TentamenTests bij Toetsende Statistiek aan de Universiteit Leiden - 1
Vragen
Vraag 1
Iemand kiest geblinddoekt vier kerstkransjes uit een mand met oneindig veel kerstkransjes. De helft is melkchocolade, de andere helft puur.
........Read moreDeze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Toetsende Statistiek aan de Universiteit Leiden.
Iemand kiest geblinddoekt vier kerstkransjes uit een mand met oneindig veel kerstkransjes. De helft is melkchocolade, de andere helft puur.
........Read moreEen historisch artikel van Müller en Setz gaat over de maanillusie, die zegt dat de maan veel
........Read moreGeef voor de cellen A, B, C of D aan, welk type fout op die plaats hoort te staan.
Bij TentamenTests 4 is geen antwoordindicatie aanwezig
Een onderzoeker bekijkt de samenhang tussen mate van faalangst en studieresultaat (beide variabelen hebben drie
........Read moreIn deze bundel staan studiehulp tools voor het gebruik van SPSS bij het vak Toetsende Statistiek van Psychologie Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
Deze collegeaantekeningen zijn gebaseerd op het vak Toetsende Statistiek van het jaar 2015-2016, universiteit Leiden.
Toetsende statistiek houdt zich bezig met het testen van hypotheses. Hypothesetoetsing is nodig om te kijken of een algemene theorie (deprivatietheoie) nog geldig is voor de populatie waarover de theorie gaat.
Om dit te testen stellen we eerst een onderzoeksvraag op aan de hand van de algemene theorie. Omdat het vrijwel onmogelijk is om de gehele populatie te onderzoeken, worden er steekproeven gedaan om hypotheses te toetsen. Deze steekproeven leveren ons vervolgens verschillende steekpoefgegevens op, waaronder totaalscores en gemiddelden.
Als de steekproefgegevens duidelijk verschillen van de algemene theorie is het wellicht nodig om de theorie aan te passen. In dat geval verwerpen we onze algemene theorie ofwel onze nulhypothese.
Stappenplan voor hypothesetoetsing
De volgende stappen worden doorlopen om een hypothese te toetsen:
Hypothese: het vormen/afleiden van een toetsbare hypothese aan de hand van een algemene theorie/deprivatietheorie.
Steekproevenverdeling: het vaststellen van de steekproevenverdeling
Toetsstatistiek: uitrekenen van de toetsstatistiek die aansluit bij de steekproevenverdeling.
Verwerpingsgebied bepalen: wanneer wordt de hypothese verworpen?
Statistische conclusie: het trekken van een statistische conclusie op basis van de verzamelde gegevens
Inhoudelijke conclusie: het verwoorden van de statistische gegevens/conclusie
Hypothese
Een hypothese is een uitspraak over parameters in een populatie. We maken onderscheid tussen de nulhypothese en de alternatieve hypothese:
Nul-hypothese (H0): er bestaat in de populatie geen verschil of relatie, of bij een experiment: de ingreep heeft geen effect op scores in de populatie. H0 is het startpunt van het stappenplan.
Alternatieve hypothese (Ha): er bestaat wél een verschil, verandering of relatie in de populatie. Bij een experiment heeft de ingreep wél effect op de scores in de populatie.
De alternatieve hypothese (Ha) kan éénzijdig of tweezijdig zijn ten opzichte van de nulhypothese (H0).
Bij éénzijdige toetsing wordt verwacht dat het gemiddelde van Ha groter of kleiner is dan dat van H0.
Als we verwachten dat het gemiddelde van Ha méér is dan H0, is er sprake van een rechtszijdige alternatieve hypothese, dus als H0: µ = 9, dan Ha: µ > 9.
Als we verwachten dat het gemiddelde van Ha juist minder is dan H0, dan doen we een linkszijdige alternatieve hypothese: H0: µ = 9 en Ha: < 9.
Wanneer we een verschil tussen Ha en H0 verwachten maar eigenlijk geen idee hebben of Ha groter of kleiner is
.....read moreHet volgende kan aan bod komen tijdens het tentamen Toetsende Statistiek:
Het tentamen bestaat uit meerkeuzevragen, waarbij het belangrijk is dat je de juiste feiten en begrippen kan herkennen uit alle antwoorden. Let op! Bij meerkeuzevragen waarbij 4 mogelijke antwoorden worden gegeven, zijn er vaak al meteen 2 antwoorden die qua zinsopbouw of feiten/begrippen niet kloppen. De overige 2 antwoorden lijken veel op elkaar, waarvan er vaak maar 1 goed is.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Toetsende Statistiek aan de Universiteit Leiden.
Ik heb een aantal tips voor het tentamen van dit vak op een rijtje gezet om je te helpen tijdens het studeren.
Psychology Supporter heeft een bundel met TentamenTests gemaakt, waarin een aantal fijne oefenvragen staan om actief met de stof te oefenen! Dit is vooral heel fijn bij statistische vakken, aangezien op het tentamen vragen voorbij zullen komen waarbij je berekeningen moet maken.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Toetsende Statistiek aan de Universiteit Leiden.
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.
1. Iemand kiest geblinddoekt 4 paaseitjes uit een mand met oneindig veel paaseitjes.
De helft is melkchocolade, de andere helft puur. Hoe groot is de kans dat hij vier
pure eitjes trekt?
A. 0.5
B. 0.25
C. 0.0625
D. 0.04
2. Uit een populatie van 50000 personen worden twee steekproeven getrokken:
een steekproef van n=400 (steekproef I) en een steekproef van n=1600
(steekproef II). Bij ieder van de twee steekproeven hoort een
steekproevenverdeling. Welk van de onderstaande uitspraken is juist?
A. bij steekproef II is de standaarddeviatie van de steekproevenverdeling
van het gemiddelde groter dan de standaarddeviatie van de
populatieverdeling
B. de standaarddeviatie van de populatieverdeling is kleiner dan de
standaarddeviatie van de steekproevenverdeling van het gemiddelde bij
steekproef I
C. de standaarddeviatie van de steekproevenverdeling van het gemiddelde
is bij steekproef II kleiner dan bij steekproef I
D. bij steekproef I is de standaarddeviatie van de steekproevenverdeling
van het gemiddelde 20 keer groter dan de standaarddeviatie van de
populatieverdeling
3. Moore & McCabe noemen vier kenmerken van de binomiale setting. Welke
daarvan is hieronder niet correct geformuleerd?
A. Er is een vaststaand aantal observaties n
B. De n observaties zijn afhankelijk van elkaar
C. Elke observatie valt in één van precies twee categorieën (die we succes
en falen noemen)
D. De kans op een succes is hetzelfde voor elke observatie
4. Een beroepskeuzebureau hanteert een genormeerde IQ-test voor VWO-
leerlingen uit de hoogste klas. Deze test heeft een variantie van 225. De
scores die hiermee verkregen worden, zijn normaal verdeeld.
Een steekproef van 25 leerlingen uit de groep die zich bij dit bureau voor
advies heeft aangemeld, scoort op deze test gemiddeld 119.
Wat is het 95% betrouwbaarheidsinterval van het populatiegemiddelde?
A. 30.80 £ µ £ 207.00
B. 113.12 £ µ £ 124.88
C. 101.36 £ µ £ 136.64
D. 114.08 £ µ £ 123.92
5. Een kinderpsycholoog uit Leiden doet een onderzoek bij een random
steekproef van 25 Nederlandse kinderen. Hij doet dit onderzoek omdat een collega in een onderzoek stelt dat Amerikaanse kinderen gemiddeld 18.25
uur naar de televisie kijken. De Leidse psycholoog denkt dat dit gemiddelde
in Nederland lager ligt. Hij vraagt dan ook aan de kinderen uit de steekproef
hoeveel uur zij per week naar de tv kijken. Het steekproefgemiddelde blijkt
17.00 uur te zijn en de over deze gegevens berekende variantie s2 = 4.8290.
Als je hier de (juiste) nulhypothese linkszijdig toetst, tot welke conclusie
kom je dan? Kies het best passende antwoord.
A. niet verwerpen van de nulhypothese
B. verwerpen van de nulhypothese op 10% niveau
C. verwerpen van de nulhypothese op 5% niveau
D. verwerpen van de nulhypothese op 1% niveau
6. Twee rij-examinatoren nemen een steekproef van 13 geslaagde kandidaten
en kijken hoeveel uren rijles.....read more
Add new contribution