogelijkheid om te beslissen of de uitvoering van het onderzoek goed was en de resultaten betrouwbaar en valide zijn. De methode bevat een paragraaf 'participanten', 'materialen' en 'procedure'.
Schrijf deze kopjes dik gedrukt, niet gecentreerd maar op dezelfde hoogte als de rest van de tekst en in kleine letters. Tussen de tekst en de kopjes zit geen witregel.
Omdat je schrijft hoe het onderzoek uitgevoerd is, schrijf je de methode-sectie in de verleden tijd. Geef informatie over de participanten die deelnamen aan het onderzoek, zoals geslacht, leeftijd, scholing, afkomst, etc.
Vertel in het volgende kopje welke materialen en testen er zijn gebruikt. Standaard materialen die altijd nodig zijn zoals potloden en papier, hoeven niet genoemd te worden. Als er materialen of testen worden gebruikt die door andere onderzoekers voortgebracht zijn, vermeld dan de bron hiervan in de tekst. Leg uit welke schalen worden gebruikt en wat ze betekenen. Hoe bronnen worden vermeld, staat in hoofdstuk 6.
Vervolgens beschrijf je de procedure met daarin bijvoorbeeld wat voor behandeling de experimentele groep kreeg en hoe de controle groep eruit zag. Zorg dat het zo duidelijk wordt verteld dat replicatie mogelijk is.
Resultaten
De sectie ‘’Resultaten’’ bestaat uit twee delen: Een samenvatting van de verworven data en een omschrijving van de resultaten die uit de statistische analyses kwamen, gerelateerd aan de hypothese en onderzoeksvragen.
De titel 'Resultaten' staat na een witregel onder de vorige sectie dik gedrukt, gecentreerd, in kleine letters en hetzelfde lettertype als de tekst, zoals een Kop 1 (Hoofdstuk 2). De tekst daaronder begint met een inspring.
Begin met een samenvatting van de belangrijkste bevindingen van het onderzoek, waarbij de onderzoeksdoelen worden genoemd. In kwantitatief onderzoek noem je hierbij de onderzoeksvraag of hypothese opnieuw. Je beschrijft de statistische analyse en de toets die je hebt gebruikt, zoals t toets, correlatie en regressie analyse. Als dit met een computer programma is gedaan, noem dan welk programma.
Maak duidelijk hoe de hypothese aan de hand van de resultaten kan worden verworpen of bevestigd. Woorden kunnen verduidelijkt worden met tabellen en/of grafieken. Maar de informatie moet wel van toegevoegde waarde zijn en tabellen en grafieken moeten toegelicht worden. Boven het figuur staat de titel en een kleine uitleg, onder het figuur staat de betekenis van gebruikte woorden of symbolen.
Een goed voorbeeld van goed uitgeschreven analyse uitkomst:
De eerste hypothese voorspelde dat makkelijke woorden beter opgehaald kunnen worden dan moeilijke. De resultaten van een gepaarde steekproef test leverde ondersteuning voor deze verwachting, t(105) = 5.98, p = .002, d = 0.56,95% CI [.25, .85]. De participanten haalde meer makkelijke woorden terug (M = 20.53, SD = 2.41) dan moeilijke woorden (M = 16.24, SD = 1.87). De tweede hypothese.... etc.
Het is belangrijk dat in deze sectie duidelijk wordt wat de resultaten betekenen in het onderzoek. Zo kan bijvoorbeeld genoemd worden dat de grote steekproef zorgt dat de resultaten meer valide zijn.
In een statistische analyse probeer je te laten zien dat een bepaald effect toe te wijzen is aan de gemanipuleerde variabele en niet aan het toeval. Dit wordt omschreven als het niveau van waarschijnlijkheid en is belangrijk om de statistische significantie van de bevindingen te bepalen. Er zijn twee typen van waarschijnlijkheid.
Het eerste type is de waarschijnlijkheid op een Type 1 fout (onterechte verwerping van de nul hypothese) en wordt aangegeven met de Griekse letter alpha. Dit geeft het significantie niveau aan en ligt meestal op 0.05 of 0.01. Een alpha waarde van 0.05 zegt dat de resultaten vijf van de 100 keer toe te schrijven zijn aan toeval. Hoe lager de alpha waarde in een onderzoek wordt gesteld, des te kleiner is de kans dat nulhypothese onterecht verworpen is.
Het tweede type is de waarschijnlijkheid van het verkrijgen van een resultaat dat net zo extreem is als of extremer is dan de werkelijk waargenomen waarde. Dit wordt de p-waarde genoemd en is de waarschijnlijkheid dat je een bepaalde waarde vindt, als de nulhypothese waar is.
Als de gevonden p-waarde kleiner is dan alpha, wordt de nulhypothese verworpen. Deze informatie wordt als volgt opgeschreven:
Met een alpha waarde van .05 was het effect van de moeilijkheid statistisch significant, F(1, 131) = 9.54, p = .028.
Als een computer programma een p-waarde van nul aangeeft, noteer je dit als p < .001 omdat een p-waarde nooit precies gelijk aan nul kan zijn. Als er tabellen van correlaties worden gegeven, is het makkelijker om de waarden te markeren. Van tevoren moet vastgesteld zijn wat de alpha waarde (het significantie niveau) is.
Als een uitkomst statistisch significant is, wordt bedoeld dat een resultaat niet toe te schrijven is aan toeval, gebaseerd op de grootte van de steekproef.
Voor alle gegevens in een verslag, kan er een effectgrootte vastgesteld worden. Dit helpt de lezer begrijpen wat de invloed of het effect van een relatie tussen variabelen is. Er zijn verschillende manieren om de effectgrootte aan te geven.
Een overzicht van statistische symbolen en afkortingen voor meeteenheden is te vinden in Burton, 3e editie, bladzijde 97.
Rond getallen altijd af op twee decimalen na de punt. Om een correlatie te noteren, schrijf je voor de punt geen nul. Om een gemeten grootheid, zoals aantal centimeters of liters, te noteren, schrijf je wel een punt voor de nul.
Discussie
Na de resultaten sectie komt een witregel en de titel 'discussie' in dezelfde stijl als voorgaande titels. Begin de tekst van de discussie met een inspring. In dit stadium van een verslag is alle informatie gegeven en wordt besproken wat de informatie precies betekent in het kader van het onderzoek.
De discussie begint meteen met de voor-en tegenargumenten voor de gestelde hypothese. Dan vertel je of de gevonden resultaten wel of niet ondersteunend zijn voor de stellingen in eerder gevonden literatuur. De discussie wordt afgesloten met de benoeming van eventuele andere effecten van de onderzoeksresultaten en suggesties voor vervolg onderzoek.
Referentielijst
De referentielijst begint op een nieuwe pagina onder de discussie. Net zoals in elk ander opstel moeten alle genoemde werken in de referentielijst staan. Hoe de lay-out van een referentielijst er precies uitziet, wordt behandeld in hoofdstuk 7.
Bijlagen
De bijlage bevat toegevoegd materiaal zoals tabellen, figuren, vragenlijsten of gedetailleerde statistische data. Een bijlage wordt toegevoegd als je meer informatie over een bepaald onderwerp wilt geven maar dit storend zou zijn om in de tekst van het verslag zelf te schrijven. De bijlage is een uitwerking van genoemde gegevens in het verslag. Belangrijke argumenten of uitkomsten van het onderzoek worden hier niet genoemd.
Woordlimiet
Zorg dat je op de hoogte bent van het geëiste aantal woorden. Net zoals bij een opstel mag het aantal woorden meestal 10% onder of boven het geëiste aantal zitten.
Gebruikelijke in-tekst citaten
Als er in een tekst wordt verwezen naar een bron, is er sprake van een in-tekst citaat. Er zijn verschillende manieren om in-tekst citaten te weergeven. Om plagiaat tegen te gaan, moet je ook naar een bron verwijzen als je oorspronkelijke informatie parafraseert. De beste bron die je kunt gebruiken in een opstel of verslag, is een wetenschappelijk nagekeken artikel.
Soms wordt er in een tekst meerdere keren verwezen naar hetzelfde werk. Tussen het eerste en laatste citaat, kan de tekst vloeiender worden door de naam tussendoor in een zin te noemen (zoals: Ook heeft Senior het effect van groepsdruk bestudeerd). Alleen de eerste keer hoeft het jaartal genoemd te worden, tenzij bij de eerste verwijzing de naam en het jaartal samen tussen haakjes worden geschreven. Dan herhaal je deze verwijzing elke keer op dezelfde manier.
Een auteur
Als er wordt gewezen op iemands werk uit 2010 met de naam Senior, is het gebruikelijk om dit op een van onderstaande manieren te doen.
Het onderzoek gaf hier duidelijk bewijs voor (Senior, 2010).
Senior (2010) gaf hier duidelijk bewijs voor.
Eerder onderzoek (Senior, 2010) gaf hier duidelijk bewijs voor.
In 2010 heeft Senior hier duidelijk bewijs voor gegeven.
Twee auteurs
Als de auteurs worden genoemd in de vorm van een verhaal, kunnen ze opgesomd worden met het woord 'en'. Als de auteurs tussen haakjes worden vermeld, gebruik je het & teken.
Dean en Morris (2009) onderzochten of …
Onderzoek heeft dit verschil tussen rokers en niet-rokers aangetoond (Dean & Morris, 2009)
Drie, vier of vijf auteurs
Als er meer dan twee auteurs worden genoemd, plaats dan een komma voor het & teken, of voor het woord 'en'. Dit kan op verschillende manieren. Na de eerste volledige verwijzing is het voldoende om alleen de naam van de eerste auteur te noemen, gevolgd door 'et al.' in plaats van alle namen achter elkaar. Als de eerste auteur meerdere werken heeft gemaakt met collega's, voeg dan de tweede, en als het nodig is ook de derde, auteur toe.
Fogarty, Machin, en Burton (2008) hebben onderzocht...
Eerder onderzoek (Fogarty, Machin & Burton) toonde aan...
Fogarty, Machin, en Burton (2008) toonden aan dat... Fogarty et al. lieten ook zien..
Fogarty, Machin, en Burton (2008) bewezen... Het onderzoek toonde ook aan dat roken invloed heeft op de gezondheid (Fogarty et al., 2008).
Zes of meer auteurs
Bij zes of meer auteurs, wordt alleen de naam van de eerste auteur gevolgd door 'et al.' en jaartal. Bij acht of meer auteurs, worden in de referentielijst alleen de eerste zes auteurs genoemd met daarachter drie puntjes, de naam van de laatste auteur en het jaartal.
Opsommingen
Als in een tekst twee of meer verschillende auteurs met dezelfde achternaam worden genoemd, plaats dan de initialen van de voornamen voor de achternaam.
Als je in één citaat verwijst naar meerdere werken van dezelfde auteur, zet dan achter de naam van de auteur de jaartallen van de genoemde publicaties achter elkaar, gescheiden door een komma. Als er meerdere publicaties in één jaar zijn waar naar wordt verwezen, zet dan achter het jaartal een letter om de volgorde aan te geven
Bij de verwijzing naar twee of meer verschillende werken binnen één citaat, worden de auteurs en het bijbehorende jaartal achter elkaar opgesomd. De auteurs worden van het jaartal gescheiden door een komma en de verschillende auteurs worden gescheiden door een puntkomma.
Als het jaar van publicatie onbekend is, wordt er achter de auteur n.d. gezet en als je informatie haalt uit een gesprek dat je met iemand hebt gevoerd, noem dit dan tussen de naam (met initialen) en het jaartal. De dag waarop het gesprek plaatsvond, moet erbij staan.
Zie voor alle voorbeelden hieronder.
P. C. Collins en Buckle (1965) en T. A. Collins en Thompson (1973) bewezen...
Eerder onderzoek toonde deze verschillen aan (Marks, 2000, 2001, 2006).
Resultaten laten zien dat ... (Lee, 2009a). Later is onderzocht... (Lee, 2009b).
Dit onderzoek liet zien dat ... (Marks, 2000; Senior, 2008)
Fallon (n.d.) heeft onderzocht of...
Onderzocht is of... (Fallon, n.d.)
Duidelijk werd dat … (A. J. Gibson, persoonlijke communicatie, 17 oktober, 2009)
Latijnse afkortingen
Om ruimte te besparen worden soms Latijnse afkortingen gebruikt in een referentie. Voordat deze afkortingen worden gebruikt, moeten ze eerst voluit geschreven zijn.
Citaten
Een citaat is een stuk tekst dat letterlijk overgenomen is van iemand anders. Een stukje tekst van een paar woorden, kan met dubbele aanhalingstekens genoteerd worden. Een citaat binnen een citaat, wordt genoteerd met enkele aanhalingstekens.
Zet achter het citaat de bron, het jaartal en eventueel het pagina nummer.
Tehan (2003) zei dat het “korte termijn geheugen slechter wordt naarmate mensen ouder worden” (p. 112). In de literatuur werd opgemerkt dat “manager bekrachtiging het 'geheime wapen' van communicatie is” (Fox, 2010, p.74).
Als een citaat uit meer dan 40 woorden bestaat, moet het weergeven worden als een apart blokje tekst, beginnend op een nieuwe regel. De eerste zin van de eerste paragraaf begint één tab (12 spaties) verder dan de gewone tekst. De eerste zin van de tweede paragraaf begint twee tabs (24 spaties) verder dan de gewone tekst. Dit geldt alleen voor de eerste zin van een paragraaf. Alle andere zinnen beginnen ter hoogte van de gewone tekst.
Uitzonderingen
Als de auteur van een werk onbekend is, zet op de plek waar de naam normaal gesproken staat dan de naam van de bron tussen dubbele aanhalingstekens. Als je de naam in de tekst noemt en afsluit met het jaartal tussen haakjes, zet dan de naam van de bron schuin gedrukt. Als de bron anoniem is, noteer dit dan samen met het jaartal.
In recente artikelen over roken (“Smoking Bans,” 2008) wordt gezegd dat …
In het handboek Tutor Training (2001) komt naar voren dat …
In een artikel (anoniem, 2003) werd duidelijk gemaakt dat ...
Als in de loop van de tekst zowel de auteur als het jaar al wordt genoemd, is een verwijzing daarna niet meer nodig. Bijvoorbeeld: In 2009 beweerde Apple dat …
Als bepaalde auteur een grotere bijdragen heeft geleverd aan jouw citaat, kun je dit aangeven door die auteur te noemen met daarachter 'zie ook...' en de andere auteurs .
(Stephard, 2005; zie ook Sheehan & Neisser, 2009; Wallace, 2008)
(Pellegrino & Mumaw, 2001; zie ook Lansman, 2004, 2005; Zhang & Daeaves, 2004)
Het kan soms gebeuren dat je een bron citeert waar een taalfout in staat. Deze fout mag je niet verbeteren. Zet tussen vierkante haakjes dat dit een fout is, maar verander niks.
Je kunt zulke fouten ook vermijden door de tekst er omheen te citeren, maar de zin waar de fout in staat vervangen door (…) . Het citaat moet dan nog wel uit lopende zinnen bestaan.
Citaat in een citaat
Probeer van secundaire citaten zoveel mogelijk de ware bron te vermelden. Deze is niet altijd vindbaar. De beste manier om de bron nog wel te vernoemen, is zoals in onderstaand voorbeeld wordt gedaan. Het niet noemen van een gebruikte bron is plagiaat.
Noem eerst de ware bron en vervolgens de bron waarin hier naar verwezen wordt.
… (Ray, Griffin, & Downey, 2007, zoals genoemd in Riedel, Lichenstein, & Dwyer, 2010). In Gustafssons's (1984) onderzoek (zoals genoemd in Carrol, 1998) …
In alle gevallen moet alleen de tweede bron – de bron die je hebt kunnen lezen – genoemd worden in de referentielijst. Bij dit voorbeeld zou je in de referentielijst dus alleen “Carrol (1998)” hoeven zetten.
Een referentielijst bevat alle publicatie details van informatie bronnen die geciteerd zijn in een opstel of verslag. Deze lijst zorgt ervoor dat de lezer weet waar informatie vandaan komt en het eventueel zelf op kan zoeken om te lezen. Om deze lijst duidelijk te houden, zijn er bepaalde regels die gevolgd moeten worden bij het opstellen van een referentielijst.
Een bibliografie is een opsomming van alle werken die geraadpleegd zijn in een opstel of verslag, niet alleen de geciteerde werken. APA publicaties bevatten een referentielijst, geen bibliografie.
APA referentie stijl
Pagina lay-out: Begin de referentielijst op een nieuwe pagina. Centreer de titel 'Referenties'. De titel is in dezelfde stijl en hetzelfde lettertype als de tekst. Alle regels in de referentielijst hebben een afstand van twee witregels. Er komt geen extra enter tussen verschillende referenties. Als één referentie langer dan één regel is, begint de tweede regel met een inspring. De titels van werken in de referentielijst zijn schuin gedrukt.
Als er sprake is van bewerking van een bron, noem de naam van de bewerker dan volgens de regels, gevolgd door (Eds.).
Tijdschriften
De meest geciteerde soort bron, is een tijdschrift. De initialen van een auteur worden altijd genoemd. Bij twee of meer auteurs maak je gebruik van het &-teken. Het jaar van uitgave moet altijd tussen haakjes, gevolgd door een punt. Elk woord in de naam van het tijdschrift begint met een hoofdletter. De naam van het artikel begint met een hoofdletter. Alle zelfstandig voornaamwoorden van de titel ook. Als paginanummers geef je de eerste en de laatste pagina op. Bijvoorbeeld 17-19, zonder ruimte tussen de getallen en het streepje.
Als het tijdschrift meerdere delen heeft die elk beginnen met een paginanummering vanaf 1, zet dan meteen achter de paginanummers tussen haakjes welk deel van het tijdschrift je bedoelt. Tussen de haakjes, het cijfer en de pagina's zit geen spaties.
In de referentielijst wordt in de volgende volgorde informatie over een tijdschrift opgesomd:
Auteur, A. A., Volgende Auteur, B. B., & Laatste Auteur, C. C. (jaar van publicatie). Titel van het artikel. Naam Van Het Tijdschrift, nummer van uitgave, paginanummers(deel van het tijdschrift).
Kranten en magazines
Als de bron in een referentie een krant of magazine is, begin je met de auteurs naam, vervolgens de publicatiedatum (jaar, maand, dag), de titel van het artikel, de naam van de krant en de paginanummers, beginnend met een p. of pp. Als het artikel op verschillende pagina's te vinden is, noem dan alle nummers gescheiden door een komma en een spatie.
De referentie naar een magazine ziet er hetzelfde uit, alleen wordt er dan geen p. of pp. voor de paginanummers gezet.
Orreal, J. (2009, September 20). City bursts into full bloom. The Sunday Mail, p. 23
Fandray, D. (2008, Mei). The new thinking in appraisals. Workforce, 36-40
Bijeenkomsten
Notulen die tijdens een bijeenkomst zijn gemaakt, kunnen worden gepubliceerd in een boek of tijdschrift. Als hier naar verwezen wordt, moeten de woorden in de naam van de bijeenkomst met hoofdletters worden geschreven. Noem ook de naam van de stad of staat en het land. In een boek gepubliceerde notulen worden meestal op dezelfde manier weergeven in een referentielijst als in een tijdschriften gepubliceerde notulen.
Hieronder zie je de verwijzing naar een boek waarin de bijeenkomst is gepubliceerd en daaronder de verwijzing naar een tijdschrift. Je kunt hier zien dat C. Asmar een editor is.
Burton, L. J., & Dowling, D. G. (2005). Opzoek naar de factoren die succes van universitaire studenten beïnvloeden. In A. Brew & C.Asmar (Eds.), Hoger onderwijs in een veranderende wereld. Onderzoek en ontwikkeling in hoger onderwijs: Vol. 28. Notulen van de 2005 Hoger Onderwijs Onderzoek en Ontwikkeling Sociëteit van Australië jaarlijkse conferentie (pp. 68-78). Sydney, Australië: Universiteit van Sidney.
Fahey, K. M. (2008). Hoe te refereren naar gepubliceerde conferentie notulen. Notulen van het 12e Internationale Conferentie van de Documentatie, 103, 321-329
Boeken
Als er een boek wordt genoemd in een referentielijst, wordt eerst de naam van de auteur genoemd, dan het jaar van publicatie, de titel van het boek en de publicatie details.
De titel van het boek is schuin gedrukt en ook de plaats van publicatie wordt gegeven.
Als een boek in Amerika is gepubliceerd, wordt de staat in twee letters geschreven. Voor elke staat is een vaste afkorting. MA staat hier voor Massachusetts. CT staat voor connecticut, etc. Hieronder staat een aantal voorbeelden van referenties naar boeken. Als er meerdere edities van een boek zijn, noem dan de goede editie. Een woordenboek, ecyclopedie en onderzoeksverslag worden op dezelfde manier verwezen als een boek.
Huron, D. (2006). Plezierige verwachting: Muziek en de psychologie van verwachting. Cambridge, MA: The MIT Press.
McInerney, D., & Van Etten, S. (Eds.). (2005). Onderzoek naar socioculturele invloeden op motivatie en leren. Focus op leerplan: Vol. 5. Greenwich, CT: Information Age.
Hoofdstuk aangepast boek
Soms is een boek bewerkt. Een bewerker van het boek moet dan genoemd worden, gevolgd door de letters (Eds.). Verder moeten publicatie details etc. genoemd worden.
Als er alleen verwezen wordt naar een hoofdstuk van een aangepast boek, moet de titel van het hoofdstuk en de paginanummers worden vermeld. Hieronder staat een voorbeeld.
Ladson-Billings, G. (2003). Nieuwe richtingen in multicultureel onderwijs: Moeilijkheden, begrenzingen, en kritische theorie. In J. A. Banks & C. A. McGree Banks (Eds.), Handboek van onderzoek naar multicultureel onderwijs (pp. 50-650. San Francisco: Jossey-Bass
Scripties en proefschriften
Voor het verwijzen naar scripties en vergelijkbare werken, noem je de naam van de auteur, het jaar waarin het werk afgerond werd, de naam van het werk en de woorden 'Ongepubliceerde scriptie' of natuurlijk these, doctoraal, etc. Als laatste geef je de naam en de plaats van de universiteit. Zie het voorbeeld hieronder.
Mellveen, P. F. (2008). Een onderzoek naar mijn carrière – Een dialoog als autobiografie (Ongepubliceerd doctoraal proefschrift). Queensland University of Technology, Brisbane, Australia.
Elektronische media
Om de precieze locatie van een elektronisch boek, artikel of ander werk te geven, moet je de website exact overnemen in de referentielijst. De verwijzing van de bron wordt aangevuld met de zin 'Gevonden op http:// … ' Als een artikel een DOI nummer kent, dan is het makkelijker om dit toe te voegen in plaats van de website.
Als je informatie haalt van een forum, mail of website, verwijs hier dan naar zoals hieronder:
McKeon, C. (2008, december 12). Hoe motiveer ik mezelf [Online forum commentaar]. Gevonden op http://www.usq.edu.au/group/comments
Meyers, D. (2007, januari 4). Re: Defineer geluk [Elektronische mailing lijst bericht]. Gevonden op http://tech.groups.yahoo.com/group/SocialNetwork/message/83
Psychologische verslechtering van legale procesvoering. (2001, april 6). Gevonden op de Australische Psychologische Sociëteit Website: http://www.bps.org.uk/
Abstract
Het is beter om te zoeken naar de uitgebreidere informatie dan alleen wat in een abstract wordt gegeven, maar als het niet anders kan, noteer je de verwijzing naar een abstract door [Abstract] achter de titel van het artikel te zetten. Hieronder is weergegeven hoe je verwijst naar een abstract van een artikel, en hoe je verwijst naar een abstract dat genoemd is in een andere publicatie.
Auteur, A. (jaar van publicatie). Titel van artikel [Abstract]. Titel van het Tijdschrift, nummer van uitgave, paginanummers.
Cooper, M. D. (2000). Richting een model van veilige cultuur. Veiligheid Wetenschap, 36, 111-136. Abstract gevonden in INFOTRAC database (Toegangs Nr. 123498)
Audiovisuele media
Bewegend beeld, geluid of televisie uitzending (inclusief podcasts) valt onder audiovisuele media. Het kan dat je in een referentielijst verwijst naar een van deze vier.
Zie hieronder hoe je dit correct kunt doen.
McLean. J. (Producer), & Lee, S. (Director). (2005). Life down under [bewegend beeld]. Australië: Australische Uitzendingen Corporatie.
Barnes, J. (2009). Een verliefde gek. Op The rhythm and the blues [CD]. Melbourne, Australia: Liberation Label.
Ross, B. (Writer), & Koina, W. (Director). (2006). Reality bites [Televisie series aflevering]. In C. Healy (Executive Producer), Sex and the City. New York, NY: Fox Broadcasting.
Donneley, R. (Producer). (2009, maart 3). Omgaan met stress [Audio Podcast]. Gevonden op http://www.shrinkrapradio.com/
Volgorde van referenties
Referenties worden alfabetisch geordend. De achternaam van de eerste of enige auteur bepaalt de plek in de referentielijst. Als je van dezelfde auteur naar meerdere werken hebt verwezen, orden de referenties dan verder op naam van de andere auteurs of, als ook die hetzelfde zijn, noem dan in de referentielijst de oudste werken het eerste en de nieuwste werken het laatste.
Wees er zeker van dat je genoeg tijd over houdt om je werk na te kijken. Goed nalezen en verbeteren van je werk, kan zeker extra punten opleveren.
Ga per sectie na of het op de volgende punten juist is.
Structuur van het opstel
In Hoofdstuk vier is geschetst hoe een essay er in de basis uitziet. Kijk goed of jouw essay klopt met deze structuur:
Een inleiding moet het onderwerp aansnijden, het doel duidelijk maken en de belangrijkste punten schetsen.
Het middenstuk moet gerelateerde literatuur kritisch geanalyseerd worden, en bewijs voor en tegen jouw argument naar voren brengen.
De conclusie geeft een samenvatting en discussie van de belangrijkst gemaakte punten en de bedoeling hiervan.
Structuur van het onderzoeksverslag
Een inleiding waarin het onderwerp wordt aangesneden, gerelateerde literatuur kritisch wordt bekeken, de bijdrage van jouw onderzoek wordt verteld en tot slot
worden de doelen en hypothese van het onderzoek genoemd.
Een methode beschrijft de participanten, materialen en procedures die gebruikt worden.
De resultaten beschrijven de bevindingen van jouw onderzoek. De verzamelde data en de resultaten van statistische analyses worden besproken, gerelateerd aan de
hypothese en onderzoeksvragen.
De discussie geeft conclusies en interpretatie van de resultaten. Voor en tegenargumenten worden besproken en de belangrijkste bevindingen worden toegelicht. Dit wordt gerelateerd aan eerder behandelde literatuur. Tot slot worden suggesties voor verder onderzoek gedaan.
Citaten en referenties
Ga per citaat na of de bron ervan op de juiste manier in de tekst is genoemd.
Controleer of alle bronnen genoemd zijn in de referentielijst en of dit op de juiste manier is. De plaats van de informatie, de leestekens en de hoofdletters, is hierbij erg belangrijk.
Laatste check
Voordat je het verslag of opstel werkelijk inlevert, ga je het nog één keer helemaal lezen. Je kan dit ook door iemand anders laten doen. Als je weet dat je de spelling of grammatica van de taal waarin je schrijft niet perfect kent, laat iemand anders dan jouw werk controleren.
Let bij de laatste check op het volgende:
Algemene presentatietips
Werk zit er beter verzorgd uit als het is getypt. Getypt werk maakt het makkelijker om APA richtlijnen aan te houden. Soms worden handgeschreven werken niet geaccepteerd. Controleer dit voordat je begint.
Gebruik een rustig lettertype, zoals Times New Roman, in lettergrootte 12. Gebruik geen groter lettertype voor koppen.
Laat 2,54 cm rechts van, links van, onder en boven de tekst wit. Bespreek met de docent welke regel aangehouden wordt. Gebruik geen strepen of andere begrenzingen.
Door het hele verslag en opstel heen, moet er dubbele ruimte zitten tussen zinnen. Dit kun je in de tekstverwerker als optie aangeven. Zorg dat er een spatie zit na punctuatie en twee spaties aan het einde van een zin. De eerste zin van elke paragraaf begint met een tab, behalve een abstract, een blok van een citaat, titels, koppen, en referenties die een hangende inspring gebruiken. Onthoud dat je de referentie pas vanaf de tweede regel laat inspringen. Een inspring is één tab of 12 spaties.
Ordenen van pagina's
Onthoud dat bij een opstel alleen de titelpagina, abstract, middenstuk en referentielijst op een nieuwe pagina begint. Alle andere paragrafen worden van elkaar gescheiden door een witregel.
Bij een onderzoeksverslag moeten alleen de titelpagina, abstract, inleiding, referentielijst, tabellen en figuren en de bijlage op een nieuwe pagina. De rest wordt gescheiden door een witregel. De volgorde van verschillende onderdelen is als volgt:
Zorg als laatste dat je niet meer dan 10% onder of boven het aantal geëiste woorden zit.
Bron:
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2033 | 1 |
Add new contribution