Strafrecht 3 werkgroepuitwerkingen 2018/2019 week 6

Werkgroep 6 - Het vonnis; bijzondere motiveringskwesties

 

Aantekeningen

 

Beslissingen en motiveringen van de rechter

1. Ambtshalve motiveringsplicht

2. In responsie op verweren van de verdediging en standpunten van de ovj (responsieplicht)

 

Aandachtspunten bij analyse van vraag of rechter moet responderen op verweer of standpunt

1. Om welk type verweer/standpunt gaat het?

-op welke formele/materiele vraag heeft verweer/standpunt betrekking?

2. Welke eisen worden gesteld aan verweer/standpunt om responsieplicht in het leven te roepen?

3. Is voldaan aan deze eisen?

4. Wat is de omvang van de responsieplicht?

Je moet nog steeds controleren of er een reden is voor de rechter om erop te reageren.

 

Artikel 358 lid 3 Sv: uitdrukkelijk voorgedragen verweer

  • Gericht op formele vragen en 2e en 3e materiële vraag. Laat je niet verwarren door tekst van 358 lid 3 Sv.
  • De verdachte en de raadsman kunnen die verweren naar voren brengen.
  • Het moet op de zitting mondeling naar voren zijn gedragen. Het moet gaan om een verweer naar inhoud en strekking ook herkenbaar is als een 358 lid 3 Sv verweer. Er worden lagere eisen aan gesteld dan aan een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Ook afhankelijk van wie het verweer voortdraagt: aan verweer raadsman hogere eisen dan aan verweer verdachte.
  • Wat is de relatie met 359 lid 2 Sv (UOS). UOS gaat altijd voor.

 

Artikel 359 lid 2 Sv: Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt

  • Gericht op alle formele en materiële vragen
  • Door verdediging en officier van justitie.
  • Zie eisen arrest onderbouwd standpunt. Duidelijk, door argumenten geschraagd, voorzien van een ondubbelzinnige conclusie en ten overstaan van de feitenrechter. Let op: lagere eisen voor Meer en Vaart verweer en dakdekkersverweren. Dat zijn wel UOS.
  • Ook al is er sprake van een UOS, de rechter is niet altijd verplicht te reageren
  • Zie r.o. 3.8.4 van het arrest uitdrukkelijk onderbouwd standpunt
  • De rechter moet het standpunt verwerpen
  • Er moet een wezenlijke afwijking zijn
  • Verder afhankelijk van de omstandigheden

 

Artikel 359a lid 3 Sv-verweer

  • Consequenties van vormverzuimen in het vooronderzoek
  • Door de verdachte en de raadsman
  • Er moet sprake zijn van een duidelijk en gemotiveerd verweer aan de hand van de factoren van art 359a lid 2 Sv (arrest Loze hasjpijp)
  • Relatie 359 lid 2 Sv: er zijn overeenkomstige eisen, maar een verschillende uitwerking
  • Duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van ondubbelzinnige conclusie
  • Duidelijk en gemotiveerd aan de hand van criteria van art 359a lid 2 Sv

 

Een ondubbelzinnige conclusie is dat een rechter een bepaalde beslissing moet nemen. Bijvoorbeeld: vrijspraak, bewijs niet meenemen of taakstraf in plaats van vrijheidsstraf.

 

358 lid 3: eisen laag

359a: eisen hoog

359 lid 2 2e zin: eisen hoog

Dakdekker Meer en Vaart: eisen laag. Dit zijn UOS verweren, maar er worden toch lage eisen aan gesteld.

 

Algemene vragen

 

1a.     Wat is het centrale artikel betreffende motiveringsvoorschriften voor de rechter?

          Artikel 359 lid 2 Sv

 

1b.    Welk motiveringsvoorschrift is daarin niet opgenomen?

          Artikel 358 lid 4 Sv

2.       Noem de functies van het vonnis.

          Explicatiefunctie: door te motiveren legt de rechter zijn beslissing uit aan de verdachte en de officier van justitie, aan het slachtoffer en aan de samenleving

          Controlefunctie: een verplichting om beslissingen uit te leggen bevordert de zelfcontrole van de rechter.

 

3a.     Wat zijn art. 358 lid 3 Sv-verweren?

          Verweren die de verdachte uitdrukkelijk heeft voorgedragen aan de rechter betreffende:

  • Formeel verweer
  • Kwalificatieverweren
  • Strafverminderingsgrond
  • Strafuitsluitingsgronden

 

3b.    In art. 359 lid 2, tweede zin Sv worden ‘uitdrukkelijk onderbouwde standpunten’ genoemd. Wanneer is sprake van een dergelijk verweer?

          Wanneer het standpunt duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht.

 

4.       Geef een voorbeeld van een strafverminderingsgrond bedoeld in artikel 358 lid 3 Sv.

          Artikel 56 Sr: Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende, in zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling, dan wordt slechts één strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld

 

5.       Dient de rechter extra te motiveren bij oplegging van een vrijheidsbenemende straf en/of TBS?

          Ja, zie artikel 359 lid 6 en 7 Sv

 

6.       Noem een uitzondering op de motiveringsplicht van artikel 359 lid 2 jo. 358 lid 3 Sv.

De wet maakt een uitzondering in artikel 283 Sv. Dat artikel biedt de verdachte de mogelijkheid om al bij de aanvang van de zitting een zogenaamd prelimLisair verweer te voeren waarin op een formele einduitspraak wordt aangestuurd. Wordt een dergelijk verweer gevoerd en verworpen, dan wordt die verwerping in het proces-verbaal van de zitting aangetekend en behoeft het vonnis daar geen aandacht meer aan te besteden.

 

 

7.       Op welke twee manieren kan de rechter een art. 358 lid 3 Sv-verweer verwerpen?

          Hij kan aangeven dat hij de gestelde feiten niet juist acht; dat is een feitelijke verwerping. Of hij kan aangeven dat het gestelde niet een exceptie oplevert; dat is een juridische verwerping.

 

8a.     Welke einduitspraken zijn mogelijk bij aanvaarding van een art. 358 lid 3 Sv-verweer?

  • Formele einduitspraak,  artikel 349 lid 1 Sv
  • OVAR wegens niet strafbaarheid van het feit,  artikel 352 lid 2 Sv
  • OVAR wegens niet strafbaarheid van de dader, artikel 352 lid 2 Sv
  • Veroordeling met Lisachtneming van de strafverminderingsgrond

 

8b.    Op grond van welk artikel dienen deze beslissingen in het vonnis te worden opgenomen en op grond van welk artikel dient de beslissing gemotiveerd te worden?

  • Een formele einduitspraak in het vonnis op grond van artikel 358 lid 1 Sv en gemotiveerd op grond van artikel 359 lid 2 Sv.
  • Een OVAR wegens niet strafbaarheid van het feit in het vonnis op grond van artikel 358 lid 2 en gemotiveerd op grond van artikel 359 lid 2 Sv.
  • Een OVAR wegens niet strafbaarheid van de dader in het vonnis op grond van artikel 358 lid 2 en gemotiveerd op grond van artikel 359 lid 2 Sv.
  • Een veroordeling in het vonnis op grond van artikel 358 lid 2 Sv en gemotiveerd op grond van artikel 359 lid 2 en lid 3 Sv (en eventueel lid 5, 6 en 7) en 358 lid 4 Sv.

 

9.       Stelling: ‘De rechter dient altijd de beslissingen op de formele vragen in het vonnis te vermelden en te motiveren’. Is deze stelling geheel of gedeeltelijk (on)juist?

          Onjuist, alleen indien de formele vragen een belemmering opleveren en de rechter tot een formele einduitspraak komt. Let op! Indien er een 358 lid 3 verweer inzake een formele einduitspraak is gevoerd, dient de rechter bij verwerping van het verweer, die verwerping te motiveren, artikel 359 lid 2 Sv.

 

10.     Stelling: ‘Het vonnis bevat altijd de bewijsmiddelen waarop de veroordeling steunt’. Is deze stelling geheel of gedeeltelijk (on)juist?

          Onjuist, in de praktijk bevat het vonnis gewoonlijk geen bewijsmiddelen. De wet maakt het mogelijk dat een verkort vonnis wordt gewezen. Onder een verkort vonnis wordt sinds 1 januari 2005 verstaan een vonnis waarin geen bewijsmiddelen zijn opgenomen, noch een opgave daarvan.

 

11.     Stelling: ‘Indien verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend, kan in het vonnis met een opgave van de bewijsmiddelen worden volstaan’. Is deze stelling geheel of gedeeltelijk (on)juist?

          Juist, voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan namelijk een opgave van bewijsmiddelen volstaan. Dat is alleen anders als de verdachte nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.

 

12.     Wanneer geldt de motiveringsplicht voor de rechter indien de verdediging een beroep doet op artikel 359a Sv?

          Wanneer de verdachte aandacht besteed aan de factoren in artikel 359 lid 2 Sv, heeft de verdachte recht op een gemotiveerde weerlegging.

 

13.     Moet de rechter een afwijking van een door de officier van justitie gevorderde straf motiveren?

          Alleen indien de gevorderde straf kan worden aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, in de zin van artikel 359 lid 2 tweede zin Sv.

 

14.     Welke ongerijmdheid kunt u ontdekken met betrekking tot de motiveringseisen (en de responsieplichten) die gelden voor een beroep op niet-ontvankelijkheid op grond van art.359a Sv respectievelijk het beroep op niet-ontvankelijkheid op grond van art. 358 lid 3 Sv?

          Bij een 358 lid 3 Sv verweer is niet-ontvankelijk bijvoorbeeld verjaring of niet-ontvankelijkheid van justitie. Maar bij een 359a lid 2 Sv moet je al voldoen aan het Zwolsmancriterium. Die is dus veel zwaarder, dan kijk je echt naar de inhoud.

         

 

 

Arresten

 

Onderbouwd standpunt en responsieplicht

1.       Aan welke voorwaarden moet volgens de Hoge Raad zijn voldaan, wil er sprake zijn van een ‘uitdrukkelijk onderbouwd standpunt’ in de zin van art. 359 lid 2, tweede zin Sv?

          De verdachte of zijn raadsman moet zijn standpunt, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter naar voren brengen. R.o. 3.7.1

2.       In hoeverre bracht de aan art. 359 lid 2 Sv toegevoegde zin verandering in de rechtspraak inzake de rechterlijke responsieplicht zoals deze tot 1 januari 2005 gold?

          Indien het openbaar ministerie ter zake van die onderwerpen (de voorvragen, kwalificatie, en de strafbaarheid van feit en dader) uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, heeft ingenomen en de rechter daarvan afwijkt, de beslissing dienaangaande nader moet motiveren. Voorts moeten nu ook de bewijsbeslissing en de beslissing over de oplegging van straf en/of maatregel nader worden gemotiveerd, indien de rechter daarbij afwijkt van door of namens de verdachte dan wel door het openbaar ministerie ‘’uitdrukkelijk onderbouwde standpunten.’’

3.       Verschillen de criteria op grond waarvan een responsieplicht wordt aangenomen op grond van art. 359 lid 2 Sv van de criteria aan de hand waarvan een responsieplicht wordt aangenomen in de zin van art. 359a Sv?

          Nee, want volgens de Hoge Raad is er sprake van overeenkomstige eisen voor een beroep op schending van een vormvoorschrift in de zin van art 359a Sv.

4        Moet de rechter op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt reageren dat de verdachte op de terechtzitting alleen mondeling naar voren heeft gebracht?

          Ja, ook al is het alleen mondeling dan is het verplicht te reageren. Maar in cassatie alleen controle of verwerping UOS al voldoende als UOS schriftelijk is vastgelegd. Als je dus zeker wilt weten dat het vast komt te liggen, moet je dat expliciet zeggen of schriftelijk vastleggen.

 

Jagen

1.       Welk verweer is bij de rechtbank gevoerd?

          Er is aangevoerd dat hetgeen aan verdachte is verweten niet is aan te merken als

‘jagen’ in de zin van de Jachtwet: het jagen met een loslopende jachthond welke

een levende eend apporteerde is niet ‘jagen’ in de zin van de Jachtwet. (ro. 4.1).

2.       Waarom had de rechtbank volgens de Hoge Raad op dit verweer moeten reageren? Welke wettelijke motiveringsplicht is geschonden? Is deze motiveringsplicht ook thans nog van toepassing bij dergelijke verweren?

          De Hoge Raad is van mening dat dit verweer niet louter van feitelijke aard is, maar dat hierin de rechtsvraag aan de orde wordt gesteld of het handelen van verdachte als jagen in de zin van de Jachtwet kan worden aangemerkt (ro. 4.2). Deze zaak speelde zich af voor 2005. Voor 2005 was de rechter niet verplicht te reageren als het ging om de eerste materiële vraag. Het lijkt hier erg op een kwalificatievraag, namelijk de 2e materiele vraag, want het gaat om de juridische vraag wat jagen is. tegenwoordig is de motiveringsplicht op basis van 359 lid 2e zin Sv.

3.       De Hoge Raad geeft aan hoe de rechtbank het verweer had kunnen verwerpen. Is dat een feitelijke of een juridische verwerping?

          Een juridische verwerping. De Rechtbank had kunnen aangeven dat door de vastgestelde gedraging, namelijk dat verdachte zich in het jachtveld bevond en een loslopende jachthond bij zich had, welke jachthond kennelijk wild heeft gezocht en aan de verdachte een levende eend heeft geapporteerd, sprake is van ‘opsporen en bemachtigen van wild’ als bedoeld in de Jachtwet (ro. 4.3.).

4.       De Hoge Raad casseert niet. Kunt u uitleggen waarom cassatie achterwege blijft?

          De Hoge Raad heeft hier zelf beoordeeld of het verweer kans van slagen heeft en

heeft geoordeeld dat en waarom het verweer faalt. De Hoge Raad doet hiermee,

wat de Rechtbank had behoren te doen en geeft de verzoeker de uitleg (de

motivering) waarom het verweer verworpen had moeten worden door de

Rechtbank.

5.       Gaat het hier om een Meer en Vaart-verweer of om een Dakdekkerverweer?

          Dakdekkerverweer. Bij dit verweer gaat het om betogen waarin de uitleg van een in de tenlastelegging opgenomen of daarin besloten liggend begrip dat aan de wet is ontleend, aan de orde wordt gesteld. Hier wordt de rechtsvraag aan de orde gesteld  of het handelen van de verdachte als jagen in de zin van de Jachtwet kan worden aangemerkt. Meer en Vaart-verweer is een verplichting dat de bewezenverklaring met een voldoende mate van waarschijnlijkheid uit de gebezigde bewijsmiddelen moet volgen.

 

Straatroof of geintje

1.       Wat is er volgens het hof gebeurd? Dat verdachte samen met twee anderen het oogmerk hadden om een mobiele telefoon wederrechtelijk toe te eigenen en daarbij die voorgenomen diefstal heeft doen voorafgaan en te doen vergezellen met bedreiging van geweld tegen slachtoffer.

2.       Wat is er volgens de verdachte gebeurd? Past dit bij de feiten zoals die te vinden zijn in de bewijsmiddelen? Het verweer hield in dat verdachte en zijn mededaders niet het oogmerk hadden aangever te beroven doch hem bij wijze van grap alleen bang wilden maken. Verweer is niet strijdig met bewijsmiddelen (o.a. verklaring van slachtoffer en verdachten), maar wel met bewezenverklaring.

3.       Waarom is de bewezenverklaring volgens de Hoge Raad niet naar de eis der wet met redenen omkleed?  Nu het Hof de juistheid van dit met de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen niet strijdige verweer in het midden heeft gelaten, is de met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid opengebleven dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft ontbroken. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Dit is met andere woorden, een niet door bewijsmiddelen weerlegd alternatief scenario.

4.       Welke motiveringsplicht van art. 359 Sv is geschonden?

          Dit is een voorbeeld van een Meer en Vaart verweer

  • Dit is een specifiek bewijsverweer waarbij wordt betoogd dat de werkelijke gang van zaken geen strafbaar feit oplevert
  • Gang van zaken is niet strijdig met bewijsmiddelen, maar wel met bewezenverklaring
  • Moet zijn gebaseerd op niet hoogst onwaarschijnlijke feiten en omstandigheden
  • Tegenwoordig motiveringsplicht op basis van 359 lid 2, 2e zin

 

 

 

Oefenvragen

 

Casus 1

 

Op maandagmiddag 22 februari 2016 omstreeks 14 uur loopt Lisa Schilder met gevulde boodschappentas in de richting van de uitgang van de Albert Heijn aan het Helperplein in Groningen. Bij de uitgang van de supermarkt wordt ze aangesproken door een man in een versleten rood trainingspak. Hij schiet Lisa aan, en vraagt met dubbele tong: ‘Heeft u misschien een kleine bijdrage voor de nachtopvang?’ Lisa is best bereid te helpen, maar ze heeft geen contant geld op zak. ‘Geld heb ik niet’, antwoordt ze, ‘maar je mag best een appel hebben.’ Daarop reikt ze in haar tas en toont een stuk fruit. De man trekt een vies gezicht en weigert de appel aan te nemen. ‘Neem toch, het is hartstikke goed voor je', dringt Lisa vriendelijk aan. Dit schiet de man in het verkeerde keelgat. Hij trekt een mes, en komt dreigend op Lisa aflopen: ‘Oprotten met die appel van je, anders steek ik je lek!’ Lisa doet aangifte van het incident. Na een kort onderzoek wordt enkele uren laten Pieter aangehouden op verdenking van bedreiging met zware mishandeling (art. 285 lid 1 Sr).

 

Pieter wordt gedagvaard om voor de meervoudige kamer van de rechtbank te verschijnen. Met het oog op de bedreiging is aan Pieter tenlastegelegd dat ‘hij op 22 februari 2016, in de gemeente Groningen, Lisa Schilder heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Lisa dreigend de woorden toegevoegd: "oprotten met die appel, anders steek ik je lek” en zich opzettelijk met een opgeheven mes dreigend begeven in de richting van die Lisa.’

 

Op de zitting voert de raadsman het volgende verweer: ‘Edelachtbaar college, het merkwaardige aanbod van mevrouw Schilder is mijn cliënt in het verkeerde keelgat geschoten. Ik geef ruiterlijk toe dat verdachtes bewoordingen en gedragingen van dien aard zijn geweest dat bij mevrouw Schilder de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar zou worden mishandeld. Toch houd ik op dit punt twijfels. Mijn cliënt heeft immers in het geheel geen stekende bewegingen gemaakt in de richting van mevrouw Schilder en hij is haar niet achterna gegaan, nadat zij de benen nam. Een en ander maakt dat de tenlastegelegde bedreiging naar mijn mening niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.’

 

In zijn requisitoir concentreert de officier van justitie zich op een ander aspect van de strafzaak. Zij stelt onder meer: ‘Pieter is een verstokte recidivist. Hij is al vaak door uw rechtbank veroordeeld voor geweldsdelicten, zo volgt uit de vuistdikke justitiële documentatie die u in het dossier aantreft. Pieter weigert domweg te leren van zijn fouten. Hij blijft dus een voortdurend gevaar voor de maatschappij. Om die reden vorder ik de oplegging van een forse vrijheidsstraf om de samenleving te beschermen tegen Pieter’s agressie. Ik vorder de oplegging van 190 dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf.’

 

1.       Is de rechtbank verplicht om in haar vonnis beargumenteerd te reageren op het door de raadsman respectievelijk officier van justitie gestelde, wanneer de rechtbank Pieter veroordeelt tot 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf?

          Raadsman

          1. Om welk type verweer/standpunt gaat het? Dit is een bewijsverweer, dus de eerste materiële vraag.

          2. Welke eisen worden gesteld aan verweer/standpunt om responsieplicht in het leven te roepen? Het gaat hier om de eerste materiële vraag, dus kan er geen sprake zijn van 358 lid 3 Sv verweer. Dus daarna kijken eisen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.

          3. Is voldaan aan de eisen?

          Duidelijk? Nee, het is niet duidelijk waar de raadsman naartoe wil. Want aan de ene kant is er wel een bedreiging, maar toch zegt hij dat de bedreiging niet erg is. Hij geeft zowel argumenten voor als tegen de bewezenverklaring.

          4. Wat is de omvang van de responsieplicht?

Er is hier geen plicht om te reageren, want er wordt niet voldaan aan de eisen van een UOS.

 

          Officier van Justitie

          1. Om welk type verweer/standpunt gaat het?

          Sanctieverweer (strafmaatverweer)

          2. Welke eisen worden gesteld aan verweer/standpunt om responsieplicht in het leven te roepen? Eisen van UOS

          3. Is voldaan aan deze eisen?

          Ja. De OvJ maakt duidelijk welke straf nodig is, geeft daarvoor argumenten (vuistdikke justitiële documentatie) en een conclusie (190 dagen gevangenisstraf).

          4. Wat is de omvang van de responsieplicht?

          De rechter wijkt er niet wezenlijk af. Want hij geeft 6 maanden gevangenisstraf, de OvJ legt 190 dagen op en dat is geen wezenlijk verschil dus er is geen responsieplicht.

 

                       

Casus 2 (vervolg casus 2 week 4)

 

De rechtbank verklaart bewezen dat Hendrik Bloem:

 

"op 01 maart 2009 te Bedum opzettelijk aan Karel Wit en Daan Visser zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht doordat hij met dat opzet onder zijn hoede staande dieren, te weten 3 honden (Rottweilers) heeft aangehitst om Karel Wit en Daan Visser te bijten en aan te vallen en (dientengevolge) heeft bewerkstelligd dat die honden die Karel Witen Daan Visser hebben aangevallen en in handen en/of armen en/of benen en/of in het lichaam hebben gebeten."

 

Tijdens de terechtzitting blijkt echter dat de lezingen van wat zich precies op het erf van Hendrik Bloem heeft afgespeeld, verschillen. Ter terechtzitting voert de raadsvrouw in verband daarom twee verweren:

 

“In de eerste plaats is het mijns inziens is het verhaal van de verdachte tegenover het verhaal van de slachtoffers. Als ik kritisch kijk naar de verklaringen van de getuigen/slachtoffers valt mij op dat het hier niet gaat om objectieve getuigen, aangevers hebben zelf belang bij de uitkomst van de zaak. Want als Hendrik niet de agressor is, zijn zij het. Beide slachtoffers hebben hun verklaringen ter terechtzitting ook duidelijk op elkaar afgestemd. In de verklaringen die beide getuigen eerder en elders hebben afgelegd, zitten namelijk tegenstrijdigheden. In de Telegraaf stond: "Uiteindelijk hield ik hem in de houdgreep, en toen spoorde hij zijn drie honden aan ons te pakken te nemen". In de Ommelander Courant stond opgetekend uit de mond van Daan Visser: "Maar toen ik hem sloeg gebeurde het. Die honden vlogen me zo aan". Daar zegt David Kramer dus niets over aanhitsen, en gaat het niet om een houdgreep maar om slaan. De verdachte bestrijdt ook nadrukkelijk dat hij de honden heeft aangehitst. De verdachte richtte zich tot de slachtoffers toen hij zei: ‘kom dan’. Dat de honden hierop reageren is niet de schuld van de verdachte. Alles in aanmerking nemende zijn de verklaringen van beide getuigen te mager om te komen tot overtuiging dat verdachte inderdaad de honden heeft aangehitst.”

 

“In de tweede plaats is er geen sprake van dat het letsel is toegebracht door de verdachte. Toebrengen veronderstelt een actieve handeling van de verdachte. Maar in dit geval waren het de honden van de verdachte die hebben gebeten. De verdachte zelf heeft niets gedaan wat tot letsel heeft geleid. Daardoor kan niet worden bewezen dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.”

 

1.       De rechtbank veroordeelt Hendrik en wijst een vonnis. Moet de rechtbank in haar vonnis op deze verweren van de raadsvrouw reageren? En op grond van welke bepalingen?

          Verweer 1

          1. Om welke type verweer/standpunt gaat het?

          Bewijsverweer (bewijswaardering)

          2. Welke eisen worden gesteld aan verweer/standpunt om responsieplicht in het leven te roepen? De eisen van UOS

          3. Is voldaan aan deze eisen?

          Ja. Raadsvrouw maakt duidelijk dat getuige onbetrouwbaar is en geeft daarvoor argumenten (mediaberichten) en een conclusie (onvoldoende bewijswaarde).

          4. Wat is de omvang van de responsieplicht?

          De rechter wijkt wezenlijk af. Dus responsieplicht, op grond van artikel 359 lid 2 tweede zin Sv.  

 

          Verweer 2.

          1. Om welke type verweer/standpunt gaat het?

          Bewijsverweer: namelijk Dakdekkerverweer

          2. Welke eisen worden gesteld aan verweer/standpunt om responsieplicht in het leven te roepen?

          Eisen: naar inhoud en strekking herkenbaar als Dakdekkerverweer

          3. Is voldaan aan deze eisen?

          Ja. Verweer raadsvrouw heeft inhoud en strekking dat bestanddeel ‘toebrengen’ anders moet worden geïnterpreteerd.

          4. Wat is de omvang van de responsieplicht?

          De rechter wijkt wezenlijk af. Dus responsieplicht.  

         

 

Stel: de rechtbank heeft in het vonnis geen bewijsmiddelen opgenomen, evenmin heeft zij daarin gereageerd op de verweren. Hendrik Bloem stelt hoger beroep in tegen het veroordelend vonnis. De rechtbank overweegt om het gewezen vonnis aan te vullen met bewijsmiddelen en in het kader van die aanvulling ook in te gaan op het verweer. Zij vraagt de griffier of een dergelijke aanvulling rechtens is.

 

2.       Wat zou u, gesteld dat u griffier was in deze zaak, de rechtbank adviseren?

          Het betreft hier een verkort vonnis waarin geen bewijsmiddelen zijn opgenomen, artikel 365a jo. 138b  Sv. De bewijsmiddelen worden later uitgewerkt in een aanvulling omdat Hendrik Roos hoger beroep heeft ingesteld (lid 2). Een reactie op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt kan worden gegeven bij aanvulling van het vonnis (art 365a lid 2 Sv) (Zie r.o. 3.8.3 arrest onderbouwd standpunt).

 

Stel: in hoger beroep herhaalt de raadsvrouw haar betoog en komt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot een vrijspraak. De motivering is kort maar krachtig:

‘Het gerechtshof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de honden heeft aangehitst en spreekt verdachte derhalve vrij van de ten laste gelegde feiten.’

 

De advocaat-generaal in deze zaak is niet blij met deze vrijspraak. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep omstandig betoogd dat en waarom aan de verklaringen van de slachtoffers ter terechtzitting in eerste aanleg meer waarde mag worden gehecht dan aan de lezing van de verdachte:

-        bij de politie, kort na de vechtpartij, hebben beide slachtoffers consistent verklaard over aanhitsen terwijl verdachte in een wurggreep werd gehouden.

-        de verslaggeving over strafbare feiten in de Ommelander Courant was in de betreffende maanden notoir onbetrouwbaar. Uit oogpunt van kostenbesparing was een middelbare scholier van 17 jaar in dienst genomen, die als bijbaantje aan misdaadverslaggeving deed, en gesprekken niet opnam maar later uit zijn herinnering samenvatte.

 

3.       Wat denkt u: zou de advocaat-generaal tegen deze vrijspraak met kans op succes in cassatie kunnen opkomen?

          Cassatie: vormverzuim of schending van het recht. In casu mogelijk motiveringsplicht geschonden, indien onvoldoende gereageerd op standpunt OM.

          1. Om welk type verweer/standpunt gaat het?

          2. Welke eisen worden gesteld aan verweer/responsieplicht in het leven te roepen?

          Eisen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt (art 359 lid 2, tweede zin Sv)

          3. is voldaan aan deze eisen?

          Ja. De AG maakt duidelijk dat getuigen waardevol zijn, geeft daarvoor argumenten (omstandig betoogd) en een conclusie (gebruik verklaringen)

          4. Wat is de omvang van de responsieplicht?

          Bij vrijspraak volstaat sobere motivering. Wellicht heeft hof gekozen voor de ter terechtzitting naar voren gebrachte visie van de raadsvrouw, daarmee impliciet verwerping UOS AG.  

 

Stel (anders dan in het voorgaande): de verdachte wijzigt zijn proceshouding in appel rigoureus. Hij geeft toe dat hij de honden heeft aangehitst: ‘Maar ik deed dat niet zomaar, edelachtbare. Daan Visseris geen kleine jongen; hij kan je nek breken, als hij dat wil. En ik hoorde en voelde het in mijn nek al kraken. Ik zag geen andere mogelijkheid om het leven te behouden.’

 

Stelling: Met dit verweer heeft de verdachte een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen; de rechter zal op dat verweer moeten reageren als hij toch tot een veroordeling komt.

 

4.       Is die stelling juist, of geheel of gedeeltelijk onjuist?

Wat voor een verweer betreft het hier? Een 358 lid 3 verweer, en geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt zoals de stelling aangeeft. De verplichting om op een dergelijk verweer in te gaan berust op art. 358 lid 3 Sv; het stuurt aan op een strafuitsluitingsgrond (noodweer). Van belang bij de vraag of er op het verweer moet worden ingegaan zijn inhoud en strekking van het gestelde. De strekking komt minder duidelijk uit de verf: de verdachte beroept zich niet expliciet op straffeloosheid, laat staan dat hij noodweer noemt. Maar de inhoud gaat wel heel ver in de richting van noodweer. Het gestelde kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een beroep op noodweer, gezien de inhoud van het aangevoerde, is de strekking voldoende duidelijk. De stelling is deels juist: géén uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, wel een responsieplicht op grond van artikel 358 lid 3 j ˚ 359 lid 2 (eerste zin) Sv.

 

5.       Is het voor uw antwoord op de vorige vraag van belang of de raadsman van Hendrik Bloem hier nog op is ingegaan?

          Als verdachte wordt bijgestaan door een raadsman, ligt het in de rede dat de raadsman de verweren verwoordt (inhoud en strekking). Indien de raadsman in dat geval een verweer niet voert, behoeft een verklaring van verdachte minder snel als een 358 lid 3 verweer te worden opgevat.

 

Stel: het gerechtshof reageert op het gestelde met de overweging:

‘Naar de mening van het gerechtshof moet het door de verdachte gestelde worden verworpen. Niet aannemelijk geworden is dat de getuige daadwerkelijk de nek van de verdachte wilde breken.’

 

6.       Is dit en feitelijke of een juridische verwerping van het gevoerde verweer?

          (Bonusvraag: Zal deze verwerping naar uw mening in cassatie standhouden?)

Een feitelijk verweer, de rechter kan de gestelde feiten niet aannemelijk achten.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:
Countries and regions:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: iwanabosman
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2285 1 1