strafrecht 2 werkcollege 2

CASUS 1

Op 28 augustus 2010 lopen A en zijn twee goede vrienden B en C door Groningen. De jongens besluiten een biertje te gaan drinken op een terras aan de Grote Markt. De jongens lopen langs de Hema, waar zich op dat moment een andere groep jongens ophoudt. Omdat B een blikje dat op straat lag, had weggeschopt in de richting van deze groep, ontstaat er een woordenwisseling tussen beide groepen. Plotseling wordt B door een jongen uit de andere groep op zijn hoofd geslagen. B en zijn belager raken in gevecht. 

A ziet vervolgens dat een andere jongen uit de groep met gebalde vuist dreigend op hem afloopt. A overweegt weg te lopen, maar besluit uiteindelijk toch maar om te proberen de boel te sussen. Hij neemt een ontwapenende houding aan en zegt: ‘rustig aan, ik wil geen problemen’. Deze woorden blijken aan dovenmansoren gericht en de jongen maakt aanstalten uit te halen. Vervolgens geeft A hem een flinke schop tegen zijn been, waarop de jongen zijn actie staakt. Kort daarna gaan beide groepen uiteen.

A en zijn vrienden lopen door naar de Grote Markt. Na het nuttigen van een biertje besluiten de jongens naar discotheek te gaan. Het is druk bij de discotheek. A en zijn vrienden sluiten achter aan in de rij. Ze merken niet op dat de groep jongens  eveneens in de rij gaat staan. Op een gegeven moment worden A en zijn vrienden door de groep jongens in de rug geduwd. De jongen die tijdens het incident bij de Hema door A was geschopt, is dit niet vergeten en geeft A een klap in zijn nek. Vervolgens maakt de jongen aanstalten om A nog een keer te slaan. A (die zich op de drukke trap bevindt) geeft de jongen daarop een klap. Door deze klap verliest de jongen zijn evenwicht en valt op de grond. A voelt een enorme kwaadheid opborrelen als gevolg van de klap in zijn nek. De kwaadheid wordt nog versterkt door het feit dat hij deze jongens als eens eerder tot de orde heeft moeten roepen. Dit alles leidt ertoe dat hij nog enige tijd doorgaat met slaan. De jongen loopt als gevolg hiervan diverse kneuzingen op.

De officier van justitie besluit A ten aanzien van beide incidenten te vervolgen voor art. 300 lid 1 Sr. In de tenlastelegging zijn beide incidenten op correcte wijze toegesneden op art. 300 lid 1 Sr.

Ter zitting voert A’ raadsman ten aanzien van beide incidenten primair het verweer dat bij zijn cliënt het voor mishandeling vereiste opzet ontbrak: “Wat betreft de schop tegen het been bij het eerste incident en de eerste klap bij het tweede incident is er geen opzet bij Ambrosius omdat hij zich enkel verdedigde. Wat betreft de klappen die hij daarna uitdeelde, bij het tweede incident, als de jongen op de grond ligt, komt daar nog bij dat A uit pure kwaadheid sloeg.”

Vraag 1a

 Geef gemotiveerd aan of dit tweeledige verweer kans van slagen heeft.

Vraag 1b 

Geef gemotiveerd aan of het beroep op noodweer c.q. noodweerexces ten aanzien van het eerste incident kans van slagen heeft.

Vraag 1c

Geef gemotiveerd aan of het beroep op noodweer c.q. noodweerexces ten aanzien van het tweede incident kans van slagen heeft.

Stel dat terwijl A en zijn vrienden naar Het Paleis lopen, zien ze dat de andere jongens tevens aanstalten maken om naar Het Paleis te gaan. Ze twijfelen even of ze het geplande bezoek wel door moeten laten gaan, maar besluiten uiteindelijk dat ze zich niet door een stelletje raddraaiers een avondje dansen door de neus laten boren. Vervolgens arriveren ze vlak voor de groep jongens bij Het Paleis en de jongens sluiten achter hen aan. Daarop vindt de boven beschreven gang van zaken plaats.

Vraag 1d

Geef aan waarom deze omstandigheden juridisch relevant kunnen zijn. Leiden deze omstandigheden tot een ander oordeel dan bij vraag 1c?

CASUS 2

Vraag 2a 

Was de rechter gehouden in zijn vonnis op het opzetverweer in gaan? Zo ja, op grond van welke bepaling(en)?

Vraag 2b

Vul, op een rechtens verdedigbare wijze, de motivering van de verwerping van het opzetverweer aan.

De rechtbank bespreekt ambtshalve de vraag of het feit de verdachte kan worden toegerekend in de zin van art. 39 Sr (onder 6). Knigge/Wolswijk, p. 165-166 onderscheiden drie eisen in dat kader.

Vraag 2c 

Bespreek aan de hand van een van deze eisen waarom de rechtbank tot de conclusie komt dat het feit hoe dan ook aan de verdachte kan worden toegerekend, gelet op de vaststellingen onder 6.

ANTWOORDINDICATIE

Vraag 1a

Beide verweren zijn ondeugdelijk. A brengt opzettelijk pijn of letsel toe. Hij weet dat hij dat doet en hij wil dat ook. 

Vraag 1b

Is er sprake van ogenblikkelijke aanranding? de jongen maakt aanstalten om te gaan slaan, zodat er sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar.

Eerst dient te worden nagegaan of er sprake is van aanranding van lijf, eerbaarheid, goed? Dit is het geval namelijk het lijf van A. Ook moet het wederrechtelijk zijn, dit is het geval. Geen sprake van toestemming.  Ook moet de verdediging noodzakelijk zijn. Hier komt het betoog van de officier van Justitie dat de verdachte geen beroep op noodweer toekomt omdat hij had kunnen weglopen, aan de orde.  Boze buurman arrest van belang. Dat A weg had kúnnen lopen, staat tegen de achtergrond van het feit dat hij de boel probeerde te sussen en zijn vriend op dat moment een pak slaag kreeg, niet in de weg aan het aannemen van noodweer. Dat betekent dat wel degelijk sprake is van een noodzakelijke verdediging.  Er is dus sprake van een noodweersituatie. 

Nu er sprake is van een noodweersituatie moet worden nagegaan of de verdediging ook geboden is. Is er voldaan aan de proportionaliteit? Ja dit is het geval want er is sprake van een redelijke verhouden. Tevens voldaan aan de subsidiariteit want sprake van de minst heftige reactie van verdediging. Een beroep op noodweer heeft kans van slagen. 

Vraag 1c

Er dient te worden nagegaan of er sprake is van ogenblikkelijke aanranding?  Dit is het geval, er is namelijk sprake van onmiddellijk dreigend gevaar (Bijlmer schietpartij). Ook moet het gaan om aanranding van lijf, eerbaarheid of goed. In casu  sprake van het lijf van Ambrosius. Ook dient het wederrechtelijk te zijn, dit is het geval. 

Vervolgens wordt nagegaan of de verdediging noodzakelijk is.  Kon en behoorde de aangerande zich aan de aanranding te onttrekken? Nee dit is niet het geval. A staat in de rij op een trap.

Hier is voldaan aan een aspect van subsidiariteit: de verdachte kon niet kiezen voor de mogelijkheid om te vluchten in deze situatie. Vervolgens nagaan of er is voldaan aan de proportionaliteit? De eerste klap was zeker wel geboden. Echter de klappen die hierna volgen als de jongen al op de grond ligt zijn niet meer noodzakelijk. Geen sprake van noodweer. 

De gemoedsbeweging is niet alleen veroorzaakt door de aanranding, want de kwaadheid werd versterkt door de gedachte aan de eerder aanranding. Dit feit staat echter niet het aannemen van noodweerexces in de weg.

Vraag 1d

Er was geen sprake van actieve provocatie, zodat niet gezegd kan worden dat men uit was op een confrontatie. De enkele omstandigheid dat een verdachte zich willens en wetens in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het latere slachtoffer te verwachten vind is onvoldoende. Daarbij kan in dit geval een rol spelen dat de jongens natuurlijk volledig in hun recht stonden om het Paleis te bezoeken. En verder is van belang dat met name de andere groep jongens van het eerste incident een verwijt gemaakt kan worden. Onrecht hoeft niet getolereerd te worden. 

Vraag 2a

Het opzetverweer is in casu een bewijsverweer. Hier moet gemotiveerd op worden ingegaan op grond van art. 359 lid 2, 2e zin Strafvordering. Dit standpunt moet duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien zijn van een ondubbelzinnige conclusie dat ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht. 

Vraag 2b

Uit het voorgevallene blijkt dat verdachte niet geheel van de wereld was. Dit betekent dat de verdachte dus nog wel inzicht had in zijn eigen handelen.  

Vraag 2c 

Allereerst moet er sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Ook moet er een causaal verband zijn tussen de stoornis en het delict. En ten slotte moet worden angegaan of het een reden is om de dader het gepleegde niet te kunnen toerekenen. In de casus is er sprake van een grote hoeveelheid Oxazepam, dit is gebruikt in combinatie met een grote hoeveelheid alcohol. Dit heeft het functioneren beinvloed wat aan de verdachte toe te rekenen is. Hieraan doet niet af dat het door verdachte vertoonde gedrag mogelijk geen algemeen bekend gevolg is. 

 

Access: 
Public
Follow the author: lisacelineh
More contributions of WorldSupporter author: lisacelineh
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.