Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bevat een zestigtal tentamenvragen rond het thema Inleiding privaatrecht (niveau Bachelor 1)


Deel 1

Vraag 1

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard, € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

Vraag 2

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

a. Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen?

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen.

c. Op welke wijze dient hij dit beroep te doen?

d. Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen?

 

Vraag 3

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.

Gaat het beroep van Vincent op?

Vraag 4

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

  1. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

  2. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

Stel dat de konijnenvitaminen - door het verstrijken van de werkzame periode - ondeugdelijk blijken te zijn.

  1. Door wie kan Pets Place nu worden aangesproken?

 

Vraag 5

Fruitteler Friso verkoopt en levert aan groentenhandelaar Gerda een partij appels van de soort Pink Lady. De appels uit deze partij blijken zulke rotte plekken te vertonen dat zij niet verkoopbaar zijn. Bovendien hebben de rotte appels de al aanwezige voorraad appels van Gerda ‘besmet’, zodat ook een deel van déze appels niet meer te verhandelen valt.

  1. Mag Gerda weigeren te betalen?

b. Kan Gerda van Frico levering van een nieuwe partij appels eisen?

c. Kan Gerda van Friso schadevergoeding eisen ter zake van het verrotte deel van de al aanwezige voorraad appels? Zo ja, op grond waarvan; zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Arnie heeft een racefiets gekocht. Ofschoon Arnie geen geoefend fietser is, gaat hij, nadat hij zich flink wat moed heeft ingedronken, op zijn nieuwe aanwinst fietsen in het park in de buurt waar hij woont.

Al snel gaat het fout: als Arnie over een fietspad een helling afrijdt, verliest hij de macht over het stuur, rijdt het gras op en botst tegen de kinderwagen van Belle aan. Gelukkig zijn er geen persoonlijke ongelukken, want Belle had haar baby juist uit de wagen gehaald, maar de kinderwagen is totaal vernield en Belle is zo geschrokken dat haar melk opdroogt en zij alsnog in een postnatale depressie schiet. Belle vordert vergoeding van alle schade.

Arnie verweert zich met de stelling dat hij de fiets nu eenmaal niet meer kon houden.

a. Waarop baseert Belle haar eis?

  1. Aan welke vereisten moet zijn voldaan om deze eis te kunnen instellen? Onderzoek tevens of in casu aan de vereisten is voldaan.

c. Hoe kwalificeert u Arnies verweer juridisch?

d. Maakt het verschil als de kinderwagen zich op een fietspad bevond?

e. Stel dat de vordering van Belle wordt toegewezen, wat komt dan voor vergoeding in aanmerking?

 

Vraag 7

Naar aanleiding van de annotatie onder het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2001, NJ 2001, 326 (Gastels bedrijfspand) in het februari-nummer van Ars Aequi van dit jaar, leggen wij de volgende casus aan u voor.

Koops verkoopt en levert aan Linger een bedrijfspand. Linger denkt dat het pand geschikt is voor de uitoefening van zijn bedrijf en Koops heeft hem dat desgevraagd ook medegedeeld. Koops zei daarbij dat er altijd een soortgelijk bedrijf in het pand mocht worden uitgeoefend. En dat was ook zo. Echter, de regels zijn - al vóór de koop en de overdracht - veranderd en Linger krijgt geen vergunning om zijn bedrijf uit te oefenen. Hij wil van de overeenkomst af en twijfelt of hij een beroep zal doen op wanprestatie dan wel op dwaling.

a. Wat zijn de verschillen in rechtsgevolg tussen deze beide mogelijke grondslagen voor een actie van Linger?

b. Stel dat niet Linger, maar Koops van de overeenkomst af wil en dat Linger inmiddels failliet is. Wat zou u Koops dan aanraden te kiezen van deze beide mogelijkheden?

Keren wij terug naar de uitgangspositie in de casus. Stel dat Koops zich verweert met de stelling dat De Laat niet van de overeenkomst af kan, omdat deel uitmaakt van de overeenkomst het gebruikelijke beding dat partijen over en weer afstand doen van het recht op grond van enige wettelijke bepaling de overeenkomst te doen eindigen door een beroep op wanprestatie of wilsgebreken.

c. Op grond van welk wetsartikel zou dit beding deel uitmaken van de overeenkomst?

d. Wat dunkt u van deze stelling van Koops?

 

Vraag 8

 

Geef in de onderstaande situaties aan welke thans de goederenrechtelijke posities zijn van Ad en/of Bob en/of Carla:

a. Ad leent zijn colbert uit aan Bob op 15 januari 2002.

b. Ad leent zijn colbert uit aan Bob op 1 januari 2002; Cor steelt het colbert bij Bob op 10 januari 2002.

c. Ad leent zijn colbert uit aan Bob op 1 maart 2002; Bob verliest het colbert op 5 maart 2002. Op dezelfde dag vindt Cor hem en doet hij aangifte bij de politie.

d. Ad leent zijn colbert uit aan Bob op 8 februari 2002; Bob verliest de jas op 12 februari 2002 en Cor vindt hem op dezelfde dag. Cor trekt het colbert aan en besluit hem te houden.

 

Vraag 9 

Annelies en Bert zijn eigenaren van twee aan elkaar grenzende percelen grond. Langs deze percelen loopt een sloot. De snelste manier waarop Annelies de openbare weg kan bereiken, is over de grond en de brug van Bert. Bert is genegen om Annlies een recht te geven om op deze wijze van zijn grond en zijn brug gebruik te maken.

 

  1. Kunnen Annelies en Bert dit in de vorm van een beperkt recht gieten?

Zo ja, welk recht en zo nee, waarom niet?

Stel dat Annelies en Bert dit in de vorm van een beperkt recht kunnen gieten.

  1. Op welke wijze komt dit recht dan tot stand?

  2. Stel dat Bert zijn stuk grond overdraagt aan Coen. Is Coen dan gehouden het recht van Annelies te respecteren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

  3. Stel nu dat niet Bert zijn grond overdraagt aan Coen, maar dat A zijn grond overdraagt aan Dolores. Is Dolores dan gerechtigd om de grond van Bert te gebruiken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

  4. Keren wij terug naar de uitgangspositie in de casus. Kunnen Annelies en Bert dit in de vorm van een persoonlijk recht gieten?

 

 

Vraag 10

Ahmed heeft een aantal paarden. Hij huurt een stuk grond van Barak om de paarden te kunnen laten grazen. Om deze paarden voorts een goed onderdak te bieden, besluit Ahmed om een stal te bouwen op de grond van Barak. Barak is het hiermee eens en al snel wordt een bouwvergunning verleend. Ahmed koopt de benodigde materialen en laat een stevige stal bouwen.

 

  1. Wie is eigenaar van de stal volgens de wet?

  2. Kunnen partijen op enigerlei wijze de wettelijke eigendomsregels ter zijde schuiven?

 

 

Antwoorden

 

Vraag 1

 

Nee , advertentie van individuele zaak is uitnodiging om in onderhandeling te treden, Hofland Hennis. Telefoontje van Anke is aanbod.

 

Vraag 2

 

a. dwaling 6:228 :

b. - onjuiste voorstelling van zaken;

- causaal verband;

- wederpartij gaf inlichting;

- kenbaarheid;

- geen teleurgestelde toekomstverwachting;

- niet voor rekening dwalende.

Na toetsing: aan alle eisen is voldaan, Arnolds beroep slaagt.

c. Buitengerechtelijke verklaring of in rechte 3:49 (jo. 3:50 en 51).

d. Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art. 3:53) en goederenrechtelijk effect.

 

 

Vraag 3

 

Nee, want Berend is handelingsbekwaam als hij met toestemming van zijn ouders handelt (art. 1:234 lid 1).

Alternatief: Bovendien zou bij handelingsonbekwaamheid de vernietigingsbevoegdheid niet aan Vincent toekomen, maar aan Berends ouders of aan Berend zelf zodra hij meerderjarig is (zie bijv. 3:50 lid 1).

 

Vraag 4

 

  1. Directe vertegenwoordiging/volmacht , overeenkomst ontstaat tussen Karel en Dierenzorg

  2. Indirecte vertegenwoordiging (niet krachtens volmacht), Laura en Pets Place.

c. Door Laura, Kribbebijter-arrest (Karel is geen contractspartij) . Laura kan wel in eigen naam ten behoeve van Karel schadevergoeding vorderen, ook al heeft Laura zelf geen schade geleden.

 

Vraag 5

 

a. Ja, enac, 6:262 (toetsing F komt verplichting niet na, het rechtvaardigt opschorting/samenhang).

b. Ja, 3:296. Gebrekkige nakoming= tekortkoming. Bij soortzaak alsnog nakoming.

c. Ja , voorwaarden voor schadevergoeding 6:74 : toerekenbare, tekortkoming, causaal verband, schade en verzuim. Verzuim niet nodig (systeem van de wet), nu het gaat om bijkomende of gevolgschade .

 

Vraag 6

 

a. O.d 6:162 (art. 185 WVW is n.v.t.)

b.onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, schade, causaal verband, relativiteit (Z 601, 610), art. 6:162, 163.

Toetsing: - onrechtmatig: ja, beschadiging eigendom (inbreuk recht), gevaarzetten (strijd met maatschappelijke betamelijkheid). Geen rechtvaardigingsgronden.

- Toerekenbaarheid: ja, schuld Arnie, gevaarlijk rijden op een fiets is verwijtbaar.

- Schade: ja, kinderwagen kapot plus immateriële schade.

- Causaal verband: ja, csqn en toerekening naar redelijkheid, ic redelijk: als je op een fiets tegen iemands kinderwagen aanrijdt gaat die kapot.

- Relativiteit: ja, geschonden norm: inbreuk eigendomsrecht strekt direct tot bescherming eigenaar tegen schade als door hem geleden.

c. Rechtvaardigingsgrond : overmacht. Gaat niet op (uitleg). Onrechtmatigheid niet weggenomen, Z 609.

d. eigen schuld 6:101 schade naar evenredigheid/eventueel billijkheidscorrectie.

e. vergoeding van materiële en immateriële schade (art. 6:95 jo. 96 en 106 ).

 

Vraag 7

 

a. wanprestatie  ontbinding  geen terugwerkende kracht, geen goederenrechtelijk effect

dwaling  vernietiging  terugwerkende kracht én goederenrechtelijk effect .

b. Voor dwaling, dan heeft hij behalve een verbintenisrechtelijke actie uit onverschuldigde betaling (6:203) ook een goederenrechtelijke actie (separatist revindicatie 5:2, droit de préférence, bij wanprestatie alleen maar een vordering tot retro-overdracht (6:271) verbintenisrechtelijke (concurrent crediteur)

c. 6:248, gewoonte

d. Onjuist, zie HR in bovengenoemd arrest (niet gebruikelijk ogv 6 lid 9 Basisovereenkomst)

 

 

Vraag 8

 

 

a. Ad eigr/bezitter ; Bob houder

b. Ad eigr ; Cor bezitter ntgt

c. Ad eigr/bezitter ; Cor houder

d. Ad eigr ; Cor bezitter ntgt

 

Vraag 9

 

  1. Ja, erfdienstbaarheid 5:70

  2. 3:98 jo 3:84 (TBL jo. 3:89  Notariële akte + inschrijving in de registers).

  3. Ja , droit de suite (zaaksgevolg) . Het recht volgt het dienende erf.

  4. Ja , hier gaat het om een afhankelijk recht (3:7 jo. 3:82). Het erf van Annelies is heersend. De bevoegdheid van Annelies hangt samen met haar eigendomsrecht van de grond.

  5. Ja, overeenkomst (of: 'samen afspreken').

 

Vraag 10

a. Door natrekking is Barak eigenaar geworden (5:20 sub e) .

b. Er kan een opstalrecht gevestigd worden (5:101). Hierdoor wordt Ahmed eigenaar van de stal. 

Deel 2

Vraag 11

Mevrouw Schellekens, zeer welgesteld, heeft een kostbare antieke kristallen karaf in eigendom. Deze karaf wordt gestolen door dief Wong. Op een receptie bij de dominee De Hoop ziet mevrouw Schellekens een half jaar na de diefstal de karaf staan. De Hoop zegt de karaf onlangs te hebben gekocht van Deelder in diens nette, als keurig bekend staande antiekwinkel.

De Hoop weigert de karaf aan Schellekens af te geven, stellende dat hij eigenaar is.

a. Wat vindt U van het standpunt van De Hoop?

b. In hoeverre luidt uw antwoord anders als De Hoop de karaf op een vlooienmarkt had gekocht?

 

 

vraag 12

Geef aan of in onderstaande gevallen sprake is van een rechtshandeling of van een (bloot) rechtsfeit. Geef, als er sprake is van een rechtshandeling, aan of deze eenzijdig gericht of eenzijdig ongericht is, dan wel meerzijdig en als deze meerzijdig is, of het een overeenkomst betreft of een andere meerzijdige rechtshandeling.

 

  1. De wegens geestelijke stoornis onder curatele gestelde Piet maakt in een helder moment een uiterste wil.

  2. Het oprichten van een vereniging.

  3. Tante Bep schenkt aan Tonneke een zilveren theepot.

  4. Piet wordt meerderjarig.

  5. Sue-Ellen slaat met een hockeybal een ruit in.

  6. Bertje zegt de huur van zijn kamer op.

 

Vraag 13

Het arrest Pos/Van den Bosch (HR 17 november 1967, NJ 1968, 42) is gedeeltelijk gecodificeerd in de wet. Om welke bepaling gaat het hier?

 

Vraag 14

Een bejaarde weduwe wordt door een 'vertrouwensman' overgehaald haar huis aan hem te verkopen. Het staat vast dat de weduwe onder normale omstandigheden nimmer tot deze transactie zou zijn overgegaan, onder andere omdat zij ten tijde van de verkoop niet over vervangende woonruimte beschikte. Welk alternatief is juist?

 

  1. De koopovereenkomst is nietig wegens strijd met de goede zeden.

  2. De koopovereenkomst kan vernietigbaar zijn op grond van misbruik van omstandigheden.

  3. Slechts indien sprake is van financieel nadeel bij de weduwe, kan de koopovereenkomst vernietigbaar zijn op grond van misbruik van omstandigheden.

  4. De koopovereenkomst is vernietigbaar; de weduwe kan een beroep op verkopersdwaling doen.

 

Vraag 15

Antonius verkoopt aan Bibi twintig ton graan. Partijen komen overeen dat de levering zal geschieden uiterlijk op 1 juni 2003. De levering blijft uit. Welk alternatief is juist?

 

  1. Antonius heeft in beginsel de bevoegdheid dit verzuim te zuiveren.

  2. Antonius kan dit verzuim nimmer zuiveren.

  3. Bibi kan op geen enkele wijze voorkomen dat Antonius dit verzuim zuivert.

  4. Antonius is eerst in verzuim na een ingebrekestelling.

 

Vraag 16

De 15-jarige Christiaan koopt van muziekhandel Gito B.V. een elektrische gitaar. Hij heeft in strijd met de waarheid aan Gito B.V. meegedeeld dat hij voor het aangaan van deze koopovereenkomst toestemming van zijn ouders had gekregen. Welk alternatief is juist?

 

  1. De koopovereenkomst is in beginsel vernietigbaar, mits Gito B.V. nog niet heeft geleverd.

  2. De koopovereenkomst is in beginsel vernietigbaar, mits Christiaan de koopsom nog niet heeft voldaan.

  3. De koopovereenkomst is nietig wegens het bedrog van Christiaan

  4. De koopovereenkomst is geldig, mits het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat jongens van 15 jaar alleen elektrische gitaren kopen;

 

Vraag 17

In de art. 6:169 lid 2, 170 leden 1 en 2, 171 en 172 BW betekent 'fout' telkens

 

  1. schuld.

  2. risico.

  3. een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis uit de wet.

  4. een toerekenbare onrechtmatige daad.

 

Vraag 18

Kokkie verkoopt aan Peppie en renpaard voor 10.000 euro. Bovendien zal Peppie aan Kokkie uitkeren de helft van het met het paard verdiende prijzengeld. In het contract is de volgende bepaling opgenomen: 'Koper heeft te allen tijde het recht om zonder opgaaf van redenen de overeenkomst te annuleren'. Reeds na enkele dagen doet Peppie een beroep op deze bepaling. Zij deelt mee het paard te behouden, totdat Kokkie de koopprijs zal hebben terugbetaald. Een week later wint het paard een prijs van 8.000 euro. Aan de hand van de maatstaf uit welk arrest moet worden beoordeeld of het contract een leemte bevat ter zake van de annulering?

 

  1. Bunde/Erckens (HR 17 december 1976, NJ 1977, 241).

  2. Haviltex (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635).

  3. Saladin/HBU (HR 19 mei 1967, NJ 1967, 261).

  4. Kribbebijter (HR 11 maart 1977, NJ 1977, 251.

 

Vraag 19

Welk alternatief is juist?

 

  1. Verkrijging door acquisitieve verjaring van een vordering op naam is op zichzelf niet mogelijk. Men kan een dergelijke vordering echter wel verkrijgen, als de vordering tot nakoming van de aanvankelijke rechthebbende door extinctieve verjaring tenietgaat.

  2. Voor verkrijging door acquisitieve verjaring van een vordering op naam is vereist een onafgebroken bezit, te goeder trouw, van tien jaren.

  3. Voor verkrijging door acquisitieve verjaring van een vordering op naam is vereist een onafgebroken bezit, te goeder trouw, van drie jaren.

  4. Verkrijging door acquisitieve verjaring van een vordering op naam is niet mogelijk, omdat een dergelijke vordering niet vatbaar is voor bezit.

 

Vraag 20

Gert heeft een schuld van 10.000 euro aan Henk. Imre heeft op zijn beurt een schuld van 10.000 euro aan Gert. Gert en Imre spreken af dat Imre 10.000 euro aan Henk zal betalen en dat Imre daardoor aan zijn verplichtingen tegenover Gert heeft voldaan. Henk is niet op de hoogte van deze afspraken. Imre maakt vervolgens 10.000 euro over aan Henk onder vermelding dat dit geschiedt ter delging van de schuld van Gerard aan Henk. Welk alternatief is juist?

 

  1. Door de overmaking betaalt Imre rechtsgeldig zowel de schuld van Gert aan Henk, als zijn eigen schuld aan Gerard.

  2. Door de overmaking betaalt Imre rechtsgeldig zowel de schuld van Gert aan Henk, als zijn eigen schuld aan Gerard, echter alleen als Henk met deze wijze van betaling akkoord gaat.

  3. Nu Henk niet op de hoogte was van de afspraken tussen Gert en Imre, is Henk's vordering op Gerard niet tenietgegaan door Imre's betaling, de vordering van Gert op Imre echter wel.

  4. Nu Henk niet op de hoogte was van de afspraken tussen Gert en lmre, zijn de vordering van Henk op Gert en die van Gert op Imre’s niet tenietgegaan door Imre’s betaling.

 

Antwoorden

 

Vraag 11

 

a. Vereisten 3:84 (TBL). Aan de eis van beschikkingsbevoegdheid is of wel, of niet voldaan; Als wel ,dan is De Hoop eigenaar geworden door positieve toetsing 3:84. Als niet, dan kan De Hoop een beroep doen op 3:86 lid 1. (Toetsing: tgt, om baat, roerende zaak, levering conform 3:90, voldaan). In beide gevallen geldt 3:86 lid 3 revindicatie voor Schellekens gedurende 3 jaar, echter uitzondering op uitzondering sub a: gekocht in winkel van verkoper die daar zijn bedrijf van maakte. De Hoop is dus onmiddellijk eigenaar geworden. De Hoop heeft dus gelijk.

 

b. Uitzondering op uitzondering. Lid 1 kan wel opgaan. Immers, De Hoop kan nog steeds tgt zijn. Maar lid 3 gaat niet op (3:86, lid 3 sub a) geen verkoop in winkel. Gedurende 3 jaar kan Schellekens nog revindiceren.

 

Vraag I2

 

Antwoorden, Z p. 227:

  1. eenzijdig ongerichte rechtshandeling

  2. andere meerzijdige rechtshandeling

  3. meerzijdige rechtshandeling: overeenkomst

  4. bloot rechtsfeit

  5. onrechtmatige daad: rechtsfeit

  6. eenzijdig gerichte rechtshandeling

 

Vraag I3

Antwoord:

6:103 (3p) (schadevergoeding in natura).

 

Vraag 14

b. Financieel nadeel is bij misbruik van omstandigheden niet vereist (v 3 g 2).

 

Vraag 15

a, Z nr. 555, art. 6:86 BW (v 4 g 2).

 

Vraag 16

d, art. 1:234 lid 3 BW (v 5 g 2)

 

vraag 17

d, Z nr. 627 (v 10 g 2).

 

Vraag 18

b (v 6 g 2).

 

Vraag 19

b, art. 3:99 lid 1 slot (v 15, g 2).

 

Vraag 20

a, art. 6:30 BW, Z nr. 504 (v1 g 2).

Deel 3

Vraag 21

Arne verkoopt en levert zijn fototoestel aan Billy. Billy verkoopt en levert het toestel aan Chris. Vervolgens wordt de koopovereenkomst Arne- Billy vernietigd wegens dwaling. Wie is eigenaar van het fototoestel?

 

  1. Arne is altijd eigenaar van het fototoestel gebleven en Chris wordt niet beschermd.

  2. Chris, want hij wordt beschermd door art. 3:86 lid 1 BW, mits hij te goeder trouw is.

  3. Chris, want hij wordt beschermd door art. 3:36 BW, mits hij gerechtvaardigd vertrouwd heeft.

  4. Chris, want hij heeft geleverd gekregen conform art. 3:84 BW.

 

Vraag 22

De armlastige kunstenaar Job vindt in het atelier van zijn collega Petrus een lekkere bonk klei. Hij neemt hem stiekem mee naar huis en maakt er een prachtige vaas van, die hij fraai beschildert, glazuurt en bakt. Wie is eigenaar van de vaas?

 

  1. Job, op grond van art. 5:16 lid 1 BW.

  2. Job, op grond van art. 5:16 lid 2 BW.

  3. Petrus, op grond van art. 5:16 lid 1 BW.

  4. Petrus, op grond van art. 5:16 lid 2 BW.

 

Vraag 23

Hannah heeft aan Titus, die veelvuldig antiquairs bezoekt, de bevoegdheid gegeven om, als Titus een mooie zilveren kaasschaaf tegenkomt, deze in naam van Hannah te kopen voor ten hoogste 200 euro. Titus aanvaardt wat dit betreft geen verplichting, maar wil wel een oogje open houden. Na enkele maanden vindt Titus een fraaie kaasschaaf bij antiquair Van den Asch in Amsterdam. Titus koopt de kaasschaaf voor 100 euro in naam van Hannah. Hier is sprake van

 

  1. lastgeving, volmacht en vertegenwoordiging.

  2. lastgeving en vertegenwoordiging.

  3. volmacht en vertegenwoordiging.

  4. alleen vertegenwoordiging.

 

Vraag 24

Zie de casus uit de vorige vraag. Tussen welke partijen komt de overeenkomst tot stand als de kaasschaaf nog bij Titus is en Titus Hannah nog niet op de hoogte heeft gesteld van de aankoop?

 

  1. Tussen Hannah en Titus.

  2. Tussen Hannah en Titus.

  3. Tussen Titus en Van Asch.

  4. Tussen Hannah en Titus én tussen Titus en Van den Asch.

 

Vraag 25

Zie de casus van vraag 2. Stel dat Tino de kaasschaaf voor 220 euro heeft gekocht, in de verwachting dat Harry daar wel mee akkoord kan gaan. Welke stelling is nu juist?

 

  1. De koopovereenkomst komt dan tot stand als Harry bij Tino de schijn heeft gewekt dat hij wel met de aankoop voor dit bedrag akkoord zou gaan en als Van Vaessen zich daarop beroept.

  2. De koopovereenkomst komt dan tot stand als Tino bij Van Vaessen de schijn heeft gewekt dat hij bevoegd was tot dit bedrag de koopovereenkomst tot stand te brengen en als Van Vaessen zich daarop beroept.

  3. De koopovereenkomst komt dan tot stand als Harry bij Van Vaessen de schijn heeft gewekt dat Tino bevoegd was hem tot dat bedrag te vertegenwoordigen en als Van Vaessen zich daarop beroept.

  4. De koopovereenkomst komt dan tot stand door Selbsteintritt.

 

Vraag 26

Johannes heeft een loodgietersbedrijf. Hij heeft twintig man in dienst. Hij sluit een overeenkomst met Jan-Willem tot het installeren van een nieuwe verwarmingsketel. Johannes spreekt uitdrukkelijk met Jan-Willem af dat hij, Johannes, niet aansprakelijk is voor fouten van zijn werknemers, zelfs niet als deze worden veroorzaakt door opzet of grove schuld. Er is zo slecht aan loodgieters te komen, dat Jan-Willem hiermee akkoord gaat. Ron, één van de loodgieters in dienst van Johannes, voert het werk bij Jan_Willem thuis uit. Door een enorme blunder (grove schuld) schiet er een waterleiding los. Het water spuit het huis van Jan-Willem binnen. Er ontstaat grote schade bij zowel Jan-Willem als Tessa, zijn benedenbuurvrouw, door de ontstane wateroverlast.

Welke van de volgende stellingen omtrent deze casus zijn juist?

 

  1. Johannes is aansprakelijk voor de schade van Jan-Willem, omdat het in strijd met de goede zeden is zich vrij te tekenen voor grove schuld.

  2. Johannes is alleen aansprakelijk voor de schade van Jan-Willem, als Ron een leidinggevende positie heeft binnen het bedrijf van Johannes.

  3. Johannes is aansprakelijk voor de schade van Tessa, want zij heeft met het vrijtekeningsbeding niets te maken.

  4. Jan-Willem kan weliswaar niet Johannes aanspreken voor zijn schade, maar wel Ron; art. 6:257 BW biedt Ron hier namelijk geen soelaas.

 

Vraag 27

Welk alternatief is juist?

 

  1. Houderschap is onmiddellijk, wanneer iemand bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt.

  2. Houderschap is middellijk, wanneer iemand bezit door middel van een ander die het goed voor hem houdt.

  3. Houderschap is middellijk, wanneer iemand houdt door middel van een ander die het goed voor hem bezit.

  4. Houderschap is onmiddellijk, wanneer iemand houdt zonder dat een ander het goed voor hem houdt.

 

Vraag 28

Adje verliest op 3 juni 2000 zijn mooie horloge met inscriptie. Dezelfde dag wordt dit horloge gevonden door Bobbi. Bobbi weet het klokje op zijn waarde te schatten, verkoopt het onmiddellijk voor een mooie prijs aan zijn neef Carlos en levert het aan hem. Op 10 juni 2003 ziet Adje op een feestje dat Carosl zijn horloge draagt. Welk alternatief is juist?

 

  1. Nu er meer dan drie jaren zijn verstreken tussen het verlies van het horloge en het moment waarop Adje het horloge bij Carlos ontdekt, heeft Ad zijn eigendomsrecht verloren. De eigendom komt toe aan Carlos, ook als hij niet te goeder trouw is.

  2. Adje kan het horloge gedurende drie jaren, te rekenen vanaf het moment waarop hij het bij Carl ontdekt, zonder meer van Carlos revindiceren. Wel is Ad gehouden aan Carl de koopprijs te vergoeden.

  3. Adje kan het horloge zonder meer van Carl revindiceren. Nu Carlos het horloge heeft verkregen van een bezitter, werkt deze verkrijging niet ten nadele van een oudere zakelijk gerechtigde zoals Adje.

  4. Indien Carlos ten tijde van zijn verkrijging te goeder trouw is, is hij eigenaar van het horloge.

 

Vraag 29

 

Kevin is 13 jaar en hij heeft met toestemming van zijn ouders met de buurman afgesproken dat hij diens hond zal verzorgen en uitlaten wanneer buurman op vakantie is. Tijdens het uitlaten loopt Kevin de hond zodanig te sarren, dat hij zich losrukt en in het been van een toevallige passant bijt. Wie is aansprakelijk voor de ontstane schade?

  1. zowel Kevin, als zijn ouders als de buurman

  2. alleen de buurman

  3. alleen de ouders van Kevin

  4. zowel zijn ouders als de buurman.

 

Vraag 30

 

Marijn biedt zijn huis te koop aan voor 500.000 euro. Nico is zeer geïnteresseerd, maar hij wil nog niet direct beslissen. Om die reden gunt Marijn hem 7 dagen bedenktijd. Welk alternatief ten aanzien van deze casus is juist?

  1. hier is geen sprake van een aanbod, maar van een uitnodiging om in onderhandeling te treden

  2. hier is sprake van een vrijblijvend aanbod, zodat herroeping altijd mogelijk is

  3. het aanbod kan gedurende deze periode niet herroepen worden

  4. herroeping is slechts mogelijk tot op het moment dat het aanbod is aanvaard.

 

 

Antwoorden

 

Vraag 21

b. Vernietiging heeft terugwerkende kracht, dus was Billy tijdens de overdracht aan Chris beschikkingsonbevoegd (v2, g 2).

 

Vraag 22

b. Jan heeft voor zichzelf gemaakt met spullen van een ander (v 13 g 2).

 

Vraag 23

c (v 7 g 2).

 

Vraag 24

b. De koopovereenkomst wordt gesloten in naam van Hannah, dus hij wordt contractspartij bij de koop, niet Titus. Er is geen overeenkomst met betrekking tot de vertegenwoordiging tussen Hannah en Titus tot stand gekomen. De volmachtverlening was een eenzijdige - zij het gerichte - rechtshandeling (v 8 g 2).

 

Vraag 25

c (v 9, g 2).

 

Vraag 26

  1. Z p. 362, 412 (v14, g 2)

 

 

Vraag 27

9: d. A en b zijn fout omdat je als houder geen bezit uitoefent, c is fout omdat je niet bezit voor iemand anders, alleen voor jezelf (v 11 g 2).

 

 

Vraag 28

d.

 

Vraag 29

d. artt. 6:164 jo. 6:169 jo. 6:179

 

Vraag 30

c. art. 6:219 jo. 6:219 en het arrest Lindeboom – Gem. Amsterdam

 

 

Deel 4

Vraag 31

In het arrest Quint – Te Poel heeft de Hoge Raad aanvaard dat

  1. Het concept van de redelijkheid en billijkheid alleen in het verbintenissenrecht een rol speelt

  2. een verbintenis uit de wet alleen kan ontstaan als er een uitdrukkelijk wetsartikel is aan te wijzen

  3. het goederenrecht een gesloten systeem vormt

  4. een verbintenis uit de wet kan ontstaan indien deze op enigerlei wijze terug te voeren is op de wet

 

Vraag 32

Werknemer Kees veegt in opdracht van zijn werkgever Lex een schaatsbaan. Hij doet dit met een van Martin gehuurde veegmachine. Door onoplettendheid botst hij tegen schaatser Noach die daardoor gewond raakt. Tegen wie kan Noach wegens de door hem geleden schade een vordering instellen?

  1. alleen tegen Kees

  2. tegen Kees en Lex

  3. tegen Leoxen Martin

  4. tegen Kees, Lex en Martin

 

 

Vraag 33

In het Tandarts-arrest oordeelt de Hoge Raad over

  1. het relativiteitsvereiste

  2. de mate van onrechtmatigheid wanneer de behandeling mislukt

  3. de vraag of het in casu om een resultaats- of inspanningsverbintenis gaat

  4. de vraag in hoeverre de wanprestatie aan de tandarts kan worden toegerekend.

 

Vraag 34

Tengevolge van een verkeersongeval komt Jantje te overlijden. De veroorzaker Brianne is aansprakelijk. Brianne kan in rechte met succes worden aangesproken

I door de weduwe van Jantje tot het betalen van smartengeld

II door de weduwe van Jantje tot het betalen van de begrafeniskosten

III door de armlastige ouders van Jantje die iedere week een bedrag voor levensonderhoud van hem ontvangen

 

  1. alleen in de gevallen i en II

  2. alleen in de gevallen II en III

  3. alleen in de gevallen i en III

  4. alleen in geval II.

 

Vraag 35

In welk van onderstaande gevallen is Ellen geen bezitter geworden van een antiek beeldje?

  1. Ellen krijgt van Franka het beeldje cadeau en de levering vindt plaats door feitelijke overgave. Overigens weet Ellen dat Franka het beeldje heeft verkregen op grond van een ongeldige titel.

  2. Ellen koopt het beeldje van Gerarda, terwijl Gerarda het beeldje voor een jaar in bruikleen heeft gekregen van Hermelien. De levering vindt plaats door feitelijke overgave en Ellen weet dat Gerarda geen eigenaar is van het beeldje.

  3. Ellen koopt op een veiling in opdracht van Inge een antiek beeldje. Eenmaal thuisgekomen vindt Ellen het beeldje zo goed in zijn interieur passen, dat hij besluit om het zelf te houden.

  4. Ellen erft na het overlijden van haar zus Josephine het antieke beeldje, dat Josephine een jaar eerder heeft gestolen van Karin. Ellen weet dat Josephine het beeldje heeft gestolen.

 

Vraag 36

Voor de aansprakelijkheid van de pleger van een onrechtmatige daad is in elk geval vereist dat

  1. er sprake is van materiële schade

  2. de benadeelde geen eigen schuld heeft ten aanzien van de gepleegde onrechtmatige daad

  3. de pleger ten aanzien van de onrechtmatige daad een verwijt valt te maken

  4. de pleger van de onrechtmatige daad tenminste veertien jaar is.

 

Vraag 37

Het arrest Plas – Valburg betreft de problematiek van

  1. de uitleg van overeenkomsten

  2. afgebroken onderhandelingen

  3. de mededelingsplicht bij dwaling

  4. het herroepen van een aanbod.

 

Vraag 38

Welk van de onderstaande goederen is altijd een registergoed?

a. het eigendomsrecht van een zaak

  1. het recht van vruchtgebruik op een erfpachrecht

  2. recht op levering van een huis

  3. het pandrecht op een vordering op naam

 

Vraag 39

An-Marie steelt uit een warenhuis een boek dat zij vervolgens doorverkoopt aan Berend. Laatstgenoemde weet niet en kan ook redelijkerwijs niet weten dat An- Marie het boek heeft gestolen. De koopovereenkomst is:

  1. van rechtswege nietig

  2. nietig, tenzij Berend een geslaagd beroep kan doen op art. 3:36

  3. nietig, tenzij Berend een geslaagd beroep kan doen op art. 3:86

  4. geldig en onaantastbaar.

 

Vraag 40

Welke van de volgende beweringen ten aanzien van bezit is onjuist?

  1. een houder van een goed kan zich niet door enkele wilsverandering tot bezitter van dat goed maken

  2. inbezitneming is een wijze van bezitsverkrijging die slechts van toepassing is op zaken

  3. indien een bezitter te goeder trouw is bij zijn verkrijging, dan blijft hij te goeder trouw wanneer hij later bemerkt niet de rechthebbende te zijn

  4. alleen een bezitter kan bezit overdragen.

 

 

Antwoorden

 

Vraag 31

  1. zie art. 6:1

Vraag 32

b. art. 6:162 jo. 6:170

Vraag 33

a. thans art. 6:163

Vraag 34

d. art. 6:106 jo. 6:108

Vraag 35

c.zie artt. 3:11, 3:111 en 3:116

Vraag 36

d. art 6:164

Vraag 37

b.

Vraag 38

b. zie art. 3:10 en 5:85 jo. 3:89 jo. 3:98

Vraag 39

d. artt. 3:33 en 3:35

Vraag 40

b.

 

Deel 5

 

Vraag 41

Bilal verkoopt en levert op 4 februari 2004 een fiets die hij geleend heeft van Albert aan Co, die te goeder trouw is. Daarna verkoopt en levert Co op 10 februari de fiets aan Dirk-Jan, die overigens van de ware toedracht op de hoogte is. Zijn Co en Dirk-Jan eigenaar geworden van de fiets op resp. 4 en 10 februari?

  1. zowel Co als Dirk-Jan zijn eigenaar geworden o.g.v. art. 3:86 BW

  2. Co is eigenaar geworden o.g.v. 3:86 BW en Dirk-Jan o.g.v. 3:84 BW

  3. Noch Co, noch Dirk-Jan zijn eigenaar geworden

  4. Alleen Co is eigenaar geworden o.g.v. art. 3:86 BW; Dirk-Jan niet omdat hij niet te goeder trouw is.

 

Vraag 42

Indien vast komt te staan dat iemands verklaring niet overeenstemt met diens wil, dan is de rechtshandeling

  1. altijd vernietigbaar

  2. altijd nietig of vernietigbaar

  3. altijd nietig

  4. soms geldig, soms vernietigbaar, soms nietig

 

Vraag 43

In het arrest Groentemarktcafé heeft de Hoge Raad onder meer geoordeeld:

  1. dat de onderzoeksplicht altijd voor de mededelingsplicht komt

  2. dat een teleurgestelde toekomstverwachting nooit tot een geslaagd beroep op dwaling kan leiden

  3. dat de precontractuele fase beheerst wordt door de normen van de goede trouw

  4. dat in geval van dwaling een overeenkomst altijd vernietigbaar is.

 

Vraag 44

Lonneke is een verwoed verzamelaar van oude strips en al lang op zoek naar nog acht ontbrekende gave deeltjes van ‘Dick Bos’. Als haar vriendin Marjan naar de jaarlijkse antieke boekenverkoop in Winschoten gaat geeft Lonneke aan Marjan een volmacht om de ontbrekende deeltjes, mits in perfecte staat, te kopen. Zij drukt Marjan echter op het hart dat zij de deeltjes niet mag kopen als de prijs boven de € 150,- per deeltje ligt..

Marjan vindt inderdaad de acht deeltjes waarnaar Lonneke op zoek is, bij de beroemde striphandelaar Vermeer. Ze zien er perfect uit. In haar vreugde vergeet Marjan de prijslimiet en ze koopt namens Lonneke de acht deeltjes voor € 200,- per stuk. Ze neemt de boekjes mee en Vermeer zal de rekening naar Louise sturen.

 

a. Is hier sprake van volmacht, lastgeving en/of vertegenwoordiging? Werk uw antwoord uit.

b. Komt er een koopovereenkomst tot stand? Zo ja tussen wie en waarom? Zo nee, waarom niet en wie kan Vermeer dan aanspreken?

Stel dat Marjan in naam van Lonneke de boekjes voor € 150,- per stuk heeft gekocht. Lonneke betaalt de rekening aan Vermeer en gaat de boekjes lezen. Ze ontdekt dat in alle delen wel een aantal bladzijden ontbreekt, waardoor de boekjes maar weinig waard zijn: € 20,- per stuk. Lonneke wil de boekjes wel houden (iets is beter dan niets), maar ze wil haar schade ad € 1.440 verhalen op Vermeer.

c. Op welke grond is Vermeer eventueel schadeplichtig?

d. Wie kan de schadevergoeding vorderen? Lonneke of Marjan? Of allebei?

 

Vraag 45

Op 17 november verkoopt en levert (feitelijk) Mark een televisie aan Annebel. Op 28 november leent Annebel EUR 500,- van Carola en vestigt tot zekerheid voor deze lening een vuistpand op de televisie. Op 30 november blijkt dat de koopovereenkomst tussen Mark en Annebel nietig is.

  1. Welke gevolgen heeft dit voor het pandrecht van Carola? Werk uw antwoord uit.

  2. In hoeverre luidt uw antwoord anders als het niet een vuistpand, maar een vuistloos pandrecht zou zijn?

 

 

Vraag 46

Ter gelegenheid van de opening van zijn schoenenwinkel geeft Andries een feest. Hiertoe hij heeft hij met Cateraar Cleassens een overeenkomst gesloten, onder meer inhoudende dat Cleassens zal zorgen voor happen en een feestelijke aankleding van de zaak. Twee dagen voor de beoogde datum belt Cleassens naar Andries en zegt dat het hem vreselijk spijt, maar dat hij wegens ziekte van zijn personeel afzegt.

Het lukt Andries een andere cateraar te vinden, maar omdat het een haastklus is, komt hij veel duurder uit. Andries ontbindt de overeenkomst met Cleassens en eist dat Cleassens hem het prijsverschil zal vergoeden.

Cleassens verweert zich met het feit dat Andries hem niet in gebreke heeft gesteld.

  1. Wat zijn in het algemeen de voorwaarden voor ontbinding?

  2. Mag Andries ontbinden?

c. Kan Andries buiten rechte ontbinden?

d. Zal de vordering tot vergoeding van het prijsverschil worden toegewezen?

Toets aan alle vereisten.

e. In hoeverre maakt het voor uw antwoord verschil als blijkt dat Cleassens personeel niet ziek was, maar hij elders een beter betalende opdracht kon krijgen?

 

 

Vraag 47

Modeontwerpster Marie-Claire geeft opdracht aan coupeuse Charmaine om een aantal door haar (Marie-Claire) ontworpen kledingstukken te maken. Marie-Claire verschaft Charmaine de hiervoor benodigde stof en fournituren. Later blijkt dat de stof eigendom was van Stoffenhandel S en de fournituren van Fourniturengroothandel F. In het conflict dat hierop ontstaat stellen Marie-Clair, Charmaine, S en F alle vier eigenaar van de inmiddels vervaardigde jasjes te zijn.

Wie heeft gelijk?

 

Vraag 48

Door zijn schuld veroorzaakt Karreman met zijn auto een aanrijding met de auto van Loth. De laatste is door het ongeluk zo geschrokken dat hij nooit meer auto durft te rijden. Garagehouder Gierstra spreekt Karreman aan tot vergoeding van de inkomsten die hij derft, nu zijn vaste klant Loth als zodanig wegvalt.

a. Op grond waarvan vordert Gierstra schadevergoeding?

b. Zal deze vordering worden toegewezen, zo ja, tot maximaal welk bedrag, zo nee, waarom niet?

 

Vraag 49

Tijdens de afwezigheid van de familie Folkertsma forceert zwerver Zimo de deur van hun vakantiehuisje. Hij gaat naar binnen en brengt de nacht door in het bed van een van de kinderen. De volgende dag vertrekt hij weer met medeneming van de televisie. Kind Klaas, in wiens bed Zimo heeft geslapen heeft langdurig last van nachtmerries. Vader Folkertsma ontdekt wie de inbraak heeft gepleegd en hij spreekt Zimo aan.

Zimo verweert zich met het feit dat hij wegens geestelijke stoornis onder curatele staat.

 

a. Op grond waarvan zal vader Folkertsma Zimo aanspreken?

b. Wat zijn aan de eisen voor deze actie; geef aan in hoeverre daar in dit geval aan is voldaan?

c.Wat kan vader Folkertsma vorderen?

d. Wat vindt u van het verweer van Z?

 

Vraag 50

Johnny koopt van Robert een pandje in de binnenstad, met het idee om daar een vishandel te beginnen.

Na de overdracht van het pand ontdekt Jan dat hij zijn plan niet kan uitvoeren omdat voor de vestiging van een vishandel een vergunning is vereist en hij niet voor een vergunning in aanmerking komt.

Johnny wil van de koop af.

 

a. Welke zijn de vereisten voor een rechtsgeldige overdracht van het pand?

b. Welk vereiste levert mogelijk een probleem op?

c. Op grond waarvan zal Jonny een actie jegens Robert instellen?

d.Wat zijn de vereisten voor deze actie?

e.Welk van de vereisten kan mogelijk een probleem opleveren?

f. Stel dat Johhny’s actie slaagt, wat heeft dit dan tot gevolg?

 

 

 

 

Antwoorden

 

Vraag 41

b.

Vraag 42

d.3:33 jo. 3:34 jo. 3:35

Vraag 43

b.

Vraag 44

a. Alleen van volmacht. Geen lastgeving want geen opdracht (geen plicht maar een bevoegdheid). Geen vertegenwoordiging, want Marjan overschrijdt haar bevoegdheid.

 

b. In naam van Lonneke, dus in ieder geval is Marjan geen partij. Hoogstens tussen Lonneke en de verkoper, echter volmacht overschreden. Hoofdregel is: geen (toereikende) volmacht, geen rechtshandeling. Art. 3:61 beschermt in dit soort gevallen de verkoper (V): mocht V op grond van gedragingen van Lonneke aannemen dat er een toereikende volmacht was verleend? Nee, geen toedoen Lonneke (Vas Dias/Salters).

Vermeend kan dan Maja aanspreken, zij moet instaan voor haar volmacht, art. 3:70 BW.

c. Wanprestatie, art. 6:74 BW.

d. Alleen Lonneke, want Marjan is geen partij. Kribbebijter niet van toepassing, want Majan heeft anders dan in het Kribbebijterarrest niet op haar eigen naam gehandeld.

 

Vraag 45

a. de overdracht aan A nooit tot stand gekomen. Dan is A slechts bezitter geworden van de televisie, geen eigenaar. Dan ws A dus niet bevoegd om een pandrecht op de auto te vestigen.

Eisen art. 3:238 (derdenbescherming à la art. 3:86)

  • Vestiging pandrecht roerende zaak, recht aan toonder of order of op vruchtgebruik van een zodanige zaak (ic: ja);

  • Zaak in de macht vd ph of in die ve 3e gebracht (ic: ja);

  • Ph tgtr op moment zaak in zijn macht of in die ve derde (ic: weet niet, dus aannemen ja).

Gevolg: geldig pandrecht (of: 238 lid 2, ic niet).

Bezitsverlies door diefstal: lid 3 (ic niet)

 

b. Dan wordt Carola niet beschermd door art. 3:238, lid 1 omdat zij de televisie niet in haar macht heeft.

 

Vraag 46

a. 265 lid 1 en 2: tekortkoming, tenzij te gering, verzuim tenzij nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk.

b. Hier is aan de eisen voldaan: ontbinding rechtvaardigende tekortkoming van A (die het gehuurde niet ter beschikking stelt); verzuim van rechtswege, 6:83 sub c (A weigert na te komen). A mag ontbinden.

c. 6:267, schriftelijke verklaring.

d.Eisen schadevergoedingsplicht, 6:74:

  1. toerekenbare (schuld/risico);

  2. tekortkoming;

  3. schade;

  4. veroorzaakt door de tekortkoming.

  5. verzuim tenzij nakoming blijvend onmogelijk;

 

1: ziekte personeel is risico 2: ja, A weigert het gehuurde ter beschikking te stellen; 3: ja, duurdere cateraar, 4: schade in redelijkheid aan de tekortkoming toe te rekenen. 5: van rechtswege, 6:83 sub c, C weigert nakoming;

 

e. Nee, of: grond voor toerekenbaarheid is nu schuld.

 

Vraag 47

Marie-Claire 5:16 lid 2

 

Vraag 48

a. o.d

b. relativiteit

 

Vraag 49

a. od

b. aan eisen voldaan

c. schade: materieel en immaterieel

d. 6:165

 

Vraag 50

a. 3:84

b. titel

c. dwaling

d. wat waren die ook alweer?

e. onderzoeksplicht

f. overeenkomst wordt met terugwerkende kracht vernietigd

 

Deel 6

Vraag 51

 

Op welke wijze(n) kan een overeenkomst op grond van dwaling worden vernietigd?

 

  1. Door een buitengerechtelijke verklaring, mits schriftelijk gedaan.

  2. Uitsluitend door in rechte een beroep op vernietigbaarheid te doen.

  3. Door in rechte een beroep te doen op de vernietigbaarheid of door een schriftelijke buitengerechtelijke verklaring.

  4. Door in rechte een beroep te doen op de vernietigbaarheid of door een vormvrije buitengerechtelijke verklaring.

 

Vraag 52

 

Welk alternatief is juist?

 

  1. Schade kan alleen worden vergoed door betaling van een geldbedrag.

  2. Schadevergoeding omvat vermogensschade en ander nadeel; ander nadeel kan alleen worden vergoed door schadevergoeding in natura.

  3. De rechter kan schadevergoeding niet matigen tot een lager bedrag dan waarvoor de schuldenaar zijn aansprakelijkheid door verzekering heeft gedekt.

  4. Uit de plaatsing van de art. 6:95-110 BW kan worden afgeleid dat zij slechts betrekking hebben op de omvang van de schadevergoeding wegens wanprestatie en niet op de omvang van de schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.

 

 

 

Vraag 53

 

Alkema heeft een kostbare collectie schilderijen. Op 14 januari 2005 wordt hij onder curatele gesteld. Op 20 januari 2005 verkoopt Adriaanse een schilderij voor een goede prijs aan Berendse. Berendse weet niet van de ondercuratelestelling. Welk alternatief is juist?

 

  1. De koopovereenkomst is nietig.

  2. De koopovereenkomst is zonder meer vernietigbaar.

  3. De koopovereenkomst is vernietigbaar, tenzij Berendse gerechtvaardigd heeft vertrouwd dat de verklaring van Alkema overeenstemde met zijn wil.

  4. De koopovereenkomst is vernietigbaar, maar Berendse kan een beroep doen op gerechtvaardigd vertrouwen, tenzij het beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

 

 

Vraag 54

 

Berger koopt bij Hamm veertig dozen wijn, af te leveren op 31 augustus 2004. Volgens de toepasselijke algemene voorwaarden dient betaling te geschieden binnen 30 dagen na aflevering. Op 15 augustus 2004 hoort Hamm dat Berger in betalingsmoeilijkheden verkeert. Van Haaften vreest dat – als hij de wijn aan Berger levert – Berger nooit zal betalen. Welk alternatief is juist?

 

  1. Hamm is gebonden aan de overeenkomst en kan pas een beroep doen op een opschortingsrecht als zijn vordering opeisbaar is en Berger zijn verbintenis niet nakomt.

  2. Hamm heeft goede grond om te twijfelen aan betaling door Berger en kan op die grond de levering opschorten.

  3. Hamm kan geen beroep doen op een opschortingsrecht; dit kan alleen Berger doen.

  4. Als Hamm zijn levering opschort, maakt hij zich schuldig aan schuldeisersverzuim.

 

Vraag 55

 

Welk alternatief is juist?

 

  1. Zowel vernietiging wegens dwaling als ontbinding wegens wanprestatie heeft terugwerkende kracht.

  2. Noch vernietiging wegens dwaling noch ontbinding wegens wanprestatie heeft terugwerkende kracht.

  3. Vernietiging wegens dwaling heeft in beginsel terugwerkende kracht, ontbinding wegens wanprestatie niet.

  4. Vernietiging wegens dwaling heeft in beginsel geen terugwerkende kracht, ontbinding wegens wanprestatie wel.

 

 

Vraag 56

 

Berend bestelt bij Klaas een oven voor zijn nieuwe keuken. Afgesproken wordt dat Klaas de oven uiterlijk 31 maart 2005 zal leveren. Op 20 maart 2005 laat Klaas aan Berend weten dat het door Bert bestelde type tijdelijk niet meer leverbaar is en hij dus niet kan voldoen aan zijn verplichting om uiterlijk 31 maart 2005 te leveren. Welk alternatief is juist?

 

  1. Berend moet Klaas in gebreke stellen voordat hij schadevergoeding kan vorderen.

  2. Klaas is zonder ingebrekestelling in verzuim op 31 maart 2005.

  3. Klaas is zonder ingebrekestelling in verzuim op 20 maart 2005.

  4. De tekortkoming is niet toerekenbaar aan Klaas, dus ontbinding is niet mogelijk.

 

 

Vraag 57

 

Arnoldussen geeft aan scheepsmakelaar Korevear opdracht om voor zijn (Arnoldussen) rekening en in zijn (Arnoldussen) naam een boot te kopen. Korevear vindt de boot bij De Vloot BV en koopt hem in naam van Arnoldussen. Waarvan is hier sprake?

 

  1. Uitsluitend lastgeving en volmacht.

  2. Lastgeving, volmacht en vertegenwoordiging.

  3. Uitsluitend vertegenwoordiging.

  4. Uitsluitend volmacht en vertegenwoordiging.

 

Vraag 58

 

Connie brengt zijn schilderij ter restauratie naar Hermance. Hermance heeft geen tijd om zelf te restaureren en besteedt de restauratie uit. Als Connie het schilderij komt ophalen, blijkt dat het door de restauratie onherstelbaar is beschadigd. Connie vordert schadevergoeding van Hermance. Welk alternatief is juist?

 

  1. Hermance is aansprakelijk als de restauratie is verricht door een werknemer, maar niet als de restauratie is verricht door een restaurateur buiten dienstverband.

  2. Hermance zou alleen aansprakelijk zijn als zij de restauratie zelf had verricht.

  3. Hermance is zowel aansprakelijk als de restauratie door een werknemer van haar is verricht als wanneer de restauratie buiten dienstverband door een andere restaurateur is verricht.

  4. Hermance is aansprakelijk als de restauratie is verricht door een werknemer, maar niet als de reparatie is verricht door een leidinggevende werknemer in haar atelier.

 

Vraag 59

 

Welk arrest is van belang voor de toepassing van art. 6:248 BW?

 

  1. Saladin/HBU.

  2. Quint/Te Poel.

  3. Knabbel en Babbel.

  4. Vermeulen/Lekkerkerker.

 

Vraag 60

 

Omdat nergens meer schaatsen te koop zijn, leent Victor de schaatsen van Theo. Victor heeft snel genoeg van dit koude vertier en als Joop zegt: ‘Wat een mooie schaatsen heb jij, kan ik ze kopen?’, wordt de koopovereenkomst gesloten. Een paar dagen later ziet Theo Joop voorbij zwieren op de schaatsen. Theo eist dat Joop hem de schaatsen overhandigt, maar Joop zegt stomverbaasd dat hij ze van Victor heeft gekocht.

Welk alternatief is juist?

 

a. Joop is weliswaar te goeder trouw, maar nu geen bezitsverschaffing heeft plaatsgevonden, wordt hij niet door art. 3:86 lid 1 BW beschermd.

b. Omdat Joop de schaatsen niet heeft gekocht van een vervreemder die in de normale uitoefening van zijn bedrijf handelde, wordt hij niet door art. 3:86 lid 1 BW beschermd.

c. Nu Joop te goeder trouw op grond van een geldige titel de schaatsen anders dan om niet geleverd heeft gekregen, wordt hij door art. 3:86 lid 1 BW beschermd.

 

 

Antwoorden

 

Vraag 51

d.

 

Vraag 52

c.

 

Vraag 53

b.

 

Vraag 54

b.

 

Vraag 55

c.

 

Vraag 56

c.

 

Vraag 57

b.

 

Vraag 58

c.

 

 

Vraag 59

a.

 

Vraag 60

c. 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Privaatrecht bundel

Oefententamen voor het vak goederenrecht (4)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (4)

Tentamen Kernvak Privaatrecht I deeltoets A (16 mei 2011)

Vraag 1 (12 punten)

Bespreek of, en zo ja, op welke wijze, een recht van vruchtgebruik gevestigd kan worden op:

  • een hypotheekrecht
  • een fokstier
  • een recht van erfpacht
  • een vordering op naam

Vraag 2

In de Rotterdamse haven vindt veel containeroverslag plaats. Hierbij wordt gebruik gemaakt van geautomatiseerde hijskranen. Deze kranen zijn tientallen meters hoog, zodat grote vrachtschepen eenvoudig hun lading kunnen lossen. De kranen halen de containers uit het laadruim en bewegen hiervoor over rails van vele meters lang, die met flinke bouten in de kade zijn verankerd.

a. (7 punten) Aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of de kranen onroerend zijn?

b. (4 punten) Is de eigenaar van de grond waarop de kranen staan ook eigenaar van de kranen? Zo ja, hoe kan worden bereikt dat een ander dan de eigenaar van de grond eigenaar van de kranen wordt?

Vraag 3 (11 punten)

A wil graag een kopieerwinkel beginnen. Hij heeft al een perceel grond met daarop een geschikt gebouw gekocht en geleverd gekregen van de vorige eigenaar B, die er groente en fruit verkocht. A koopt tien kopieermachines van C; de machines worden geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Vervolgens installeert hij de apparaten in zijn (A’s) gebouw. Een paar dagen later opent hij vol trots zijn winkel ‘Copy Copy’. A voldoet niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens C. C ontbindt daarom de overeenkomst met A en hij vraagt aan A vriendelijk doch dringend of hij zijn machines terug mag hebben. A antwoordt hem: ‘Hoezo, jouw machines? Deze machines zijn zo’n essentieel onderdeel van mijn kopieerwinkel dat ze mijn eigendom zijn geworden – wat is immers een kopieerwinkel zonder kopieermachines?!’

a. (2 punten) Wie is bezitter van de kopieermachines nadat zij zijn afgeleverd bij A maar voordat ze zijn geïnstalleerd?

 

b. (2 punten) Welke vordering stelt C tegen A in (gegeven het feit dat hij de machines terug wil)?

c. (7 punten) Hoe beoordeelt u het standpunt van A dat hij eigenaar is geworden van de kopieermachines?

Vraag 4 (3 punten)

A leent een kostbaar schilderij van zijn goede vriend B. Het schilderij krijgt een prominente plaats in de huiskamer van A. B overlijdt maar zijn erfgenamen weten niet dat B het schilderij had uitgeleend aan A. Daarom blijft het schilderij geruime tijd bij A hangen zonder dat de erfgenamen van B aanspraak maken op teruggave van het schilderij. Kan A door enkel tijdsverloop eigenaar worden van het schilderij en zo ja, na hoeveel jaar?

Vraag 5 (9 punten)

Geef drie voorbeelden van een afhankelijk recht en geef bij ieder voorbeeld aan van welk (hoofd)recht het recht in kwestie afhankelijk is.

Vraag 6 (4 punten)

Het arrest Teixeira de Mattos is gewezen onder oud recht. Onder huidig recht zou de bewindvoerder – ter onderbouwing van Teixeira’s goederenrechtelijke positie met betrekking tot de Nillmij-certificaten – zich op twee wetsartikelen kunnen beroepen. Welke wetsartikelen zijn dit?

Antwoordindicaties

Vraag 1

Een recht van vruchtgebruik kan worden gevestigd op goederen,.....read more

Access: 
JoHo members
Oefententamen voor het vak goederenrecht (3)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (3)

Deeltoets B, Kernvak Privaatrecht I (Goederenrecht), 27 juni 2011

Vraag 1 (10 punten)

a. (4 punten)

Kan een bestolen eigenaar de eigendom van een gestolen roerende zaak overdragen aan een ander?

Zo ja, op welke wijze vindt de levering plaats?

Hij heeft het bezit verloren, maar niet de eigendom. Hij kan daarom de eigendom overdragen, indien sprake is van een geldig titel en geldige levering (3:84 lid 1). Omdat hij alle feitelijke macht is kwijtgeraakt, kan hij geen bezit verschaffen ex art. 3:90 lid 1. Levering vindt daarom plaats door het opmaken van een akte (3:95).

b. (6 punten)

A vraagt B een unieke Chinese vaas voor hem te kopen. Op 1 mei koopt B in eigen naam maar voor rekening van A de bedoelde Chinese vaas van C. Op 2 mei gaat B failliet. Op 3 mei levert C de vaas aan B. Op 12 mei wil A de vaas bij B ophalen. De curator van B stelt zich op het standpunt dat B de eigenaar is van de vaas en weigert afgifte.

Wie is op 12 mei eigenaar van de Chinese vaas?

Vraag 2 (6 punten)

In HR 24 maart 1995, AA 1995, 705 (Hollander's Kuikenbroederij), dat onder oud recht werd gewezen, leest men in de uiteenzetting van de feiten:

'In 1978 verkrijgt Hollander's een krediet van de Raffeisenbank Domburg (verder: de Bank). Daartoe draagt zij al haar tegenwoordige en toekomstige pluimvee aan de Bank in eigendom over, tot zekerheid van de betaling van het door haar aan de Bank verschuldigde.'

a. (3 punten)

Zou deze overdracht naar huidig Nederlands recht geldig zijn geweest?

b. (3 punten)

Hoe wordt tegenwoordig (anno 2011) vergelijkbare zekerheid voor de bank bewerkstelligd?

Vraag 3 (10 punten)

Simons verwerft een recht van erfpacht op het perceel van Teunissen. Dit recht van erfpacht wordt gevestigd voor een periode van twintig jaar. Na drie jaar laat Simons een opslagruimte op het perceel bouwen en plant hij een reeks Judasboompjes langs het pad dat naar deze ruimte leidt. Voor de bouw van de opslagruimte heeft Simons een lening bij de bank gesloten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening heeft hij ten gunste van de bank een recht van hypotheek op zijn recht van erfpacht gevestigd.

a. (4 punten)

Wie is eigenaar van de opslagruimte en de Judasboompjes die Simons gebouwd respectievelijk geplant heeft?

b. (6 punten)Stel dat Teunissen de eigendom van de grond overdraagt aan Simons. Welk rechtsgevolg zou dat hebben voor het recht van erfpacht van Simons en voor het recht van hypotheek van de bank op het recht van erfpacht?

Vraag 4 (22 punten)

Bank B heeft een vordering van € 800.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A's) dure Stradivariusviool gevestigd ten behoeve van B.

a. (2 punten)

Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

b. (4 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van B indien B zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

c. (8 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht (2)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (2)

Kernvak Privaatrecht I, eindtoets 24 juni 2013

Vraag 1 (45 punten)

Nikkie van Vliet, een studente die nog bij haar ouders inwoont, heeft het academisch jaar 2010/2011 afgesloten als zij beseft dat ze reeds 7 jaren bezig is met haar studie Rechten en geen financiële middelen meer heeft om haar studie in het daaropvolgende studiejaar af te ronden. Omdat ze zo dicht bij de eindstreep is, besluit ze toch door te zetten en op zoek te gaan naar een geldbron. Die vindt ze: studiegenoot Bart Nijman, die altijd de nieuwste computerapparatuur in huis heeft, is een fervent en getalenteerd gamer en heeft de afgelopen jaren veel geld verdiend door succesvolle deelname aan internationale toernooien. Bart is bereid om Nikkie een lening te verstrekken. Maar Bart is niet alleen een getalenteerd gamer: hij scoorde een 9,0 voor zijn tentamen goederenrecht en realiseert zich bij het verstrekken van de lening aan Nikkie dat het verstandig is om zekerheid te bedingen. Bart vraagt Nikkie om een waardevolle zaak waarop zij ten behoeve van hem een pandrecht zou kunnen vestigen. Nikkie gaat akkoord met het pandrecht en geeft Bart in dat kader de met diamanten ingezette huwelijksketting van haar moeder mee, de meest waardevolle zaak die zich in haar ouderlijk huis bevindt.

a. (9 punten) Heeft Bart een pandrecht op de ketting verkregen?

Bart heeft bij het gamen ook een nieuwe iPad gewonnen. Nikkie heeft om die reden haar oog laten vallen op Barts oude, maar nog zeer bruikbare iPad. Zij geeft aan dat zij deze graag van Bart zou willen kopen maar daar nu het geld nog niet voor heeft. Over een half jaar verwacht zij het bedrag wel te hebben. Bart, die het lastig vindt om Nikkie iets te weigeren, gaat akkoord met de koop en is bereid de iPad meteen mee te geven. Wel wordt in de koopovereenkomst een eigendomsvoorbehoud opgenomen en spreken zij af dat betaling binnen zes maanden moet plaatsvinden.

Nikkie is de afspraak met Bart al snel vergeten. Sterker nog, ze heeft de iPad na drie maanden verkocht en geleverd aan Dirk, haar nieuwe vriend, maar wel met de afspraak dat Nikkie de iPad zelf zal mogen blijven gebruiken tot haar scriptie af is. Zes maanden na levering door Bart, komt hij de iPad ophalen, omdat hij nog steeds geen betaling heeft ontvangen. Nikkie, die aan een writer’s block lijdt en dus niet opschiet met haar scriptie, vertelt hem dat het apparaat inmiddels van Dirk is en weigert afgifte.

b. (9 punten) Kan Bart de iPad revindiceren?

Barts zaken lopen goed. Hij heeft een baan aangeboden gekregen bij een gameontwikkelaar en is daar op 1 februari 2012 in dienst getreden. Het accepteren van de baan maakt dat Bart klaar is voor een volgende stap in zijn leven. Hij besluit om een deel van zijn gespaarde geld te investeren in een onroerend zaak. Het studentenhuis waar Bart woont, wordt bij toeval te koop aangeboden en Bart wil het huis graag kopen. Zo gezegd, zo gedaan. Zijn spaargeld was niet.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht

Oefententamen voor het vak goederenrecht

Kernvak Privaatrecht I Oefenvragen voor toets B

Vraag 1

Lees onderstaande uitspraak en beantwoord vervolgens de vragen.

NJF 2007/151

Partijen
Matech B.V., te Mierlo, appellante, proc. mr. L. Paulus,
tegen
1. UTO & UMH sneltransport B.V.,
2. UTO containers Ulft B.V.,
3. B.V. Ulftse transportonderneming UTO,
alle te Ulft, geïntimeerden, proc. mr. J.R.O. Dantuma.

Uitspraak
Hof:
(...)
3. De vaststaande feiten
3.1
Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel
niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud
van overgelegde producties de navolgende feiten vast.
3.2
Matech heeft op 6 september 2004 een koopovereenkomst gesloten ter zake van een
tweetal hydraulische alligatorscharen, type McIntyre LD 407 en 640, inclusief
toebehoren (hierna ook te noemen: de scharen) met R.A. Bron, h.o.d.n. Bron Project en
Evenementbouw (hierna ook te noemen: Bron), tegen een bedrag van € 56.000 (excl.
btw). Op 1 november 2004 heeft Matech de scharen geleverd aan Bron.
3.3
Bron heeft de aan Matech verschuldigde koopsom grotendeels onbetaald gelaten.
3.4
Bij brief van 2 november 2004 heeft Bron bevestigd dat hij de scharen aan UTO
transportonderneming voor een bedrag van € 62.500 (excl. btw) verkoopt. UTO
transportonderneming heeft het bedrag omstreeks november 2004 in termijnen aan Bron
voldaan. In november 2004 heeft Bron de scharen geleverd aan UTO
transportonderneming.
3.5
De raadsman van Matech heeft bij brief van 10 januari 2005 aan Bron ter zake van de
scharen een beroep gedaan op het bepaalde in art. 7:39 BW (recht van reclame).
3.6
Matech heeft bij dagvaarding van 26 januari 2005 Bron gedagvaard voor de rechtbank
te Arnhem en gevorderd, kort gezegd, Bron te veroordelen tot
1. betaling van onder meer (het onbetaald gebleven gedeelte van) de koopsom
2. het verschaffen van inlichtingen over de feitelijke verblijfplaats van de scharen en het
    verlenen van medewerking aan teruglevering van deze machines op straffe van een
    dwangsom.
3.7
De rechtbank te Arnhem heeft bij vonnis van 30 maart 2005 de vordering tot betaling
van het restant van de koopsom ten laste van Bron toegewezen en de vordering tot het
verschaffen van inlichtingen afgewezen omdat voor teruglevering van de scharen, naast
de toegewezen vordering tot betaling van de koopsom, geen plaats is.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het geschil tussen partijen betreft de vraag wie eigenaar is van de scharen: Matech of
UTO transportonderneming. Matech heeft in eerste aanleg haar vordering tot afgifte van
de scharen gebaseerd op een tweetal grondslagen. Ten eerste heeft zij gesteld dat de
scharen door de Engelse fabrikant onder eigendomsvoorbehoud aan haar zijn geleverd.
Ten tweede heeft Matech zich beroepen op het recht van reclame (art. 7:39 BW).
.....read more

Access: 
Public
Systematisch te werk gaan bij je tentamen privaatrecht
Gebruik van arresten bij het vak Privaatrecht
Privaatrecht gaat over de verhouding burger-burger
Problemen waar de gevorderde student bij privaatrecht tegenaan loopt
Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bevat een zestigtal tentamenvragen rond het thema Inleiding privaatrecht (niveau Bachelor 1)


Deel 1

Vraag 1

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard, € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

Vraag 2

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

a. Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen?

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen.

c. Op welke wijze dient hij dit beroep te doen?

d. Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen?

 

Vraag 3

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.

Gaat het beroep van Vincent op?

Vraag 4

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

  1. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

  2. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

Stel dat de konijnenvitaminen - door het verstrijken van de werkzame periode - ondeugdelijk blijken te zijn.

  1. Door wie kan Pets Place nu worden aangesproken?

 

Vraag

.....read more
Access: 
Public
Oefentoets Privaatrecht II (deeltentamen A)

Oefentoets Privaatrecht II (deeltentamen A)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefentoets deeltentamen 1 (2011)

 

Casusbeschrijving

 

Hoge Raad der Nederlanden (2 december 2011)
 

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.A. Stevens,
tegen
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers], [verweerster 1] en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
(…)
 

3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerster 1] en [verweerder 2] zijn zuster en broer. Zij hebben, na de splitsing van het hun in mede-eigendom toebehorende pand aan de [a-straat] te Amsterdam in drie appartementsrechten, het appartementsrecht [a-straat 1b] (ook wel aangeduid met indexnummer 2) te Amsterdam op 1 juli 1992 overgedragen aan [betrokkene 1].
Zij bleven gezamenlijk gerechtigd tot de appartementsrechten [a-straat 1a] en [1c] (ook aangeduid met indexnummer 1, respectievelijk indexnummer 3).
(ii) In de akte van levering van 1 juli 1992 van het appartementsrecht met indexnummer 2 aan [betrokkene 1] is het volgende wederzijdse voorkeursrecht opgenomen (waarbij [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk als verkoper worden aangeduid):
'X. VOORKEURSRECHT
1. Verkoper en koper verlenen elkaar, voor de periode dat ieder hunner eigenaar is van respectievelijk het appartementsrecht met het indexnummer 3 en met het indexnummer 2, over en weer een voorkeursrecht voor het geval zij het desbetreffende appartementsrecht wensen te vervreemden.
2. Indien een hunner het desbetreffende appartementsrecht wenst te vervreemden, dient hij dit aan te bieden aan de ander onder mededeling welke de koopsom en de overige condities zijn waarin een met name genoemde derde zich verbonden heeft te zullen kopen, voor het geval de desbetreffende voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht geen gebruik zal maken.
3. Indien de voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht gebruik wenst te maken, dient hij dit binnen twee weken na de datum dat hij het aanbod heeft ontvangen aan de aanbieder schriftelijk te berichten, in welk geval de akte tot levering uiterlijk twee weken na dit laatste bericht zal moeten worden verleden.
4. Spreekt de voorkeursgerechtigde zich niet uit of indien hij verklaart van zijn voorkeursrecht geen gebruik te zullen maken,.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


 

 

Vragen en antwoorden tentamen Inleiding  Privaatrecht

 

Oefenvragen deel 1

 

Vraag 1 (4 pnt)

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard,  € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

 

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

 

 

Vraag 2 (11 pnt)

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

 

a.         Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen? (2 pnt)

 

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen. (4 pnt)

 

c.         Op welke wijze dient hij dit beroep te doen? (3 pnt)

 

d.         Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen? (2 pnt)

 

 

Vraag 3 (3 pnt)

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend.

 

Gaat het beroep van Vincent op? (3 pnt)

 

Vraag 4 (6 pnt, elke subvraag 2 pnt)

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

 

Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

 

Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat.....read more

Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 9e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis

Boeksamenvatting bij de 9e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis


Deel 1 – Goederenrecht

 

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

Eigendom

Aangezien eigendom een absoluut recht is, volgt het recht de zaak indien zij uit de macht van de vervreemder raakt. Dit noemen we ook wel ‘zaaksgevolg’ of ‘droit de suite’. Zo kan de rechthebbende zijn goed opeisen bij een ieder die haar zonder recht houdt, ook wel revindicatie genoemd (art. 5:2 BW). Als A bijvoorbeeld zijn auto ter reparatie bij B heeft staan en B gaat failliet, dan komt A een separatistpositie toe (‘droit de préférence’). Vanwege de absolute werking van het eigendomsrecht kan A zijn auto uit het faillissement halen alsof er geen faillissement was. Zijn zaak zal dan niet door de curator worden verkocht. De auto behoort namelijk niet tot het vermogen van B en kan daarom niet worden verkocht.

 

Het eigendomsrecht en het recht van de schuldeiser zijn subjectieve rechten. Ze worden namelijk ontleend aan het object, de eigendom. Daarnaast zijn het vermogensrechten. Dit zijn alle op geld waardeerbare rechten of althans die rechten die in de economische sfeer liggen (art. 3:6 BW). Alle absolute rechten kunnen worden aangemerkt als vermogensrechten.

 

Eigendom is een voorbeeld van een absoluut recht op een goed. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW). Het eigendomsrecht is een absoluut recht dat een zaak als object heeft (art. 5:1 BW). Een zaak is een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (bijvoorbeeld een vaas of een auto; art. 3:2 BW). Het is dus alleen mogelijk om eigenaar van een zaak te zijn. Iemand die een vermogensrecht heeft (bijvoorbeeld een vordering op naam) is hiervan rechthebbende en geen.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen (mc) Grensoverscheidend Privaatrecht

Tentamenvragen (mc) Grensoverscheidend Privaatrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel A

2012

 

  1. De Franse Code Civil:

    1. is geschreven op maat van de vrije, ondernemende burger.

    2. verbiedt de rechter uitspraak te doen door zelf algemeen verbindende regels neer te leggen.

    3. zowel alternatief a als alternatief b is juist.

    4. zowel alternatief a als alternatief b is onjuist.

 

  1. De bevoegdheid tot wetgeving op het terrein van het Privaatrecht berust in Duitsland bij:

    1. uitsluitend de federale overheid (de Bund).

    2. uitsluitend bij de deelstaten (de Länder).

    3. deels bij de federatie en deels bij de deelstaten, waarbij de federatie echter voorrang geniet (o.a. “Bundesrecht bricht Landesrecht”).

    4. deels bij de federatie en deels bij de deelstaten, waarbij de deelstaten echter voorrang genieten (o.a. “Landesrecht bricht Bundesrecht”).

 

  1. Met betrekking tot de privaatrechtelijke richtlijnen, kan er correct worden geconcludeerd dat:

    1. alle richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben en een minimumharmonisatie nastreven.

    2. de meeste richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben, maar dat de richtlijn Productaansprakelijkheid (85/374/EG) daarop een uitzondering vormt.

    3. de meeste richtlijnen een minimumharmonisatie nastreven, maar dat de richtlijn betalingsachterstand bij handelstransacties (2000/35/EG) daarop een uitzondering vormt.

    4. de meeste richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben, maar dat de richtlijn betalingsachterstand bij handelstransacties (2000/35/EG) daarop een uitzondering vormt.

 

  1. Hartkamp stelt in zijn boek dat doorwerking van Europees privaatrecht in het algemeen plaatsvindt:

    1. via de directe/rechtstreekse werking, dat wil zeggen de mogelijkheid van burgers om voor het Hof van Justitie een beroep te doen op Europeesrechtelijke (communautaire) normen.

    2. via de verplichting tot richtlijnconforme interpretatie, dat wil zeggen de plicht van het Hof van Justitie om het nationale recht van lidstaten in overeenstemming met de Europese richtlijn uit te leggen

    3. via de overheidsaansprakelijkheid voor schendingen van Europees recht, dat wil zeggen de mogelijkheid van burgers om bij het Hof van Justitie compensatie te krijgen voor schade die is ontstaan door een schending van het Europees recht.

    4. via de plicht van de nationale rechter tot richtlijnconforme interpretatie van nationaal recht, waarmee richtlijnen in horizontale situaties van invloed kunnen zijn indien implementatie niet correct is geschied.

 

  1. Welke bewering ten aanzien van richtlijnen is de meest juiste?

    1. Verticale directe werking van een richtlijn is mogelijk indien een lidstaat de richtlijn niet, te laat of verkeerd heeft omgezet; deze bepalingen van de richtlijn dienen echter voldoende precies te zijn en aan de burger onvoorwaardelijk een recht toe te kennen.

  2. .....read more
Access: 
Public
Tentamenvragen (open) Grensoverscheidend privaatrecht

Tentamenvragen (open) Grensoverscheidend privaatrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel A

2012

 

Laurentien Dekker besluit er eens een weekje tussenuit te gaan, en haar keuze valt op Milaan. Deze modestad oefent al lange tijd een grote aantrekkingskracht op haar uit, en zij wil bovendien een opera zien in het beroemde Scala theater in Milaan. Zij boekt aldus een reis bij reisbureau Volo. Het reisbureau verzorgt de vliegtickets, zes overnachtingen in een pittoresk hotelletje dichtbij het operahuis, en een kaartje voor de opera Faust. Het reisbureau bestaat 10 jaar en heeft daarom nog een leuke actie: iedere 10e klant krijgt een korte reis (minder dan tien dagen) binnen Europa gratis aangeboden, en behoeft slechts de luchthavenbelasting te voldoen. Daarnaast dient er, zo de klant alleen reist, ook nog een toeslag voor een eenpersoonskamer te worden betaald.

Vraag 1

  1. Nu er drie diensten door het reisbureau Volo zijn geboekt, is er dan nog sprake van een pakketreis? Betrek in uw antwoord zowel geüniformeerd Europees recht als nationaal recht.

 

  1. Nu Laurentien niet de volledige prijs betaalt voor de reis, is er dan nog wel sprake van een pakketreis? Betrek in uw antwoord zowel Europees recht alsmede de door u bestudeerde jurisprudentie.

Vervolg casus

Door lagere subsidies en het slechte economische tij kampen de Italiaanse operahuizen met forse financiële problemen. De overheid wil de schuldenproblemen oplossen door de lonen van werknemers van operahuizen te bevriezen, hetgeen leidt tot stakingen onder werknemers. Ook het personeel van de Scala staakt, zodat de productie Faust wordt afgelast.

Vraag 2

Waarom wordt het stakingsrecht in art. 153 lid 5 VWEU uitgezonderd van het Europese mandaat tot eenmaking van (sociaal) recht?

 

 

Laurentien besluit de geplande opera-avond anderszins in te vullen, en gaat dansen in een van de uitgaansgelegenheden van Milaan. Als zij bij het krieken van de dag terugkeert in haar hotel, drinkt zij uit de badkamerkraan drie flinke glazen water. Een paar uur later wordt zij wakker met heftige darmkrampen, en blijkt zij ook hoge koorts te hebben. Zij wordt in allerijl overgebracht naar een ziekenhuis, waar blijkt dat zij is besmet door het drinkwater van Milaan. De dienstdoende arts in het ziekenhuis vertelt Laurentien, dat de reisorganisatie hiervan op de hoogte had moeten zijn.

 

Vraag 3

 

  1. Stel dat de arts gelijk heeft, op grond van welk(e) Europeesrechtelijk(e) artikel(en) kan Laurentien Volo aansprakelijk stellen?

 

Stel dat Laurentien immateriële schade lijdt, zou zij die ook kunnen claimen? Betrek in uw antwoord zowel Europeesrechtelijk als Nederlands recht en tevens jurisprudentie van het Hof van Justitie.

 

Open vraag II

Veterinfarm BV te Rotterdam fabriceert antibiotica voor preventieve.....read more

Access: 
Public
Uitwerkingen colleges KV Privaatrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Uitwerkingen colleges KV Privaatrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Kernvak Privaatrecht I

Hoorcollege 1 – 23 april 2013

 

Deze week zullen we in dit college stilstaan wat goederenrecht nu eigenlijk is. De kenmerken van het goederenrecht zullen worden besproken en ook de kenmerken van goederenrechtelijke rechten. Hierna zal nog over eigendom, meer omvattende rechten en over beperkte rechten worden gesproken.

 

Wat is goederenrecht.

Het goederenrecht heeft betrekking op het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen. Het betreft de relatie van mensen tot een goed. Hiermee verschilt het met het verbintenissenrecht, dit is namelijk dat mensen zich verbinden jegens een ander

 

Wat goederen zijn is te vinden in artikel 3:1 BW:

Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.’

 

Wat zaken zijn is te vinden in artikel 3:2 BW:

Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.’

 

Goederenrecht verschilt van land tot land. Zo verschilt het bijvoorbeeld in begrip, rechtsvorming of de systematiek. Ons systeem van goederenrecht is te vinden in het Burgerlijk Wetboek. Het goederenrecht verschilt van land tot land omdat ieder land zijn eigen autonomie heeft en dus zelf regels mag opstellen omtrent het goederenrecht. Dit is echter lastig om dat in het goederenrecht veel internationale handel wordt gedreven en er dus veel verschillende rechtsordes in die handel worden betrokken.

 

Kenmerken van het goederenrecht.

Het goederenrecht heeft twee kenmerken. Allereerst is het een gesloten stelsel. Dit wordt ook wel numerus clausus genoemd. Alles van het goederenrecht is vastgelegd in de wet. Dit is terug te vinden in artikel 3:81 BW.

 

‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen. Hij kan ook zijn recht onder voorbehoud van een zodanig beperkt recht overdragen, mits hij de voorschriften zowel voor overdracht van een zodanig goed, als voor vestiging van een zodanig beperkt recht in acht neemt.’

 

In dit artikel komen twee aspecten naar voren. Er zijn een aantal beperkte rechten mogelijk om te vestigen en over de inhoud van deze beperkte rechten wordt gezegd dat deze binnen de grenzen van de wet moeten zijn. Ook de wijze van verkrijgen goederen is een gesloten stelsel. Dit is terug te zien in artikel 3:80 BW. Hier staat dat men goederen onder algemene titel en onder bijzondere titel kan verkrijgen. Een andere optie is niet mogelijk.

 

Als tweede kenmerk is het goederenrecht ook dwingend recht. Men moet kijken naar de wet’s interpretatie. Men moet dan kijken naar de tekst, het systeem en de geschiedenis en het doel van de wetgever bij het maken van de wet. In het Staats- en Bestuursrecht heeft men de volgende.....read more

Access: 
Public
Collegeverslagen Kv Privaatrecht I (wk 5 t/m 7), deel 2

Collegeverslagen Kv Privaatrecht I (wk 5 t/m 7), deel 2

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Collegeverslagen Kernvak Privaatrecht I

 

Hoorcollege 5 28 mei 2013

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over toekomstige goederen, verkrijging door een tussenpersoon, overdracht onder voorwaarde en het eigendomsvoorbehoud.

 

Nationaal Grondbezit/Kamphuis

Nationaal Grondbezit( hierna: NGB) vond een aannemer, Kerstens. Zij komen tot overeenstemming dat Kerstens voor NGB op zijn eigen grond gaat bouwen. NGB zei dat ze wel vooruit wilden betalen, maar dat ze dan wel een risico liepen. NGB wilde dan wel zekerheid. Zij spraken af dat alle bouwmaterialen die werden gebruikt werden verkocht aan NGB en ook werden geleverd aan NGB. Als de bouwmaterialen dus geleverd werden door de bouwleverancier, kreeg NGB de bouwmaterialen. In plaats daarvan betaalde NGB wel vooruit. Paragraaf 43 AV: alle op terrein aangevoerde zaken worden na goedkeuring eigendom van het Rijk. De bouwleverancier van Kerstens is Kamphuis. Kamphuis maakt in deze casus een eigendomsvoorbehoud. Het conflict gaat hier tussen Kamphuis en NGB. Kamphuis zegt dat de bouwmaterialen van hem zijn, want hij heeft een eigendomsvoorbehoud. NGB zegt echter dat zij eigenaar zijn, want zij hadden een levering bij voorbaat. Als er is geleverd bij voorbaat is er nog niet overgedragen. Er is pas sprake van overdracht op het moment dat het laatste vereiste is vervuld. In dit geval is dat de beschikkingsbevoegdheid. Pas op het moment dat Kerstens eigenaar wordt, is de levering voltooid. Omdat Kerstens nooit eigenaar wordt door het eigendomsvoorbehoud van Kamphuis, wordt ook NGB nooit eigenaar. Kamphuis blijft eigenaar van de materialen.

 

Levering bij voorbaat (artikel 3:97 BW)

Bestaande goederen kunnen worden overgedragen. Toekomstige goederen zijn goederen die er nog niet zijn, maar er zijn wel plannen voor iets zodat het goed gaat bestaan. Toekomstige goederen kunnen alleen worden geleverd en nog niet worden overgedragen. Omdat toekomstige goederen nog niet in het vermogen van de rechthebbende zijn, is hij niet beschikkingsbevoegd om over te dragen en kan er alleen worden geleverd bij voorbaat. Op het moment dat A beschikkingsbevoegd wordt, zal deze beschikkingsbevoegdheid direct over gaan op B. De overdracht of vestiging van beperkte goederen bij voorbaat geschiedt via de artikelen 3:84 jo 98 jo 97 BW.

 

Artikel 3:97 lid 1 BW: ‘Toekomstige goederen kunnen bij voorbaat worden geleverd, tenzij het verboden is deze tot onderwerp van een overeenkomst te maken of het registergoederen zijn.’

Registergoederen kunnen niet bij voorbaat worden geleverd omdat dit anders voor onduidelijkheid in de registers zou zorgen. Deze registers zouden dan te groot worden.

 

 

 

Indien er twee leveringen van hetzelfde goed bij voorbaat zijn, geldt artikel 3:97 lid 2 BW.

Dit artikel stelt: ‘Een levering bij voorbaat van een.....read more

Access: 
Public
Oefentoetsen & antwoordindicaties Kv Privaatrecht I, voor eindtoets

Oefentoetsen & antwoordindicaties Kv Privaatrecht I, voor eindtoets

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefentoets 1+ antwoorden

 

Vraag 1 (22 punten)

De Rabobank heeft een vordering van € 950.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A’s) dure piano gevestigd ten behoeve van De Rabobank.

 

a. (2 punten)

Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

 

Vestiging vindt plaats door het voorhanden zijn van een geldige titel en beschikkings-bevoegdheid en door het opmaken van een authentieke akte of het registreren van een onderhandse akte (3:98 jo. 84 jo. 237 lid 1).

 

b. (4 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien De Rabobank zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

 

C verkrijgt tevens het pandrecht. Het pandrecht is immers een afhankelijk recht en gaat mee over naar de cessionaris (3:82).

 

c. (8 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien A zijn piano verkoopt en levert aan D, die het pandrecht van De Rabobank kent noch behoort te kennen, indien wordt afgesproken dat A de piano voorlopig nog voor D zal houden?

 

Het pandrecht heeft goederenrechtelijk werking en blijft dus de piano bezwaren (ook te verklaren vanuit het nemo plus-beginsel). D zal zich niet met succes op art. 3:86 lid 2 kunnen beroepen, omdat de cp-levering tussen A en hem ten opzichte van de ouder gerechtigde De Rabobank niet geldig is (3:115 sub a jo. 3:90 lid 2). Derdenbescherming veronderstelt immers een geldige levering.

 

d. (8 punten)

Stel dat E – die nog een appeltje met A te schillen heeft – met een hockeystick een onherstelbare barst in de piano slaat, waardoor deze onbespeelbaar (en daarmee nagenoeg waardeloos) wordt. A is tegen deze vernieling verzekerd bij verzekeraar V.

De Rabobank heeft nu pandrechten op drie verschillende goederen.

Noem er twee en bespreek waarom het pandrecht op het betreffende goed tot stand is gekomen.

 

De Rabobank heeft nog steeds een pandrecht op de piano (1). Dat pandrecht is echter niet zo veel meer waard. Tevens verkrijgt De Rabobank, vanwege de waardevermindering van de piano, (door zaaksvervanging) van rechtswege een pandrecht op A’s vordering op E uit onrechtmatige daad (2) en op A’s assurantievordering op V (3), zie art. 3:229......read more

Access: 
Public
Laatste collegeverslag Kernvak Privaatrecht I (week 8)

Laatste collegeverslag Kernvak Privaatrecht I (week 8)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


Hoorcollege 8 18 juni 2013

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over beperkte rechten in de context van het fiduciaverbod. Het pand en hypotheekrecht worden hierbij besproken. Verder zal dit hoorcollege gaan over het verhaalsrecht en over het retentierecht.

 

Numerus clausus.

Samen met het fiduciaverbod is de numerus clausus zeer belangrijk voor het goederenrecht. De numerus clausus houdt in dat het goederenrecht een gesloten systeem is. Het omvat twee aspecten, terug te vinden in artikel 3:81 BW. ‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen.’ Allereerst bestaan er dus alleen beperkte rechten die de wet ons aanreikt en ten tweede moet de inhoud van deze rechten binnen de grenzen van de wet zijn. De wet is dus richting gevend.

 

Hypotheek

Het hypotheekrecht is een zekerheidsrecht. Het is terug te vinden in artikel 3:227 BW. Het hypotheekrecht is een beperkt recht( 3:8 BW), op registergoederen(3:10 BW) , strekkende tot verhaal van een geldvordering(3:7 BW) en het heeft voorrang op andere schuldeisers(artikel 3:279 BW). Het hypotheekrecht is een afhankelijk recht, omdat het afhankelijk is van een geldvordering. De hypotheekhouder heeft het recht van parate executie, te vinden in artikel 3:268 BW. Ook heeft een hypotheekhouder een separatistenpositie in een faillissement, artikel 57 lid 1 Fw.

 

Voor het vestigen van een hypotheekrecht zijn er vestigingsformaliteiten. Deze zijn te vinden in artikel 3:260 BW. Allereerst moet er een tussen partijen opgemaakte notariële hypotheekakte zijn, die wordt ingeschreven in de openbare registers. Dit is een constitutief vereiste. Een hypotheekrecht kan ook worden gevestigd op een toekomstige vordering en voor er een toekomstige vordering is. Dit is te vinden in artikel 3:231 BW.

 

Erfpacht

Erfpacht is terug te vinden in artikel 5:85 BW. ‘Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.’ Erfpacht wordt gebruikt voor de overdracht van grond door lagere overheden. De inhoud van erfpacht is te vinden in artikel 5:89 lid 1 BW. ‘Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar.’ Een in de akte opgenomen bevoegdheid of verplichting heeft goederenrechtelijke werking, als deze niet in strijd komt met de wet of het wezen van het beperkt recht.

 

Fiduciaverbod

Het fiduciaverbod is te vinden in artikel 3:84 lid 3 BW. Er staat in : ‘Een rechtshandeling die ten doel heeft een goed over te dragen tot zekerheid of die de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen, is geen geldige titel van overdracht van dat goed.’

Fiducia is.....read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege 1 – 10 september 2012

 

Inleiding Privaatrecht gaat over de rechtsverhouding tussen burgers onderling. In het privaatrecht is het vermogensrecht een belangrijk onderdeel. Vermogen is juridisch gezien het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten die een persoon heeft. Vermogensrechten zijn alle regels met betrekking tot de rechten en plichten die deel uitmaken van een vermogen. Het vermogensrecht valt te splitsen in goederenrecht en in verbintenissenrecht.

 

Goederen- en verbintenissenrecht

Het goederenrecht regelt de rechtsverhouding tussen een goed en een persoon. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten(art 3:1 BW). Voorbeeld van een goederenrecht is het eigendomsrecht(art.5:1 BW). Eigendom is volgens dit wetsartikel het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Goederenrecht heeft ook te maken met het eenheidsbeginsel. Dit beginsel wil zeggen dat wanneer je eigenaar bent van iets, een hoofdzaak, je automatisch ook eigenaar bent van al zijn bestanddelen.

Voorbeeld hiervan is de zaak die netwerkbeheerder Enexis tegen de provincies Groningen en Drenthe aan heeft gespannen. Enexis heeft het kabelnetwerk onder de lantaarnpalen in de provincies aangelegd en claimt eigenaar van deze palen te zijn. De grond waar deze lantaarnpalen instaan is echter van provincie en gemeente. Omdat het kabelnetwerk duurzaam met de grond is verenigd zijn gemeente en provincie hier ook eigenaar van. De gemeente is eigenaar van de hoofdzaak, de grond, dus ook van de rest van de bestanddelen van de lantaarnpalen.

Het verbintenissenrecht regelt de rechtsverhouding tussen personen onder elkaar. De relaties tussen verkoper en koper en verhuurder en huurder zijn hier voorbeelden van.

Het goederenrecht staat vooral beschreven in de boeken 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek. Het verbintenissenrecht staat beschreven in de boeken 3, 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Goederen

Goederen bestaan uit zaken en vermogensrechten.

 

Zaken (art.3:2 BW)

Het Burgerlijk Wetboek beschrijft zaken als voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten(art.3:2 BW). Zaken kunnen onroerend of roerend zijn. Onroerende zaken zijn de grond, de delfstoffen die nog niet gewonnen zijn, beplanting op de grond en werken en gebouwen die met de grond verenigd zijn. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn, ook wel de zaken die zich kunnen voortbewegen.

 

Portacabin arrest

In de zaak van het Portacabin arrest( jurisprudentiereader blz 27) komt duidelijk naar voren dat het van belang is dat men weet of een zaak roerend of onroerend is.

Op het bedrijfsterrein van Buys was een portacabin geplaatst, die Buys als uitbreiding voor het bedrijfsgebouw wilde gebruiken. Hiervoor waren ook diverse voorzieningen aangelegd. De portacabin werd.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefenvragen januari 2013

 

Meerkeuzevragen

 

1. Roos meent dat hij rechthebbende is op een vordering van € 10.000 op Blackson.

Door middel van een geregistreerde onderhandse akte draagt Roos deze

vordering over aan Bogarde. Bogarde draagt de vordering op zijn beurt op dezelfde

wijze over aan Seedorf. Vervolgens blijkt dat Roos niet de rechthebbende op de

vordering was, maar Rekik. Bogarde en Seedorf wisten hiervan beiden niets en

konden hiervan ook niets weten.

 

Wie is rechthebbende op de vordering?

 

a. Seedorf. Hij heeft geen bescherming nodig en is rechthebbende geworden door een

rechtsgeldige overdracht, nu Bogarde wordt beschermd op grond van art. 3:88 BW.

b. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat geen sprake is van ongeldigheid van

een vroegere overdracht.

c. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat sprake is van

beschikkingsonbevoegdheid van Roos.

d. Seedorf. Hij wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in de

overdracht aan Bogarde.

 

2. Demmink verkoopt en levert de grond aan Mosterd. Mosterd verkoopt en

levert hetzelfde stuk grond door aan Padian. Achteraf blijkt dat de overdracht door

Demmink aan Mosterd ongeldig is, omdat de leveringsakte niet is opgemaakt door de

door laatstgenoemde ingeschakelde notaris, maar door diens klerk, die zich voor notaris

heeft uitgegeven. Demmink stelt zich op het standpunt dat hij hierdoor nog eigenaar

van het stuk grond is.

 

Heeft Demmink gelijk?

 

a. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan Mosterd.

b. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan hem.

c. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan Mosterd.

d. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan hem.

 

3. Manolev heeft een elektrische fiets. Baccus, een fietsenhandelaar met een grote winkel in de stad, steelt deze elektrische fiets van hem en geeft hem de volgende dag aan Falco op zijn verjaardag. Falco is er heel blij mee en vindt het verbazend aardig van Baccus dat

hij een van zijn tweedehands elektrische fietsen aan hem cadeau geeft. Hij weet dat Baccus altijd een flinke voorraad tweedehandsfietsen heeft, doordat mensen deze inruilen voor een

mooiere of doordat hij deze koopt uit.....read more

Access: 
Public
Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Vragen Week 1:

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

1. Is eigendom een absoluut of een relatief recht?

2. Leg uit wat ‘’droit de suite’’ inhoud:

3. Hoe noem je het begrip waarbij de rechthebbende zijn of haar goed kan opeisen bij elke persoon die haar houdt, zonder rechthebbende te zijn. Noem ook het artikel waar je dit begrip kunt vinden.

4. Zijn alle absolute rechten vermogensrechten? Noem ook het artikel waar het begrip ‘’vermogensrechten’’ wordt verduidelijkt:

5. Geef bij de volgende begrippen aan of diegene die het vermogensrecht heeft eigenaar of rechthebbende genoemd wordt en leg uit waarom.

Zaak

Vermogensrecht

Goed

6. Volgt er uit een artikel in het burgerlijk wetboek dat een eigendomsrecht nooit beperkt kan worden? En zo ja, uit welk artikel kun je dit halen?

7. Leg uit wat een beperkt recht is. Is een beperkt recht absoluut of niet?

8. Hoe werkt de seperatiepositie bij beperkte rechten?

9. Wat is het prioriteitsbeginsel?

Hoofdstuk 4: Derdenwerking en publicatie

Paragraaf 2

1. Zoek het artikel op over registergoederen en noem aan de hand daarvan 3 voorwaarden waaraan een goed moet voldoen, wil het een registergoed zijn.

 

2. Is een motor een registergoed?

 

3. Zijn alle onroerende zaken registergoederen?

4. Wat zijn onroerende zaken? Noem het artikel.

 

5. Zijn beperkte rechten op registergoederen ook registergoederen?

6. Zijn persoonlijke rechten op registergoederen ook registergoederen?

Vragen Week 2:

Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies

Paragraaf 1-4

1.Is er bij erfopvolging sprake van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel? In welk artikel is dit terug te vinden?

2. Vallen natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel?

 

3. Wie is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben?

4. Wanneer verlies je het eigendom op je roerende zaak?

5. Hoe noem je een verkrijging die niet onder algemene titel valt?

Hoofdstuk 5: Bezit en houderschap

 

1.Is een bezitter ook gelijk eigenaar?

2.A leent zijn fiets uit aan B. Wie is dan de bezitter?

3. Hoe noem je B in dit geval?

4. X is bezitter van een auto en leent de auto aan Y. Kan X bezitter van de auto zijn ondanks dat hij het goed niet onder zich heeft? Noem een artikel uit BW 3 waarop je je antwoord kan baseren.

5. Wat is een huurder?

A. bezitter van het vorderingrecht en bezitter van het huis

B. bezitter van.....read more

Access: 
Public
Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking van oefenvragen voor Inleiding Privaatrecht, gesorteerd per week. (alle antwoorden zijn onder voorbehoud)


Week 1:

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

1. Is eigendom een absoluut of een relatief recht?

2. Leg uit wat ‘’droit de suite’’ inhoud:

3. Hoe noem je het begrip waarbij de rechthebbende zijn of haar goed kan opeisen bij elke persoon die haar houdt, zonder rechthebbende te zijn. Noem ook het artikel waar je dit begrip kunt vinden.

4. Zijn alle absolute rechten vermogensrechten? Noem ook het artikel waar het begrip ‘’vermogensrechten’’ wordt verduidelijkt:

5. Geef bij de volgende begrippen aan of diegene die het vermogensrecht heeft eigenaar of rechthebbende genoemd wordt en leg uit waarom.

Zaak

Vermogensrecht

Goed

6. Volgt er uit een artikel in het burgerlijk wetboek dat een eigendomsrecht nooit beperkt kan worden? En zo ja, uit welk artikel kun je dit halen?

7. Leg uit wat een beperkt recht is. Is een beperkt recht absoluut of niet?

8. Hoe werkt de seperatiepositie bij beperkte rechten?

9. Wat is het prioriteitsbeginsel?

Hoofdstuk 4: Derdenwerking en publicatie

Paragraaf 2

1. Zoek het artikel op over registergoederen en noem aan de hand daarvan 3 voorwaarden waaraan een goed moet voldoen, wil het een registergoed zijn.

 

2. Is een motor een registergoed?

 

3. Zijn alle onroerende zaken registergoederen?

4. Wat zijn onroerende zaken? Noem het artikel.

 

5. Zijn beperkte rechten op registergoederen ook registergoederen?

6. Zijn persoonlijke rechten op registergoederen ook registergoederen?

Week 2:

Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies

Paragraaf 1-4

1.Is er bij erfopvolging sprake van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel? In welk artikel is dit terug te vinden?

2. Vallen natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel?

 

3. Wie is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben?

4. Wanneer verlies je het eigendom op je roerende zaak?

5. Hoe noem je een verkrijging die niet onder algemene titel valt?

Hoofdstuk 5: Bezit en houderschap

 

1.Is een bezitter ook gelijk eigenaar?

2.A leent zijn fiets uit aan B. Wie is dan de bezitter?

3. Hoe noem je B in dit geval?

4. X is bezitter van een auto en leent de auto aan Y. Kan X bezitter van de auto zijn ondanks dat hij het goed niet onder zich heeft? Noem een artikel uit BW 3 waarop je je antwoord kan baseren.

5. Wat is een huurder?

A. bezitter van het vorderingrecht en bezitter van het huis

B. bezitter van het huis en detentor van het vorderingsrecht.

C......read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Privaatrecht II

Uitwerking colleges Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Kernvak Privaatrecht II week 1

 

Kernvak Privaatrecht II gaat over het verbintenissenrecht.

Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen 2 of meer personen. Het is actief tegen passief, de schuldenaar tegenover de schuldeiser. Er zijn verschillende verbintenissen. De bronnen van verbintenissen zijn: de rechtshandeling en overeenkomst, verbintenissen uit de wet, zoals de onrechtmatige daad en schadevergoeding. De belangrijkste 2 zijn de overeenkomst en de onrechtmatige daad. Andere bronnen van verbintenissen zijn de ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en zaakwaarneming

 

Het verbintenissenrecht regelt relaties tussen personen. Het regelt dus waar risico’s liggen en wat de gevolgen zijn van deze risico’s. De rode draad is de risicoverdeling. Het gaat om een juridische afweging.

Binnen het verbintenissenrecht heeft men autonomie: je mag doen wat je wil. Men mag vertrouwen en als hier sprake van is, kan men worden beschermd. Ook zijn criteria als hoedanigheid van de partijen van belang, bedrijf of particulier, kind of volwassenen.

 

Casus van de week HR ING/Bera

Bera holding een bedrijf in Suriname, opgericht door 2 mensen, Berner en Ramkalup. Die waren eerst beide aandeelhouders. Later is een daarvan exclusief bevoegd om Bera te vertegenwoordigen. Bankrekening aangemaakt door Berner, hij is daartoe bevoegd t.n.v. Bera. De post wordt echter gestuurd naar een bedrijf in Nederland waar Ramkalup zeggenschap over heeft.

Op een gegeven moment gaat er een geldbedrag van Bera Holding naar een vennootschap van Ramkalup. Berner weet hier niets van omdat de post naar Nederland wordt verstuurd.

Hoe komt Bera Holding/meneer Berner weer terug aan zijn geld? Kan hij dit vorderen van Ramkalup? Of van de ING? Had de ING moeten weten dat Ramkalup niet bevoegd was?

 

De totstandkoming van een rechtshandeling

Voordat een rechtshandeling tot stand kan komen moeten de bouwstenen behandeld worden.

  1. Uitleg verklaring, artikel 3:37. Een verklaring heeft werking, zodra deze de ander heeft bereikt.

  2. Er is een wil nodig, artikel 3:33 als de wil en de verklaring overeenstemmen is er een rechtshandeling. Als er sprake is van discrepantie tussen de wil en de verklaring, is er geen sprake van een wil en spreekt met van een wilsontbreken, artikel 3:33 en 3:34BW.

  3. Als er sprake is van discrepantie moet men kijken of er een gerechtvaardigd vertrouwen is. Dit is te vinden in artikel 3:35 BW. Er is geen overeenstemming tussen wil en verklaring, maar men mocht erop vertrouwen dat er wel sprake was van een overeenstemming. Is dit niet het geval dan is

  4. .....read more
Access: 
Public
Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets deeltoets A Privaatrecht II

 

Vraag 1

Karel is eigenaar van een vrijstaand huis met schuur en tuin. Hij heeft ten gunste van de bank een recht van hypotheek gevestigd op het geheel in het kader van een door de bank aan hem verstrekte geldlening van € 300.000. Vanwege plotselinge werkloosheid komt Karel zijn financiële verplichtingen jegens de bank niet na.

De bank maakt geen gebruik van haar recht van parate executie, maar verkrijgt van Karel een schriftelijke volmacht om de woning onderhands te verkopen. In de volmacht is onder meer bepaald dat verkoop en eigendomsoverdracht van het huis zal plaatsvinden ‘voor een prijs (marktconform) door gevolmachtigde vast te stellen’. Partijen hopen op deze wijze een hogere prijs te krijgen voor het huis, zodat Karel zijn schuld en rente aan de bank kan aflossen.

Uit een taxatie blijkt dat de woning een onderhandse verkoopwaarde heeft van

€ 315.000. Enkele weken na deze taxatie wordt de woning door de bank onderhands verkocht aan Anton voor een bedrag van € 193.000.

Karel voelt zich door deze transactie van de bank zeer ernstig benadeeld.

 

  1. Is Karel gehouden de woning aan Anton over te dragen?
     

  2. Afhankelijk van uw antwoord op vraag a zal ofwel Karel mogelijkerwijze schade lijden omdat hij tot nakoming van de overeenkomst verplicht is, ofwel Anton mogelijkerwijze schade lijden omdat Karel niet tot overdracht is gehouden.

Veronderstel dat Karel schade lijdt omdat hij tot overdracht aan Anton is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Karel te vergoeden?
 

  1. Veronderstel dat Anton schade lijdt omdat Karel niet tot overdracht is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Anton te
    vergoeden?
     

 

Vraag 2

Is het voor een automonteur die in dienst is bij een garagebedrijf van belang om te weten of het garagebedrijf bedingen in de overeenkomsten met klanten pleegt op te nemen waarbij aansprakelijkheid van het bedrijf (voor schade aan de auto van de klant tijdens de werkzaamheden ontstaan) wordt uitgesloten?

 

 

 

Vraag 3

Lees de volgende uitspraak en beantwoord de vragen onder de tekst.
 

Hoge Raad der Nederlanden
2 december 2011

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot.....read more

Access: 
Public
Oefentoets voor eindtoets Privaatrecht II

Oefentoets voor eindtoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets Kernvak Privaatrecht II Deeltoets B
 

Vraag 1

 

Vraag 1 a.

Twee agenten bellen aan bij een man en delen hem mee dat zijn zoontje (11 jaar oud) bij een aanrijding is verongelukt. De man kan het verlies (ook op langere termijn) niet verwerken en roept op aanraden van zijn huisarts psychiatrische hulp in. Kan hij de door hem met betrekking tot deze therapie gemaakte kosten verhalen op degene die de aanrijding heeft veroorzaakt?

Vraag 1 b.

In de `hangmatzaak’ (HR 8 oktober 2010) ging het om de vraag of een medebezitter een andere medebezitter op grond van art. 6:174 BW aansprakelijk kan stellen. Leg uit waarom dit een vraag van relativiteit betreft.

 

Vraag 2

 

Eugene heeft samen met zijn zus en diens echtgenoot een kunst- en antiekbeurs te Venlo bezocht. Bij de stand van galerie La Fleur gebeurde het volgende. Al kijkend naar een ± 2.25 meter hoog staande klok deed Eugene een paar stappen achteruit. Bij de derde pas liep hij tegen een – naar later bleek hol -houten pilaartje aan waarop een aan de galerie toebehorende Friese Staartklok uit 1580 stond opgesteld (vraagprijs € 500.000). Het pilaartje begon te wankelen als gevolg waarvan de klok op de grond viel. Hierdoor is een schade ontstaan van in totaal € 65.000, voor onder meer waardevermindering en reparatiekosten.

 

Is de Eugene jegens La Fleur aansprakelijk voor de schade, en zo ja, moet hij alle schade betalen?

 

Vraag 3

 

Dahlia Acacia B.V. (verder te noemen Dahlia) sluit in week 41 van 2011 met van Jaarsveld een (licentie-)overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst krijgt van Jaarsveld het recht om 80.000 rozenplanten met de naam Beatrix te kweken voor de productie van snijbloemen. Het bedrag dat voor de licentie moet worden betaald, is € 55.000.

Naast de licentie heeft van Jaarsveld ook nog stekken nodig om de rozenplant in kwestie te kunnen kweken. Daartoe sluit van Jaarsveld op dezelfde dag een overeenkomst met Lely Acacia B.V. (verder te noemen Lely), de zustervennootschap van Dahlia. Lely, die zich bezighoudt met het vermeerderen van rozenplanten, verbindt zich ten opzichte van van Jaarsveld tot levering van 80.000 stekken van de rozenplant in kwestie. De koopsom bedraagt € 75.000. Ter zake van de levering bevat de koopovereenkomst de volgende bepaling: ‘levering van de stekken vanaf week 46 en 47. De vermeerderaar.....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst Kernvak Privaatrecht I

Begrippenlijst Kernvak Privaatrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Inleiding

 

A

Absoluut toekomstig goed: goederen die in het geheel nog niet bestaan.

 

Afhankelijke rechten: een recht dat zodanig aan een ander recht is verbonden dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan (art. 3:7 BW).

 

Authentieke akte: Een akte opgemaakt in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door een daartoe aangestelde ambtenaar of een daarmee gelijk te stellen persoon. Voorbeeld is bijvoorbeeld een notariële akte, dagvaarding of beslagexploot.

 

B

Beperkt recht: een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (art. 3:8 BW).

 

Bestanddeel: onzelfstandige onderdelen van een zaak op grond van een ideële band of hechte materiele band (art. 3:4 BW).

 

Bloot eigenaar: de eigenaar die zijn zaak met een goederenrechtelijk recht bezwaard ziet.

 

Burgerlijke vruchten: opbrengsten die goederen met behoud van hun substantie genereren, waarbij de vrucht een vermogensrecht is (art. 3:9 lid 2 BW).

 

C

Conservatoir: rechten bewarend.

 

D

Dubbel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al evenmin bestaande rechtsverhouding.

 

E

Eenheidsbeginsel: zakelijke rechten kunnen slechts een zaak als geheel betreffen, niet slechts een of meer onderdelen ervan.

 

Eigendom: het meest volledige recht op een goed.

 

Enkel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al wel bestaande rechtsverhouding.

 

Exclusiviteit van goederenrechtelijke rechten: iedere derde is verplicht zich te onthouden van gedragingen die de rechthebbende op een goed in zijn gebruik, beheer of beschikking storen.

 

Executoriaal: rechten effectuerend.

 

G

Gesloten systeem: men kan geen nieuwe goederenrechtelijke rechten in het leven roepen. Daarnaast is goederenrecht, behoudens uitzonderingen, dwingend recht en er kan dus niet van afgeweken worden.

 

Goed: alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).

 

Goede trouw (negatief): een kennen noch behoren te kennen (art. 3:11 BW). Dit is de omschrijving die men wettelijk gezien aanhoudt.

 

Goede trouw (positief): een niet weten en niet behoren te weten.

 

Goodwill: de surplus waarde van de onderneming boven de optelsom van de waarden der afzonderlijke goederen.

 

H

Heerschappijleer: Verdedigd door Von Savigny. Een goederenrechtelijk recht geeft heerschappij over een goed, een persoonlijk recht geeft heerschappij over een persoon.

 

I

Ideëel bestanddeel: een bestanddeel dat zonder een bepaalde hoofdzaak als onvoltooid moet worden aangemerkt. Men kijkt bij het vaststellen hiervan naar de verkeersopvattingen (art. 3:4 lid 1 BW).

 

K

Kadaster: een soort van juridische landkaart van Nederland. Onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen.

 

Kenbronnen: Burgerlijk Wetboek, verdragen,.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket eindtoets Kv Privaatrecht I

Oefenpakket eindtoets Kv Privaatrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets voor de eindtoets 1

 

Vraag 1

De Rabobank heeft een vordering van € 950.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A’s) dure piano gevestigd ten behoeve van De Rabobank.

 

a. Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

 

b. Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien De Rabobank zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

 

c. Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien A zijn piano verkoopt en levert aan D, die het pandrecht van De Rabobank kent noch behoort te kennen, indien wordt afgesproken dat A de piano voorlopig nog voor D zal houden?

 

d. Stel dat E – die nog een appeltje met A te schillen heeft – met een hockeystick een onherstelbare barst in de piano slaat, waardoor deze onbespeelbaar (en daarmee nagenoeg waardeloos) wordt. A is tegen deze vernieling verzekerd bij verzekeraar V.

De Rabobank heeft nu pandrechten op drie verschillende goederen.

Noem er twee en bespreek waarom het pandrecht op het betreffende goed tot stand is gekomen.

 

Vraag 2

a. Kan een bestolen eigenaar de eigendom van een gestolen roerende zaak overdragen aan een ander?

Zo ja, op welke wijze vindt de levering plaats?

 

b. Kees vraagt Jan een uniek schilderij voor hem te kopen. Op 1 mei koopt Jan in eigen naam maar voor rekening van Kees het bedoelde schilderij van C. Op 2 mei gaat Jan failliet. Op 3 mei levert C het schilderij aan Jan. Op 12 mei wil Kees het schilderij bij Jan ophalen. De curator van Jan stelt zich op het standpunt dat Jan de eigenaar is van het schilderij en weigert afgifte.

Wie is op 12 mei eigenaar van het schilderij?

 

Vraag 3

Pieter verwerft een recht van erfpacht op het perceel van Willemsen. Dit recht van erfpacht wordt gevestigd voor een periode van twintig jaar. Na drie jaar laat Pieter een opslagruimte op het perceel bouwen en plant hij een reeks boompjes langs het pad dat naar deze ruimte leidt. Voor de bouw van de opslagruimte heeft Pieter een lening bij de bank gesloten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening heeft hij ten gunste van de bank een recht van hypotheek op zijn recht van erfpacht gevestigd.

a. Wie is eigenaar van de opslagruimte en de boompjes die Pieter gebouwd respectievelijk geplant heeft?

 

b. Stel dat Willemsen de eigendom van de grond overdraagt aan Pieter. Welk rechtsgevolg zou dat hebben.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 1

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 1

Aantekeningen van het hoorcollege van het kernvak Privaatrecht II.


Hoorcollege week 1

Inhoud van het vak

  • Rechtshandeling en overeenkomst;

  • Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad (buitencontractuele aansprakelijkheid);

  • Schadevergoeding

 

Programma

  • Totstandkoming rechtshandeling

    • Wilsvertrouwensleer

  • Totstandkoming overeenkomst

    • Aanbod en aanvaarding

  • Vertegenwoordiging

 

Grondbeginselen verbintenissenrecht

  • Pacta sunt servanda: verbintenissen moeten worden nagekomen;

  • Consensualisme: vormvrijheid;

  • Contractsvrijheid: met iedereen mag een contract gesloten worden.

 

Totstandkoming rechtsovereenkomst

  1. Allereerst moet onderzocht worden of er sprake is van een verklaring: deze verklaringen zijn vormvrij (art. 3:37 BW, consensualisme).

  2. Er moet sprake zijn van een verklaring die overeenstemt met de wil.

    1. Bij discrepantie hiertussen, bijvoorbeeld in geval van

      1. Art. 3:33 BW, misverstand: zie bijvoorbeeld HR: Bunde/Erckens. Ontbreken van de duidingswil.

      2. Art. 3:34 BW, ontbreken van de handelingswil: storing in de geestestoestand.

        1. Geestestoestand moet redelijke waardering van belangen belemmeren.

        2. Verklaring is onder invloed van een stoornis gedaan. Dit mag vermoed worden zo te hebben plaatsgevonden als de verbintenis nadelig werkte ten aanzien van de persoon die de verbintenis sloot.

                                      Komt er geen (voor een overeenkomst vereiste) rechtshandeling tot stand.

                                      Indien er sprake is van een met de wil overeenstemmende verklaring, komt een rechtshandeling tot stand.

  1. Gerechtvaardigd vertrouwen kan echter een discrepantie repareren (art. 3:35 (in sommige gevallen jo. art. 3:11 BW)). Zie hiervoor ook het arrest HR: Westhoff/Spronsen.

  2. Indien er sprake is van een rechtshandeling, moet onderzocht worden of er van redelijkheid en billijkheid een beperking uitgaat. In het arrest HR: Westhoff/Spronsen wordt dit omschreven als ‘goede trouw’. Indien er sprake is van derogerende werking van redelijkheid en billijkheid komt geen rechtshandeling tot stand.

 

Overeenkomst: komt tot stand door aanbod (is een rechtshandeling) en aanvaarding (is ook een rechtshandeling).

 

Vertegenwoordiging

Er zijn verschillende cases denkbaar: bijvoorbeeld een werknemer die het bedrijf waarvoor hij werkt vertegenwoordigt, of de curator die de onder curatele gestelde vertegenwoordigt.

 

Onmiddellijke vertegenwoordiging:

Leidt ertoe dat dat een rechtshandeling van de tussenpersoon toegerekend wordt aan de achterman.

 

Eisen zijn

  • Vertegenwoordigingskwaliteit

  • Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Indien de volmacht overschreden wordt (en er dus geen sprake meer is van een vertegenwoordigingsbevoegdheid), is de achterman niet gebonden (art. 3:66 lid 1 BW). Als de achterman echter de rechtshandeling.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 2

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 2

Hoorcollege aantekeningen van week 3 en 4. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.


Hoorcollege week 3

 

Programma:

1.      Vervolg (ver)nietig(baar)heid

De ongeoorloofde rechtshandeling

  1. Vorm
  2.  Inhoud

2.      Algemene voorwaarden, afd. 6.5.3 BW

  1. Totstandkoming
  2. Vernietigbaarheid

Pas in het volgende HC worden de onderwerpen met betrekking tot aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid etc behandeld.

 

(Ver)nietig(baar)heid

De ongeoorloofde of aantastbare rechtshandelingen kan op verschillende wijzen tot stand gekomen zijn:

  1. Door een handelingsonbevoegde
  2. Door een handelingsonbekwame
  3. Bij aanwezigheid van een wilsgebrek
  4. Door strijd met een vormvoorschrift
  5. Door actio Pauliana
  6. Bij strijd met wet, openbare orde of goede zede

Ten slotte met betrekking tot algemene voorwaarden: niet (op de juiste manier) ter hand gesteld of onredelijk bezwarend.

 

Strijd met vormvoorschrift

Uit art. 3:39 BW blijkt dat strijdigheid met vormvoorschriften leidt tot nietigheid (bijvoorbeeld de koopovereenkomst tav onroerend goed die niet volgens art. 7:2 BW schriftelijk is). In gevallen waarin slechts een van de partijen beschermd wordt, leidt dit tot vernietigbaarheid.

De professionele verkoper zal echter bij een beroep op dit vormvoorschrift sneller op de redelijkheid en billijkheid sluiten, waardoor dit beroep niet altijd op zal gaan.

Hoofdregel is echter dat rechtshandelingen in beginsel vormvrij zijn (art. 3:37 BW). Als de wet echter een vorm voorschrijft (zoals in art. 7:2 BW), bepaalt art. 3:39 BW dat deze rechtshandeling nietig is, tenzij de wet anders voorschrijft (dit is dus het geval als slechts een van beide partijen beschermd wordt).

 

Actio Pauliana

Wordt beschreven in art. 3:45 BW. Er zijn drie voorwaarden:

  1. Er is sprake van een onverplichte rechtshandeling door de schuldenaar (terugbetaling van een schuld (bijvoorbeeld eerst aan ouders en vervolgens aan de bank) valt hier dus niet onder);
  2. Daardoor wordt een schuldeiser benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden;
  3. En de schuldenaar wist dit of behoorde dit te weten.

 

Beperking contractvrijheid door de inhoud van de overeenkomst (zie ook het arrest Esmilo/Mediq m.nt. Lindenberg)

In dergelijke gevallen kan art. 3:40 BW uitkomst bieden. Dit artikel kan het beste worden toegepast volgens onderstaand stappenplan:

1.      Art. 3:40 lid 2 BW

a.     Is er sprake van dwingend recht? Slechts in gevallen waarin er sprake is van dwingend recht, is dit artikel van toepassing (dus geen regelend recht (veel regelend recht staat in boek 6)). Voorbeelden van dwingend recht zijn art. 7:6 BW, art. 6:246 BW, WvSr.

 

b.     Rechtsgevolgen?

                                                         i.           In sommige gevallen is strijd met dwingend recht opgenomen in de dwingendrechtelijke bepaling zelf (meestal vernietigbaarheid of nietigheid). De sanctie voor het vastleggen van een te lange proeftijd in een arbeidsovereenkomst is bijvoorbeeld nietigheid op dit punt. Er komt dan een overeenkomst tot stand zonder proeftijd (dus gewoon een.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Privaatrecht I

Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Privaatrecht I


Collegeaantekeningen week 1-3

Hoorcollege week 1

Goederenrecht heeft als doel jou het goed te laten halen dat van jou is. Het is de oorsprong van goederenrechtelijke rechten die je tegen een ieder kan inroepen. Het gaat om het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen.

We maken het onderscheid tussen een roerend en onroerend goed omdat er specifieke regels zijn om bijvoorbeeld overdracht mogelijk te maken. Dit op basis van het economische belang (de waarde) en het publieke belang (welk goed is van wie?).

In het goederenrecht staat de relatie persoon-goed centraal, anders dan in het verbintenissenrecht, dat gericht is op de verhouding persoon-persoon. Bij dit laatste recht gaat het om rechten die de ene persoon in beginsel uitsluitend tegenover de andere persoon kan inroepen. Goederenrechtelijke rechten kennen absolute werking (derdenwerking). Het goederenrecht maakt tezamen met het verbintenissenrecht deel uit van het vermogensrecht.

 

HR Blaauboer/Berlips

Berlips is eigenaar van een stuk grond en verkoopt dit aan Blaauboer. Hij verkoopt en hij levert dit stuk grond. In de leveringsakte wordt een clausule opgenomen. In deze akte staat dat Berlips gehouden is om een weg aan te leggen.
 

Berlips, als eigenaar, legt de weg niet aan, en verkoopt en levert zijn stuk grond aan Maks. Aan de ene kant is hier het verbintenissenrecht (overeenkomst) en aan de andere kant het goederenrecht (onroerend goed). Berlips beroept zich op het goederenrecht, want het eigendomsrecht is overgegaan naar Maks. De verplichting tot het leggen van de weg, gaat niet over met het eigendom. Persoonlijke verbintenissen kunnen het eigendomsrecht niet beperken, zodat zij evenmin bij overgang van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar van rechtswege overgaan.

 

Kenmerken van het goederenrecht

Het belangrijkste kenmerk van het goederenrecht is dat er een gesloten stelsel (numerus clausus) van beperkte rechten (art. 3:81 BW). Het aantal goederenrechtelijke rechten zijn dus neergelegd in het wetboek: meer zijn er niet. Deze rechten hebben ook een gesloten inhoud, deze is dwingend vormgegeven. De grenzen van het recht worden aangegeven door de wetgever en door uitspraken van de Hoge Raad. Het verbintenissenrecht is juist een open stelsel.

Niet alleen de goederenrechtelijke rechten hebben een gesloten stelsel, maar ook verkrijging en verlies kennen dit. Dit is te vinden in art. 3:80 BW. Goederen zijn te verkrijgen onder algemene titel en onder bijzondere titel.

Onder algemene titel verkrijgt men door erfopvolging, door boedelmenging, door fusie, door splitsing en door de goedkeuring van een overdrachtsplan (art. 3:80 lid 2 BW). Men kan goederen onder bijzondere titel verkrijgen door overdracht, verjaring, door onteigening en verder op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging (art. 3:80 lid 3 BW).

Ook verliest men goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen (art. 3:80.....read more

Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen

Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen


 

Hoorcollege 1

Vermogensrecht

  • Wat is dat?

  • Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.

  • Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.

Het vermogensrecht (in objectieve zin)

  • Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)

  • Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.

    • Gesloten systeem van rechten

    • Dwingend recht (hoe het in de wet staat)

    • Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)

  • Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)

    • Open systeem van rechten

    • Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht

    • Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!

Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.

  • Zie BW 6. (vrije wil om te doen wat je goeddunkt, vertrouwen bij een bepaalde handeling)

Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)

  • HR Jeffrey-arrest (NJ 1998/853): Vermogensrecht weet niet goed wat ze buiten het vermogen moeten.

Wat is een verbintenis?

  • = Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.

  • Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.

  • De verbintenis houdt in:

    • Een verplichting tot een prestatie voor de één

    • En het recht op die prestatie van de ander.

  • Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.

Twee zijden van dezelfde betekenis:

  • Actieve zijde (schuldeiser)

    • Vorderings(recht): bevoegdheid om iets te vorderen (actie in recht)

    • Art. 3: 296 BW

    • Rechtsvordering/actie

    • Executierecht: fysiek geldend maken (bv. deurwaarder/politie bij iemand spullen weghalen)

  • .....read more
Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Inleiding Privaatrecht: Goederenrecht in 2015-2016.



Hoorcollege 2: Eigendom, bezit en houderschap.

Eigendom

Eigendom is het eigendomsrecht op een zaak. Het eigendom is het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Zie hiervoor artikel 5:1 BW. Eigendom is speciaal gericht op zaken, bij andere goederen word iemand niet de eigenaar genoemd maar de rechthebbende. Wanneer iemand eigenaar van een zaak is heeft hij alle bevoegdheden omtrent die zaak en dus ook exclusieve bevoegdheden als revindicatie (art. 5:2 BW).

Bezit en houderschap

Bezit en houderschap komt ter sprake als je macht kan uitoefenen over een bepaalde zaak. Een eigenaar is vaak ook de bezitter van een zaak. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Artikel 3:119 lid 1 BW bepaalt dat de bezitter wordt vermoed om rechthebbende te zijn. Dit betekent dat wanneer iemand dat betwist hij zelf zou moeten bewijzen dat de desbetreffende persoon die bezitter is niet de eigenaar is. De bewijslast ligt dus niet bij de bezitter. Een voorbeeld wanneer de eigenaar en de bezitter niet dezelfde persoon zijn, is wanneer A de fiets van B steelt, A blijft de eigenaar van de fiets maar hij kan geen macht meer over de fiets uitoefenen daarom is hij geen bezitter van de fiets meer. De bezitter van de fiets is nu B tenminste als hij de fiets voor zich zelf gebruikt.

Art. 3:107 lid 1 BW geeft een definitie van het word bezit, “bezit is het houden van een goed voor zichzelf”. Een bezitter ben je als je, je gedraagt als de eigenaar. Naast bezitter kan iemand ook een houder zijn van een zaak. Een houder van een zaak ben je wanneer je feitelijke macht over de zaak kan uitoefenen zonder dat je, je gedraagt als de eigenaar van de zaak. Art 3:108 BW zegt dat de uiterlijke feiten beslissend zijn of iemand een bezitter of houder is van een zaak, deze uiterlijke feiten moeten dan naar verkeersopvattingen beoordeeld worden. Met verkeersopvattingen wordt er bedoeld van wat de gemiddelde Nederlander ervan denkt. Als je een goed houdt omdat je de.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
3786
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.