Uitwerking colleges Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Kernvak Privaatrecht II week 1

 

Kernvak Privaatrecht II gaat over het verbintenissenrecht.

Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen 2 of meer personen. Het is actief tegen passief, de schuldenaar tegenover de schuldeiser. Er zijn verschillende verbintenissen. De bronnen van verbintenissen zijn: de rechtshandeling en overeenkomst, verbintenissen uit de wet, zoals de onrechtmatige daad en schadevergoeding. De belangrijkste 2 zijn de overeenkomst en de onrechtmatige daad. Andere bronnen van verbintenissen zijn de ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en zaakwaarneming

 

Het verbintenissenrecht regelt relaties tussen personen. Het regelt dus waar risico’s liggen en wat de gevolgen zijn van deze risico’s. De rode draad is de risicoverdeling. Het gaat om een juridische afweging.

Binnen het verbintenissenrecht heeft men autonomie: je mag doen wat je wil. Men mag vertrouwen en als hier sprake van is, kan men worden beschermd. Ook zijn criteria als hoedanigheid van de partijen van belang, bedrijf of particulier, kind of volwassenen.

 

Casus van de week HR ING/Bera

Bera holding een bedrijf in Suriname, opgericht door 2 mensen, Berner en Ramkalup. Die waren eerst beide aandeelhouders. Later is een daarvan exclusief bevoegd om Bera te vertegenwoordigen. Bankrekening aangemaakt door Berner, hij is daartoe bevoegd t.n.v. Bera. De post wordt echter gestuurd naar een bedrijf in Nederland waar Ramkalup zeggenschap over heeft.

Op een gegeven moment gaat er een geldbedrag van Bera Holding naar een vennootschap van Ramkalup. Berner weet hier niets van omdat de post naar Nederland wordt verstuurd.

Hoe komt Bera Holding/meneer Berner weer terug aan zijn geld? Kan hij dit vorderen van Ramkalup? Of van de ING? Had de ING moeten weten dat Ramkalup niet bevoegd was?

 

De totstandkoming van een rechtshandeling

Voordat een rechtshandeling tot stand kan komen moeten de bouwstenen behandeld worden.

  1. Uitleg verklaring, artikel 3:37. Een verklaring heeft werking, zodra deze de ander heeft bereikt.

  2. Er is een wil nodig, artikel 3:33 als de wil en de verklaring overeenstemmen is er een rechtshandeling. Als er sprake is van discrepantie tussen de wil en de verklaring, is er geen sprake van een wil en spreekt met van een wilsontbreken, artikel 3:33 en 3:34BW.

  3. Als er sprake is van discrepantie moet men kijken of er een gerechtvaardigd vertrouwen is. Dit is te vinden in artikel 3:35 BW. Er is geen overeenstemming tussen wil en verklaring, maar men mocht erop vertrouwen dat er wel sprake was van een overeenstemming. Is dit niet het geval dan is er geen rechtshandeling tot stand gekomen. Is dit wel het geval, dan is er wel een rechtshandeling ondanks wilsontbreken, tenzij:.

  4. Redelijkheid en billijkheid.

 

Zie HR Westhoff Spronsen. Een man is het helemaal zat met zijn werk. Neemt uit woede ontslag. Bedrijf aanvaart dit dmv briefje. Echter heeft de man spijt. Uiteindelijk heeft de werknemer pech. Geen wilsontbreken op dat moment, of wel? Verstoring van geestesvermogen op dat moment. Werkgever zegt dat hij dit niet kon weten, art 3:35. Er kan toch sprake zijn van bescherming van de werknemer door redelijkheid en billijkheid.(uitzonderlijke situatie) In dit geval echter geen sprake van dus de werknemer had pech. De rechtshandeling is tot stand gekomen.

 

Overeenkomst

Een overeenkomst is het samenvloeien van twee rechtshandelingen, namelijk aanbod en aanvaarding. Als aan een van beide kanten de wil en verklaring niet overeenstemmen dan is er sprake van wilsontbreken. Artikel 3:33 en 3:34 BW kunnen dan gecorrigeerd worden met artikel 3:35. Als vanaf begin af aan alles klopt dan is er een overeenkomst. Meestal komt een overeenkomst heel snel tot stand. Bij complexe gevallen duurt het soms wat langer.

 

Precontractuele fase

De precontractuele fase is als er nog geen overeenkomst is. Het aanbod en de aanvaarding zijn nog niet samengesmolten.

Belangrijk arrest hiervoor is het arrest Baris/Riezenkamp. Sommige dingen die na de overeenkomst bestaan, bestaan ook al voor de overeenkomst. De rechtsverhouding in de precontractuele fase wordt beheerst door redelijkheid en billijkheid. Je moet ook in die fase rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. Het begint met partijautonomie dus je mag heel veel, maar op een bepaald punt slaat deze autonomie om in de wederzijdse vertrouwen. Dit arrest heeft geleid tot veel jurisprudentie, onder andere voor de voor deze week voorgeschreven arresten Plas/Valburg en CBB/JPO.

In beide gevallen is er lang onderhandeld en op het laatst besluit een van de partijen de boel te stoppen. De ander is hierdoor benadeeld. In eerste instantie mag dit onderhandelen worden afgebroken vanwege partij- autonomie. Echter kan het in de 2e fase zo zijn dat er zoveel nadeel is dat het moet worden gecompenseerd. De 3e fase is dat ze al zo dichtbij een overeenkomst waren dat ze moeten doorgaan en een overeenkomst tot stand komt. Deze 3 fasen komen uit HR Plas/Valburg.

In CBB/JPO zijn maar twee fasen, namelijk de autonomie als hoofdregel en de uitzondering van de vertrouwensregel.

Contractsvrijheid gaat voor maar er komt dus een grens waarbij je rekening moet houden met de belangen van de ander en ontstaat er een verbintenis tot schadevergoeding.

 

Leerstuk der vertegenwoordiging

In plaats van twee partijen komt er een derde partij bij. De tussenpersoon valt hier uiteindelijk tussenuit, zodat er toch een overeenkomst tussen twee partijen tot stand komt.

A(achterman) T(tussenpersoon) D(Derde)

De achterman wordt vertegenwoordigd. De tussenpersoon is de vertegenwoordiger van de achterman. De derde is de wederpartij.

 

A+T en T+D en uiteindelijk is er een overeenkomst tussen A+D. A+D hebben in de praktijk niks met elkaar te maken alleen in het eindproduct. Dit gebeurt voortdurend.

 

Onmiddellijke vertegenwoordiging: Je koopt bij de Albert Heijn. Jij spreekt de caissière maar de caissière is niet de wederpartij maar de tussenpersoon.. De tussenpersoon handelt in naam van de achterman en voor rekening van de achterman. De tussenpersoon valt er altijd tussenuit.

Middellijke vertegenwoordiging: Dit komt niet in dit vak naar voren maar bestaat wel.

HR Stolte Schiphof (Kribbebijter). De vraag was van wie was het paard? Achterman verkocht het paard. Tussenpersoon verkocht aan derde. In dit arrest wordt bepaald hoe je moet uitzoeken hoe je ziet of de tussenpersoon voor zichzelf of voor de achterman handelde. Middellijk of onmiddellijk. Valt de tussenpersoon weg of niet. Middellijk: dan is er sprake van een overeenkomst tussen T+D.

 

Onmiddellijke vertegenwoordiging

Leidt tot toerekening van de achterman, artikel 3:66 lid 1. D weet dat T handelt in de naam van A dus is A toerekenbaar. De eisen hiervoor zijn vertegenwoordigingskwaliteit en vertegenwoordigingsbevoegdheid

 

Echter gaat het niet altijd goed

 

HR Globe/Groningen.

Werknemer van Groningen besluit een studiereis te organiseren. De werknemer zegt dit in naam te doen van de werkgever. Het bedrijf waar hij naartoe ging, Globe, dacht dat dit waar was maar werkgever wist van niks. De vraag is tussen wie is er een overeenkomst ontstaan?

Er is geen handelen in eigen naam, dus geen overeenkomst tussen werknemer tussen Werknemer en Globe, geen T+D dus geen middellijke vertegenwoordiging. Is er wel een overeenkomst tussen A+D?

Aan de eerste eis is wel voldaan, de werknemer heeft zich gedragen als een vertegenwoordiger. Alleen was de werknemer niet bevoegd dus is werkgever niet gebonden, artikel 3:66 lid 1. De achterman is alleen gebonden als er krachtens artikel 3:69 BW wordt bekrachtigd, en dus de onbevoegdheid wordt gerepareerd, of er sprake was van de schijn van volmacht, artikel 3:61 lid 2 BW. Hierbij moet sprake zijn van een gerechtvaardigd vertrouwen.

Artikel 3:61 lid 2 BW heeft 4 cumulatieve eisen

  1. Tussenpersoon handelde in naam van de achterman

  2. Er was geen (toereikende) volmacht, dus geen bevoegdheid

  3. Derde heeft aangenomen dat hier wel sprake van was en mocht dit ook aannemen.

  4. Schijn van volmacht is gewekt door verklaring/gedraging van de achterman, of door de factoren die in zijn risicosfeer liggen.

 

In het arrest is er geen overeenkomst tot stand gekomen want de werknemer heeft niks gedaan.

 

De casus van de week: ING/Bera

Er was maar een iemand bevoegd om geld van de rekening te halen. Deze zegt dat ING dit niet had mogen doen omdat Ramkalup niet bevoegd was. Er is dus spraken van een A T D situatie. Berner; A, Ramkalup; T, ING: D.

Het hof zegt dat de achterman beschermd moet worden. De HR zegt dat ING redelijkerwijs heeft aangenomen dat de meneer bevoegd was. De ING mocht dit ook. De achterman heeft post naar de tussenpersoon laten sturen. Achterman heeft de verplichting zelf de dingen te controleren. Als de post naar tussenpersoon gaat is dit het eigen risico van de achterman ondanks dat de ING het weet.

 

 

 

Aansprakelijkheid tussenpersoon jegens achterman wanneer achterman gebonden is.

Hoe kan de last bij de tussenpersoon komen te liggen? Als de tussenpersoon als onbevoegde vertegenwoordiger gehandeld heeft en de achterman is gebonden hierdoor dan moet de achterman de verplichting ten opzichte van de derde voldoen.

  1. Is er sprake van een volmacht in het kader van arbeidsovereenkomst? De werknemer schiet dan tekort in zijn verplichting jegens werkgever Deze werkgever kan dan schadevergoeding eisen ex art 6:74 BW

  2. Is er sprake van een losse volmacht? De tussenpersoon schiet tekort in hetgeen hem als goed gevolmachtigde mag worden verwacht. Er kan dan door de achterman schadevergoeding worden geëist ex art 6:74BW.

 

Aansprakelijkheid tussenpersoon jegens derde, indien achterman niet gebonden is.

Hoe kan de derde als benadeelde partij de tussenpersoon aansprakelijk stellen? Dit kan via artikel 3:70 BW. Als je zegt gevolmachtigde te zijn dan moet je daar voor in staan. Als het niet klopt dan ben je schadeplichtig, omdat je hier niet voor instaat. HR Globe/Groningen:

Groningen was niet gebonden maar de tussenpersoon is wel aansprakelijk ten opzichte van Globe.

 

Artikel 3:76

Echter moet men opletten op artikel 3:76 lid 2. Hierin staan de vereisten bij beëindiging van een volmacht. Een oorzaak die de volmacht heeft doen eindigen, kan slechts aan de wederpartij worden tegengeworpen als de wederpartij het einde van de volmacht of de oorzaak daarvan kende of als zich een van de in lid 1 genoemde situaties voordoet.

Dus als derde wordt je bij het einde van een volmacht sneller beschermd omdat de achterman ervoor moet zorgen dat dit bekend is bij de derde omdat je anders als achterman alsnog gebonden bent. Dit geldt ook bij aansprakelijkheid van de tussenpersoon.

 

Bij Globe/Groningen is de werknemer alleen en heeft hij waarschijnlijk het geld niet. Dus de tussenpersoon kan wel worden aangesproken, maar kan de achterman niet alsnog worden aangesproken? Dit zou kunnen door artikel 6:170 BW, de onrechtmatige daad van de werknemer kan je toerekenen aan de werkgever. Er moet dus worden vastgesteld of er sprake is van een onrechtmatige daad. Dit was bij Globe/Groningen niet het geval.

 

 

Kernvak Privaatrecht II week 2

 

Deze week zal het gaan over vernietigingen van overeenkomsten. Vernietigbaarheid, nietigheid en verjaring komen aan bod. Deze week gaat het over rechtshandelingen die aantastbaar zijn vanwege de persoon en de wijze van totstandkoming. Volgende week komen de rechtshandelingen die aantastbaar zijn vanwege de vorm en inhoud aan de orde.

 

Casus van de week

De casus van deze week is de Dexia Effectenleaseovereenkomst.

In begin jaren negentig is men begonnen met het sluiten van effectenleaseovereenkomsten Dit hield in dat mensen gingen beleggen met geleend geld. Dit gebeurde onder andere door de Dexia-bank. Dexia was de grootste eigenaar van deze overeenkomsten. De partij dit deze overeenkomst met Dexia sloot, moest dus en rente betalen over het geleende geld en de schuld terug betalen die was ontstaan door het lenen van het geld. Als het beleggen goed ging, was er niks aan de hand en kon het geld makkelijk verdubbelen. Echter is het niet goed gegaan. Vanaf 2000 ging het heel erg slecht. De koersen daalden en er kwam een crisis. De beleggers maakten geen winst, maar leden enorm veel verlies. Vanaf 2002 werd Dexia overspoelt met klachten. Eind 2003 zijn deze producten, de overeenkomsten, niet meer verkocht. Tussen 1992 en 2003 zijn er 713000 overeenkomsten gesloten met 395000 afnemers. Deze zijn potentieel benadeeld. Zij konden klachten indienen bij de bank en voor de bank was het van belang om veel van deze claims te kunnen afwijken. Veel zaken kwamen hierdoor bij de rechter. Dexia deed een aanbod aan de afnemers. Zij stelden onder andere voor de rente te verminderen. Later is er nog een regeling getroffen die voor veel afnemers de problemen heeft opgelost, de zogenaamde Duisenberg regeling. Echter bleven er toch nog een hele boel afnemers over die hier niet mee akkoord gingen. Deze zaken kwamen bij de rechter terecht en via deze weg bij de Hoge Raad.

In het arrest van de week ging het om een persoon die een effectenlease overeenkomst heeft gesloten. Echter is het bij hem niet goed gegaan en heeft hij veel schade geleden. De vraag aan de Hoge Raad is wie er aansprakelijk is, de belegger of de bank. Deze vraag wordt gedurende dit college beantwoord.

 

Handelings(on)bekwaamheid.

Artikel 3:32BW veronderstelt dat iedere natuurlijke persoon bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt. Alle meerderjarige zijn handelingsbekwaam, tenzij ze onder curatele zijn gesteld. Minderjarige zijn handelingsonbekwaam, tenzij ze toestemming tot handelen hebben, art. 1:234 jo. 1:233.

 

Een casus: De buurvrouw heeft een kind van 15 jaar oud. In de familie zit heel veel suikerziekte. De moeder is panisch als er suiker in de buurt komt van dat kind. Het kind koopt snoep bij de Jamin. Moeder is daar niet bij en gaat naar de eigenaar van Jamin toe en zegt dat het kind handelingsonbekwaam is en zegt dat ze de overeenkomst vernietigd. De eigenaar zegt, gekocht is gekocht, dus ik geef u het geld niet terug. De eigenaar heeft gelijk. Dit staat in artikel 1:234 lid 3. Als een rechtshandeling zo gebruikelijk is in het maatschappelijk verkeer, dan wordt de toestemming verondersteld, en mag er dus niet vernietigd worden.

 

Een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling van een onbekwame, die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, is echter nietig, artikel 3:32 lid 2 BW.

 

 

Handelingsonbevoegd.

In principe is iedereen handelingsbevoegd. Echter zijn in bijzondere gevallen personen handelingsonbevoegd. Dit is dan gericht op een specifieke rechtshandeling.

  1. Artikel 3:43. Ten aanzien van sommige goederen zijn personen handelingsonbevoegd, welke personen dit zijn staat in het artikel. Voorbeelden hiervan zijn rechters, advocaten.

  2. Artikel 1:88. Deze regel geldt voor iedereen die getrouwd is. Echtgenoten zijn dan soms handelingsonbevoegd, zoals bijvoorbeeld als een van de echtgenoten een huis in eigendom heeft, terwijl ze er beide wonen. De vrouw is bijvoorbeeld de eigenaar. Zij mag dan niet het huis zonder toestemming van haar man verkopen. Ook voor het sluiten van een effectenlease overeenkomst(huurkoop), zoals in de casus, moet er toestemming van een echtgenoot zijn, artikel1:88 lid 1 sub d.

  3. Artikel 1:346, 1:453

 

Verwarrende begrippen.

Feitelijke onbekwaamheid. Feitelijke onbekwaamheid is geregeld in artikel 3:34 BW. Dit is als er een wilsontbreken is door een geestelijke stoornis. Als de persoon nog niet onder curatele is gesteld, is hij nog wel handelingsbekwaam. Echter is het handig om wel onder curatele te zijn gesteld, omdat je dan zowel feitelijk als handelingsonbekwaam bent. De wederpartij kan dan niet meer de stappen van artikel 3:34 langs en er is dan geen bescherming meer. Hij kan zich dan niet beroepen op artikel 3:35 BW en er is geen zodanig artikel voor handelingsonbekwaamheid.

Handelingsonbekwaam. Artikel 3:32BW veronderstelt dat iedere natuurlijke persoon bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt. Alle meerderjarige zijn handelingsbekwaam, tenzij ze onder curatele zijn gesteld. Minderjarige zijn handelingsonbekwaam, tenzij ze toestemming tot handelen hebben, art. 1:234 jo. 1:233.

 

Handelingsonbevoegd. Personen zijn altijd handelingsbevoegd, behalve in bijzonde specifieke gevallen.

Beschikkingsonbevoegd. Iedereen is beschikkingsbevoegd ten aanzien van zijn eigen eigendom. Niet ten aanzien van andermans eigendom.

 

Aantastbaar door wijze van totstandkoming.

Soms in een wilsovereenkomst niet voldoende. Dit is als er sprake is van een wilsgebrek. Er is dan wel een wil, maar deze wil is gebrekkig gevormd. Dit kan komen door een bedreiging. Men geeft bijvoorbeeld liever geld, als hij bedreigd wordt, dan zijn leven. Er is dan wel een wilsovereenstemming, je wil het wel, maar de enige reden dat je het wilt is omdat er iemand invloed op uitoefent.

 

Er zijn vier wilsgebreken:

  • Dwaling, artikel 6:228. Deze is op wederkerige overeenkomsten van toepassing. Het beroep op dwaling is het meest voorkomend. Men kan zich succesvol beroepen op dwaling als er is voldaan aan 6 eisen, te vinden in lid 1 en lid 2:

  1. Verkeerde voorstelling van zaken. Er is sprake van een dwaling.

  2. Causaal verband dwaling en overeenkomst . Als er een juiste voorstelling was had je de overeenkomst niet gesloten.

  3. Veroorzaakt door:

    1. Mededeling omtrent essentieel onderdeel of

    2. Zwijgen waar spreken plicht was of

    3. Wederzijdse dwaling wist het zelf ook niet, maar moest het wel weten.

  4. Kenbaar voor wederpartij, dat je het niet zou hebben gesloten als je wel de juiste voorstelling van zaken had gehad. De ander wist ook dat het essentieel voor het sluiten was, of behoorde dit te weten

  5. Geen uitsluitend toekomstige omstandigheid

  6. Niet voor rekening van de dwalende

 

HR Booy/Wisman:

Meneer koopt een kraanwagen. Hij wil met deze kraanwagen dingen lossen uit schepen. Hij moet met deze kraanwagen ook over de openbare weg rijden. Kraanwagens mogen niet allemaal op de openbare wegen rijden. Allereerst moet hij een kenteken hebben, dit krijgt een kraanwagen alleen tav bepaalde typen, deze kraanwagen blijkt te breed te zijn om een kenteken te krijgen. De koper weet dit niet, anders zou hij de kraanwagen niet hebben gekocht. De vraag is, wie draagt de last. De koper heeft een verkeerde voorstelling van zaken, hij dacht op de openbare weg ermee te mogen rijden. Als hij dit had geweten, zou hij niet deze maar een andere kraanwagen hebben gekocht. De verkoper heeft gezegd dat de kraanwagen een kenteken zou krijgen, dus door de mededeling van de verkoper op een essentieel onderdeel van de koop denkt de koper dat hij op de openbare weg kan rijden met de kraanwagen. De verkoper wist dat dit van essentieel belang was voor de koper, om op de openbare weg met de kraanwagen te rijden, dus het was kenbaar voor de wederpartij. Aan lid 1 artikel 6:228 is dus voldaan. Het ligt niet in de toekomst, op het moment van de koop staat de breedte van de kraan al vast en staat in de wetgeving ook al vast dat de kraanwagen geen kenteken zal krijgen om op de openbare weg te mogen rijden. Het is dus geen uitsluitend toekomstige omstandigheid. Niet voor rekening van de dwalende, want de HR heeft meermaals gezegd dat als de verkoper zijn spreekplichten schendt, en de koper zijn onderzoeksplicht,dat het dan in beginsel in strijd is met de eis van de redelijkheid en billijkheid om tegen de koper te zeggen dat hij het maar beter had moeten uitzoeken.

Kort gezegd: spreekplicht gaat voor onderzoeksplicht.

 

In boek 3, artikel 44 zijn de andere vormen van wilsontbreken te vinden:

 

  • Artikel 3:44 lid 1 en 2: Bedreiging:

Er is een wil, maar deze wil is ontstaan door een vrees. Er is een causaal verband tussen de vrees en de overeenkomst. Een ander wordt bewogen tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling. Deze beweging geschiedt door onrechtmatige bedreiging met enig nadeel in persoon of goed. Deze bedreiging is gericht op de overeenkomst. Deze bedreiging is zodanig ernstig dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed in zijn wil. Bedreiging is ook een onrechtmatige daad.

  • 3:44 lid 1 en 3: Bedrog.

Dit ligt weer iets dichter tegen dwaling aan. Er is weer een onjuiste voorstelling van zaken. Deze is in tegenstelling tot dwaling opzettelijk, gericht op het sluiten van een overeenkomst. Het is een ander bewegen tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling. Dit wordt gedaan door een opzettelijke leugen, verzwijging of andere kunstgreep. Een vorm van reclame is geen bedrog. Bedrog is moeilijker aan te tonen dan dwaling.

  • 3:44 lid 1 en 4:Misbruik van omstandigheden.

Er zijn bijzondere omstandigheden waardoor de een in een afhankelijke positie zit, of een geestelijke stoornis heeft, noodtoestand etc. Deze bijzondere omstandigheden worden uitgebuid. De overeenkomst is dan vernietigbaar als is voldaan aan de volgende eisen:

Bevorderen dat een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling bewogen wordt, door het uitbuiten van bijzondere omstandigheden en zij moeten door kennis de handelende daarvan zou behoren te weerhouden.

 

HR H.-R en H.

Er is een oude man. Het gaat niet zo goed met hem, hij is eenzaam. De man heeft een mooi huis met tuin en een loods. Achterburen komen vaak langs op de koffie, maar hebben het eigenlijk voorzien op de loods. De oude man verkoopt de loods voor een klein bedrag aan de achterburen. Dit is echter heel nadelig voor de oude man. De prijs voor de loods is veel te weinig, en zijn grond eigendom wordt gesplitst, wat veel minder waard wordt. Er zou dus sprake kunnen zijn van misbruik van omstandigheden. De rechtbank oordeelt van wel, het hof van niet. De Hoge Raad stelt dat gezien de feiten hoe ze zijn vastgesteld door de lage rechters het zozeer voor de hand ligt dat er sprake is van misbruik van omstandigheden, dat het Hof wel heel goed had moeten motiveren waarom er geen sprake van zou zijn geweest. Niet gedaan, dus HR vernietigt het arrest en stuurt het terug naar een ander hof.

 

In alle gevallen is de overeenkomst wel totstandgekomen, maar mag deze vernietigd worden. Dit hoeft niet. Als er wordt vernietigd ontvalt met terugwerkende kracht de titel en heeft (fictief) de overeenkomst nooit bestaan. Vernietiging moet schriftelijk en dit kan buitengerechtelijk of voor de rechter, artikel 3:49 ev.

 

Bij de casus van de week, het effectenlease arrest, werd beroep gedaan op misbruik van omstandigheden en dwaling. Beide verzoeken zijn niet gehonoreerd.

Dwaling: De afnemers van de producten waren voldoende op de hoogte gebracht dat ze belegde met geleend geld. Niet alleen rente, maar ook afbetalen van schuld. Er was dus geen verkeerde voorstelling van zaken, je wist het eigenlijk wel dat je een risico liep. Als je al een verkeerde voorstelling van zaken had, was dit in ieder geval niet veroorzaakt door een mededeling omtrent een essentieel punt. Bij dwaling kwamen ze dus al niet toe aan lid 1.

Bij misbruik van omstandigheden: De Hoge Raad kon er niet achter komen van welke omstandigheden er misbruik zou zijn gemaakt. Ook dit werd niet gehonoreerd.

 

Bevrijdende verjaring, artikel 3:306-3:325

Dit is een heel ander onderwerp dan de vernietiging. De verjaring leidt er niet toe dat er iets teniet gaat. Bij verjaring gaat de rechtsvordering wel teniet, maar het vorderingsrecht niet. Een natuurlijke verbintenis blijft over. Deze is niet meer af te dwingen, maar men heeft er nog wel recht op. Bij bevrijdende verjaring moet de wederpartij hier een beroep op doen, dit kan niet ambtshalve.

De termijn voor bevrijdende verjaring is over het algemeen 20 jaar, artikel 3:306.

Er kunnen ook bijzondere, kortere termijnen gelden, artikel 3:307 e.v.:

      • Nakoming verbintenis tot een geven of doen: 3:307, verbintenis tot nakoming verjaart na 5 jaar.

      • Ontbinding: 3:311, verjaart na 5 jaar.

      • Schadevergoeding: 3:310

        • Een relatieve, korte termijn, verjaart na 5 jaar, als het slachtoffer bekent is met dader en de schade, moet dit binnen 5 jaar, anders te laat

        • Een absolute, lange termijn, maar in ieder geval na 20 jaar dat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Deze geldt niet als het gaat om letsel of overlijden

      • Vernietiging: 3:52, verjaart na drie jaar.

 

Casus van de week:

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een effectenlease overeenkomst een vorm is van huurkoop. De echtgenoot moet dus toestemming geven, art. 1:88. Men kan dus handelingsonbevoegd zijn en de echtgenoot kan de overeenkomst vernietigen, art. 1:89. Een vernietiging heeft plaats met terugwerkende kracht, dus deze heeft dan nooit bestaan, dus al het geld moet terug naar afnemer bij vernietiging. Echter zullen de echtgenoten alleen bij negatief uitgevallen overeenkomsten vernietigen, de echtgenoot heeft een recht, geen plicht. Artikel 3:52 stelt dat het verjaringstermijn bij vernietiging 3 jaar is. Dit termijn begint te lopen zodra echtgenoot van wie de toestemming was vereist daadwerkelijk met het bestaan van de betrokken overeenkomst bekend is geworden.

De Dexia bank beroept zich op verjaring. De bank moet dit bewijzen. De echtgenote zegt dat ze niet wist van de overeenkomst en dat zij deze kon vernietigen. De vraag is dan of je uit moet gaan van een subjectief of objectief uitgangspunt. De bank stelt dat zij post hebben gestuurd, telefonisch contact op de thuistelefoon hebben gehad en afschriften hebben gestuurd. Hiermee willen zij objectief gezien bekendheid afleiden. De Hoge Raad zegt dat dit niet de bedoeling is, maar dat dit subjectief bekeken moet worden. Als de echtgenoot zegt het niet te weten en aanbiedt dit te bewijzen, dan moet de rechter dit bewijsaanbod aanvaarden en getuigen gaan horen, om hier de (on)bekendheid uit af te leiden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kernvak Privaatrecht II week 3

 

Deze week gaan we verder met waar we vorige week gebleven waren, namelijk het vervolg op de vernietigbaarheid. Deze week zal het gaan om de ongeoorloofde rechtshandeling door de vorm of de inhoud. Ook gaan we kijken naar de algemene voorwaarden, te vinden in afdeling 6.5.3 BW. We gaan kijken naar de totstandkoming van deze algemene voorwaarden en of zij vernietigbaar zijn.

 

Vernietigbaarheid.

In het verbintenissenrecht geldt in beginsel een contractsvrijheid. Er zitten vier grenzen aan deze contractsvrijheid. Deze kunnen zijn de persoon, wijze van totstandkoming, inhoud, vorm. Vorige week zijn de persoon en de wijze van totstandkoming besproken. Deze week de inhoud en de vorm.

 

Vormvoorschrift.

Casus van de week.

Het kopen van een woning is een enorme investering. Het kost enorm veel geld, hiervoor moet men vaak naar de bank gaan, voor een hypotheek. Het is een belangrijke aanschaf. Dit moet op een andere manier beschermd worden dan de dagelijkse transacties, zoals het kopen van een brood. Een van deze maatregelen is dat de koop van de woning schriftelijk moet gebeuren en dat de particulier na de koop nog drie dagen bedenktijd heeft. Dit is anders dan de hoofdregel van vormvrijheid, artikel 3:37, want artikel 7:2 is een uitzondering. Wat nu als een koop mondeling wordt gesloten? Niet getekend, maar heel veel onderhandelingen staan op papier. Er komt een andere koper langs die meer biedt. Verkoper zegt dat hier het huis naartoe gaat . Koper 1 baalt, ze hadden een wilsovereenstemming. De wet zegt dat koop schriftelijk moet, maar kan hij dan toch een huis hebben gekocht op deze manier, of heeft hij pech.

HR: Cassatie in belang der wet. Er waren op dat moment heel veel van deze geschillen. Steeds andere uitspraken, veel rechtsonzekerheid. In deze uitspraak staat dat als een overeenkomst niet op schrift staat, dat deze overeenkomst dan nietig is. Er was geen koopovereenkomst, zolang het niet op schrift staat, ookal was er sprake van een wilsovereenstemming. Dit mag alleen niet, als de verkoper een professional is. Dan zou het in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid.

 

In beginsel dus vormvrij, artikel 3:37. Is er echter een vormvoorschrift dan geldt artikel 3:39 BW. Wordt hiermee in strijd gehandeld dan is een overeenkomst nietig.

 

Inhoud

Actio Pauliana, artikel 3:45 BW

Dit is een overeenkomst die niet gesloten mag worden. Deze is dan vernietigbaar. Dit is een overeenkomst die een bepaalde partij benadeelt waar geen verplichting is. Er is dan een onverplichte rechtshandeling van een schuldenaar. Deze rechtshandeling is een benadeling op de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers. De schuldenaar wist dit of behoorde dit te weten. De schuldeisers kunnen dan vernietigen en op deze manier toch verhalen.

 

 

 

Voorbeeld 1: aantastbaarheid door inhoud:

Er wordt met een Franse kleine man gespeeld. Hij gaat in een kanon, en hij vliegt door de lucht. Dit is zijn baan en hier wordt hij voor betaald. Franse overheid stelt dat het contract nietig is. Het is in strijd met de openbare orde om met kleine mannen te gooien. Werkgever ontslaat de kleine man. De Franse man gaat procederen en vindt dit discriminatie. Hij geeft ook aan dat hij nu geen baan meer heeft en er geen werkgelegenheid was. Hij vond dit in strijd met zijn menselijke waardigheid. Zaak komt bij de commissie van de mensenrechten in Geneve. Wat gaat voor, strijd met de openbare orde, of menselijke waardigheid? De uitkomst is ten voordelen van de overheid. Het is in strijd met de openbare orde. Gekeken moet worden naar het hele plaatje. Het is niet zozeer discriminatie van deze kleine persoon, maar de regel is dat er niet met mensen wordt gegooid. Het is dus niet alleen gericht op kleine mensen, het mag gewoon met geen enkel mens. Overeenkomst is nietig.

 

Voorbeeld 2 aantastbaarheid door inhoud:

Zweeds bedrijf bracht anti-boete verzekering op de Nederlandse markt. Zij zouden de boetes betalen. De politiek heeft zich hier tegen verzet. Zij stelden dat dit in strijd was met de openbare orde en de goede zeden. Ook zeiden ze dat als de verzekering er toch kwam, de boetes zouden worden vervangen door celstraffen. Echter kon dit door de wet ook al opzij worden gezet, namelijk met artikel 3:40 BW.

 

Artikel 3:40 BW

Het is een stappenplan voor strijd met het dwingend recht. Er moet begonnen worden met lid 2 in dit artikel.

 

Stap 1 en 2:

  1. Artikel 3:40 lid 2. Een rechtshandeling die in strijd is met de wet is in beginsel nietig, maar soms is deze vernietigbaar, als deze strekt tot bescherming van een der partijen. Eerst beginnen met strijd met de wet. Dit moet dan strijd met een dwingende wetsbepaling zijn. Er mag namelijk best worden afgeweken van regelend recht. Wat is dwingend recht? Alles in het Wetboek van Strafrecht, maar ook in het BW te vinden. Voorbeelden hiervan zijn artikel 7:6 BW en 6:246 BW. Als hier van wordt afgeweken, wordt afgeweken van een bepaling ter bescherming van een der partijen, en is de overeenkomst vernietigbaar. In artikel 3:40 moet dus gekeken worden wat het rechtsgevolg is van de strijd met de wet.

Artikel 3:40 soms niet nodig om tot een rechtsgevolg te komen. Soms staat namelijk in een artikel zelf wat het rechtsgevolg is. Artikel 7:652 lid 7, nietig.

 

  1. 3:40 lid 3 is een uitzondering op 3:40 lid 2. Sommige handelingen zijn geldig als de strekking van de wetsbepaling dit met zich meebrengt. Een voorbeeld hiervan is de Winkeltijdenwet. Stel dat de Winkeltijdenwet met zich meebrengt dat een winkel dicht moet om 6 uur. Toch verkoopt de winkel nog om 10 uur s avonds iets. De winkel handelt dan in strijd met de Winkeltijdenwet, maar de overeenkomst blijft geldig. De winkelier krijgt wel een boete., omdat er sprake is van oneerlijke concurrentie

 

Bereik 3:40 lid 2 & 3 BW

Beperkingen in het toepassingsgebied van 3:40 lid 2 & 3 BW. Het moet gaan om een dwingende wet in formele zin, staat niet in het artikel maar had er wel moeten staan. Is het in strijd met een andere wet, de openbare orde of goede zeden, dan valt het onder lid 1. Lid 2 ziet ook alleen op rechtshandelingen die zijn aangegaan in strijd met de wet. Het heeft geen betrekking op rechtshandelingen die in strijd zijn met lagere wettelijke bepaling (die niet op delegatie van formele wetgever berust) en rechtshandelingen die door inhoud of strekking in strijd zijn met de wet.

 

Stap 3:

Art. 3:40 lid 1. De overeenkomst kan in strijd met een wet, de openbare orde en of goede zeden zijn met de inhoud of de strekking van deze overeenkomst. De inhoud is waartoe de overeenkomst verplicht, bijvoorbeeld levering en betalen van de prijs. HR Parkeerexpliotatie Amsterdam: een van de verplichtingen van de overeenkomst die was gesloten, was dat de openbare weg zou moeten worden afgesloten. Dit was qua inhoud in strijd met de wet, openbare orde en/of goede zeden. De overeenkomst was dus nietig. De strekking van de overeenkomst zijn de motieven.

 

Algemene voorwaarden.

Per 1 december 2011 zijn de algemene voorwaarden veranderd door de Europeanisering van het Privaatrecht. Niet alle abonnementen mogen meer automatisch doorlopen met een jaar. Elke maand opzeggen. Dit geldt voor heel veel overeenkomsten, maar niet voor alle, bijvoorbeeld de verzekering. Steeds meer regels wat wel en wat niet mag.

De algemene voorwaarden regeling verandert het meest in het BW.

 

Algemene voorwaarden worden gebruikt door een gebruiker en een wederpartij. Voorbeeld van een gebruiker kan een sportschooleigenaar zijn. De wederpartij is dan de consument maar kan ook een andere professional zijn. Er zijn een hoop voordelen. Het is makkelijker een overeenkomst sluiten, omdat er niet meer onderhandelt hoeft te worden, maar altijd dezelfde voorwaarden gelden. De transactiekosten zijn hierdoor lager. Er is meteen duidelijkheid als er iets misgaat, dan kan worden gekeken in de algemene voorwaarden.

 

Er zijn ook een heleboel nadelen. Het is door een partij opgesteld, dus er is nauwelijks tot niets over te onderhandelen. De risicoverdeling is eenzijdig bepaald en soms gelden er voor een hele branche algemene voorwaarden. Algemene voorwaarden zijn ook moeilijk te doorgronden. Ook besef je niet altijd dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, omdat je niet hoeft te onderhandelen over dingen.

 

Algemene voorwaarden regeling

De algemene voorwaarden regeling is te vinden in afdeling 6.5.3. Artikel 6:231 stelt wat algemene voorwaarden zijn:

 

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. algemene voorwaarden: een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd;

b. gebruiker: degene die algemene voorwaarden in een overeenkomst gebruikt;

c. wederpartij: degene die door ondertekening van een geschrift of op andere wijze de gelding van algemene voorwaarden heeft aanvaard.’

 

De bestemming van de algemene voorwaarden is dat ze bestemd zijn om vaker te worden gebruikt. Hoe ze zijn opgesteld mag weer vormvrij. Dit kan elektronisch, schriftelijk of mondeling. Een kernbeding is geen algemene voorwaarden. Een kernbeding is datgene in de overeenkomst wat zo belangrijk is, dat zonder dat geen overeenkomst zou worden gesloten, de essentialia.

 

Toepasselijkheid algemene voorwaarden.

De algemene voorwaarden zijn vrij snel van toepassing. Ze komen hetzelfde tot stand als een overeenkomst, door aanbod en aanvaarding, artikel 3:33. Ook mag de gebruiker op de aanvaarding vertrouwen, artikel 3:35 BW. Het doet niet af aan de toepasselijkheid dat je de voorwaarden niet kent en dat de gebruiker wist dat je zie niet kende, artikel 6:232 BW. In artikel 6:225 lid 3 BW staat dat als er bij aanbod en aanvaarding beide algemene voorwaarden zijn gesteld, de eerste de sterkste is, tenzij de tweede de eerste van hand wijst.

Bij de uitleg van de algemene voorwaarden waarbij de consument betrokken is geldt specifiek de regel uit artikel 6:238 lid 2 BW. De uitleg die voor de consument het meest voordelig is, geldt.

 

Bijzondere bescherming

Algemene voorwaarden kunnen worden vernietigd op twee verschillende gronden:

  1. De wederpartij moet de redelijke mogelijkheid hebben om kennis te nemen van de algemene voorwaarden. Is dit niet het geval, dan kan de wederpartij vernietigen. artikel 6:233 sub b jo. 6:234 BW. Algemene regel: De gebruiker moet de wederpartij de algemene voorwaarden ter handstellen. Is dit niet mogelijk, dan is het voldoende dat ergens de algemene voorwaarden ter inzage zijn of toegestuurd worden. HR 1 okt. 1999, NJ 2000, 207 (Geurtsen/Kampstaal). Hieruit blijkt dat het moet worden gedaan zoals in de wet staat, dus ter hand stellen, maar als de wederpartij wist of geacht werd te weten, dan is er ook voldaan aan de eis van de redelijke mogelijkheid ter kennis name.

Is er geen redelijke mogelijkheid tot kennis nemen geboden, dan zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar. Artikel 6:235 lid 1 BW en art. 6:235 lid 3 BW. Het geldt voor consumenten en niet-consumenten, maar niet voor echte grote ondernemingen. Als je zelf ook precies dezelfde algemene voorwaarden hanteert, mag je geen beroep doen op de vernietigingsgrond.

  1. Bezwarend door inhoud, artikel 6:233 sub a BW. De algemene voorwaarden mogen niet onevenredig bezwarend zijn. Is het dit wel, dan is het vernietigbaar. Artikel 6:235 lid 1 BW en art. 6:235 lid 3 BW. Het geldt voor consumenten en niet-consumenten, maar niet voor echte grote ondernemingen. Artikel 6:236 en 6:237 geven lijsten wanneer iets geacht of vermoed wordt onevenredig bezwarend te zijn. Deze gelden alleen voor de consument, de niet professional. Dit is de reflexwerking, het geldt voor de consument rechtstreeks.

 

Er moet sprake zijn van een afwijking van dwingend recht, artikel 6:246 BW. Dan is het ter bescherming van een der partijen, dus vernietigbaar. Als algemene voorwaarden in strijd zijn kan een belangenorganisatie hier beroep op doen, de verbodsactie, artikel 6:240 & 6:241 BW. Ook kan de rechter ambtshalve toetsen.

 

Kernvak Privaatrecht II week 4

 

Deze week zullen de rechtsgevolgen van de overeenkomst worden besproken en de rechtsgevolgen van het niet nakomen van de overeenkomst.

 

Casus van de week:

Het arrest gaat over uitleg. Een student wil zich inschrijven voor een opleiding Engels. De Hoge School denkt dat de student zich voor een meerjarige opleiding heeft ingeschreven en ook al die jaren zal betalen. De student denkt echter dat zij zich in heeft geschreven voor een jaar. Ze stopt met de opleiding en wil niet meer betalen. Dit speelt zich af in oktober 2007. De school heeft de inschrijving bevestigd. Vanaf September 2008 volgt de student geen colleges meer. Ze heeft een studiejaar wel gevolgd. De school wil wel collegegeld van de student, omdat zij zich niet heeft uitgeschreven, en zich volgens de school heeft ingeschreven voor een meerjarige opleiding. Ze had zich dus moeten uitschrijven voor de opleiding, om geen studiegeld verschuldigd te zijn. De student zegt een mail te hebben gestuurd dat ze de opleiding niet langer wil volgen. De school betwist dit en er is verder geen bewijs van. Zelfs als de mail er al was dan was dit nog geen aangetekend schrijven en was ze volgens de algemene voorwaarden nog steeds ingeschreven. Het verschuldigde bedrag zou maar voor een studiejaar zijn, want voor 2009/2010 is de student uitgeschreven door de school.

 

Moet ze het collegegeld betalen? Bij beantwoording op deze vraag gaat het om de uitleg van de overeenkomst.

 

Inhoud overeenkomst: de uitleg

Er is een overeenkomst. Nu moet worden gekeken wat er precies moet worden uitgevoerd volgens deze overeenkomst. Wat kunnen de partijen bij de uitvoering van elkaar verwachten. Hierbij heeft de Hoge Raad een rechtsregel gegeven. Dit is de Haviltex-criterium.

 

Het ging over een verkoop van een snijmachine. De koper gebruikte de snijmachine, was tevreden, maar gaf hem na een half jaar aan de verkoper terug. Hij wilde een deel van de koopsom, 20.000 euro terug. De verkoper wil dit niet, maar de koper zegt dat het moet, want het staat in het contract. Het staat echt in het contract dat dit kan, maar verkoper zegt dat dit alleen gold als de koper niet tevreden was. De rechtbank en het Hof zeggen dat de koper gelijk heeft, omdat dit in het contract staat. Het staat er, ookal was het misschien niet zo bedoeld. De HR zegt dat dit niet zo is, ookal staat het er, het hoeft niet altijd zo te zijn. Een zuiver taalkundige uitleg is niet voldoende. Wat partijen met het sluiten van het contract hebben bedoeld, dat gaat voor de taalkundige uitleg.

 

De HR stelt: “Voor de beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld (en of dit een contract een leemte laat die moet worden aangevuld), komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.”

 

Haviltex-criterium

Het Haviltex-criterium hangt sterk af van de concrete omstandigheden van het geval. Dit kunnen zowel objectieve factoren zijn als subjectieve factoren. Er zijn soms gevallen waarbij erg objectief of juist erg subjectief moet worden gekeken. Er is dan een verfijning voor gevaltypen.

 

Dit kan bijvoorbeeld bij de uitlegging van een CAO-norm zijn. Dit zijn gevaltypes waarbij je uitlegt, maar op een hele objectieve manier. CAO is dat wat er vastgesteld wordt waar je als werknemer recht op hebt. Hier wordt over onderhandeld en dit gaat buiten de gewone werknemer om. Als er een geschil is met de werkgever en CAO moet worden uitgelegd, moet dit niet subjectief, omdat het niets te maken heeft met wat de werknemer zelf denkt, maar objectief worden uitgelegd. Objectieve factoren zijn de tekst, bijvoorbeeld andere bepalingen uit de CAO, maar ook naar andere subjectieve factoren, dus de meest duidelijke uitleg en hoe de CAO tot stand is gekomen. De situatie vraagt een uitleg door de objectieve factoren.

 

Ook de levering van onroerende zaken moet via de objectieve factoren worden uitgelegd. Voor de levering van onroerende zaken is een leveringsakte nodig, zonder deze akte kun je geen eigenaar worden van een onroerende zaak. Er kan echter nog wel wat mis gaan bij de uitleg van een akte of een overeenkomst. Een voorbeeld: Partijen willen een stuk grond verkopen. Dit is een stuk bouwgrond, waar koper op wil bouwen. Naast dit stuk bouwgrond ligt een stuk agrarische grond. Hier mag niet op gebouwd worden. De verkoper is eigenaar van beide stukken grond. Hij wil het stuk bouwgrond verkopen. De partijbedoeling is de verkoop van dit stuk bouwgrond, perceel 312. In de akte staat echter dat perceel 311 geleverd wordt, het stuk agrarische grond. De partijbedoeling is duidelijk levering van 312, maar wat is er geleverd, heeft er een eigendomsoverdracht plaatsgevonden en zo ja, waarvan.

 

HR Eelderwoningbouw: “Het komt aan op de in de notariële akte van levering tot uiting gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de over te dragen onroerende zaak”

 

Het gaat hier dus om objectieve factoren, omdat het publiciteitsvereiste zo belangrijk is, voor de derdewerking. Geleverd is dus objectief gezien de agrarische grond. Is er dan eigendom overgedragen? Nee, er is geen geldige titel, de titel ziet namelijk op iets anders. Er is dus geen eigendom overgedragen.

 

Het Haviltex-criterium is dé regel. Maar dit is een erg open norm. Deze kan namelijk zowel door subjectieve als objectieve factoren worden uitgelegd. Voor bepaalde gevaltypes is er een verfijning, zij worden alleen objectief of subjectief uitgelegd. Het verschilt dus van geval tot geval, er zijn geen uitlegregels van algemene aard.

 

Aanknopingspunten bij het uitleggen van overeenkomsten.

Van belang kunnen zijn:

  1. De maatschappelijke kringen waartoe partijen behoren.

  2. Rechtskennis die van partijen kan worden verwacht.

  3. Bewoordingen en detaillering van het contract. Dit is de taalkundige uitleg.

  4. Hetgeen partijen over en weer buiten de schriftelijke vastlegging om hebben verklaard of anderszins hebben laten blijken.

  5. Gedrag van partijen in de uitvoeringsfase. Hierbij wordt uitgelegd wat de partijen hebben bedoeld met het sluiten van de overeenkomst, mede door het gedrag na het sluiten van de overeenkomst, bij het uitvoeren.

 

Casus van de week:

Het Hof begint te overwegen hierover in r.o. 2.3 en 2.5, zie arrest Blackboard. De student zegt dat ze wekelijks jaar 1 heeft aangevinkt en zich niet opnieuw heeft ingeschreven. Ze stelt dat ze dus maar een jaar hoefde te betalen en zich niet opnieuw heeft ingeschreven voor jaar 2. De school zegt dat ze zich heeft ingeschreven voor een opleiding van vier jaar en dus ook hiervoor moet betalen of zich had moeten uitschrijven. Ze stellen dat de student zich heeft ingeschreven voor jaar 1, omdat dit haar niveau was en dat krachtens de algemene voorwaarden ze zich had moeten uitschrijven. Het Hof gebruikt de Haviltex-regel en het hof stelt dat de student zich heeft ingeschreven voor een meerjarige opleiding. Er zijn geen bijzondere omstandigheden om af te wijken van de taalkundige uitleg. De Hoge School wint deze zaak, de student had zich kunnen uitschrijven.

 

Aanvullen van een overeenkomst.

Na het uitleggen van de overeenkomst kan het zijn dat de overeenkomst wordt aangevuld, omdat er een leemte in de overeenkomst was. Dit kan krachtens artikel 6:248 lid 1 BW. Dit kan als de aanvulling uit de wet, gewoonte en redelijkheid & billijkheid voortvloeien, maar niet in de overeenkomst staan. Dit kan een aanvulling van rechten, plichten en bevoegdheden zijn.

 

Een voorbeeld hiervan is de opzegging duurovereenkomst.

HR Latour/De Bruijn.

Een duurovereenkomst is een overeenkomst voor een bepaalde of onbepaalde tijd. Een duurovereenkomst voor bepaalde tijd is in principe niet opzegbaar, tot de bepaalde tijd. Bij een overeenkomst voor onbepaalde tijd kan er niet worden opgezegd, voor altijd. De HR zegt dat er wel kan worden opgezegd, als er een goede zwaarwegende reden is voor opzegging. Partijen hebben niets over de duur geregeld, er is dus een leemte en de HR stelt dat deze leemte kan worden aangevuld, als er een zwaarwegende reden is. Op grond van de redelijkheid en billijkheid ontstaan dan rechten en plichten.

 

Tweede voorbeeld:

Tandarts krijgt een gedetineerde in de stoel. De gedetineerde behoort tot een groep waarbij de kans op HIV besmetting zeer groot is. De tandarts maakt een fout en schiet uit, waardoor hij bloed veroorzaakt bij de patiënt en bij zichzelf. Er is bloed op bloed contact. De tandarts is bezorgt. Hij is bang dat hij mogelijk besmet is met HIV. De tandarts wil weten of de gedetineerde besmet was, voordat hij allerlei preventieve medicijnen gaat innemen. De patiënt wil niet weten of hij besmet is. Belang voor de tandarts is het weten, terwijl het belang van de patiënt het niet weten is. In de overeenkomst tussen de patiënt en de tandarts staat niets over een aids-test. Nu heeft de HR gezegd dat in dit geval, gelet op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid, in de nasleep van de overeenkomst, de tandarts mag verwachten van de patiënt dat hij een aids-test ondergaat en de resultaten mededeelt aan de tandarts. Dit brengen de eisen van de redelijkheid en billijkheid mee als aanvulling van het contract.

 

 

Vaststellen van de inhoud door beperking door de redelijkheid en billijkheid.

Een tussen partijen geldende regel blijft buiten toepassing, omdat wat overeengekomen is wordt beperkt door de redelijkheid en billijkheid. Dit staat in artikel 6:248 lid 2 BW. Het is heel uitzonderlijk dat dit gebeurd. Als bij een overeenkomst die toch tot stand is gekomen, ondanks een wilsontbreken, maar door gerechtvaardigd vertrouwen, dan kan door de strijd met de redelijkheid en billijkheid de overeenkomst buiten spel worden gezet. Dit gebeurt zelden.

 

Toepassing van de beperking door de redelijkheid en billijkheid.

Saladin/ HBU. Overeenkomst kon nog net door de beugel. Nog niet in strijd met redelijkheid en billijkheid.

Pseudo-Vogelpest. Alle vogels moesten worden afgemaakt omdat de verkoper zijn hennen met vogelpest had verkocht aan een koper. Verkoper had exoneratieclausule gesteld dat hij niet aansprakelijk was voor schade. HR zet deze buitenspel, omdat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De schade kon dus wel worden verhaald.

 

Bijzondere toepassing van de beperking door redelijkheid en billijkheid: rechtsverwerking.

Meneer Van den Bos is slachtoffer van een verkeersongeval. Leidt schade, maar Provincial, de verzekeraar, wil niet betalen, omdat zij ontkennen dat er een ongeval was waar de verzekering dekking voor geeft. Bos begint een procedure, maar doet niets meer aan de zaak. Tien jaar later vraagt Provincial een verval van instantie aan bij de rechter. Zij doen een beroep op rechtsverwerking en zij beschouwen de zaak als afgedaan. Bos reageert hier 3 jaar niet op. Hierna stapt hij alsnog naar de rechter. De rechter wijst dit af, omdat Bos bij de ander een gerechtvaardigd vertrouwen had gewekt dat hij het recht had verwerkt en door alsnog te gaan procederen zou Van den Bos Provincial groot nadeel geven. Dit zou in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn.

 

Wijziging van de overeenkomst:

Een overeenkomst kan gewijzigd worden door onvoorziene omstandigheden. Iemand woont in Utrecht, aan een drukke straat. Binnenkort komt de Koning langs in de straat. Het raam in de woning kijkt perfect uit op de straat. De persoon gaat de kamer voor een dag verhuren aan ‘de hoogste bieder’. Er is iemand die daar wel 4000 euro voor wil betalen, om een goed zicht op de koning te hebben. De dag dat de koning langskomt is er een tijdelijke onderhuur. Ineens is de koning erg ziek, en hij zal die dag niet komen. Nu is er wel een huurcontract voor die dag. De huurder wil eronder uit. Dit kan doormiddel van artikel 6:258 BW. Dit is een bijzondere toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW. Er is sprake van een onvoorziene omstandigheid, en dus kan de overeenkomst worden gewijzigd.

 

Rechtsgevolgen van niet-nakoming.

Als een overeenkomst niet wordt nagekomen kan de schuldeiser remedies kiezen. Er zijn er vier:

  1. Opschorting bij wederkerige overeenkomst, artikel 6:52 en 6:262. Schuldenaar doet nog niet wat van hem verwacht wordt, dus ook jij doet niet wat er van jou verwacht wordt. Dit is een opschorting van je hoofdprestatie tegenover een ander. Dit kan zodra de ander een opeisbare vordering niet nakomt.

  2. Veroordeling tot nakoming, artikel 3:296 BW. Dit kan als er een opeisbare vordering is. De rechter legt dan een verplichting op tot nakoming en kan dit afdwingen door bijvoorbeeld een dwangsom. Dit is de hoofdregel in het Nederlands recht.

  3. Ontbinding bij wederkerige overeenkomst, artikel 6:265 BW. Ontbinding doe je pas als je van de overeenkomst af wil. Er moet sprake zijn van een tekortkoming en deze tekortkoming moet de ontbinding wel rechtvaardigen. Er mag alleen worden ontbonden als nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is, of als het wel nog mogelijk is, er sprake is van verzuim.

  4. Schadevergoeding, artikel 6:74. Er moet een tekortkoming zijn, deze moet toerekenbaar zijn en als nakoming nog mogelijk is, moet de ander in verzuim zijn. Ook als de nakoming tijdelijk onmogelijk is, moet er verzuim zijn. Verzuim geldt hier alleen niet bij de blijvende onmogelijkheid. In het arrest HR Brok/Huberts kwam naar voren dat het echt een toerekenbare tekortkoming moest zijn.

 

Toerekenbaarheid moet worden ingevuld door schuld, wet, rechtshandeling en verkeersopvattingen.

 

Voorbeelden:

  1. Heb je recht op een tandartsbehandeling garantie?

Garantie is het zeggen dat elke tekortkoming iemand kan worden toegerekend. Dan ben je dus schadeplichtig geworden. Je gaat naar de tandarts en hebt een gaatje, wat moet worden gedicht. Gebeurt niet, maar recht op nieuwe behandeling bij de tandarts. Dit zou dan een resultaatsverplichting zijn. Echter heeft de tandarts vaker de inspanningsverplichting. Hij zegt dat hij zich zal gedragen als een goede tandarts. Door de inspanningsverplichting wordt beperkt wat de patiënt van de tandarts mag verwachten. Wel verwachten dat de tandarts altijd zijn best zal doen, maar niet dat het resultaat altijd goed is.

 

  1. Het navigatiesysteem dat iemand heeft gekocht blijkt niet de nieuwste software te hebben. Verder is het ook niet het nieuwste model apparaat. De verkoper zegt dat het een wat ouder model is. Als hij dat had geweten, had hij het niet gekocht.

Wat zijn zijn rechten? Wat mocht hij verwachten, conformiteit, artikel 7:17 BW. Als je iets anders mocht verwachten, dan is er een tekortkoming. Als de verkoper de indruk heeft gewekt dat je de nieuwste software hebt gekocht, is dit non conform. Je kan dan eisen extra nakoming, artikel 7:21 BW. Je kan dat de nieuwste software eisen. Echter moet voor ontbinding eerst de kans op nakoming worden gegeven en is ontbinding bij consumentenkoop pas de tweede optie, artikel 7:22 lid 2 BW.

 

  1. De stofzuiger is na vijf maanden al kapot gegaan. Waar heb je recht op?

Je hebt recht op een nieuwe stofzuiger als je kunt aantonen dat de stofzuiger bij de koop al niet goed was. Hiervoor heb je artikel 7:18 lid 2. Als iets binnen zes maanden kapot gaat, wordt vermoed al aanwezig te zijn bij het afleveren. Tegenbewijs is mogelijk. Als dit niet wordt gegeven kan je een nieuwe stofzuiger krijgen, of kan de verkoper zeggen dat hij hem wel repareert. Alleen als de verkoper dit niet doet binnen een redelijk termijn, mag je ontbinden. Let wel op artikel 7:23, de klachtplicht, binnen een redelijk termijn moet nog worden geklaagd als je hebt ontdekt dat er iets mis was. Dit is binnen twee maanden.

 

  1. Door een constructiefout van een frituurpan is bij het uithalen van het mandje iemands rechterhand tegen de binnenpan gekomen. Drie vingers zijn ernstig verbrand. Is er recht op schadevergoeding? En zo ja van wie?

 

Artikel 6:74 en 7:24. Er moet een toerekenbare tekortkoming zijn. Als het gaat om de frituurpan is er dus recht op een nieuwe frituurpan van de verkoper. Als het gaat om letsel schade is het gecompliceerder. Je hebt dan nog wel recht op de schadevergoeding, maar niet van de verkoper. Dan heb je recht op van de producent. Bij productfouten is de producent aansprakelijk en de verkoper indien er is voldaan aan artikel 7:24 lid 2.

Artikel 7:24 lid 2: Indien gebrek als bedoeld in regeling produktenaansprakelijkheid verkoper niet aansprakelijk, tenzij ….

    • hij gebrek kende (of moest kennen);

    • afwezigheid gebrek heeft toegezegd;

    • zaakschade minder dan € 500.

 

 

Kernvak Privaatrecht II week 5

 

Vandaag gaat het over het buiten contractuele aansprakelijkheidsrecht. Het zal alleen gaan over de ‘eigen’ onrechtmatige daad en de vereisten daarvan.

 

De casus van de week.

Het was een zaak tussen de KLM en een piloot. De piloot zegt dat hij ziek thuis was door luchtvervuiling in de cabine van de KLMvliegtuigen. Als een mens wordt blootgesteld aan een grote hoeveelheid schadelijke stoffen kan hij hier door schade lijden. De piloot wordt niet meer arbeidsongeschikt bevonden. De piloot is bang dat als hij weer gaat vliegen, hij weer ziek wordt. Hij eist de KLM dat zij onderzoek gaan doen naar het risico dat het opnieuw vervuild wordt.

De vraag is of er een risico is en hoeveel van deze stoffen er vrij zouden komen. De vraag aan de KLM is, blijven ze zo door vliegen met een kans op de vervuiling of moet er iets gedaan worden zodat dit voorkomen wordt?

 

Achtergrond.

Waar liggen de risico’s? Hiervoor zijn twee hele belangrijke beginselen. De eerste is dat ieder zijn eigen schade draagt, de vrijheid. De tweede is berokken een ander geen schade, de verantwoordelijkheid. De vraag is waar de balans, de grens, ligt tussen deze twee beginselen. Dit varieert van tijd tot tijd.

 

De criteria om deze grens te vinden zijn:

  1. Onrechtmatige daad – 6:162 lid 1 & lid 2. Hiervoor zijn drie categorieën: strijd met een wettelijke plicht, inbreuk op een recht en in strijd met wat het maatschappelijk verkeer betaamt. Aansprakelijkheid is afhankelijk van falend gedrag.
    Het vereist dat een mens of ding niet voldoet aan een geldende rechtsnorm. De grondslag van aansprakelijkheid dient te worden gevonden in de vermijdbaarheid van schade. De Hoge Raad geeft aan onrechtmatig handelen een invulling in het arrest HR Staat/Shell :

Of van zodanig handelen sprake is, hangt – in abstracto – daarvan af of de dader anders gehandeld heeft dan hij had moeten doen teneinde geen schade toe te brengen aan een bepaald belang van een ander dat hij had behoren te ontzien, waartoe dan ook mede is vereist dat hij dat belang kende of had behoren te kennen.”

 

Er is een algemene norm, je mag niet een groter risico in het leven roepen dan redelijkerwijs verantwoord. Maar er zijn een heleboel gevaltypes, en binnen deze gevaltypes kunnen door de jurisprudentie nog andere criteria worden gegeven. Voorbeelden van deze gevaltypes zijn :

  • Ongelukkige samenloop van omstandigheden, als dit is, is er geen onrechtmatige daad.

  • Een sport en spelsituaties, hierbij is er minder snel sprake van een onrechtmatige daad tussen deelnemers van het sport en spel. Tussen deelnemers en organisaties is er juist heel snel aansprakelijkheid.

  • Gevaarzetting, het kelderluik arrest en de kelderluikcriteria. Afwegen aan de kelderluikcriteria of er sprake is van aansprakelijkheid en dus een onrechtmatige daad.

  • Groepsaansprakelijkheid

  • Onrechtmatig overheidsdaad. Door een onrechtmatige handeling van de overheid leidt iemand dan schade. Een voorbeeld hiervan is de Vuurwerkramp Enschede. Doordat de vuurwerkfabriek midden in een woonwijk stond, kon deze ramp gebeuren. Als dit op een afgelegen gebied zou zijn gebouwd, zou er niet zoveel schade zijn geweest

  • Zuiver nalaten, dit is bijvoorbeeld niet waarschuwen

  • Staking.

  • Onrechtmatige uitingen. Een voorbeeld kan worden gegeven met de uitspraken van Geert Wilders.

  • Privacy-schending

  • Hinder. Als het hinder is, is het dan ook onrechtmatige hinder?

  • Ongeoorloofde mededinging.

  • Milieuaansprakelijkheid

  • Beroepsaansprakelijkheid

  • Discriminatie

  • Misleidende reclame

  • Productaansprakelijkheid

  • Verkeersongevallen

  • Arbeidsongevallen & beroepsziekten.

 

  1. Toerekenbaarheid – 6:162 lid 1 & lid 3. Artikel 6:162 lid 3 geeft drie gronden voor toerekenbaarheid. Iets kan toerekenbaar zijn door schuld, wet en verkeersopvattingen. De toerekeningsgrond van rechtshandeling gaat in het buiten contractuele aansprakelijkheidsrecht niet op. Het komt niet vaak voor dat iets wel onrechtmatig is, maar niet kan worden toegerekend. Je moet ze wel langslopen, maar het is meestal wel toerekenbaar.

Voor het arrest Meppelse Ree stond het nog niet in de wet dat iets ook kon worden toegerekend door verkeersopvatting. De HR wees de toerekenbaarheid toe krachtens schuld, wat we nu zouden doen door verkeersopvatting.

 

  1. Schade – 6:162 lid 1 & afd. 6.1.10(volgende weken)

  2. Causaal verband – 6:162 lid 1 & 6:98(volgende weken)

 

  1. Relativiteit – 6:163. Gedrag dient onrechtmatig te zijn tegenover deze benadeelde. De schade, zoals de benadeelde die heeft geleden, moet onder de bescherming van de geschonden norm vallen. Er kan dus wel een causaal verband zijn tussen de schade en de onrechtmatige daad, die toerekenbaar was, maar deze schade kan niet onder de norm vallen. Dan kan de schade niet verhaald worden. De relativiteit is een instrument wat ingezet wordt, om het moeilijker te maken om schade te kunnen verhalen.

 

Het belang van het aansprakelijkheidsrecht.

Moet het aansprakelijkheidsrecht worden ingezet, of iets anders? Er wordt heel veel schade geleden, maar heel veel schade wordt ook al vergoed en gedekt door een verzekering. Dit beïnvloed ook de vraag, waar je de grens legt. De Hoge Raad legt vaak bij overheidsaansprakelijkheid de grens anders dan bij zaken waar de overheid niet bij betrokken is. Dit is logisch want anders wordt uiteindelijk de burger getroffen, omdat het geld betaald door belastinggeld. Als de overheid te vaak aansprakelijk wordt gesteld, zouden de belastingen omhoog moeten.

 

Wat veel beter is dan schade vergoeden is schade voorkomen. Kwalitatief is het aansprakelijkheidsrecht erg belangrijk. Het is een goed instrument om schade te verhalen. Maar soms zijn andere instrumenten, zoals de verzekeringen een beter instrument. Het is ook geen perfect instrument, want het is alleen het verplaatsen van de schade. De schadelast wordt verplaatst van slachtoffer tot dader. Het beste zou zijn als de schade zou zijn voorkomen.

Kwantitatief belang is het enorm. Er wordt heel veel schade geleden en er worden heel veel fouten begaan. Dit leidt tot enorme schade. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • Ongeveer 30 % van de Nederlandse bevolking
    ( > 12 jaar) rookt. Rokers leven gemiddeld 13 tot 14 jaren korter.

  • 51 % van de volwassen mannen, 42 % van de volwassen vrouwen, 14,5 % van de jongens en 17,5 % van de meisjes lijdt aan overgewicht. 10 % lijdt aan obesitas (NL).

  • Ongeveer 14 miljoen EU kinderen lijden aan overgewicht, waarvan 3 miljoen aan obesitas.

  • Tussen 2011 en 2015 zullen in Groot-Brittannië jaarlijks tussen de 1.950 en 2.450 mensen sterven aan mesothelioom als gevolg van blootstelling aan asbest;

  • In Nederland sterven jaarlijks ongeveer 400 mensen aan mesothelioom.

 

Hiervan is bekend dat deze schade wordt geleden. Er is natuurlijk ook heel veel schade waar het nog niet van bekend is waarvan het wordt geleden. Deze wel bekende schade wordt geprobeerd te verhalen. Dit zie je aan de strijd tegen gezondheidsbedreigende producten zoals strijd tegen de asbestindustrie, tabaksindustrie, alcoholindustrie, junkfood industrie en de vuurwapenindustrie.

 

De waarschuwingsplicht is een instrument waarmee geprobeerd kan worden om schade te voorkomen. De waarschuwingsplicht is een zorgplicht die in bepaalde gevallen op bepaalde personen of organisaties rust om te trachten te voorkomen dat een ander schade ondervindt. De waarschuwingsplicht staat steeds meer onder druk. Het kan te ver gaan als je te snel en te veel op de aansprakelijkheid gaat concentreren.

 

HR Waterschap/Royal

Waarschuwen is niet steeds noodzakelijk, met name niet wanneer het gevaar ook voor de niet steeds oplettende en voorzichtige persoon onmiddellijk kenbaar is.

 

HR Jetblast

Wel waarschuwen vrijwaart niet steeds voor aansprakelijkheid. Als er wel wordt gewaarschuwd, maar het is zo duidelijk dat niet naar je waarschuwing geluisterd gaat worden, dan ben je alsnog aansprakelijk.

 

Hoe ontwikkelt zich een claim.

Het is een geleidelijk proces. Claims komen met golfbewegingen. Belangrijk is de publieke opinie. Als je de publieke opinie mee hebt, dan wordt de claim vaker toegewezen.

Het is echter heel moeilijk om te bepalen waar de grens ligt voor het claimen. De rol van de media is enorm. Je moet zien wat je moet zien. Je moet niet bang zijn voor de claimcultuur, als er een mogelijkheid tot claimen is, moet je dit doen.

De kansen van het aansprakelijkheidsrecht moeten worden benut. Kort samengevat zijn de functies, en dus de kansen, van het aansprakelijkheidsrecht compensatie (verplaatsen van risico), preventie (schadevoorkoming), kostenspreiding, genoegdoening en handhaving van rechten

 

Casus van de week.

Soms moet er opzoek worden gegaan naar andere mogelijkheden dan schadevergoeding. De vordering van de piloot tot het doen van onderzoek werd wel toegewezen, zijn vordering tot doorbetalen van loon niet. KLM moest van de rechter onderzoeken hoeveel blootstelling er was en hoe groot het risico was. Uiteindelijk bleek dit enorm mee te vallen, het onderzoek viel voor KLM positief uit en dit is ook voor de consument beter. Toekomstige schade werd door dit onderzoek voorkomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kernvak Privaatrecht II week 6

 

Ook deze week gaat het weer over de buitencontractuele aansprakelijkheid, namelijk over de kwalitatieve aansprakelijkheid.

 

Casus van de week.

Het speelde zich af in de zomer van 2003. Het was een hele warme zomer. Dijken drogen uit hierdoor. De dijk Wilnis was zo zeer opgedroogd, dat hij kapot ging en water toeliet. Het water schoof 7 meter land inwaarts. Achter deze dijk lag een woonwijk, en deze mensen moesten worden geëvacueerd. Zij hebben hierdoor schade geleden en wilden dit verhalen. De gemeente heeft een deel hiervan betaald, maar vond dat de waterschappen aansprakelijk waren en de rest van de schade moesten betalen.

Kwalitatieve aansprakelijkheden deze week:

  1. Algemeen deel

  2. Aansprakelijkheid voor gedragingen van anderen

  3. Aansprakelijkheid voor gebrekkige en of gevaarlijke zaken

  4. Eigen schuld in het verkeer.

 

De kwalitatieve aansprakelijkheid in het algemeen.

Dit is iets anders dan de aansprakelijkheid voor eigen gedrag. Je wordt aansprakelijk gesteld voor iets wat je zelf niet heb veroorzaakt. Je eigen gedraging speelt geen rol. Je bent uit je kwaliteit aansprakelijk. Een ouder is bijvoorbeeld aansprakelijk voor de gedragingen van hun kind. Dit is ook wel de risicoaansprakelijkheid. Voor gedragingen van anderen staat de risicoaansprakelijkheid in artikel 6:169-172 BW. Voor gebrekkige en/of gevaarlijke zaken is dit o.a. in de artikelen 6:173, 6:174, 6:179, 6:185 & 185 WVW te vinden.

De aard van de kwalitatieve aansprakelijkheid is buitencontractueel. Je bent aansprakelijk ten opzichte van een derde. Er moet een goede reden zijn om hem aansprakelijk te stellen.

 

Er moet weer een afweging worden gemaakt tussen de beginselen van ‘ieder draagt zijn eigen schade’ en ‘berokken een ander geen schade.’

Er moet kennelijk een behoefte zijn om een ander aansprakelijk te stellen dan de dader. Dit is vaak omdat de persoon in een bepaalde kwaliteit meer draagkracht heeft en meer vermogen. Dit hoeft niet per se in plaats van de dader, maar kan ernaast.

 

Argumenten voor het bestaan van kwalitatieve aansprakelijkheden zijn gelegen in de bijzondere betrekking waarin de aansprakelijke persoon staat tot hetgeen waarvoor hij aansprakelijk is en waarvan hij voordeel geniet, in het feit dat hij met hetgeen waarvoor hij aansprakelijk is zijn actieradius vergroot terwijl het risico van schade toeneemt en in het feit dat het voor de hand ligt dat hij zich tegen deze aansprakelijkheid verzekert.

De overkoepelende grond is het vrijwillig uitbreiden actieradius. Door iets wat je doet neemt je invloed, maar ook het gevaar wat je hierdoor in het leven roept toe in de samenleving. Er is een eenzijdige verhoging van risico. Hiervan heb je profijt, dit kan financieel en emotioneel zijn en hierdoor krijg je meer zeggenschap en invloed. Er is eenheid van onderneming.

 

De afweging voor wel of geen aansprakelijkheid wordt gemaakt op grond van de rechtsverhouding, met persoon of een zaak, en op grond van de vereisten voor aansprakelijkheid. Er moet sprake zijn van een fout, een gebrek of een gevaar.

Bij risicoaansprakelijkheid ben je niet ‘aansprakelijk zonder schuld’ en ook niet ‘aansprakelijk zonder onrechtmatigheid’. Met het risicobeginsel bevinden we ons op het terrein van de onrechtmatigheid. Alleen heeft iemand anders dan degene die aangesproken wordt de fout niet begaan.

 

Het verschil tussen risico- & foutaansprakelijkheid

Bij de aansprakelijkheid ingevolge art. 6:162 BW wordt de onrechtmatigheid beoordeeld aan de hand van het gedrag van de aansprakelijke persoon, terwijl dit bij de risicoaansprakelijkheden geschiedt aan de hand van ofwel het gedrag van de persoon voor wie aansprakelijkheid bestaat ofwel het ‘gedrag’, de constellatie van de zaak waarvoor aansprakelijkheid bestaat.

 

De verwezenlijking van het risico wat je in het leven hebt geroepen vestigt dan de aansprakelijkheid. Risicoaansprakelijkheid komt meestal naast de foutaansprakelijkheid. Er is sprake van een cumulatieve aansprakelijkheid. Het is vaak de tweede persoon aan wie je de rekening kan presenteren.

 

Aansprakelijkheid is altijd afhankelijk van falend gedrag. Het vereist dat een mens of ding niet voldoet aan een geldende rechtsnorm. De grondslag van aansprakelijkheid dient te worden gevonden in de vermijdbaarheid van schade. Dingen die onvermijdbaar zijn, dus gewoon pech, blijven voor eigen rekening.

 

Casus van de week:

Het hof had de gemeente gelijk gegeven en de waterschappen veroordeeld. De HR heeft dit vernietigd. De strijd in deze zaak was of de dijk wel of niet gebrekkig was. De HR oordeelde dat het vermoeden er wel was dat de dijk gebrekkig was. Echter was dit alleen als in de wetenschap bekend was dat een dijk die uitdroogt water doorlaat. Als ze hadden moeten weten dat dit zou was, maar dit niet wisten, waren ze op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk. De waterschappen moeten aantonen dat zij niet wisten en ook niet hadden kunnen en moeten weten dat de dijk gebrekkig was. Als dit niet zo was, hadden ze het niet kunnen vermijden en waren ze dus niet aansprakelijk.

 

Aansprakelijkheid voor gedragingen van anderen (6:169-6:172 BW)

  • Aansprakelijkheid voor kinderen (6:169 BW). Voor kinderen onder de 14 zijn ouders aansprakelijk. Voor kinderen van 14 en 15 zijn ouders soms aansprakelijk.

  • Aansprakelijkheid voor werknemers (6:170 BW). Let op het verschil tussen lid 1 en lid 2. Als je een professionele werkgever bent ben je heel snel aansprakelijk. Huur je als natuurlijk persoon iemand in, dan ben je dit minder snel. Zie hiervoor het arrest HR Groot Kievitsdal. Er was hier een barbecue in een hal als bedrijfsuitje en de werknemers hebben toen olielampjes op de barbecue gegooid, waardoor de hal afbrandde. Dit was niet in de uitoefening van het beroep. In de ogen van de HR was er voldoende functioneel verband en kon aansprakelijkheid wel worden aangenomen, artikel 170 lid 1

  • Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikte hulppersonen (6:171 BW)

  • Aansprakelijkheid voor vertegenwoordigers (6:172 BW). Als een tussenpersoon een fout begaat, ben jij hiervoor net zo aansprakelijk als dat het je eigen fout zou zijn.

 

Aansprakelijkheid voor zaken, opstallen, dieren, producten (6:173 e.v. BW)

  • Aansprakelijkheid voor gebrekkig zaken (6:173 BW). Als je bijvoorbeeld weet dat je fiets geen remmen heeft, en je leent deze fiets uit aan een andere persoon, die hier een ongeluk mee krijgt, dan ben jij als bezitter aansprakelijk.

  • Aansprakelijkheid voor opstallen (6:174 BW). Opstallen zijn dingen die met de grond verenigd zijn. Ben je bezitter en gaat er iets fout dan ben je aansprakelijk

  • Aansprakelijkheid voor dieren (6:179 BW). Dit kan zijn als een hond bijvoorbeeld iemand bijt. De baas, de bezitter, is dan verantwoordelijk voor de schade.

  • Aansprakelijkheid voor gebrekkige producten (6:185 BW). Dit gaat niet meer over de bezitter, maar over de producent. Als de producent een gebrekkig product op de markt brengt, is hij hier voor aansprakelijk.

  • Aansprakelijkheid voor motorrijtuigen (185 WVW)

 

De aansprakelijke persoon moet gemakkelijk traceerbaar zijn. Dit geldt ook voor de aansprakelijkheid voor personen. Ook hier moet er een link zijn tussen het gebrek en de mate van onrechtmatigheid. Let wel goed op, op de tenzij clausules in de artikelen.

 

HR 8 oktober 2010, NJ 2011, 465 (hangmatzaak)

Een vrouw lag in een hangmat. Deze hangmat was vastgeknoopt aan een paal. Deze paal was duurzaam met de grond verenigd, dus was een opstal. De paal klapte en viel op de vrouw, hierdoor kreeg zij een dwarslaesie. De vrouw was medebezitter van de opstal, samen met haar man. De vrouw sprak haar man aan op zijn kwalitatieve aansprakelijkheid. Dit deed zij met het oog op de verzekering van haar man. De HR oordeelde dat de vrouw haar medebezitter voor maximaal de helft aansprakelijk mocht stellen. Ook een medebezitter is dus ten opzichte van een andere medebezitter aansprakelijk.

 

Verkeersaansprakelijkheid

In de Wegenverkeerswet staat een regeling voor als je als gemotoriseerde schade toebrengt aan een ongemotoriseerde, artikel 185 WVW. De criteria uit 185 WVW zijn:

- een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval

- schade toegebracht aan niet-gemotoriseerde weggebruikers

- eigenaar of houder van het voertuig is in dat geval verplicht die schade te vergoeden, behoudens het geval van overmacht

 

Van overmacht ex artikel 185 WVW is nooit sprake bij slachtoffers onder 14 jaar, tenzij opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van het slachtoffer, zie HR De Backer/Van Uitregt (1991). Een meisje kwam hier zonder te kijken van een uitrit af gereden. Er kwam een auto met 65 km/u aangereden, waar hij 80 km/u mocht rijden, die het meisje raakte. Toch was er geen sprake van overmacht, omdat er geen opzet bij het meisje was en ook niet van aan opzet grenzende roekeloosheid. Het was alleen dom van het meisje dat zij niet keek. De automobilist was dus wel aansprakelijk, hij had dit op een of andere manier moeten voorkomen.

 

Bij slachtoffers van 14 jaar en ouder is sprake van overmacht als er ‘rechtens geen enkel verwijt’ kan worden gemaakt. Dit is als er fouten door een ander werden gemaakt die voor de gemotoriseerde zo onwaarschijnlijk waren dat hij bij zijn rijgedrag met deze mogelijkheid geen rekening hoefde te houden. Zie HR Staat/Royal Nederland. Het ging hier om een bus, waar een fietser tegenaan reed. De fietser reed door rood, terwijl de bus 30 km/u reed. Dit ongeval werd eigenlijk dus veroorzaakt door de fietser en de buschauffeur had dit niet kunnen vermijden. Er was hier dus sprake van overmacht.

 

De achtergrond van artikel 185 WVW.

Dit artikel is in het leven geroepen omdat er behoefte is aan bescherming van slachtoffers in het verkeer. Er was namelijk sprake van een toename van verkeersongevallen en bewijsproblemen voor het slachtoffer. Als gemotoriseerde heb je profijt dat je zo’n voertuig hebt, maar zet je hiermee wel gevaar. Ook is een verzekering in het verkeer verplicht, artikel. 2 WAM, en is een gemotoriseerde vaak draagkrachtig.

 

Omvang van de aansprakelijkheid.

Nadat je hebt vastgesteld dat er sprake is van aansprakelijkheid, moet je kijken naar de omvang van de aansprakelijkheid, de zogenaamde eigen schuld, artikel 6:101 BW.

Gekeken moet worden of ook omstandigheden die aan het slachtoffer kunnen worden toegerekend in causaal verband staan met de schade. Als dit zo is moet er een schadedeling naar causaliteit worden gemaakt. Dit is de veroorzakingswaarschijnlijkheid. Hierna kan er nog een eventuele billijkheidscorrectie worden toegepast. Dit is te vinden in artikel 6:101 BW.

Bij de toepassing van artikel 6:101 BW dienen dus vier stappen te worden onderscheiden:

1. Causaal verband

2. Toerekenbaarheid, ook het slachtoffer heeft aan de schade meegewerkt.

3. Causaliteitsmaatstaf, hierbij moet gekeken worden wie het grootste risico in het leven

heeft geroepen en wordt aan de hand hiervan een verdeling

gemaakt.

4. Billijkheidscorrectie

 

De eigen schuld kan zijn voor eigen foutief gedrag, voor andermans fouten, de zogenaamde kwalitatieve eigen schuld en voor andere omstandigheden dan menselijk falen, dit is de reflexwerking.

 

Tweeledige verdelingsmaatstaf

De verdelingsmaatstaf wordt bekeken vanuit een causaliteitsmaatstaf met hierna een billijkheidscorrectie. Zoals het rechtvaardig is, dat hij die zichzelf schade berokkent, deze zelf moet dragen, en het rechtvaardig is, dat degene die onrechtmatig een ander schade berokkent, deze moet vergoeden, zo is het ook rechtvaardig, dat waar de schade is terug te voeren op toedoen van benadeelde én dader, de schadelast over beiden wordt verdeeld.

 

Billijkheidscorrectie in het verkeer

Er is door de HR een gestandaardiseerde billijkheidscorrectie bij niet-verzekerd

ongemotoriseerd slachtoffer ingesteld. Bij slachtoffers onder 14 jaar is het ondanks eigen

schuld, krijgen zij toch volledige vergoeding tenzij er sprake is van opzet of daaraan

grenzende roekeloosheid. Dit is de zogenaamde 100 procent regel, HR Ingrid Kolkman

(1990)

Bij slachtoffers 14 jaar en ouder krijgen tenminste 50%, tenzij opzet/daaraan grenzende roekeloosheid , zie HR Anja Kellenaers (1993)

 

Is het slachtoffer verzekerd, dan hoeft de billijkheidscorrectie niet te worden toegepast.

 

Als een gemotoriseerde schade claimt van een ongemotoriseerde kun je je niet direct op 185 WVW beroepen. Hij kan dit wel doen op grond van artikel 6:162 BW. Meestal kan hij zich ook beroepen op de eigen schuld uit artikel 6:101 BW, waaronder dan ook de reflexwerking van artikel 185 WVW.

 

Er volgt dan een volledige vergoeding in het geval dat het slachtoffer ‘rechtens geen enkel verwijt’ te maken valt. De gevaarzetting kan de gemotoriseerde wel als ‘eigen schuld’ worden toegerekend. Meestal zal er aan beide kanten eigen schuld zijn en zal de 100% en 50% regel niet van toepassing zijn, maar zie HR Chan a Hung/Maalsté

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kernvak Privaatrecht II week 7

 

Casus van de week: HR Nationale Nederlanden/Moeder& zoon.

Dit arrest ging over de geboorte van een kind met ernstig hersenletsel. Het kind had na de geboorte een longaandoening, waardoor een gebrek aan zuurstof voor ernstig hersenletsel gezorgd heeft. De moeder stelt dat dit komt door een verkeersongeluk. Toen de moeder zwanger was is zij aangereden door een automobilist. De vraag is of er een causaal verband is tussen het ongeluk en de schade aan het kind. De vrouw gaat naar de rechter toe en claimt schadevergoeding van de automobilist. De advocaat van de automobilist erkent de schade, het hersenletsel, als gevolg van het ongeluk niet. De rechter laat zich informeren door deskundigen. De vraag is hier of de automobilist wel of niet aansprakelijk is.

 

Casus 2: Ongewenste zwangerschap

Een zwangerschap kan ontstaan door een fout van een arts. Er was een vrouw die een operatie nodig had, en haar spiraaltje moest eruit worden gehaald en zou teruggeplaatst worden. Dit is niet gebeurd, dus de vrouw is zwanger geraakt. Hierdoor lijdt zij vermogensschade. Een kind kost namelijk een hoop geld. De vraag is hoeveel en welke schade er door de niet goed presterende arts moet worden vergoed, en dus of ook de opvoedingskosten voor het kind vergoed moeten worden.

 

Schadevergoeding, afdeling 6.1.10 BW.

Afdeling 6.1.10 BW is uitsluitend van toepassing op alle wettelijke verplichtingen
tot schadevergoeding.

 

De vijf vereisten voor de onrechtmatige daad zijn: de onrechtmatige daad, de toerekenbaarheid, schade, causaal verband en de relativiteit. Ook bij een wanprestatie zijn schade en causaal verband van belang. Deze week worden het causaal verband en de schade daarom verder behandeld. De schade en het causaal verband zijn beide van toepassing op zowel het contractuele als buitencontractuele schadevergoedingsplichten.

De opdracht van het schadevergoedingsrecht is de lijdende partij zoveel mogelijk brengen in de situatie waarin deze zonder de normschending vermoedelijk zou hebben verkeerd. Dit vergt een vergelijking tussen de situatie na de normschending en de situatie zoals die er zonder de normschending zou zijn geweest.

 

Gekeken moet worden wat een adequate reactie van het recht is op de wijziging in de positie van de benadeelde die het gevolg is van een normschending door de dader. Gekeken moet worden wat een redelijke herstelmaatregel is en wat er dan nog resteert dat compensatie verdient.

 

Het uitgangspunt van schadevergoeding is volledige schadevergoeding. Dit wordt echter begrensd door de leerstukken van causaliteit (6:98); voordeelstoerekening (6:100), dit betekent dat als een bepaalde wanprestatie naast het nadeel ook voordeel oplevert, dit dan wordt afgetrokken van het nadeel; eigen schuld (6:101, als je zelf ook hebt bijgedragen aan het ontstaan van de schade, dan krijg je niet alles vergoed; matiging (6:109), dit is een bevoegdheid van de rechter om iets minder op te leggen; limitering (6:110), de wetgever mag bepalen dat in bepaalde gevallen schade niet volledig wordt vergoed, maar een bepaald maximum.

Causaal verband

Causaliteit bestaat uit twee stappen. Allereerst is er de beperking via het vereiste van sine qua non. Dit houdt in dat als de gedraging niet was begaan, er ook geen schade zou zijn geleden. Er is nog een tweede normatieve toets nodig om de omvangrijke kring van gevolgen in te perken. Dit is de toerekenbaarheid naar redelijkheid, artikel 6:98. Gekeken moet worden naar de omstandigheden van het geval. De belangrijkste zijn de aard van de aansprakelijkheid, aard van de schade, aard van de geschonden norm, de voorzienbaarheid en de lengte van de keten.

 

HR Des-dochters

Dit arrest heeft gezorgd voor de toepassing van artikel 6:99 BW. In dit arrest ging het om vrouwen die zwanger waren en aanbevolen kregen van hun artsen om des te slikken tegen vroeggeboortes en miskramen. Dit had echter een hoop nadelen ook bleek later. De dochters van de moeders die des slikten hadden een verhoogde kans op kanker. Deze schade wilden de moeders verhalen. In dit arrest is de vraag behandeld of de des-fabrikanten wel of niet aansprakelijk waren voor deze schade. Echter was de claim gericht tegen alle fabrikanten die des fabriceerden en het slachtoffer moest bewijzen dat de pil waarvan ze ziek werden door die bepaalde fabrikant was gemaakt. Maar de rechter gebruikt in dit geval artikel 6:99 BW. Als onzeker is welke fabrikant het precies gedaan heeft, maar het wel zeker is dat de fabrikant des op de markt heeft gebracht, zijn ze in ieder geval allemaal hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Je kunt bij iedere fabrikant aankloppen om je schade te laten vergoeden.

 

De hoofdregel is dat de bewijslast voor een causaal verband ligt bij het slachtoffer. Soms kan echter de omkeringsregel worden toegepast. Deze draait de bewijslast om. Deze omkeringsregel kan worden toegepast indien er een norm is geschonden die tegen een specifiek gevaar beschermt, en dat gevaar zich vervolgens heeft verwezenlijkt, is het causaal verband tussen de normschending en het ongeval gegeven behoudens tegenbewijs. De dader moet dan bewijzen dat er geen causaal verband bestaat.

Het aantonen van de toedracht van het ongeval en de oorzaken van de schade is van cruciaal belang: als de toedracht en oorzaken onduidelijk blijven, zal de omkeringsregel buiten toepassing moet blijven omdat dan niet gebleken is welk specifiek gevaar zich heeft verwezenlijkt. De norm moet namelijk een specifieke bescherming bieden en moet aansluiten op wat er is voorgevallen, te weten het verwezenlijkte gevaar.

Proportionele aansprakelijkheid

In geval van onzeker causaal verband kan de dader verplicht worden tot vergoeding van de gehele schade met vermindering van de vergoedingsplicht in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin de aan de benadeelde toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, zie hiervoor ook HR Nefalit/Karamus. In die zaak kwam eruit dat de werkgever voor 55% aansprakelijk was voor het krijgen van longkanker van zijn werknemers. Het is een leerstuk uit de jurisprudentie.

 

Onzekerheden.

Als er sprake is van onzeker daderschap, als dus onzeker is welke dader schade heeft veroorzaakt of hoeveel schade door wie is veroorzaakt. Dan is er de hoofdelijke aansprakelijkheid.

Als er sprake is van een onzekere conditio sine qua non, dus als onzeker is of schade is veroorzaakt door aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis of door omstandigheden in de risicosfeer van het slachtoffer, dan wel een combinatie van beide. Dan is er de proportionele aansprakelijkheid.

 

Is er een kans verloren gegaan, maar als onzeker is wat de waarde is van de verloren kans, dan moet worden begroot en moet de verloren kans worden gecompenseerd.

 

Eigen schuld

Ook de eigen schuld, vorige week besproken, is te vinden in dezelfde afdeling als de schadevergoeding. Bij de toepassing van artikel 6:101 BW dienen vier stappen te worden onderscheiden:

  1. Causaal verband

  2. Toerekenbaarheid.

  3. Causaliteitsmaatstaf

  4. Billijkheidscorrectie

 

Het is eigen schuld aan het ontstaan of aan de omvang van de schade.

 

Schadesoorten.

Schade bestaat uit materiële schade en immateriële schade. Materiële schade wordt altijd vergoed, artikel 6:95 BW. Immateriële schadevergoeding, smartengeld is te vinden in artikel 6:106 BW. Dit krijg je als er oogmerk is zodanig nadeel toe te brengen, bij lichamelijk letsel, als je in eer of goede naam geschaad bent, aantasting in de persoon en als er sprake is van aantasting in de nagedachtenis.

 

Schadevergoeding voor derden.

Vaak lijdt men immateriële schade zonder dat het je zelf persoonlijk toegebracht wordt. Dit wordt in beginsel niet vergoed. Als dit wel zo is, moet het te vinden zijn in de wet. Dan zou dit te vinden zijn in de artikelen 6:107, 6:107a en 6:108. Dit is verplaatste schade. In Nederland krijgt men geen affectieschade vergoed.

 

 

Kernvak Privaatrecht II week 8

Casuscollege

 

Vraag 1

 

Piet Vissers, eigenaar van een gloednieuwe caravan, haalt zijn broer Jan over om zijn (Piet’s) caravan ook eens te proberen. Piet hoopt dat Jan zo enthousiast zal worden dat ook hij een caravan zal aanschaffen en dat zij en hun gezinnen er in de nabije toekomst samen op uit zullen trekken.

Omdat Jan geen enkele ervaring heeft met het rijden met een caravan, besluit hij om samen met zijn vrouw Rietje eerst eens een lang weekend naar een camping in Zeeland te gaan.

Alles staat klaar; de door Piet uitgeleende caravan is aangekoppeld aan de auto van Jan. Jan zit achter het stuur en Rietje zit naast hem. Jan manoeuvreert met auto en caravan achteruit zijn afrit af teneinde op de openbare weg te komen.

De altijd behulpzame buurman Gert staat klaar op de weg om aanwijzingen te geven, maar vergeet daarbij op het verkeer te letten. Op dat moment komt de heer Groen in zijn jeep aanrijden; de heer Groen heeft zijn mobiele telefoon in de hand en is aan het telefoneren. Hij rijdt ongeveer 40 km per uur. Gert ziet de jeep niet aankomen en een aanrijding is onvermijdelijk. Gert loopt daarbij een gecompliceerde breuk aan zijn rechterbeen op.

Een fractie van een seconde later rijdt Jan de openbare weg op. De jeep ramt de achterkant van de caravan, waardoor een deuk in de caravan ontstaat en blikschade aan de jeep. Rietje heeft na de aanrijding last van haar nek. Een week nadien blijkt, uit onderzoek in het ziekenhuis, dat zij door de aanrijding een nekwervelblessure heeft opgelopen.

 

Van belang bij deze casus:

De toedracht:

Piet leent zijn caravan uit aan Jan. Gert helpt Piet bij het achteruit de weg oprijden. De jeep van de bellende Groen raakt Gert en de caravan. Rietje zit naast Jan in de auto.

 

De schadeposten:

Gert: Beenbreuk (Is Groen aansprakelijk?)

Rietje: Nekwervelblessure (Is Jan aansprakelijk?)

Groen: Blikschade (Is hier reflexwerking van artikel 185 WVW jegens Jan?)

Piet: Schade aan de caravan (Is Jan aansprakelijk?)

 

Rechtsgronden voor het vergoeden van schade, dus voor aansprakelijkheid:

  1. Wanprestatie, artikel 6:74 BW

  2. Onrechtmatige daad, artikel 6:162 BW

  3. Risicoaansprakelijkheid, zoals bij gemotoriseerde artikel 185 WVW

  4. Risicoaansprakelijkheid, kwalitatieve aansprakelijkheden voor o.a. ouders, werkgevers en bezitters, artikel 6:169 e.v.

  5. Productaansprakelijkheid, artikel 6:185 BW

 

  1. Is Groen aansprakelijk voor de schade die Gert lijdt, en - zo ja - dient hij in dat geval alle schade te vergoeden?

 

Allereerst de vestiging van de aansprakelijkheid:

Groen is een gemotoriseerde, die een ongemotoriseerde aanrijdt. Hierdoor is artikel 185 WVW van toepassing. De vraag is of er aansprakelijkheid is. Dit is er in beginsel wel, namelijk risicoaansprakelijkheid van de gemotoriseerde. Hij is risicoaansprakelijk, tenzij er sprake is van overmacht. Het slachtoffer is hier 14 jaar of ouder. Er moet dan aan de gemotoriseerde rechtens geen enkel verwijt kunnen worden gemaakt aan de automobilist. De automobilist Groen zit in de auto te bellen. Hem kan rechtens dus wel een verwijt worden gemaakt, dus Groen is aansprakelijk.

Nu hij aansprakelijk is, hoe groot is dan de omvang van de aansprakelijkheid.

 

Hiervoor moet gekeken worden in artikel 6:95 e.v. Hier moet in artikel 6:101 BW worden gekeken. De vraag is of Gert eigen schuld heeft. Nu sprake is van een fout van Gert (het op de weg gaan staan om aanwijzingen te geven, zonder hierbij op het overige verkeer te letten), Gert ouder is dan 14 jaar, en opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid niet aannemelijk is, volgt uit de arresten IZA/Vrerink en Anja/Kellenaers dat Groen op basis van de billijkheid tenminste 50% van de schade van Gert moet vergoeden. Deze 50% regel geldt niet als er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Hiervan is in casu geen sprake. Een hogere vergoedingsplicht kan worden gebaseerd op een causaliteitsafweging en een extra billijkheidscorrectie. Mogelijk leidt het feit dat Groen zat te bellen, voor Groen tot een hogere schadevergoedingsplicht dan 50%, bijvoorbeeld 65%. In het arrest Chang a Hung is alles samengevat, in r.o. 3.6. Op de toets moeten wel de oorspronkelijke arresten worden genoemd, dus Iza/Vrerinkg en Anja/Kellenaers.

 

 

  1. Is Jan aansprakelijk voor de schade die Rietje lijdt?

 

De rechtsgrond voor deze aansprakelijkheid kan niet 185 WVW zijn. Deze geldt alleen voor niet door het motorrijtuig vervoerde personen, Rietje zit wel in het voertuig, dus dit gaat niet op. Het zou een onrechtmatige daad kunnen zijn, artikel 6:162 BW. Er is een onrechtmatige daad, als bestuurder van een auto kan van hem worden verlangd dat hij ook zelf het verkeer in de gaten houdt en niet volledig afgaat op de aanwijzingen van Gert. Hij heeft jegens Rietje dus onrechtmatig gehandeld, want hij heeft jegens haar onzorgvuldig gehandeld (6:162 lid 2). Het kan hem worden toegerekend op grond van schuld, artikel 6:162 lid 3 BW. Er is schade, een nekwervelblessure en voldoende causaal verband, want als Jan beter had opgelet, dan zou Rietje geen last van haar nek hebben gekregen. Aan het relativiteitsvereiste is voldaan want er is jegens Rietje onzorgvuldig gehandeld, hier zit de relativiteit bij inbegrepen.

 

 

  1. Voor de door hem (Groen) geleden schade stelt Groen Jan aansprakelijk. Is in het kader van de vraag of Jan tot betaling van deze schade is gehouden, de reflexwerking van art. 185 WVW van belang?

 

De reflexwerking van art. 185 WVW geldt alleen maar als een gemotoriseerde zijn schade vergoed wil krijgen van een ongemotoriseerde. De bestuurder Groen stelt echter een vordering ex art. 6:162 in tegen Jan, die ten tijde van het ongeluk ook gemotoriseerd was. De reflexwerking is voor deze kwestie dus niet van belang.

 

 

  1. Is Jan aansprakelijk voor de schade van Piet?

 

Piet heeft zijn caravan uitgeleend aan Jan. Er is dus sprake van een overeenkomst. Bij bruikleen moet je dat wat je geleend hebt in goede staat teruggeven. Hier zou sprake kunnen zijn van aansprakelijkheid door wanprestatie, artikel 6:74. Er is een tekortkoming, hij geeft de caravan terug met deuken, en niet in de staat hoe hij hem kreeg. Teruggeven in die staat lukt hem niet, dus hij schiet tekort in deze verplichting. Er is dus schade aan de caravan. Er is voldoende causaal verband. De tekortkoming kan hem worden toegerekend op grond van schuld. Verzuim van Jan is niet nodig, nu behoorlijk nakomen onmogelijk is geworden. Op grond van art. 6:74 BW is Jan derhalve aansprakelijk voor de schade van Piet.

 

Met enige vertraging vertrekken Jan en Rietje alsnog, maar op hun tocht rust geen zegen. De camping in Zeeland wordt weliswaar zonder oponthoud bereikt en Jan slaagt erin de caravan op de door de campingbeheerder aangewezen plaats neer te zetten, maar de volgende ochtend valt het klapraam van de caravan boven op de vingers van Jan. Hij loopt ernstig letselschade aan zijn rechterhand op.

Onderzoek wijst uit dat de caravan van Piet een constructiefout bevat, in die zin dat de veiligheidspal van de klapramen niet naar behoren functioneert.

 

  1. Kan Jan met succes Piet voor zijn schade aansprakelijk stellen?

 

Op de camping valt het klapraam op de hand van Jan.

De oorzaak is een constructiefout van de caravan.

 

Piet is bezitter van de caravan. Hij is dus in beginsel aansprakelijk op grond van art 6:173,

nu de caravan niet aan de eisen voldoet die men daar aan mag stellen; de veiligheidspal

functioneert immers niet. Er is dus een veiligheidsgebrek en dit verwezenlijkt zich. De tenzij-clausule is hier niet van toepassing, hij zou in beginsel aansprakelijk zijn, artikel 6:173 lid 1.

 

In dit geval gaat het echter om een veiligheidsgebrek als bedoeld in de regeling

produktenaansprakelijkheid, artikel 6:185 en 6:186 BW. Jan heeft letsel opgelopen en zou dus de producent aansprakelijk kunnen stellen, 6:185 jo. 6:190lid 1 sub a BW. Om die reden zal Piet niet aansprakelijk zijn, omdat hij de producent aansprakelijk moet stellen, 6:173 lid 2.

 

 

Vraag 2

 

Geerdien Land uit het Twentse Denekamp heeft in het najaar van 2007 deelgenomen aan het succesvolle tv-programma ‘Boerin zoekt man’. Hierbij heeft zij haar huidige vriend Teun, een boer uit het Drentse dorp Eelde, leren kennen. Aangezien elke zondagavond vier miljoen Nederlanders afstemden op het programma, heeft Geerdien landelijke bekendheid verworven. Zij heeft een aardig zakcentje verdiend met het geven van diverse interviews in tv-programma’s en damesbladen.

Tijdens het thuis bekijken van de uitzendingen van ‘Boerin zoekt man’ is het Geerdien opgevallen dat de vloerbedekking in haar woonkamer wel erg gedateerd is. In maart 2008 besluit zij dan ook van haar extra verdiensten een mooie nieuwe parketvloer aan te schaffen. Bij Joep’s Parket vindt zij haar droomvloer: een parketvloer (voor 40 m2 oppervlak) met de specificatie ‘Eiken prime’ tegen een prijs van € 4.000 (inclusief het leggen van de vloer). Hiervan voldoet zij een bedrag van € 1.500 vooraf.

Op de door Geerdien (op 4 maart 2008) voor akkoord getekende offerte staat vermeld dat de algemene voorwaarden van Joep’s Parket op de overeenkomst van toepassing zijn, dat deze voorwaarden in de winkel ter inzage liggen en bovendien op verzoek zullen worden toe-gezonden.

Op 25 maart 2008 wordt de vloer bij Geerdien gelegd.

Op 22 april 2008 stuurt Geerdien Joep’s Parket een schriftelijke sommatie tot herstel dan wel vervanging van de parketvloer op uiterlijk 19 mei 2008. De vloer beantwoordt namelijk volgens Geerdien niet aan de overeenkomst vanwege een aantal grote noesten en vanwege het feit dat de vloer lelijke kleurverschillen vertoont.

De vóór het sluiten van de koopovereenkomst aan Geerdien overhandigde documentatie betreffende ‘kwaliteitseisen’ hield onder meer het volgende in:

- noesten tot 25 mm doorsnede zijn onbeperkt toegestaan;

- kleurverschillen zijn toegestaan.

Door een door Geerdien ingeschakelde deskundige van de Consumentenbond is geconstateerd dat circa 15 noesten in de bij Geerdien gelegde vloer een afmeting hebben die groter is dan de voor de ‘Eiken prime’ geldende norm, namelijk variërend van 35 tot 50 mm doorsnede. Ook heeft deze deskundige melding gemaakt van het bestaan van opmerkelijke kleurverschillen tussen diverse planken.

Omdat Joep’s parket niet voldoet aan de sommatie, ontbindt Geerdien de overeenkomst op 20 mei 2008 door middel van een schriftelijke verklaring aan Joep’s Parket.

Joep’s Parket betwist niet dat sprake is van non-conformiteit, maar het bedrijf beroept zich op zijn algemene voorwaarden, waarin in artikel 9 staat vermeld dat klachten binnen 14 dagen na levering kenbaar dienen te worden gemaakt - op straffe van verval van de rechten van de koper wat betreft het beweerde tekortschieten van de verkoper - , hetgeen niet is geschied. Wanneer dit verweer niet mocht slagen, meent het bedrijf in elk geval dat ontbinding niet tot de mogelijk-heden behoort. In dat kader stelt Joep’s Parket dat de desbetreffende vloerdelen gemakkelijk kunnen worden vervangen.

Geerdien heeft het inmiddels helemaal gehad met Joep’s Parket en blijft vasthouden aan ontbinding. Ze laat Joep’s Parket weten dat ze met de algemene voorwaarden van het bedrijf niets te maken heeft en stapt naar de rechter om haar ontbinding bevestigd te zien.

 

De casus:

Geerdien sluit koopovereenkomst met Joep’s Parket.

Het op 25 maart gelegd parket voldoet niet aan verwachtingen van Geerdien

Op 22 april sommeert Geerdien Joep tot herstel/vervanging voor 20 mei.

Joep doet niets.

Op 20 mei ontbindt Geerdien de overeenkomst.

Verweer van Joep:

  • te laat geklaagd(zie algemene voorwaarden)

  • uitsluitend recht op vervanging

Geerdien: Algemene Voorwaarden gelden niet.

 

 

a. (Bespreek aan de hand van afdeling 6.5.3 de stelling van Geerdien dat zij met de algemene voorwaarden van Joep’s Parket niets te maken heeft.

 

De eerste vraag hier is of de algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst. Ja dit doen ze, ze heeft haar handtekening gezet op de offerte en hierop werd verwezen naar de algemene voorwaarden, ookal heeft ze deze nooit gelezen, ze is gebonden.

 

De volgende vraag is of Geerdien er voor kan zorgen dat ze niet langer gebonden zal zijn aan de algemene voorwaarden. Ze moet het beding dan vernietigen, artikel 6:233 jo artikel 6:234 BW. Terhandstelling zou hier redelijkerwijs wel mogelijk zijn. Dit heeft hij echter niet gedaan, hij heeft ze alleen in de winkel liggen en er is een mogelijkheid tot opsturen, maar hij had ze ter hand kunnen stellen. Er kan dus vernietigd worden op grond van artikel 6:233 sub b jo artikel 6:234 lid 1 BW.

 

Echter kun je twee kanten op met deze vraag, want er is een mogelijkheid tot opvragen van de AV.

 

Zijn misschien ook wel onredelijk bezwarend, artikel 233 sub a. Kijken op de lijsten van 236 en 237 BW. Artikel 237 sub h doet zich hier ook voor. Het levert een vermoeden op van onredelijk bezwarend. Het tegenbewijs moet door Joep’s parket dan worden geleverd.

 

Het lijkt dus mogelijk om te vernietigen.

 

b. Veronderstel dat Joep’s Parket geen algemene voorwaarden voert, maar dat het bedrijf het voormelde beding dat klachten binnen 14 dagen na levering kenbaar dienen te worden gemaakt op de offerte zelf heeft vermeld. Zou Joep’s Parket in dat geval met succes kunnen aanvoeren dat het recht van Geerdien op ontbinding is komen te vervallen?

 

Nu ga je kijken in boek 7. Het gaat om een koopovereenkomst. Er is niet conform geleverd, artikel 7:17 BW. De wetgever geeft aan Geerdien in ieder geval twee maanden om te klagen, artikel 7:23 lid 1 BW. Joep’s Parket stelt dat dit artikel opzij is gezet. Dit verweer gaat echter niet op. Het is een consumentenkoop, 7:5 BW. Artikel 7:6 stelt dat het dwingend recht is en er niet van mag worden afgeweken ten nadele van de consument. Het aangaan van het beding was dus strijdig met dwingend recht, dus zal er vernietigd kunnen worden op grond van artikel 3:40 lid 2 BW.

 

 

c. Veronderstel dat Geerdien tijdig aan Joep’s Parket melding heeft gedaan van de beweerde tekortkoming. Hoe zal de rechter oordelen ten aanzien van haar beroep op ontbinding, mede gelet op het in dat kader gevoerde verweer van Joep’s Parket?

 

Kijken in 7:17 BW. Hier moet sprake van zijn. Er is non-conform geleverd, hieraan is voldaan. Geerdien wil haar geld terug, heeft zij hier recht op? Artikel 7:21 BW. Ze heeft in ieder geval recht op herstel, artikel 7:21 lid 1. Artikel 7:22 lid 1 sub a, ze heeft ook het recht om te ontbinden, maar artikel 7:22 lid 2 steekt hier wellicht nog een stokje voor. Herstel en vervanging zijn namelijk nog mogelijk. Echter is er een tenzij clausule. Ze heeft hem al een gelegenheid gegeven om te herstellen of te vervangen, dit heeft hij echter niet gedaan, artikel 7:21 lid 3. Geerdien kan dus ontbinden, artikel 6:265 BW.

 

d. Indien het beroep van Geerdien op ontbinding zou slagen, wat zijn hiervan dan de gevolgen?

 

Hiervoor moet je kijken 6:271 BW. Er is nog een resterend bedrag wat ze zou moeten betalen. Let ook op artikel 6:272 BW.

Artikel 6:271 BW:

Een ontbinding bevrijdt de partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties.

 

Is dit niet mogelijk dan kom je uit bij artikel 6:272 BW

 

1. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst.

 

2. Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, dan wordt deze vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad.

 

Op de boerderij van Geerdien komt elke dag een melkwagen van De Nederlandse Melkunie (DNM) langs om de melktank te legen en de melk te vervoeren naar de zuivelfabriek van DNM in Oldenzaal. Het contract tussen Geerdien en DNM loopt af op 1 mei 2008. Omdat Geerdien niet tevreden is over DNM, wil ze het contract met DNM niet verlengen. Ze heeft inmiddels twee offertes gekregen van resp. zuivelgigant Frisian Foods en de Twentse zuivelfabriek De Melkbroeders.

Omdat Geerdien erg druk is, wil haar nieuwe geliefde Teun haar graag helpen. De melkvee-houderij van Teun en zijn vader doet al jaren naar volle tevredenheid zaken met Frisian Foods. Als verrassing besluit Teun dan ook namens Geerdien de offerte van Frisian Foods op 25 april 2008 telefonisch te accepteren. Hij zegt tegen Frisian Foods dat Geerdien hem op-dracht heeft gegeven de zaken voor haar te regelen.

Op 28 april 2008 stuurt Geerdien zelf een fax naar De Melkbroeders waarin zij hun aanbod accepteert. Op 1 mei 2008 komt de melktruck van Frisian Foods voorrijden. Tien minuten later verschijnt de melkwagen van De Melkbroeders.

 

e. Is Geerdien verplicht de melk te leveren aan Frisian Foods, aan De Melkbroeders of aan beide?

 

Van belang bij deze vraag is de regeling van de volmacht. Belangrijk artikel als uitgangspunt is artikel 3:66 lid 1. Teun heeft nooit een volmacht van Geerdien gekregen. Hij handelt dus ook niet binnen zijn bevoegdheid. Er is dus geen volmacht, maar is er een schijn gewekt jegens Frisian Foods, artikel 3:66 lid 2? Geerdien zelf moet deze volmacht hebben gewekt. Dit is hier niet het geval. Er is dus geen gebondenheid van Geerdien aan het contract van Frisian Foods

 

Geerdien is wel verplicht om melk te leveren aan de Melkbroeders, namelijk aanbod en aanvaarding, artikel 6:217 BW. Er komt een overeenkomst tot stand.

 

Vraag 3

 

Zijn de navolgende stellingen juist?

 

  1. Een gemotoriseerde zal, na een botsing met een ongemotoriseerde, nooit zijn gehele schade van deze ongemotoriseerde vergoed krijgen.

 

Zie hiervoor HR Chan a Hung/Maalsté. De grondslag is artikel 6:162 BW. In beginsel krijgt hij niet zijn volledige schade vergoed, tenzij hem rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Er is echter altijd wel iets wat hij niet goed heeft gedaan, dus in beginsel is deze stelling juist. Een gedeelte van zijn eigen schade blijft altijd voor de automobilist, het Betriebstgefahr. Dit is de hoofdregel maar let op het woordje nooit.

 

  1. Indien de wettelijk vertegenwoordiger van de handelingsonbekwame A de geldigheid van een door A met B gesloten overeenkomst bestrijdt met een beroep op de handelingsonbekwaamheid van A, blijft de overeenkomst in stand, indien B zich met succes op zijn gerechtvaardigd vertrouwen beroept.

 

Het relevante wetsartikel hier is artikel 3:32 lid 2 BW. De wettelijke vertegenwoordiger kan dan vernietigen. Deze stelling is niet juist. Artikel 3:35 BW beschermd niet tegen handelingsonbekwaamheid.

 

  1. Indien A zich jegens zijn wederpartij B met succes op dwaling beroept, heeft A recht op vergoeding door B van de door A ten gevolge van de dwaling geleden schade.

 

 

Artikel 6:74 kan hier niet de grondslag van schadevergoeding zijn. Dwaling geeft recht op vernietiging, artikel 3:53. Vernietiging heeft terugwerkende kracht. Er heeft dan geen verbintenis plaatsgevonden.

Wellicht kan 6:162 BW wel worden gebruikt voor schadevergoeding. Stelling is dus juist.

 

d. Als met succes staande kan worden gehouden dat de wederpartij de onderhandelingen in de precontractuele fase niet had mogen afbreken, is de overeenkomst tot stand gekomen.

 

Deze is niet besproken.

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Privaatrecht bundel

Oefententamen voor het vak goederenrecht (4)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (4)

Tentamen Kernvak Privaatrecht I deeltoets A (16 mei 2011)

Vraag 1 (12 punten)

Bespreek of, en zo ja, op welke wijze, een recht van vruchtgebruik gevestigd kan worden op:

  • een hypotheekrecht
  • een fokstier
  • een recht van erfpacht
  • een vordering op naam

Vraag 2

In de Rotterdamse haven vindt veel containeroverslag plaats. Hierbij wordt gebruik gemaakt van geautomatiseerde hijskranen. Deze kranen zijn tientallen meters hoog, zodat grote vrachtschepen eenvoudig hun lading kunnen lossen. De kranen halen de containers uit het laadruim en bewegen hiervoor over rails van vele meters lang, die met flinke bouten in de kade zijn verankerd.

a. (7 punten) Aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of de kranen onroerend zijn?

b. (4 punten) Is de eigenaar van de grond waarop de kranen staan ook eigenaar van de kranen? Zo ja, hoe kan worden bereikt dat een ander dan de eigenaar van de grond eigenaar van de kranen wordt?

Vraag 3 (11 punten)

A wil graag een kopieerwinkel beginnen. Hij heeft al een perceel grond met daarop een geschikt gebouw gekocht en geleverd gekregen van de vorige eigenaar B, die er groente en fruit verkocht. A koopt tien kopieermachines van C; de machines worden geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Vervolgens installeert hij de apparaten in zijn (A’s) gebouw. Een paar dagen later opent hij vol trots zijn winkel ‘Copy Copy’. A voldoet niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens C. C ontbindt daarom de overeenkomst met A en hij vraagt aan A vriendelijk doch dringend of hij zijn machines terug mag hebben. A antwoordt hem: ‘Hoezo, jouw machines? Deze machines zijn zo’n essentieel onderdeel van mijn kopieerwinkel dat ze mijn eigendom zijn geworden – wat is immers een kopieerwinkel zonder kopieermachines?!’

a. (2 punten) Wie is bezitter van de kopieermachines nadat zij zijn afgeleverd bij A maar voordat ze zijn geïnstalleerd?

 

b. (2 punten) Welke vordering stelt C tegen A in (gegeven het feit dat hij de machines terug wil)?

c. (7 punten) Hoe beoordeelt u het standpunt van A dat hij eigenaar is geworden van de kopieermachines?

Vraag 4 (3 punten)

A leent een kostbaar schilderij van zijn goede vriend B. Het schilderij krijgt een prominente plaats in de huiskamer van A. B overlijdt maar zijn erfgenamen weten niet dat B het schilderij had uitgeleend aan A. Daarom blijft het schilderij geruime tijd bij A hangen zonder dat de erfgenamen van B aanspraak maken op teruggave van het schilderij. Kan A door enkel tijdsverloop eigenaar worden van het schilderij en zo ja, na hoeveel jaar?

Vraag 5 (9 punten)

Geef drie voorbeelden van een afhankelijk recht en geef bij ieder voorbeeld aan van welk (hoofd)recht het recht in kwestie afhankelijk is.

Vraag 6 (4 punten)

Het arrest Teixeira de Mattos is gewezen onder oud recht. Onder huidig recht zou de bewindvoerder – ter onderbouwing van Teixeira’s goederenrechtelijke positie met betrekking tot de Nillmij-certificaten – zich op twee wetsartikelen kunnen beroepen. Welke wetsartikelen zijn dit?

Antwoordindicaties

Vraag 1

Een recht van vruchtgebruik kan worden gevestigd op goederen,.....read more

Access: 
JoHo members
Oefententamen voor het vak goederenrecht (3)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (3)

Deeltoets B, Kernvak Privaatrecht I (Goederenrecht), 27 juni 2011

Vraag 1 (10 punten)

a. (4 punten)

Kan een bestolen eigenaar de eigendom van een gestolen roerende zaak overdragen aan een ander?

Zo ja, op welke wijze vindt de levering plaats?

Hij heeft het bezit verloren, maar niet de eigendom. Hij kan daarom de eigendom overdragen, indien sprake is van een geldig titel en geldige levering (3:84 lid 1). Omdat hij alle feitelijke macht is kwijtgeraakt, kan hij geen bezit verschaffen ex art. 3:90 lid 1. Levering vindt daarom plaats door het opmaken van een akte (3:95).

b. (6 punten)

A vraagt B een unieke Chinese vaas voor hem te kopen. Op 1 mei koopt B in eigen naam maar voor rekening van A de bedoelde Chinese vaas van C. Op 2 mei gaat B failliet. Op 3 mei levert C de vaas aan B. Op 12 mei wil A de vaas bij B ophalen. De curator van B stelt zich op het standpunt dat B de eigenaar is van de vaas en weigert afgifte.

Wie is op 12 mei eigenaar van de Chinese vaas?

Vraag 2 (6 punten)

In HR 24 maart 1995, AA 1995, 705 (Hollander's Kuikenbroederij), dat onder oud recht werd gewezen, leest men in de uiteenzetting van de feiten:

'In 1978 verkrijgt Hollander's een krediet van de Raffeisenbank Domburg (verder: de Bank). Daartoe draagt zij al haar tegenwoordige en toekomstige pluimvee aan de Bank in eigendom over, tot zekerheid van de betaling van het door haar aan de Bank verschuldigde.'

a. (3 punten)

Zou deze overdracht naar huidig Nederlands recht geldig zijn geweest?

b. (3 punten)

Hoe wordt tegenwoordig (anno 2011) vergelijkbare zekerheid voor de bank bewerkstelligd?

Vraag 3 (10 punten)

Simons verwerft een recht van erfpacht op het perceel van Teunissen. Dit recht van erfpacht wordt gevestigd voor een periode van twintig jaar. Na drie jaar laat Simons een opslagruimte op het perceel bouwen en plant hij een reeks Judasboompjes langs het pad dat naar deze ruimte leidt. Voor de bouw van de opslagruimte heeft Simons een lening bij de bank gesloten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening heeft hij ten gunste van de bank een recht van hypotheek op zijn recht van erfpacht gevestigd.

a. (4 punten)

Wie is eigenaar van de opslagruimte en de Judasboompjes die Simons gebouwd respectievelijk geplant heeft?

b. (6 punten)Stel dat Teunissen de eigendom van de grond overdraagt aan Simons. Welk rechtsgevolg zou dat hebben voor het recht van erfpacht van Simons en voor het recht van hypotheek van de bank op het recht van erfpacht?

Vraag 4 (22 punten)

Bank B heeft een vordering van € 800.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A's) dure Stradivariusviool gevestigd ten behoeve van B.

a. (2 punten)

Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

b. (4 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van B indien B zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

c. (8 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht (2)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (2)

Kernvak Privaatrecht I, eindtoets 24 juni 2013

Vraag 1 (45 punten)

Nikkie van Vliet, een studente die nog bij haar ouders inwoont, heeft het academisch jaar 2010/2011 afgesloten als zij beseft dat ze reeds 7 jaren bezig is met haar studie Rechten en geen financiële middelen meer heeft om haar studie in het daaropvolgende studiejaar af te ronden. Omdat ze zo dicht bij de eindstreep is, besluit ze toch door te zetten en op zoek te gaan naar een geldbron. Die vindt ze: studiegenoot Bart Nijman, die altijd de nieuwste computerapparatuur in huis heeft, is een fervent en getalenteerd gamer en heeft de afgelopen jaren veel geld verdiend door succesvolle deelname aan internationale toernooien. Bart is bereid om Nikkie een lening te verstrekken. Maar Bart is niet alleen een getalenteerd gamer: hij scoorde een 9,0 voor zijn tentamen goederenrecht en realiseert zich bij het verstrekken van de lening aan Nikkie dat het verstandig is om zekerheid te bedingen. Bart vraagt Nikkie om een waardevolle zaak waarop zij ten behoeve van hem een pandrecht zou kunnen vestigen. Nikkie gaat akkoord met het pandrecht en geeft Bart in dat kader de met diamanten ingezette huwelijksketting van haar moeder mee, de meest waardevolle zaak die zich in haar ouderlijk huis bevindt.

a. (9 punten) Heeft Bart een pandrecht op de ketting verkregen?

Bart heeft bij het gamen ook een nieuwe iPad gewonnen. Nikkie heeft om die reden haar oog laten vallen op Barts oude, maar nog zeer bruikbare iPad. Zij geeft aan dat zij deze graag van Bart zou willen kopen maar daar nu het geld nog niet voor heeft. Over een half jaar verwacht zij het bedrag wel te hebben. Bart, die het lastig vindt om Nikkie iets te weigeren, gaat akkoord met de koop en is bereid de iPad meteen mee te geven. Wel wordt in de koopovereenkomst een eigendomsvoorbehoud opgenomen en spreken zij af dat betaling binnen zes maanden moet plaatsvinden.

Nikkie is de afspraak met Bart al snel vergeten. Sterker nog, ze heeft de iPad na drie maanden verkocht en geleverd aan Dirk, haar nieuwe vriend, maar wel met de afspraak dat Nikkie de iPad zelf zal mogen blijven gebruiken tot haar scriptie af is. Zes maanden na levering door Bart, komt hij de iPad ophalen, omdat hij nog steeds geen betaling heeft ontvangen. Nikkie, die aan een writer’s block lijdt en dus niet opschiet met haar scriptie, vertelt hem dat het apparaat inmiddels van Dirk is en weigert afgifte.

b. (9 punten) Kan Bart de iPad revindiceren?

Barts zaken lopen goed. Hij heeft een baan aangeboden gekregen bij een gameontwikkelaar en is daar op 1 februari 2012 in dienst getreden. Het accepteren van de baan maakt dat Bart klaar is voor een volgende stap in zijn leven. Hij besluit om een deel van zijn gespaarde geld te investeren in een onroerend zaak. Het studentenhuis waar Bart woont, wordt bij toeval te koop aangeboden en Bart wil het huis graag kopen. Zo gezegd, zo gedaan. Zijn spaargeld was niet.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht

Oefententamen voor het vak goederenrecht

Kernvak Privaatrecht I Oefenvragen voor toets B

Vraag 1

Lees onderstaande uitspraak en beantwoord vervolgens de vragen.

NJF 2007/151

Partijen
Matech B.V., te Mierlo, appellante, proc. mr. L. Paulus,
tegen
1. UTO & UMH sneltransport B.V.,
2. UTO containers Ulft B.V.,
3. B.V. Ulftse transportonderneming UTO,
alle te Ulft, geïntimeerden, proc. mr. J.R.O. Dantuma.

Uitspraak
Hof:
(...)
3. De vaststaande feiten
3.1
Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel
niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud
van overgelegde producties de navolgende feiten vast.
3.2
Matech heeft op 6 september 2004 een koopovereenkomst gesloten ter zake van een
tweetal hydraulische alligatorscharen, type McIntyre LD 407 en 640, inclusief
toebehoren (hierna ook te noemen: de scharen) met R.A. Bron, h.o.d.n. Bron Project en
Evenementbouw (hierna ook te noemen: Bron), tegen een bedrag van € 56.000 (excl.
btw). Op 1 november 2004 heeft Matech de scharen geleverd aan Bron.
3.3
Bron heeft de aan Matech verschuldigde koopsom grotendeels onbetaald gelaten.
3.4
Bij brief van 2 november 2004 heeft Bron bevestigd dat hij de scharen aan UTO
transportonderneming voor een bedrag van € 62.500 (excl. btw) verkoopt. UTO
transportonderneming heeft het bedrag omstreeks november 2004 in termijnen aan Bron
voldaan. In november 2004 heeft Bron de scharen geleverd aan UTO
transportonderneming.
3.5
De raadsman van Matech heeft bij brief van 10 januari 2005 aan Bron ter zake van de
scharen een beroep gedaan op het bepaalde in art. 7:39 BW (recht van reclame).
3.6
Matech heeft bij dagvaarding van 26 januari 2005 Bron gedagvaard voor de rechtbank
te Arnhem en gevorderd, kort gezegd, Bron te veroordelen tot
1. betaling van onder meer (het onbetaald gebleven gedeelte van) de koopsom
2. het verschaffen van inlichtingen over de feitelijke verblijfplaats van de scharen en het
    verlenen van medewerking aan teruglevering van deze machines op straffe van een
    dwangsom.
3.7
De rechtbank te Arnhem heeft bij vonnis van 30 maart 2005 de vordering tot betaling
van het restant van de koopsom ten laste van Bron toegewezen en de vordering tot het
verschaffen van inlichtingen afgewezen omdat voor teruglevering van de scharen, naast
de toegewezen vordering tot betaling van de koopsom, geen plaats is.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het geschil tussen partijen betreft de vraag wie eigenaar is van de scharen: Matech of
UTO transportonderneming. Matech heeft in eerste aanleg haar vordering tot afgifte van
de scharen gebaseerd op een tweetal grondslagen. Ten eerste heeft zij gesteld dat de
scharen door de Engelse fabrikant onder eigendomsvoorbehoud aan haar zijn geleverd.
Ten tweede heeft Matech zich beroepen op het recht van reclame (art. 7:39 BW).
.....read more

Access: 
Public
Systematisch te werk gaan bij je tentamen privaatrecht
Gebruik van arresten bij het vak Privaatrecht
Privaatrecht gaat over de verhouding burger-burger
Problemen waar de gevorderde student bij privaatrecht tegenaan loopt
Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bevat een zestigtal tentamenvragen rond het thema Inleiding privaatrecht (niveau Bachelor 1)


Deel 1

Vraag 1

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard, € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

Vraag 2

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

a. Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen?

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen.

c. Op welke wijze dient hij dit beroep te doen?

d. Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen?

 

Vraag 3

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.

Gaat het beroep van Vincent op?

Vraag 4

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

  1. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

  2. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

Stel dat de konijnenvitaminen - door het verstrijken van de werkzame periode - ondeugdelijk blijken te zijn.

  1. Door wie kan Pets Place nu worden aangesproken?

 

Vraag

.....read more
Access: 
Public
Oefentoets Privaatrecht II (deeltentamen A)

Oefentoets Privaatrecht II (deeltentamen A)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefentoets deeltentamen 1 (2011)

 

Casusbeschrijving

 

Hoge Raad der Nederlanden (2 december 2011)
 

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.A. Stevens,
tegen
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers], [verweerster 1] en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
(…)
 

3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerster 1] en [verweerder 2] zijn zuster en broer. Zij hebben, na de splitsing van het hun in mede-eigendom toebehorende pand aan de [a-straat] te Amsterdam in drie appartementsrechten, het appartementsrecht [a-straat 1b] (ook wel aangeduid met indexnummer 2) te Amsterdam op 1 juli 1992 overgedragen aan [betrokkene 1].
Zij bleven gezamenlijk gerechtigd tot de appartementsrechten [a-straat 1a] en [1c] (ook aangeduid met indexnummer 1, respectievelijk indexnummer 3).
(ii) In de akte van levering van 1 juli 1992 van het appartementsrecht met indexnummer 2 aan [betrokkene 1] is het volgende wederzijdse voorkeursrecht opgenomen (waarbij [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk als verkoper worden aangeduid):
'X. VOORKEURSRECHT
1. Verkoper en koper verlenen elkaar, voor de periode dat ieder hunner eigenaar is van respectievelijk het appartementsrecht met het indexnummer 3 en met het indexnummer 2, over en weer een voorkeursrecht voor het geval zij het desbetreffende appartementsrecht wensen te vervreemden.
2. Indien een hunner het desbetreffende appartementsrecht wenst te vervreemden, dient hij dit aan te bieden aan de ander onder mededeling welke de koopsom en de overige condities zijn waarin een met name genoemde derde zich verbonden heeft te zullen kopen, voor het geval de desbetreffende voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht geen gebruik zal maken.
3. Indien de voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht gebruik wenst te maken, dient hij dit binnen twee weken na de datum dat hij het aanbod heeft ontvangen aan de aanbieder schriftelijk te berichten, in welk geval de akte tot levering uiterlijk twee weken na dit laatste bericht zal moeten worden verleden.
4. Spreekt de voorkeursgerechtigde zich niet uit of indien hij verklaart van zijn voorkeursrecht geen gebruik te zullen maken,.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


 

 

Vragen en antwoorden tentamen Inleiding  Privaatrecht

 

Oefenvragen deel 1

 

Vraag 1 (4 pnt)

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard,  € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

 

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

 

 

Vraag 2 (11 pnt)

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

 

a.         Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen? (2 pnt)

 

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen. (4 pnt)

 

c.         Op welke wijze dient hij dit beroep te doen? (3 pnt)

 

d.         Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen? (2 pnt)

 

 

Vraag 3 (3 pnt)

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend.

 

Gaat het beroep van Vincent op? (3 pnt)

 

Vraag 4 (6 pnt, elke subvraag 2 pnt)

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

 

Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

 

Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat.....read more

Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 9e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis

Boeksamenvatting bij de 9e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis


Deel 1 – Goederenrecht

 

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

Eigendom

Aangezien eigendom een absoluut recht is, volgt het recht de zaak indien zij uit de macht van de vervreemder raakt. Dit noemen we ook wel ‘zaaksgevolg’ of ‘droit de suite’. Zo kan de rechthebbende zijn goed opeisen bij een ieder die haar zonder recht houdt, ook wel revindicatie genoemd (art. 5:2 BW). Als A bijvoorbeeld zijn auto ter reparatie bij B heeft staan en B gaat failliet, dan komt A een separatistpositie toe (‘droit de préférence’). Vanwege de absolute werking van het eigendomsrecht kan A zijn auto uit het faillissement halen alsof er geen faillissement was. Zijn zaak zal dan niet door de curator worden verkocht. De auto behoort namelijk niet tot het vermogen van B en kan daarom niet worden verkocht.

 

Het eigendomsrecht en het recht van de schuldeiser zijn subjectieve rechten. Ze worden namelijk ontleend aan het object, de eigendom. Daarnaast zijn het vermogensrechten. Dit zijn alle op geld waardeerbare rechten of althans die rechten die in de economische sfeer liggen (art. 3:6 BW). Alle absolute rechten kunnen worden aangemerkt als vermogensrechten.

 

Eigendom is een voorbeeld van een absoluut recht op een goed. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW). Het eigendomsrecht is een absoluut recht dat een zaak als object heeft (art. 5:1 BW). Een zaak is een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (bijvoorbeeld een vaas of een auto; art. 3:2 BW). Het is dus alleen mogelijk om eigenaar van een zaak te zijn. Iemand die een vermogensrecht heeft (bijvoorbeeld een vordering op naam) is hiervan rechthebbende en geen.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen (mc) Grensoverscheidend Privaatrecht

Tentamenvragen (mc) Grensoverscheidend Privaatrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel A

2012

 

  1. De Franse Code Civil:

    1. is geschreven op maat van de vrije, ondernemende burger.

    2. verbiedt de rechter uitspraak te doen door zelf algemeen verbindende regels neer te leggen.

    3. zowel alternatief a als alternatief b is juist.

    4. zowel alternatief a als alternatief b is onjuist.

 

  1. De bevoegdheid tot wetgeving op het terrein van het Privaatrecht berust in Duitsland bij:

    1. uitsluitend de federale overheid (de Bund).

    2. uitsluitend bij de deelstaten (de Länder).

    3. deels bij de federatie en deels bij de deelstaten, waarbij de federatie echter voorrang geniet (o.a. “Bundesrecht bricht Landesrecht”).

    4. deels bij de federatie en deels bij de deelstaten, waarbij de deelstaten echter voorrang genieten (o.a. “Landesrecht bricht Bundesrecht”).

 

  1. Met betrekking tot de privaatrechtelijke richtlijnen, kan er correct worden geconcludeerd dat:

    1. alle richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben en een minimumharmonisatie nastreven.

    2. de meeste richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben, maar dat de richtlijn Productaansprakelijkheid (85/374/EG) daarop een uitzondering vormt.

    3. de meeste richtlijnen een minimumharmonisatie nastreven, maar dat de richtlijn betalingsachterstand bij handelstransacties (2000/35/EG) daarop een uitzondering vormt.

    4. de meeste richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben, maar dat de richtlijn betalingsachterstand bij handelstransacties (2000/35/EG) daarop een uitzondering vormt.

 

  1. Hartkamp stelt in zijn boek dat doorwerking van Europees privaatrecht in het algemeen plaatsvindt:

    1. via de directe/rechtstreekse werking, dat wil zeggen de mogelijkheid van burgers om voor het Hof van Justitie een beroep te doen op Europeesrechtelijke (communautaire) normen.

    2. via de verplichting tot richtlijnconforme interpretatie, dat wil zeggen de plicht van het Hof van Justitie om het nationale recht van lidstaten in overeenstemming met de Europese richtlijn uit te leggen

    3. via de overheidsaansprakelijkheid voor schendingen van Europees recht, dat wil zeggen de mogelijkheid van burgers om bij het Hof van Justitie compensatie te krijgen voor schade die is ontstaan door een schending van het Europees recht.

    4. via de plicht van de nationale rechter tot richtlijnconforme interpretatie van nationaal recht, waarmee richtlijnen in horizontale situaties van invloed kunnen zijn indien implementatie niet correct is geschied.

 

  1. Welke bewering ten aanzien van richtlijnen is de meest juiste?

    1. Verticale directe werking van een richtlijn is mogelijk indien een lidstaat de richtlijn niet, te laat of verkeerd heeft omgezet; deze bepalingen van de richtlijn dienen echter voldoende precies te zijn en aan de burger onvoorwaardelijk een recht toe te kennen.

  2. .....read more
Access: 
Public
Tentamenvragen (open) Grensoverscheidend privaatrecht

Tentamenvragen (open) Grensoverscheidend privaatrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel A

2012

 

Laurentien Dekker besluit er eens een weekje tussenuit te gaan, en haar keuze valt op Milaan. Deze modestad oefent al lange tijd een grote aantrekkingskracht op haar uit, en zij wil bovendien een opera zien in het beroemde Scala theater in Milaan. Zij boekt aldus een reis bij reisbureau Volo. Het reisbureau verzorgt de vliegtickets, zes overnachtingen in een pittoresk hotelletje dichtbij het operahuis, en een kaartje voor de opera Faust. Het reisbureau bestaat 10 jaar en heeft daarom nog een leuke actie: iedere 10e klant krijgt een korte reis (minder dan tien dagen) binnen Europa gratis aangeboden, en behoeft slechts de luchthavenbelasting te voldoen. Daarnaast dient er, zo de klant alleen reist, ook nog een toeslag voor een eenpersoonskamer te worden betaald.

Vraag 1

  1. Nu er drie diensten door het reisbureau Volo zijn geboekt, is er dan nog sprake van een pakketreis? Betrek in uw antwoord zowel geüniformeerd Europees recht als nationaal recht.

 

  1. Nu Laurentien niet de volledige prijs betaalt voor de reis, is er dan nog wel sprake van een pakketreis? Betrek in uw antwoord zowel Europees recht alsmede de door u bestudeerde jurisprudentie.

Vervolg casus

Door lagere subsidies en het slechte economische tij kampen de Italiaanse operahuizen met forse financiële problemen. De overheid wil de schuldenproblemen oplossen door de lonen van werknemers van operahuizen te bevriezen, hetgeen leidt tot stakingen onder werknemers. Ook het personeel van de Scala staakt, zodat de productie Faust wordt afgelast.

Vraag 2

Waarom wordt het stakingsrecht in art. 153 lid 5 VWEU uitgezonderd van het Europese mandaat tot eenmaking van (sociaal) recht?

 

 

Laurentien besluit de geplande opera-avond anderszins in te vullen, en gaat dansen in een van de uitgaansgelegenheden van Milaan. Als zij bij het krieken van de dag terugkeert in haar hotel, drinkt zij uit de badkamerkraan drie flinke glazen water. Een paar uur later wordt zij wakker met heftige darmkrampen, en blijkt zij ook hoge koorts te hebben. Zij wordt in allerijl overgebracht naar een ziekenhuis, waar blijkt dat zij is besmet door het drinkwater van Milaan. De dienstdoende arts in het ziekenhuis vertelt Laurentien, dat de reisorganisatie hiervan op de hoogte had moeten zijn.

 

Vraag 3

 

  1. Stel dat de arts gelijk heeft, op grond van welk(e) Europeesrechtelijk(e) artikel(en) kan Laurentien Volo aansprakelijk stellen?

 

Stel dat Laurentien immateriële schade lijdt, zou zij die ook kunnen claimen? Betrek in uw antwoord zowel Europeesrechtelijk als Nederlands recht en tevens jurisprudentie van het Hof van Justitie.

 

Open vraag II

Veterinfarm BV te Rotterdam fabriceert antibiotica voor preventieve.....read more

Access: 
Public
Uitwerkingen colleges KV Privaatrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Uitwerkingen colleges KV Privaatrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Kernvak Privaatrecht I

Hoorcollege 1 – 23 april 2013

 

Deze week zullen we in dit college stilstaan wat goederenrecht nu eigenlijk is. De kenmerken van het goederenrecht zullen worden besproken en ook de kenmerken van goederenrechtelijke rechten. Hierna zal nog over eigendom, meer omvattende rechten en over beperkte rechten worden gesproken.

 

Wat is goederenrecht.

Het goederenrecht heeft betrekking op het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen. Het betreft de relatie van mensen tot een goed. Hiermee verschilt het met het verbintenissenrecht, dit is namelijk dat mensen zich verbinden jegens een ander

 

Wat goederen zijn is te vinden in artikel 3:1 BW:

Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.’

 

Wat zaken zijn is te vinden in artikel 3:2 BW:

Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.’

 

Goederenrecht verschilt van land tot land. Zo verschilt het bijvoorbeeld in begrip, rechtsvorming of de systematiek. Ons systeem van goederenrecht is te vinden in het Burgerlijk Wetboek. Het goederenrecht verschilt van land tot land omdat ieder land zijn eigen autonomie heeft en dus zelf regels mag opstellen omtrent het goederenrecht. Dit is echter lastig om dat in het goederenrecht veel internationale handel wordt gedreven en er dus veel verschillende rechtsordes in die handel worden betrokken.

 

Kenmerken van het goederenrecht.

Het goederenrecht heeft twee kenmerken. Allereerst is het een gesloten stelsel. Dit wordt ook wel numerus clausus genoemd. Alles van het goederenrecht is vastgelegd in de wet. Dit is terug te vinden in artikel 3:81 BW.

 

‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen. Hij kan ook zijn recht onder voorbehoud van een zodanig beperkt recht overdragen, mits hij de voorschriften zowel voor overdracht van een zodanig goed, als voor vestiging van een zodanig beperkt recht in acht neemt.’

 

In dit artikel komen twee aspecten naar voren. Er zijn een aantal beperkte rechten mogelijk om te vestigen en over de inhoud van deze beperkte rechten wordt gezegd dat deze binnen de grenzen van de wet moeten zijn. Ook de wijze van verkrijgen goederen is een gesloten stelsel. Dit is terug te zien in artikel 3:80 BW. Hier staat dat men goederen onder algemene titel en onder bijzondere titel kan verkrijgen. Een andere optie is niet mogelijk.

 

Als tweede kenmerk is het goederenrecht ook dwingend recht. Men moet kijken naar de wet’s interpretatie. Men moet dan kijken naar de tekst, het systeem en de geschiedenis en het doel van de wetgever bij het maken van de wet. In het Staats- en Bestuursrecht heeft men de volgende.....read more

Access: 
Public
Collegeverslagen Kv Privaatrecht I (wk 5 t/m 7), deel 2

Collegeverslagen Kv Privaatrecht I (wk 5 t/m 7), deel 2

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Collegeverslagen Kernvak Privaatrecht I

 

Hoorcollege 5 28 mei 2013

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over toekomstige goederen, verkrijging door een tussenpersoon, overdracht onder voorwaarde en het eigendomsvoorbehoud.

 

Nationaal Grondbezit/Kamphuis

Nationaal Grondbezit( hierna: NGB) vond een aannemer, Kerstens. Zij komen tot overeenstemming dat Kerstens voor NGB op zijn eigen grond gaat bouwen. NGB zei dat ze wel vooruit wilden betalen, maar dat ze dan wel een risico liepen. NGB wilde dan wel zekerheid. Zij spraken af dat alle bouwmaterialen die werden gebruikt werden verkocht aan NGB en ook werden geleverd aan NGB. Als de bouwmaterialen dus geleverd werden door de bouwleverancier, kreeg NGB de bouwmaterialen. In plaats daarvan betaalde NGB wel vooruit. Paragraaf 43 AV: alle op terrein aangevoerde zaken worden na goedkeuring eigendom van het Rijk. De bouwleverancier van Kerstens is Kamphuis. Kamphuis maakt in deze casus een eigendomsvoorbehoud. Het conflict gaat hier tussen Kamphuis en NGB. Kamphuis zegt dat de bouwmaterialen van hem zijn, want hij heeft een eigendomsvoorbehoud. NGB zegt echter dat zij eigenaar zijn, want zij hadden een levering bij voorbaat. Als er is geleverd bij voorbaat is er nog niet overgedragen. Er is pas sprake van overdracht op het moment dat het laatste vereiste is vervuld. In dit geval is dat de beschikkingsbevoegdheid. Pas op het moment dat Kerstens eigenaar wordt, is de levering voltooid. Omdat Kerstens nooit eigenaar wordt door het eigendomsvoorbehoud van Kamphuis, wordt ook NGB nooit eigenaar. Kamphuis blijft eigenaar van de materialen.

 

Levering bij voorbaat (artikel 3:97 BW)

Bestaande goederen kunnen worden overgedragen. Toekomstige goederen zijn goederen die er nog niet zijn, maar er zijn wel plannen voor iets zodat het goed gaat bestaan. Toekomstige goederen kunnen alleen worden geleverd en nog niet worden overgedragen. Omdat toekomstige goederen nog niet in het vermogen van de rechthebbende zijn, is hij niet beschikkingsbevoegd om over te dragen en kan er alleen worden geleverd bij voorbaat. Op het moment dat A beschikkingsbevoegd wordt, zal deze beschikkingsbevoegdheid direct over gaan op B. De overdracht of vestiging van beperkte goederen bij voorbaat geschiedt via de artikelen 3:84 jo 98 jo 97 BW.

 

Artikel 3:97 lid 1 BW: ‘Toekomstige goederen kunnen bij voorbaat worden geleverd, tenzij het verboden is deze tot onderwerp van een overeenkomst te maken of het registergoederen zijn.’

Registergoederen kunnen niet bij voorbaat worden geleverd omdat dit anders voor onduidelijkheid in de registers zou zorgen. Deze registers zouden dan te groot worden.

 

 

 

Indien er twee leveringen van hetzelfde goed bij voorbaat zijn, geldt artikel 3:97 lid 2 BW.

Dit artikel stelt: ‘Een levering bij voorbaat van een.....read more

Access: 
Public
Oefentoetsen & antwoordindicaties Kv Privaatrecht I, voor eindtoets

Oefentoetsen & antwoordindicaties Kv Privaatrecht I, voor eindtoets

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefentoets 1+ antwoorden

 

Vraag 1 (22 punten)

De Rabobank heeft een vordering van € 950.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A’s) dure piano gevestigd ten behoeve van De Rabobank.

 

a. (2 punten)

Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

 

Vestiging vindt plaats door het voorhanden zijn van een geldige titel en beschikkings-bevoegdheid en door het opmaken van een authentieke akte of het registreren van een onderhandse akte (3:98 jo. 84 jo. 237 lid 1).

 

b. (4 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien De Rabobank zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

 

C verkrijgt tevens het pandrecht. Het pandrecht is immers een afhankelijk recht en gaat mee over naar de cessionaris (3:82).

 

c. (8 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien A zijn piano verkoopt en levert aan D, die het pandrecht van De Rabobank kent noch behoort te kennen, indien wordt afgesproken dat A de piano voorlopig nog voor D zal houden?

 

Het pandrecht heeft goederenrechtelijk werking en blijft dus de piano bezwaren (ook te verklaren vanuit het nemo plus-beginsel). D zal zich niet met succes op art. 3:86 lid 2 kunnen beroepen, omdat de cp-levering tussen A en hem ten opzichte van de ouder gerechtigde De Rabobank niet geldig is (3:115 sub a jo. 3:90 lid 2). Derdenbescherming veronderstelt immers een geldige levering.

 

d. (8 punten)

Stel dat E – die nog een appeltje met A te schillen heeft – met een hockeystick een onherstelbare barst in de piano slaat, waardoor deze onbespeelbaar (en daarmee nagenoeg waardeloos) wordt. A is tegen deze vernieling verzekerd bij verzekeraar V.

De Rabobank heeft nu pandrechten op drie verschillende goederen.

Noem er twee en bespreek waarom het pandrecht op het betreffende goed tot stand is gekomen.

 

De Rabobank heeft nog steeds een pandrecht op de piano (1). Dat pandrecht is echter niet zo veel meer waard. Tevens verkrijgt De Rabobank, vanwege de waardevermindering van de piano, (door zaaksvervanging) van rechtswege een pandrecht op A’s vordering op E uit onrechtmatige daad (2) en op A’s assurantievordering op V (3), zie art. 3:229......read more

Access: 
Public
Laatste collegeverslag Kernvak Privaatrecht I (week 8)

Laatste collegeverslag Kernvak Privaatrecht I (week 8)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


Hoorcollege 8 18 juni 2013

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over beperkte rechten in de context van het fiduciaverbod. Het pand en hypotheekrecht worden hierbij besproken. Verder zal dit hoorcollege gaan over het verhaalsrecht en over het retentierecht.

 

Numerus clausus.

Samen met het fiduciaverbod is de numerus clausus zeer belangrijk voor het goederenrecht. De numerus clausus houdt in dat het goederenrecht een gesloten systeem is. Het omvat twee aspecten, terug te vinden in artikel 3:81 BW. ‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen.’ Allereerst bestaan er dus alleen beperkte rechten die de wet ons aanreikt en ten tweede moet de inhoud van deze rechten binnen de grenzen van de wet zijn. De wet is dus richting gevend.

 

Hypotheek

Het hypotheekrecht is een zekerheidsrecht. Het is terug te vinden in artikel 3:227 BW. Het hypotheekrecht is een beperkt recht( 3:8 BW), op registergoederen(3:10 BW) , strekkende tot verhaal van een geldvordering(3:7 BW) en het heeft voorrang op andere schuldeisers(artikel 3:279 BW). Het hypotheekrecht is een afhankelijk recht, omdat het afhankelijk is van een geldvordering. De hypotheekhouder heeft het recht van parate executie, te vinden in artikel 3:268 BW. Ook heeft een hypotheekhouder een separatistenpositie in een faillissement, artikel 57 lid 1 Fw.

 

Voor het vestigen van een hypotheekrecht zijn er vestigingsformaliteiten. Deze zijn te vinden in artikel 3:260 BW. Allereerst moet er een tussen partijen opgemaakte notariële hypotheekakte zijn, die wordt ingeschreven in de openbare registers. Dit is een constitutief vereiste. Een hypotheekrecht kan ook worden gevestigd op een toekomstige vordering en voor er een toekomstige vordering is. Dit is te vinden in artikel 3:231 BW.

 

Erfpacht

Erfpacht is terug te vinden in artikel 5:85 BW. ‘Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.’ Erfpacht wordt gebruikt voor de overdracht van grond door lagere overheden. De inhoud van erfpacht is te vinden in artikel 5:89 lid 1 BW. ‘Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar.’ Een in de akte opgenomen bevoegdheid of verplichting heeft goederenrechtelijke werking, als deze niet in strijd komt met de wet of het wezen van het beperkt recht.

 

Fiduciaverbod

Het fiduciaverbod is te vinden in artikel 3:84 lid 3 BW. Er staat in : ‘Een rechtshandeling die ten doel heeft een goed over te dragen tot zekerheid of die de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen, is geen geldige titel van overdracht van dat goed.’

Fiducia is.....read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege 1 – 10 september 2012

 

Inleiding Privaatrecht gaat over de rechtsverhouding tussen burgers onderling. In het privaatrecht is het vermogensrecht een belangrijk onderdeel. Vermogen is juridisch gezien het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten die een persoon heeft. Vermogensrechten zijn alle regels met betrekking tot de rechten en plichten die deel uitmaken van een vermogen. Het vermogensrecht valt te splitsen in goederenrecht en in verbintenissenrecht.

 

Goederen- en verbintenissenrecht

Het goederenrecht regelt de rechtsverhouding tussen een goed en een persoon. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten(art 3:1 BW). Voorbeeld van een goederenrecht is het eigendomsrecht(art.5:1 BW). Eigendom is volgens dit wetsartikel het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Goederenrecht heeft ook te maken met het eenheidsbeginsel. Dit beginsel wil zeggen dat wanneer je eigenaar bent van iets, een hoofdzaak, je automatisch ook eigenaar bent van al zijn bestanddelen.

Voorbeeld hiervan is de zaak die netwerkbeheerder Enexis tegen de provincies Groningen en Drenthe aan heeft gespannen. Enexis heeft het kabelnetwerk onder de lantaarnpalen in de provincies aangelegd en claimt eigenaar van deze palen te zijn. De grond waar deze lantaarnpalen instaan is echter van provincie en gemeente. Omdat het kabelnetwerk duurzaam met de grond is verenigd zijn gemeente en provincie hier ook eigenaar van. De gemeente is eigenaar van de hoofdzaak, de grond, dus ook van de rest van de bestanddelen van de lantaarnpalen.

Het verbintenissenrecht regelt de rechtsverhouding tussen personen onder elkaar. De relaties tussen verkoper en koper en verhuurder en huurder zijn hier voorbeelden van.

Het goederenrecht staat vooral beschreven in de boeken 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek. Het verbintenissenrecht staat beschreven in de boeken 3, 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Goederen

Goederen bestaan uit zaken en vermogensrechten.

 

Zaken (art.3:2 BW)

Het Burgerlijk Wetboek beschrijft zaken als voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten(art.3:2 BW). Zaken kunnen onroerend of roerend zijn. Onroerende zaken zijn de grond, de delfstoffen die nog niet gewonnen zijn, beplanting op de grond en werken en gebouwen die met de grond verenigd zijn. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn, ook wel de zaken die zich kunnen voortbewegen.

 

Portacabin arrest

In de zaak van het Portacabin arrest( jurisprudentiereader blz 27) komt duidelijk naar voren dat het van belang is dat men weet of een zaak roerend of onroerend is.

Op het bedrijfsterrein van Buys was een portacabin geplaatst, die Buys als uitbreiding voor het bedrijfsgebouw wilde gebruiken. Hiervoor waren ook diverse voorzieningen aangelegd. De portacabin werd.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefenvragen januari 2013

 

Meerkeuzevragen

 

1. Roos meent dat hij rechthebbende is op een vordering van € 10.000 op Blackson.

Door middel van een geregistreerde onderhandse akte draagt Roos deze

vordering over aan Bogarde. Bogarde draagt de vordering op zijn beurt op dezelfde

wijze over aan Seedorf. Vervolgens blijkt dat Roos niet de rechthebbende op de

vordering was, maar Rekik. Bogarde en Seedorf wisten hiervan beiden niets en

konden hiervan ook niets weten.

 

Wie is rechthebbende op de vordering?

 

a. Seedorf. Hij heeft geen bescherming nodig en is rechthebbende geworden door een

rechtsgeldige overdracht, nu Bogarde wordt beschermd op grond van art. 3:88 BW.

b. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat geen sprake is van ongeldigheid van

een vroegere overdracht.

c. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat sprake is van

beschikkingsonbevoegdheid van Roos.

d. Seedorf. Hij wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in de

overdracht aan Bogarde.

 

2. Demmink verkoopt en levert de grond aan Mosterd. Mosterd verkoopt en

levert hetzelfde stuk grond door aan Padian. Achteraf blijkt dat de overdracht door

Demmink aan Mosterd ongeldig is, omdat de leveringsakte niet is opgemaakt door de

door laatstgenoemde ingeschakelde notaris, maar door diens klerk, die zich voor notaris

heeft uitgegeven. Demmink stelt zich op het standpunt dat hij hierdoor nog eigenaar

van het stuk grond is.

 

Heeft Demmink gelijk?

 

a. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan Mosterd.

b. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan hem.

c. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan Mosterd.

d. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan hem.

 

3. Manolev heeft een elektrische fiets. Baccus, een fietsenhandelaar met een grote winkel in de stad, steelt deze elektrische fiets van hem en geeft hem de volgende dag aan Falco op zijn verjaardag. Falco is er heel blij mee en vindt het verbazend aardig van Baccus dat

hij een van zijn tweedehands elektrische fietsen aan hem cadeau geeft. Hij weet dat Baccus altijd een flinke voorraad tweedehandsfietsen heeft, doordat mensen deze inruilen voor een

mooiere of doordat hij deze koopt uit.....read more

Access: 
Public
Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Vragen Week 1:

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

1. Is eigendom een absoluut of een relatief recht?

2. Leg uit wat ‘’droit de suite’’ inhoud:

3. Hoe noem je het begrip waarbij de rechthebbende zijn of haar goed kan opeisen bij elke persoon die haar houdt, zonder rechthebbende te zijn. Noem ook het artikel waar je dit begrip kunt vinden.

4. Zijn alle absolute rechten vermogensrechten? Noem ook het artikel waar het begrip ‘’vermogensrechten’’ wordt verduidelijkt:

5. Geef bij de volgende begrippen aan of diegene die het vermogensrecht heeft eigenaar of rechthebbende genoemd wordt en leg uit waarom.

Zaak

Vermogensrecht

Goed

6. Volgt er uit een artikel in het burgerlijk wetboek dat een eigendomsrecht nooit beperkt kan worden? En zo ja, uit welk artikel kun je dit halen?

7. Leg uit wat een beperkt recht is. Is een beperkt recht absoluut of niet?

8. Hoe werkt de seperatiepositie bij beperkte rechten?

9. Wat is het prioriteitsbeginsel?

Hoofdstuk 4: Derdenwerking en publicatie

Paragraaf 2

1. Zoek het artikel op over registergoederen en noem aan de hand daarvan 3 voorwaarden waaraan een goed moet voldoen, wil het een registergoed zijn.

 

2. Is een motor een registergoed?

 

3. Zijn alle onroerende zaken registergoederen?

4. Wat zijn onroerende zaken? Noem het artikel.

 

5. Zijn beperkte rechten op registergoederen ook registergoederen?

6. Zijn persoonlijke rechten op registergoederen ook registergoederen?

Vragen Week 2:

Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies

Paragraaf 1-4

1.Is er bij erfopvolging sprake van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel? In welk artikel is dit terug te vinden?

2. Vallen natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel?

 

3. Wie is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben?

4. Wanneer verlies je het eigendom op je roerende zaak?

5. Hoe noem je een verkrijging die niet onder algemene titel valt?

Hoofdstuk 5: Bezit en houderschap

 

1.Is een bezitter ook gelijk eigenaar?

2.A leent zijn fiets uit aan B. Wie is dan de bezitter?

3. Hoe noem je B in dit geval?

4. X is bezitter van een auto en leent de auto aan Y. Kan X bezitter van de auto zijn ondanks dat hij het goed niet onder zich heeft? Noem een artikel uit BW 3 waarop je je antwoord kan baseren.

5. Wat is een huurder?

A. bezitter van het vorderingrecht en bezitter van het huis

B. bezitter van.....read more

Access: 
Public
Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking van oefenvragen voor Inleiding Privaatrecht, gesorteerd per week. (alle antwoorden zijn onder voorbehoud)


Week 1:

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

1. Is eigendom een absoluut of een relatief recht?

2. Leg uit wat ‘’droit de suite’’ inhoud:

3. Hoe noem je het begrip waarbij de rechthebbende zijn of haar goed kan opeisen bij elke persoon die haar houdt, zonder rechthebbende te zijn. Noem ook het artikel waar je dit begrip kunt vinden.

4. Zijn alle absolute rechten vermogensrechten? Noem ook het artikel waar het begrip ‘’vermogensrechten’’ wordt verduidelijkt:

5. Geef bij de volgende begrippen aan of diegene die het vermogensrecht heeft eigenaar of rechthebbende genoemd wordt en leg uit waarom.

Zaak

Vermogensrecht

Goed

6. Volgt er uit een artikel in het burgerlijk wetboek dat een eigendomsrecht nooit beperkt kan worden? En zo ja, uit welk artikel kun je dit halen?

7. Leg uit wat een beperkt recht is. Is een beperkt recht absoluut of niet?

8. Hoe werkt de seperatiepositie bij beperkte rechten?

9. Wat is het prioriteitsbeginsel?

Hoofdstuk 4: Derdenwerking en publicatie

Paragraaf 2

1. Zoek het artikel op over registergoederen en noem aan de hand daarvan 3 voorwaarden waaraan een goed moet voldoen, wil het een registergoed zijn.

 

2. Is een motor een registergoed?

 

3. Zijn alle onroerende zaken registergoederen?

4. Wat zijn onroerende zaken? Noem het artikel.

 

5. Zijn beperkte rechten op registergoederen ook registergoederen?

6. Zijn persoonlijke rechten op registergoederen ook registergoederen?

Week 2:

Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies

Paragraaf 1-4

1.Is er bij erfopvolging sprake van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel? In welk artikel is dit terug te vinden?

2. Vallen natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel?

 

3. Wie is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben?

4. Wanneer verlies je het eigendom op je roerende zaak?

5. Hoe noem je een verkrijging die niet onder algemene titel valt?

Hoofdstuk 5: Bezit en houderschap

 

1.Is een bezitter ook gelijk eigenaar?

2.A leent zijn fiets uit aan B. Wie is dan de bezitter?

3. Hoe noem je B in dit geval?

4. X is bezitter van een auto en leent de auto aan Y. Kan X bezitter van de auto zijn ondanks dat hij het goed niet onder zich heeft? Noem een artikel uit BW 3 waarop je je antwoord kan baseren.

5. Wat is een huurder?

A. bezitter van het vorderingrecht en bezitter van het huis

B. bezitter van het huis en detentor van het vorderingsrecht.

C......read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Privaatrecht II

Uitwerking colleges Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Kernvak Privaatrecht II week 1

 

Kernvak Privaatrecht II gaat over het verbintenissenrecht.

Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen 2 of meer personen. Het is actief tegen passief, de schuldenaar tegenover de schuldeiser. Er zijn verschillende verbintenissen. De bronnen van verbintenissen zijn: de rechtshandeling en overeenkomst, verbintenissen uit de wet, zoals de onrechtmatige daad en schadevergoeding. De belangrijkste 2 zijn de overeenkomst en de onrechtmatige daad. Andere bronnen van verbintenissen zijn de ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en zaakwaarneming

 

Het verbintenissenrecht regelt relaties tussen personen. Het regelt dus waar risico’s liggen en wat de gevolgen zijn van deze risico’s. De rode draad is de risicoverdeling. Het gaat om een juridische afweging.

Binnen het verbintenissenrecht heeft men autonomie: je mag doen wat je wil. Men mag vertrouwen en als hier sprake van is, kan men worden beschermd. Ook zijn criteria als hoedanigheid van de partijen van belang, bedrijf of particulier, kind of volwassenen.

 

Casus van de week HR ING/Bera

Bera holding een bedrijf in Suriname, opgericht door 2 mensen, Berner en Ramkalup. Die waren eerst beide aandeelhouders. Later is een daarvan exclusief bevoegd om Bera te vertegenwoordigen. Bankrekening aangemaakt door Berner, hij is daartoe bevoegd t.n.v. Bera. De post wordt echter gestuurd naar een bedrijf in Nederland waar Ramkalup zeggenschap over heeft.

Op een gegeven moment gaat er een geldbedrag van Bera Holding naar een vennootschap van Ramkalup. Berner weet hier niets van omdat de post naar Nederland wordt verstuurd.

Hoe komt Bera Holding/meneer Berner weer terug aan zijn geld? Kan hij dit vorderen van Ramkalup? Of van de ING? Had de ING moeten weten dat Ramkalup niet bevoegd was?

 

De totstandkoming van een rechtshandeling

Voordat een rechtshandeling tot stand kan komen moeten de bouwstenen behandeld worden.

  1. Uitleg verklaring, artikel 3:37. Een verklaring heeft werking, zodra deze de ander heeft bereikt.

  2. Er is een wil nodig, artikel 3:33 als de wil en de verklaring overeenstemmen is er een rechtshandeling. Als er sprake is van discrepantie tussen de wil en de verklaring, is er geen sprake van een wil en spreekt met van een wilsontbreken, artikel 3:33 en 3:34BW.

  3. Als er sprake is van discrepantie moet men kijken of er een gerechtvaardigd vertrouwen is. Dit is te vinden in artikel 3:35 BW. Er is geen overeenstemming tussen wil en verklaring, maar men mocht erop vertrouwen dat er wel sprake was van een overeenstemming. Is dit niet het geval dan is

  4. .....read more
Access: 
Public
Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets deeltoets A Privaatrecht II

 

Vraag 1

Karel is eigenaar van een vrijstaand huis met schuur en tuin. Hij heeft ten gunste van de bank een recht van hypotheek gevestigd op het geheel in het kader van een door de bank aan hem verstrekte geldlening van € 300.000. Vanwege plotselinge werkloosheid komt Karel zijn financiële verplichtingen jegens de bank niet na.

De bank maakt geen gebruik van haar recht van parate executie, maar verkrijgt van Karel een schriftelijke volmacht om de woning onderhands te verkopen. In de volmacht is onder meer bepaald dat verkoop en eigendomsoverdracht van het huis zal plaatsvinden ‘voor een prijs (marktconform) door gevolmachtigde vast te stellen’. Partijen hopen op deze wijze een hogere prijs te krijgen voor het huis, zodat Karel zijn schuld en rente aan de bank kan aflossen.

Uit een taxatie blijkt dat de woning een onderhandse verkoopwaarde heeft van

€ 315.000. Enkele weken na deze taxatie wordt de woning door de bank onderhands verkocht aan Anton voor een bedrag van € 193.000.

Karel voelt zich door deze transactie van de bank zeer ernstig benadeeld.

 

  1. Is Karel gehouden de woning aan Anton over te dragen?
     

  2. Afhankelijk van uw antwoord op vraag a zal ofwel Karel mogelijkerwijze schade lijden omdat hij tot nakoming van de overeenkomst verplicht is, ofwel Anton mogelijkerwijze schade lijden omdat Karel niet tot overdracht is gehouden.

Veronderstel dat Karel schade lijdt omdat hij tot overdracht aan Anton is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Karel te vergoeden?
 

  1. Veronderstel dat Anton schade lijdt omdat Karel niet tot overdracht is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Anton te
    vergoeden?
     

 

Vraag 2

Is het voor een automonteur die in dienst is bij een garagebedrijf van belang om te weten of het garagebedrijf bedingen in de overeenkomsten met klanten pleegt op te nemen waarbij aansprakelijkheid van het bedrijf (voor schade aan de auto van de klant tijdens de werkzaamheden ontstaan) wordt uitgesloten?

 

 

 

Vraag 3

Lees de volgende uitspraak en beantwoord de vragen onder de tekst.
 

Hoge Raad der Nederlanden
2 december 2011

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot.....read more

Access: 
Public
Oefentoets voor eindtoets Privaatrecht II

Oefentoets voor eindtoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets Kernvak Privaatrecht II Deeltoets B
 

Vraag 1

 

Vraag 1 a.

Twee agenten bellen aan bij een man en delen hem mee dat zijn zoontje (11 jaar oud) bij een aanrijding is verongelukt. De man kan het verlies (ook op langere termijn) niet verwerken en roept op aanraden van zijn huisarts psychiatrische hulp in. Kan hij de door hem met betrekking tot deze therapie gemaakte kosten verhalen op degene die de aanrijding heeft veroorzaakt?

Vraag 1 b.

In de `hangmatzaak’ (HR 8 oktober 2010) ging het om de vraag of een medebezitter een andere medebezitter op grond van art. 6:174 BW aansprakelijk kan stellen. Leg uit waarom dit een vraag van relativiteit betreft.

 

Vraag 2

 

Eugene heeft samen met zijn zus en diens echtgenoot een kunst- en antiekbeurs te Venlo bezocht. Bij de stand van galerie La Fleur gebeurde het volgende. Al kijkend naar een ± 2.25 meter hoog staande klok deed Eugene een paar stappen achteruit. Bij de derde pas liep hij tegen een – naar later bleek hol -houten pilaartje aan waarop een aan de galerie toebehorende Friese Staartklok uit 1580 stond opgesteld (vraagprijs € 500.000). Het pilaartje begon te wankelen als gevolg waarvan de klok op de grond viel. Hierdoor is een schade ontstaan van in totaal € 65.000, voor onder meer waardevermindering en reparatiekosten.

 

Is de Eugene jegens La Fleur aansprakelijk voor de schade, en zo ja, moet hij alle schade betalen?

 

Vraag 3

 

Dahlia Acacia B.V. (verder te noemen Dahlia) sluit in week 41 van 2011 met van Jaarsveld een (licentie-)overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst krijgt van Jaarsveld het recht om 80.000 rozenplanten met de naam Beatrix te kweken voor de productie van snijbloemen. Het bedrag dat voor de licentie moet worden betaald, is € 55.000.

Naast de licentie heeft van Jaarsveld ook nog stekken nodig om de rozenplant in kwestie te kunnen kweken. Daartoe sluit van Jaarsveld op dezelfde dag een overeenkomst met Lely Acacia B.V. (verder te noemen Lely), de zustervennootschap van Dahlia. Lely, die zich bezighoudt met het vermeerderen van rozenplanten, verbindt zich ten opzichte van van Jaarsveld tot levering van 80.000 stekken van de rozenplant in kwestie. De koopsom bedraagt € 75.000. Ter zake van de levering bevat de koopovereenkomst de volgende bepaling: ‘levering van de stekken vanaf week 46 en 47. De vermeerderaar.....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst Kernvak Privaatrecht I

Begrippenlijst Kernvak Privaatrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Inleiding

 

A

Absoluut toekomstig goed: goederen die in het geheel nog niet bestaan.

 

Afhankelijke rechten: een recht dat zodanig aan een ander recht is verbonden dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan (art. 3:7 BW).

 

Authentieke akte: Een akte opgemaakt in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door een daartoe aangestelde ambtenaar of een daarmee gelijk te stellen persoon. Voorbeeld is bijvoorbeeld een notariële akte, dagvaarding of beslagexploot.

 

B

Beperkt recht: een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (art. 3:8 BW).

 

Bestanddeel: onzelfstandige onderdelen van een zaak op grond van een ideële band of hechte materiele band (art. 3:4 BW).

 

Bloot eigenaar: de eigenaar die zijn zaak met een goederenrechtelijk recht bezwaard ziet.

 

Burgerlijke vruchten: opbrengsten die goederen met behoud van hun substantie genereren, waarbij de vrucht een vermogensrecht is (art. 3:9 lid 2 BW).

 

C

Conservatoir: rechten bewarend.

 

D

Dubbel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al evenmin bestaande rechtsverhouding.

 

E

Eenheidsbeginsel: zakelijke rechten kunnen slechts een zaak als geheel betreffen, niet slechts een of meer onderdelen ervan.

 

Eigendom: het meest volledige recht op een goed.

 

Enkel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al wel bestaande rechtsverhouding.

 

Exclusiviteit van goederenrechtelijke rechten: iedere derde is verplicht zich te onthouden van gedragingen die de rechthebbende op een goed in zijn gebruik, beheer of beschikking storen.

 

Executoriaal: rechten effectuerend.

 

G

Gesloten systeem: men kan geen nieuwe goederenrechtelijke rechten in het leven roepen. Daarnaast is goederenrecht, behoudens uitzonderingen, dwingend recht en er kan dus niet van afgeweken worden.

 

Goed: alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).

 

Goede trouw (negatief): een kennen noch behoren te kennen (art. 3:11 BW). Dit is de omschrijving die men wettelijk gezien aanhoudt.

 

Goede trouw (positief): een niet weten en niet behoren te weten.

 

Goodwill: de surplus waarde van de onderneming boven de optelsom van de waarden der afzonderlijke goederen.

 

H

Heerschappijleer: Verdedigd door Von Savigny. Een goederenrechtelijk recht geeft heerschappij over een goed, een persoonlijk recht geeft heerschappij over een persoon.

 

I

Ideëel bestanddeel: een bestanddeel dat zonder een bepaalde hoofdzaak als onvoltooid moet worden aangemerkt. Men kijkt bij het vaststellen hiervan naar de verkeersopvattingen (art. 3:4 lid 1 BW).

 

K

Kadaster: een soort van juridische landkaart van Nederland. Onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen.

 

Kenbronnen: Burgerlijk Wetboek, verdragen,.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket eindtoets Kv Privaatrecht I

Oefenpakket eindtoets Kv Privaatrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets voor de eindtoets 1

 

Vraag 1

De Rabobank heeft een vordering van € 950.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A’s) dure piano gevestigd ten behoeve van De Rabobank.

 

a. Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

 

b. Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien De Rabobank zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

 

c. Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien A zijn piano verkoopt en levert aan D, die het pandrecht van De Rabobank kent noch behoort te kennen, indien wordt afgesproken dat A de piano voorlopig nog voor D zal houden?

 

d. Stel dat E – die nog een appeltje met A te schillen heeft – met een hockeystick een onherstelbare barst in de piano slaat, waardoor deze onbespeelbaar (en daarmee nagenoeg waardeloos) wordt. A is tegen deze vernieling verzekerd bij verzekeraar V.

De Rabobank heeft nu pandrechten op drie verschillende goederen.

Noem er twee en bespreek waarom het pandrecht op het betreffende goed tot stand is gekomen.

 

Vraag 2

a. Kan een bestolen eigenaar de eigendom van een gestolen roerende zaak overdragen aan een ander?

Zo ja, op welke wijze vindt de levering plaats?

 

b. Kees vraagt Jan een uniek schilderij voor hem te kopen. Op 1 mei koopt Jan in eigen naam maar voor rekening van Kees het bedoelde schilderij van C. Op 2 mei gaat Jan failliet. Op 3 mei levert C het schilderij aan Jan. Op 12 mei wil Kees het schilderij bij Jan ophalen. De curator van Jan stelt zich op het standpunt dat Jan de eigenaar is van het schilderij en weigert afgifte.

Wie is op 12 mei eigenaar van het schilderij?

 

Vraag 3

Pieter verwerft een recht van erfpacht op het perceel van Willemsen. Dit recht van erfpacht wordt gevestigd voor een periode van twintig jaar. Na drie jaar laat Pieter een opslagruimte op het perceel bouwen en plant hij een reeks boompjes langs het pad dat naar deze ruimte leidt. Voor de bouw van de opslagruimte heeft Pieter een lening bij de bank gesloten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening heeft hij ten gunste van de bank een recht van hypotheek op zijn recht van erfpacht gevestigd.

a. Wie is eigenaar van de opslagruimte en de boompjes die Pieter gebouwd respectievelijk geplant heeft?

 

b. Stel dat Willemsen de eigendom van de grond overdraagt aan Pieter. Welk rechtsgevolg zou dat hebben.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 1

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 1

Aantekeningen van het hoorcollege van het kernvak Privaatrecht II.


Hoorcollege week 1

Inhoud van het vak

  • Rechtshandeling en overeenkomst;

  • Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad (buitencontractuele aansprakelijkheid);

  • Schadevergoeding

 

Programma

  • Totstandkoming rechtshandeling

    • Wilsvertrouwensleer

  • Totstandkoming overeenkomst

    • Aanbod en aanvaarding

  • Vertegenwoordiging

 

Grondbeginselen verbintenissenrecht

  • Pacta sunt servanda: verbintenissen moeten worden nagekomen;

  • Consensualisme: vormvrijheid;

  • Contractsvrijheid: met iedereen mag een contract gesloten worden.

 

Totstandkoming rechtsovereenkomst

  1. Allereerst moet onderzocht worden of er sprake is van een verklaring: deze verklaringen zijn vormvrij (art. 3:37 BW, consensualisme).

  2. Er moet sprake zijn van een verklaring die overeenstemt met de wil.

    1. Bij discrepantie hiertussen, bijvoorbeeld in geval van

      1. Art. 3:33 BW, misverstand: zie bijvoorbeeld HR: Bunde/Erckens. Ontbreken van de duidingswil.

      2. Art. 3:34 BW, ontbreken van de handelingswil: storing in de geestestoestand.

        1. Geestestoestand moet redelijke waardering van belangen belemmeren.

        2. Verklaring is onder invloed van een stoornis gedaan. Dit mag vermoed worden zo te hebben plaatsgevonden als de verbintenis nadelig werkte ten aanzien van de persoon die de verbintenis sloot.

                                      Komt er geen (voor een overeenkomst vereiste) rechtshandeling tot stand.

                                      Indien er sprake is van een met de wil overeenstemmende verklaring, komt een rechtshandeling tot stand.

  1. Gerechtvaardigd vertrouwen kan echter een discrepantie repareren (art. 3:35 (in sommige gevallen jo. art. 3:11 BW)). Zie hiervoor ook het arrest HR: Westhoff/Spronsen.

  2. Indien er sprake is van een rechtshandeling, moet onderzocht worden of er van redelijkheid en billijkheid een beperking uitgaat. In het arrest HR: Westhoff/Spronsen wordt dit omschreven als ‘goede trouw’. Indien er sprake is van derogerende werking van redelijkheid en billijkheid komt geen rechtshandeling tot stand.

 

Overeenkomst: komt tot stand door aanbod (is een rechtshandeling) en aanvaarding (is ook een rechtshandeling).

 

Vertegenwoordiging

Er zijn verschillende cases denkbaar: bijvoorbeeld een werknemer die het bedrijf waarvoor hij werkt vertegenwoordigt, of de curator die de onder curatele gestelde vertegenwoordigt.

 

Onmiddellijke vertegenwoordiging:

Leidt ertoe dat dat een rechtshandeling van de tussenpersoon toegerekend wordt aan de achterman.

 

Eisen zijn

  • Vertegenwoordigingskwaliteit

  • Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Indien de volmacht overschreden wordt (en er dus geen sprake meer is van een vertegenwoordigingsbevoegdheid), is de achterman niet gebonden (art. 3:66 lid 1 BW). Als de achterman echter de rechtshandeling.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 2

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 2

Hoorcollege aantekeningen van week 3 en 4. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.


Hoorcollege week 3

 

Programma:

1.      Vervolg (ver)nietig(baar)heid

De ongeoorloofde rechtshandeling

  1. Vorm
  2.  Inhoud

2.      Algemene voorwaarden, afd. 6.5.3 BW

  1. Totstandkoming
  2. Vernietigbaarheid

Pas in het volgende HC worden de onderwerpen met betrekking tot aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid etc behandeld.

 

(Ver)nietig(baar)heid

De ongeoorloofde of aantastbare rechtshandelingen kan op verschillende wijzen tot stand gekomen zijn:

  1. Door een handelingsonbevoegde
  2. Door een handelingsonbekwame
  3. Bij aanwezigheid van een wilsgebrek
  4. Door strijd met een vormvoorschrift
  5. Door actio Pauliana
  6. Bij strijd met wet, openbare orde of goede zede

Ten slotte met betrekking tot algemene voorwaarden: niet (op de juiste manier) ter hand gesteld of onredelijk bezwarend.

 

Strijd met vormvoorschrift

Uit art. 3:39 BW blijkt dat strijdigheid met vormvoorschriften leidt tot nietigheid (bijvoorbeeld de koopovereenkomst tav onroerend goed die niet volgens art. 7:2 BW schriftelijk is). In gevallen waarin slechts een van de partijen beschermd wordt, leidt dit tot vernietigbaarheid.

De professionele verkoper zal echter bij een beroep op dit vormvoorschrift sneller op de redelijkheid en billijkheid sluiten, waardoor dit beroep niet altijd op zal gaan.

Hoofdregel is echter dat rechtshandelingen in beginsel vormvrij zijn (art. 3:37 BW). Als de wet echter een vorm voorschrijft (zoals in art. 7:2 BW), bepaalt art. 3:39 BW dat deze rechtshandeling nietig is, tenzij de wet anders voorschrijft (dit is dus het geval als slechts een van beide partijen beschermd wordt).

 

Actio Pauliana

Wordt beschreven in art. 3:45 BW. Er zijn drie voorwaarden:

  1. Er is sprake van een onverplichte rechtshandeling door de schuldenaar (terugbetaling van een schuld (bijvoorbeeld eerst aan ouders en vervolgens aan de bank) valt hier dus niet onder);
  2. Daardoor wordt een schuldeiser benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden;
  3. En de schuldenaar wist dit of behoorde dit te weten.

 

Beperking contractvrijheid door de inhoud van de overeenkomst (zie ook het arrest Esmilo/Mediq m.nt. Lindenberg)

In dergelijke gevallen kan art. 3:40 BW uitkomst bieden. Dit artikel kan het beste worden toegepast volgens onderstaand stappenplan:

1.      Art. 3:40 lid 2 BW

a.     Is er sprake van dwingend recht? Slechts in gevallen waarin er sprake is van dwingend recht, is dit artikel van toepassing (dus geen regelend recht (veel regelend recht staat in boek 6)). Voorbeelden van dwingend recht zijn art. 7:6 BW, art. 6:246 BW, WvSr.

 

b.     Rechtsgevolgen?

                                                         i.           In sommige gevallen is strijd met dwingend recht opgenomen in de dwingendrechtelijke bepaling zelf (meestal vernietigbaarheid of nietigheid). De sanctie voor het vastleggen van een te lange proeftijd in een arbeidsovereenkomst is bijvoorbeeld nietigheid op dit punt. Er komt dan een overeenkomst tot stand zonder proeftijd (dus gewoon een.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Privaatrecht I

Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Privaatrecht I


Collegeaantekeningen week 1-3

Hoorcollege week 1

Goederenrecht heeft als doel jou het goed te laten halen dat van jou is. Het is de oorsprong van goederenrechtelijke rechten die je tegen een ieder kan inroepen. Het gaat om het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen.

We maken het onderscheid tussen een roerend en onroerend goed omdat er specifieke regels zijn om bijvoorbeeld overdracht mogelijk te maken. Dit op basis van het economische belang (de waarde) en het publieke belang (welk goed is van wie?).

In het goederenrecht staat de relatie persoon-goed centraal, anders dan in het verbintenissenrecht, dat gericht is op de verhouding persoon-persoon. Bij dit laatste recht gaat het om rechten die de ene persoon in beginsel uitsluitend tegenover de andere persoon kan inroepen. Goederenrechtelijke rechten kennen absolute werking (derdenwerking). Het goederenrecht maakt tezamen met het verbintenissenrecht deel uit van het vermogensrecht.

 

HR Blaauboer/Berlips

Berlips is eigenaar van een stuk grond en verkoopt dit aan Blaauboer. Hij verkoopt en hij levert dit stuk grond. In de leveringsakte wordt een clausule opgenomen. In deze akte staat dat Berlips gehouden is om een weg aan te leggen.
 

Berlips, als eigenaar, legt de weg niet aan, en verkoopt en levert zijn stuk grond aan Maks. Aan de ene kant is hier het verbintenissenrecht (overeenkomst) en aan de andere kant het goederenrecht (onroerend goed). Berlips beroept zich op het goederenrecht, want het eigendomsrecht is overgegaan naar Maks. De verplichting tot het leggen van de weg, gaat niet over met het eigendom. Persoonlijke verbintenissen kunnen het eigendomsrecht niet beperken, zodat zij evenmin bij overgang van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar van rechtswege overgaan.

 

Kenmerken van het goederenrecht

Het belangrijkste kenmerk van het goederenrecht is dat er een gesloten stelsel (numerus clausus) van beperkte rechten (art. 3:81 BW). Het aantal goederenrechtelijke rechten zijn dus neergelegd in het wetboek: meer zijn er niet. Deze rechten hebben ook een gesloten inhoud, deze is dwingend vormgegeven. De grenzen van het recht worden aangegeven door de wetgever en door uitspraken van de Hoge Raad. Het verbintenissenrecht is juist een open stelsel.

Niet alleen de goederenrechtelijke rechten hebben een gesloten stelsel, maar ook verkrijging en verlies kennen dit. Dit is te vinden in art. 3:80 BW. Goederen zijn te verkrijgen onder algemene titel en onder bijzondere titel.

Onder algemene titel verkrijgt men door erfopvolging, door boedelmenging, door fusie, door splitsing en door de goedkeuring van een overdrachtsplan (art. 3:80 lid 2 BW). Men kan goederen onder bijzondere titel verkrijgen door overdracht, verjaring, door onteigening en verder op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging (art. 3:80 lid 3 BW).

Ook verliest men goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen (art. 3:80.....read more

Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen

Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen


 

Hoorcollege 1

Vermogensrecht

  • Wat is dat?

  • Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.

  • Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.

Het vermogensrecht (in objectieve zin)

  • Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)

  • Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.

    • Gesloten systeem van rechten

    • Dwingend recht (hoe het in de wet staat)

    • Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)

  • Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)

    • Open systeem van rechten

    • Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht

    • Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!

Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.

  • Zie BW 6. (vrije wil om te doen wat je goeddunkt, vertrouwen bij een bepaalde handeling)

Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)

  • HR Jeffrey-arrest (NJ 1998/853): Vermogensrecht weet niet goed wat ze buiten het vermogen moeten.

Wat is een verbintenis?

  • = Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.

  • Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.

  • De verbintenis houdt in:

    • Een verplichting tot een prestatie voor de één

    • En het recht op die prestatie van de ander.

  • Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.

Twee zijden van dezelfde betekenis:

  • Actieve zijde (schuldeiser)

    • Vorderings(recht): bevoegdheid om iets te vorderen (actie in recht)

    • Art. 3: 296 BW

    • Rechtsvordering/actie

    • Executierecht: fysiek geldend maken (bv. deurwaarder/politie bij iemand spullen weghalen)

  • .....read more
Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Inleiding Privaatrecht: Goederenrecht in 2015-2016.



Hoorcollege 2: Eigendom, bezit en houderschap.

Eigendom

Eigendom is het eigendomsrecht op een zaak. Het eigendom is het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Zie hiervoor artikel 5:1 BW. Eigendom is speciaal gericht op zaken, bij andere goederen word iemand niet de eigenaar genoemd maar de rechthebbende. Wanneer iemand eigenaar van een zaak is heeft hij alle bevoegdheden omtrent die zaak en dus ook exclusieve bevoegdheden als revindicatie (art. 5:2 BW).

Bezit en houderschap

Bezit en houderschap komt ter sprake als je macht kan uitoefenen over een bepaalde zaak. Een eigenaar is vaak ook de bezitter van een zaak. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Artikel 3:119 lid 1 BW bepaalt dat de bezitter wordt vermoed om rechthebbende te zijn. Dit betekent dat wanneer iemand dat betwist hij zelf zou moeten bewijzen dat de desbetreffende persoon die bezitter is niet de eigenaar is. De bewijslast ligt dus niet bij de bezitter. Een voorbeeld wanneer de eigenaar en de bezitter niet dezelfde persoon zijn, is wanneer A de fiets van B steelt, A blijft de eigenaar van de fiets maar hij kan geen macht meer over de fiets uitoefenen daarom is hij geen bezitter van de fiets meer. De bezitter van de fiets is nu B tenminste als hij de fiets voor zich zelf gebruikt.

Art. 3:107 lid 1 BW geeft een definitie van het word bezit, “bezit is het houden van een goed voor zichzelf”. Een bezitter ben je als je, je gedraagt als de eigenaar. Naast bezitter kan iemand ook een houder zijn van een zaak. Een houder van een zaak ben je wanneer je feitelijke macht over de zaak kan uitoefenen zonder dat je, je gedraagt als de eigenaar van de zaak. Art 3:108 BW zegt dat de uiterlijke feiten beslissend zijn of iemand een bezitter of houder is van een zaak, deze uiterlijke feiten moeten dan naar verkeersopvattingen beoordeeld worden. Met verkeersopvattingen wordt er bedoeld van wat de gemiddelde Nederlander ervan denkt. Als je een goed houdt omdat je de.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1786
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.