Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2013/2014)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


College 1 (11-11-2013)

 

Sociologische verbeelding

C. Wright Mills heeft de term sociologische verbeelding bedacht. Mensen die sociaal kunnen verbeelden, kunnen zich in de tijd en samenleving plaatsen en verbindingen zien tussen macro- en microniveau. De sociologie denkt in twee richtingen : van macro naar micro (van samenleving  naar individu) en van micro naar macro (van individu naar samenleving).

De sociologie zal kijken naar de vraag wat gebeurt er in gezinnen? Wat krijgen mensen mee in de gezinnen?

Vrouwen zijn vaak meer bezig met de opvoeding, en als zij werkt is dit vaak deeltijd. Mannen hebben vaker een fulltime baan en houden zich minder bezig met de opvoeding. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat vrouwen eerder kiezen voor sociale studies en mannen eerder kiezen voor technische studies. (macro naar micro)

Hier is het macroniveau de sekseverdeling, en het microniveau de keuze van de studie die de vrouwen maken.

 

Wat is sociologie?

Definitie van Macionis & Plummer : de systematische studie van de menselijke  samenleving

 

Anthony Giddens : Sociology is the study of human social life, groups and societies. The scope of sociology is extremely wide, ranging from the analysis of passing encounters between individuals in the street up to the investigation of world-wide social processes.

 Het object van de sociologie

Het object van de sociologie is breed.

 

  • Niet gericht op de biologische of psychische uitrusting van het individu, maar wat  zijn de factoren in de omgeving dit hem/haar beïnvloeden? En wat hij/zij omgekeerd in die omgeving tot stand brengt . (bv. hoe beïnvloedt social media een persoon)

 

  • Het gaat ook om bovenindividuele structuren en processen (het functioneren van organisaties of instituties, van de nationale cultuur of een samenleving). De sociologie zou kunnen kijken naar bv. wat is er mis met de jeugdzorg? Hoe zit de organisatie in elkaar? Wat gaat er mis? en kan dit ook anders?

 

Pedagogische en sociologische perspectieven op rapport Samson

Rapport Samson

Bij een heel aantal mensen dat seksueel misbruikt was, bleek dat er niet genoeg aan was gedaan om het te voorkomen. Daarom werd het rapport Samson gemaakt. Dit rapport had betrekking op seksueel misbruikte kinderen. Kritiek op dit onderzoek was dat de opdracht en de conclusies zo breed waren, dat niemand zich echt verantwoordelijk voelde om iets te doen.

Jeugdzorg begint bij een gezin. Hieruit komen mensen die cliënten van jeugdzorg worden. Er is veel kritiek op de jeugdzorg, men vindt dat de jeugdzorg disfunctioneert. De publieke opinie is sterk ontwikkeld. De media speelt hierin een belangrijke rol. De pedagogische wetenschap houdt zich bezig met rapporten. Zij maken beslissingen, voeren een bepaalde aanpak en onderzoek uit, enzovoorts.

 

Pedagogische visie :

Schuengel en Juffer hebben geschreven over hoe mensen in jeugdzorg zich moeten gedragen ten opzichte van kinderen. Kinderen in de jeugdzorg hebben geen goede band met hun ouders of deze band is verbroken. Voor kinderen is het belangrijk om weer gehecht aan iemand te raken. Dan kunnen de kinderen toch op een fijne manier volwassen worden. Om kinderen gehecht te laten raken aan groepsleiders, moeten deze responsieve sensitiviteit gebruiken, responsiviteit is te trainen. Dit is wel lastig, omdat de kinderen uit ellendige omstandigheden komen, wat de band met de groepsleider kan verstoren. Als er sprake is van een groep kinderen, kunnen ze elkaar verstoren, dus groepsdynamiek is in dit opzicht een stoorfactor als we kijken naar gehechtheid.

 

Sociologische visie :

Totale instituties

Met de theorie  totale instituties bedoelt Erving Goffman instellingen als gevangenissen en instituten. Binnen deze instellingen moet de individuele identiteit worden afgelegd als ze er aankomen, wat betekent dat ze niet meer hun eigen kleren mogen dragen, en gevangenen krijgen vaak een nummer in plaats van een naam. Iedereen ziet er hetzelfde uit, er is weinig privacy en je krijgt een nieuwe instellingsidentiteit: hier hoor ik bij. Je krijgt een nieuwe rol en je moet rekening houden wat de verwachtingen zijn van deze rol. Mensen die langer in instituties zijn, kunnen regels beheren/manipuleren. Als iemand dat doet, heet dat roldistantie. Dit betekent dat die persoon zich verzet tegen de regels en de grenzen opzoekt omdat hij of zij de rol zo goed kent, deze personen worden steeds populairder gevonden door anderen. Volgens de sociologie zou je kunnen verwachten dat kinderen dit gedrag ook kunnen gaan vertonen, en zich gaan verzetten tegen de regels. De sociologie kijkt ook naar de organisatie zelf.

 

 

Het huis van de jeugd (sociologisch)

De sociologie kijkt naar de jeugd als naar een doorgangshuis. In het huis gebeuren heel veel dingen, en daarom wordt het dus een doorgangshuis genoemd. Het huis verandert naarmate de tijd vordert en als men op verschillende plaatsen is. Dit heeft ook te maken met sociaaleconomische omstandigheden. Deze huizen veranderen ook per generatie. Vroeger werkten kinderen en was er dus geen aparte jeugdfase, maar nu hebben kinderen een heel andere positie. Er kwam steeds meer aandacht voor de kinderen, zij kregen thuis les en onderwijs werd belangrijker. Ouders kregen steeds minder grip op hun kinderen. destandardisatie van de relatie binnen een huis, er is een nieuw gezin aan het ontstaan namelijk een individualistisch gezin.

De pedagogiek is nu niet meer weg te denken uit de gezinnen van nu (super Nanny, ervaringsdeskundigen).

 

Wat is de relevantie van de sociologie voor de pedagogiek?

 

  • Je kan sociologische problemen die je tegenkomt in een bredere context plaatsen, je hoeft het niet meer bij neurologische informatie te houden maar je kan ook rekening houden met andere verklaringen. (out of the box)
  • Zelfreflectie: zicht op voorwaarden, mogelijkheden en grenzen van het werk van pedagogische professionals.

 

Oorsprong van de sociologie

De oorsprong van de sociologie wordt gelegd in een turbulente periode in de ontwikkeling van de samenleving :

  

  • Verlichting

Breuk met religie - men liet de religie los en werd individualistischer. De opkomst van ratio > het opzoek gaan naar de reden, niet zomaar alles voor waar uitnemen maar kritisch kijken. zoektocht naar universele wetten , empirie en (natuur)wetenschappelijk experiment als middelen.

 

  • Moderniteit

Industrialisatie - agrarische families verdwenen, er werden fabrieken gebouwd en mensen gingen in de industrie werken. De werkgelegenheid in de steden (industrie) heeft gezorgd voor verstedelijking. Mensen konden zelf beslissen over hoe hun samenleving eruit ziet. Toename van specialisatie - vroeger was iedereen actief in vormen van agrarisch werk (hier was weinig specialisatie voor nodig) en de geïndustrialiseerde samenleving bracht dus nieuwe beroepen met zich mee en mensen konden zich specialiseren op bepaalde vlakken (onderwijs, gezondheidszorg etc.)

Men werd langer afhankelijk van elkaar, niet iedereen werkte meer in de zelfde sector en steeds meer mensen waren gespecialiseerd op verschillende vakgebieden.

Sociologie helpt bij problemen van de modernisatie.

De klassieke sociologie : grondleggers

Functionalisme (Durkheim)

Functionalistische theorie wil de sociale orde en de stabiliteit in de samenleving verklaren.

 

De wereld was aan het veranderen, en Durkheim vroeg zich af hoe we nog sociale orde konden houden als er zoveel veranderingen waren. Hij vergeleek de analogie van het lichaam met de samenleving: men heeft een aantal organen zodat men kan functioneren, en in een samenleving bestaan er bepaalde structuren zodat een samenleving kan overleven. Dit zijn structuren als onderwijs, de media en gezin, deze structuren zorgen voor orde in een samenleving. Individuele mensen kon je volgens Durkheim niet zo goed vertrouwen. Door sociale structuur krijgen mensen functionele opvattingen, namelijk normen en waarden. Hierdoor komt er orde in de samenleving. In de traditionele samenleving was de godsdienst het belangrijkst. Maar na de Verlichting was er veel minder religie, dus werd deze traditionele samenleving minder belangrijk. Volgens Durkheim moest je regels en sancties heel goed opstellen, zodat mensen goede mentale orde krijgen.

Durkheim was bezorgd over continuïteit van de samenleving in de overgang van traditie naar moderniteit: functioneren structuren (overheid,gezin,onderwijs) nog wel voldoende? De structuren zullen de rol van de godsdienst overnemen.

 

Conflictsociologie (Karl Marx)

Volgens Marx wordt de samenleving gekenmerkt door sociale ongelijkheid
(ondernemers vs arbeiders), belangenstrijd en sociale verandering. Doordat er conflicten zijn ontstaat er ontwikkeling en kan een samenvatting zich ontwikkelen.

Hoofdvragen: wat zijn de oorzaken van ongelijkheid en welke aanpak daarvan?

Conflicten tussen sociale klassen (kapitalisten en arbeiders); later ook: seksen, etnische groepen en generaties

 

De samenleving bestaat uit conflicten, en dan vooral het conflict tussen kapitaal en arbeid. Conflicten leiden tot verandering. Marx zag veranderingen niet als gevaarlijk, omdat je veranderingen positief kan benaderen. Later werd deze visie breder getrokken. Er zijn ook tegenstellingen tussen seksen en generaties. Volgens Marx vinden er veranderingen in de organisatie arbeid plaats. De samenleving verandert net zo lang dat het conflict zo hevig is, dat er een omwenteling plaats vindt, waardoor het communisme in wordt gezet.

Marx was (filosofisch) materialist – economische verhoudingen bepalen de cultuur.

Bovenbouw zorgt voor instandhouding van ongelijkheid in de onderbouw.

 

  • Relevantie conflictsociologie: financiële en economische crisis, vermarkting, media als bewustzijnsindustrie, consumentisme

 

  • Bredere relevantie: ongelijkheid tussen groeperingen (gender, etniciteit, seksualiteit)

Dit vond Marx minder belangrijk dan de ongelijkheid tussen de onderbouw en de bovenbouw.

 

Belangrijkste overeenkomst tussen functionalisme en de conflictsociologie : de structuur van de samenleving is het belangrijkste, die is bepalend voor wat mensen denken en wat zij doen.

 

Social action sociologie (Max Weber)

Volgens Weber wordt de wetenschap steeds belangrijker.

  • Het startpunt vindt plaats in het microniveau (interacties tussen mensen, opvattingen die mensen hebben die maken de structuren in de samenleving (het onderwijs, het politieke systeem etc.)
  • Het centrale punt in deze visie is dat als er onvrede is, je hier iets aan kan doen. Volgens deze soort van sociologie is alles te veranderen. (bijvoorbeeld als er onvrede is over een school, kun je een nieuw type school stichten).
  • Handelen is belangrijk en er zijn verschillende soorten handelen.
  • Betekenisgeving van mensen is erg belangrijk, wat ziet een mens in hun omgeving en hoe interpreteert hij/zij dit. Wanneer je kind het bv. slecht doet op school ga je kijken naar de oorzaak hiervan is, geef je de school de schuld of ga je een nieuwe school creëren waarin het kind goed kan ontwikkelen? Interpretatie van iets zorgt ervoor dat mensen dingen gaan veranderen,

 

World view : mensen hebben een bepaalde opvatting over hoe de samenleving in elkaar zit. Weber was bezig met wat hij noemde de

  • Vb. world view - protestantse ethiek : door betekenisgeving wat mensen zien leidt tot een bepaalt soort samenleving. Zuinig zijn op datgene wat je hebt, dit stimuleerde het idee dat je als ondernemer bedrijven kon uitbreiden en niet het geld in eigen zak te stoppen maar te herinvesteren.

 

Rationalisme

Inzichten van de wetenschap toepassen.

Handelen is minder of meer doelgericht. Affectief handelen is direct vanuit de emoties wat doen. Traditioneel handelen is handelen zoals door de voorouders gedaan werd, het handelen wordt dus overgenomen. Waarde-rationeel handelen is bepaalde waarden hanteren voor je handelen. het doel van rationeel handelen is bedenken wat je wilt en bedenken welke middelen het meest effectief en efficiënt zijn om dit doel te bereiken (dit soort handelen wordt nu vaak gebruikt). Als je niet uitkijkt ga je je teveel op effectiviteit en efficiëntie richten.

 

Postklassieke perspectieven

Achtergrond postklassieke sociologie

  • Klassieke sociologie is inconsistent, tegenstrijdig en zit niet logisch in elkaar, de drie bovengenoemde theorieën hierboven spreken elkaar tegen.
  • Klassieke sociologie past niet meer in deze tijd, de sociologie is gericht op de nationale samenleving. Dit is onzin want onze samenleving hangt samen met de processen die in de hele wereld gebeuren.

 

Structurisatiesociologie (structuur maken binnen een samenleving)

Deze visie probeert de tegenstellingen tussen de klassieke sociologen te overbruggen.

Volgens Giddens kan men de klassieke sociologen indelen in twee verschillende opvattingen. De ene opvatting is dat je vanuit het denken op een structuur komt, en de andere opvattingen is dat je vanuit de structuur gaat handelen. Agency: Als je in een structuur bent opgegroeid kan je er in handelen en dan kan je structuren ook veranderen. Er zijn nu heel veel veranderingen in de wereld, en de wereld wordt steeds ingewikkelder. Dit wordt Runaway World genoemd, deze wereld heeft behoefte aan een nieuwe sociologie.

Onvrede met moderniteit en rol van de wetenschap leidt ook tot:

 

Postmoderne sociologie  (einde van het verlichtingsgevoel)

Ontstaan door : onvrede van toepassing van de wetenschap in de samenleving, wetenschap is niet objectief en neutraal. Er moet een einde komen aan vertellers van de grote verhalen (theorieën die alles verklaren). De wereld is uiteengevallen, je kan eigenlijk alleen nog maar spelen met de brokstukken hiervan.

 

College 2 (18-11-2013)

 

De ontwikkeling van samenlevingen

Een samenleving is een grote groep mensen die een bepaalde organisatie en afrastering nodig hebben om te kunnen functioneren. Ideaaltypes zijn organisatievormen die tot hun essentie worden teruggebracht. Lenski en Lenski hebben dat gedaan met de samenleving. Hierbij hebben zij 5 typen samenlevingen bedacht (achterliggende gedachte = technologie - als er een nieuwe technologie ontstaat leidt dat tot een nieuwe samenleving). Deze samenlevingen zijn:

  • Jagers en verzamelaars, wanneer er iets mislukt komt je familie om van de honger. Hoe meer technologie je hebt hoe beter je een ramp kan overleven. Technologieën in deze tijd waren wapens om beesten de doden en kookgerei om eten te maken. ( vb. van nu : vissers)

  • Tuinbouwers en herders, materialen voor in de tuinbouw.

  • Agrarische samenlevingen, je hebt ploegen nodig om grond te bewerken. Er wordt voor het eerst gewerkt voor de markt, overschotten worden verkocht.

  • Industriële samenlevingen, opkomst van de fabrieken in de buurt van stromend water want fabrieken draaide op waterstroom. Alles werd ingewikkelder, verbindingen nemen toe en de hiërarchie neemt toe.

  • Post-industriële samenlevingen, de technologie die van belang is, is alles wat met de ICT te maken heeft.

 

Technologie is een ontstaansvoorwaarde voor nieuw type samenleving, maar geen determinatie.

Vooral de eerste drie samenlevingen komen niet meer zo vaak voor, maar ze bestaan nog wel maar dan in een nieuwe vorm.

Elke keer als er een technologische innovatie plaatsvindt, ontstaat er een ander type samenleving. Wanneer men overgaat op een ander type samenleving, wordt er meer gebruik gemaakt van specialisatie. Elke keer als men overgaat op een ander type samenleving ( wanneer bv. verstedelijking groter wordt), wordt het belang van het hebben van familiebanden minder, en de ongelijkheid van posities in de samenleving wordt groter.

 

Karl Marx: kapitalisme en conflict

Doordat we in een kapitalistische samenleving leven, is er een strijd tussen arbeid en kapitaal. Deze kapitalistische samenleving wordt gekenmerkt door concurrentie

Door concurrentie gaan de prijzen omlaag, waardoor de winst daalt. Hierdoor moeten bedrijven lagere lonen aan de arbeiders geven (die dus minder geld overhouden om uit te geven), waardoor er te weinig kopers voor de hoeveelheid producten zijn (overproductie). Hierdoor komt er een groei van de arbeidersklasse, en daardoor een verscherping van de klassentegenstellingen.

De hele geschiedenis van samenlevingen heeft het karakter van het klassenconflict. Door dit conflict was de samenleving vaak wankel, waardoor er een omwenteling plaatsvond (dat waren vaak revoluties). De afhankelijke groep wordt steeds onafhankelijker.

Marx was tegen kinderarbeid en vond het invoeren van het kinderwetje van Houten en de leerplichtwet daarom goed. Kinderen waren een oneerlijke concurrentie voor volwassen mannen. Later ontstond de leerplichtwet, en er ontstond een kindertijd : kinderen moesten spelen in plaats van werken.

De fundering van alle macht in een samenleving ligt in de economische onderbouw. De economische onderbouw bestaat uit twee onderdelen, namelijk productiekrachten (grondstoffen, machines, etc.) en productieverhoudingen (zie dia 10 van college 2). De politiek-ideologische bovenbouw bestaat ook uit twee onderdelen, namelijk instellingen als politiek en godsdienst en het bewustzijn. De politiek-ideologische bovenbouw zorgt ervoor dat de machtsverdeling blijft zoals deze is. Marx merkte ook op dat een samenleving nooit stil staat.

 

Weber: rationalisering en protestantse ethiek

Volgens Weber hebben ideeën, en dan vooral waarden en overtuigingen, de kracht om zaken te veranderen. Hij zag de moderne samenleving als een nieuwe manier van denken.

Met traditie bedoelt Weber overtuigingen en gedachtes die worden doorgegeven van generatie op generatie. In de moderne samenleving maakt men minder gebruik van tradities, en meer gebruik van rationaliteit. Met rationalisering bedoelde Weber dus dat men minder waarde ging hechten aan traditie en zich ging richten op rationaliteit.

Calvinisme was volgens Weber de grondlegger voor kapitalisme. Calvinisten benaderden het leven op een gedisciplineerde en rationele manier. Ze geloofden dat ze later in de hemel zouden komen en wilden daarom in het leven op aarde ook succes hebben. Calvinisten gaven weinig geld uit aan de armen en het geld dat ze verdienden spaarden ze of ze gaven het uit aan nieuwe investeringen, geen sprake van verspilling. Doordat zij geld uitgaven aan nieuwe investeringen, legden zij de grondslag voor het kapitalisme.

Protestantse landen ontwikkelen eerder kapitalisme dan katholieke landen.

In de kapitalistische samenleving wordt rationalisering de dominante world view. Hierdoor wordt de protestantse ethiek uiteindelijk overbodig.

Rationalisering betekent een andere organisatie van de samenleving - minder invloed van tradities en steeds meer ratio en wetenschap. Mensen worden steeds doelgerichter in plaats van sturing door traditie. Familiebanden steeds minder, eerder ondergebracht in grootschalige organisaties. Statusverwerving steeds belangrijker, niet of je van adel bent maar het gaat er om wat je kan. Het vraagt ook persoonlijke discipline : time is money.

Rationalisering zie je ook terug in het evidenced based, alles moet uit wetenschappelijk onderzoek kunnen blijken.

Bureaucratie vorm is ook een vorm van de rationalisering. Als je kijkt naar de jeugdzorg wordt er gekeken of het wel de doelen bereikt die het moet bereiken, anders moet het veranderd worden (rationalistische beargumentering).

 

Durkheim: mechanische en organische solidariteit

Volgens het functionalisme van Durkheim bestaat een samenleving uit objectief waarnemende structuren, zoals het gezin, universiteiten, etc. Als de sociale structuren het goed doen, houden ze de samenleving bij elkaar. Een objectief waarneembare structuur is bijvoorbeeld de leerplichtwet. In de pre-industrieele samenleving was er een hele sterke regulering. Dit kwam omdat de godsdienst toen een grote rol speelde in de samenleving. Alle mensen in de samenleving leefden min of meer hetzelfde, en hadden dezelfde normen en waarden. Doordat de morele regulering (normen en waarden) in een industriële samenleving niet zo verschillend was tussen mensen, ontstond er mechanische solidariteit. De samenleving veranderde van een mechanische samenleving tot een organische samenleving. Door specialisatie werd de samenleving moderner. Organische solidariteit betekende dat de solidariteit moest groeien.

Cultuur

Typeringen van nationale cultuur

Cultuur in Nederland

Hoe komt het dat wij zo in elkaar zitten als hoe we in elkaar zitten?

Nederland als polderland - dit is een vorm van besluitvorming waarbij je aan verschillende partijen vraagt een bijdrage te leveren. Dit zorgt voor een samenleving waarbij samengewerkt wordt tussen zuilen en tolerantie, op basis van voordeel. Je moet samenwerken met mensen die anders zijn dan jij. Het gezamenlijk belang om droge voeten te houden was hierin de drijfveer om overeenkomsten te sluiten. Polderen is ook een negatieve klank geworden : gebrek aan mannelijkheid, gebrek aan besluitvorming.

Nederland als gidsland - aan de ene kant zijn we de kant van de koopmannen (alles verkopen om winst te maken) aan de andere kant zijn wij gidsland (het land waar men het het beste doet van de hele wereld).

 

Sociologen hebben een breed cultuurbegrip ( way of life) alles wat er op of aan zit.

  • Ontwerpen voor het leven : warden, overtuigingen, gedrag en materiële objecten die de leefwijze van mensen vormen.

  • Cultuur als bron voor de oplossing van problemen en overleving. Ook ICT is een vorm van cultuur, we kunnen hiermee werken om betekenis te geven aan wat wij tegenkomen (toolbox, 2e cultuur - scripts die je gedrag bepalen (als ik uiteten ga doe ik dit..))

  • Cultuur wordt overgeleverd door ouders, peers, media en onderwijs.

 

Componenten van cultuur

Symbolen zijn objecten of handelingen die specifiek zijn voor de samenleving, zoals de Nederlandse vlag. Waarden en overtuigingen verschillen per tijd en land. Er is dus ook een verschuiving met betrekking tot de belangen (waarden) van de opvoeding van kinderen. Nu leeft een kind in een onderhandelingshuishouden, het kind kan overleggen met de ouders over de opvoeding, en vroeger leefde een kind in een bevelhuishouden, en had dus niks in te brengen. Nu leven we ook in een materiele cultuur: je moet hebben wat de rest ook heeft.

 

Cultuur begrijpen

Functionalisme

  • Kernwaarden zorgen voor sociale binding, instellingen moeten waarden en normen bekrachtigen, cultuur als antwoord op maatschappelijke behoeften.

Conflictbenadering

  • Dominante cultuur is die van de dominante groep; bevordering passieve acceptatie van status quo; media als bewustzijnsindustrie, media spreekt de taal van de heersende groep en hun doel is om de zaken zo te houden als hoe ze nu zijn.

Action sociology

  • Individuele betekenisgeving en gedeelde world views zijn cultuurelementen die de constructie van de samenleving sturen. Protestantse ethiek/ rationalisering.

 

Verontrustende moeders

Medicalisering is een probleem dat je hebt, vertalen naar een medisch probleem. Dit doet men zodat het probleem verklaarbaar is. Er komt steeds meer medicalisering in de samenleving voor, omdat er achterliggende belangen bestaan. Dit zijn de belangen van de medici, de overheid en de kapitalisten (hoe meer medicijnen er verkocht worden, hoe meer men verdient). Volgens Furedi komt het wellicht wel door de achterliggende belangen, maar mensen zeggen wel dat ze een medische identiteit willen, en medische hulp.

Bij de prik voor het HPV virus was er een enorme campagne tegen de overheid en de medische wetenschap. Dit kwam vooral van verontruste moeders. Hierdoor ontstond er twijfel of de medische wetenschap nog te vertrouwen was. Dat is ook de reden dat er alternatieve geneesmiddelen zijn ontstaan. Moeders verzetten zich dus tegen normen en waarden.

Het is moeilijk om weer vertrouwen in de medische wetenschap te krijgen. Experts hebben niet meer het gezag wat ze vroeger hadden.

 

College 3 (25-11-2013)

 

Microsociologie ( onderdeel van sociale actietheorie)

Kijkt naar interacties tussen individuen. Handelen van mensen vindt plaats in het dagelijks leven. De werkelijkheid wordt in het handelen van mensen geconstrueerd.

 

Thomas theorema

‘iets wat gezegd wordt komt vaak uit.’

Een voorbeeld hiervan is als je heel vaak zegt dat de ene partij gaat winnen, dan gaat die partij ook winnen. Dus de verwachting dat je het goed doet, maakt dat je het goed doet. ‘

 

Labeling’ en categoriseringsactiviteit door gedragswetenschappers.

Als je een kind dyslectisch noemt, zal hij zich ook gaan gedragen als dyslectisch. Dit heet ‘labeling’, of categoriseringsactiviteit. Ook de omgeving zal er zo op reageren, de omgeving gaat dus meedoen met labelen (jij bent dyslectisch, je krijgt een halfuur langer voor je proefwerk).

Het Pygmalion effect is hoe hoger de verwachtingen van anderen over iemand zijn, hoe beter de resultaten worden. Bij een ‘self-fulfilling prophecy’ ligt dat heel anders. Bij een ‘self-fulfilling prophecy’ zijn de verwachtingen van anderen over iemand juist heel laag, en gaat diegene vaak ook slechter presteren dan diegene kan, dit houdt de lage verwachtingen in stand. Deze effecten kunnen betrekking hebben op de persoon zelf en op de omgeving.

‘Stereotype threat’ houdt in dat als mensen niet veel goeds verwachten van een stereotiep, diegene ook niet gaat proberen dit beeld te veranderen.

 

Sociaal worden in micro-sociologisch perspectief

Het sociaal zijn van mensen heeft te maken met het vermogen situaties te interpreteren en je te verplaatsen in de rol/situatie van de ander en hier weer op  in te spelen

Hoe komt het dat mensen ‘sociaal’ zijn?

Nature en nurture-debat ; sociologen leveren bijdrage aan nurture: de culturele context gedurende vroege kindheid is van groot belang (Mead)

 

Socialisatietheorieen

Freud heeft een vrij simpel model. Bij hem gaat het over het id, het ego en het superego. In het id zitten de driften en de lusten, in het superego zitten de regels die de samenleving oplegt aan de persoon, en het superego probeert te bemiddelen tussen het id en het superego.

 

Mead (sociaal interactionisme) zei dat we zijn zoals we zijn, omdat we ons ontwikkelen op reflectie van een sociale samenleving. Denken is een onderscheidend kenmerk van de mens.

  • ‘Self’  is het vermogen om nadenkend te zijn en je te verplaatsen in de rol van anderen ( role taking). Dit ontwikkelt zich in sociale interacties, bij bijvoorbeeld kinderen met ouders in spel.
  • Self valt uiteen in I (subjectief-impulsief) en Me (ik door de ogen van anderen – geleid gedrag)

Socialisatie door ontwikkeling van role-taking bij ‘significant others’ (ouders, peers) naar role-taking bij ‘generalized other’ (brede culturele normen)

 

Vergelijking met Freud: een zekere overeenkomst in elementen (I en Ego, Me en Superego) maar bij Freud botsing tussen binnen- en buitenwereld (oerdriften blijven maar doorgaan), bij Mead : samengaan/harmonie, bij Mead geen aandacht voor Id .

 

Dramaturgische benadering (Goffman)

Overal zet je een ander gezicht op en speel je andere rollen. Je laat verschillende kanten van jezelf  zien. ‘front- en back-stage behavior’ : hoe bereid jij je voor op bijvoorbeeld een vergadering. Je geeft een voorstelling van jezelf : ‘presentation of self’ (hoe ziet het publiek jou?) Alledaagse interacties worden gewoontes (vragen hoe het gaat, iedereen verwacht ‘goed’ te horen)

Civilisatietheorie (Elias)
Regels voor het uiten en controleren van emoties en gedrag. Steeds meer gedrag worden gedisciplineerd in rituele vormen. Er ontstonden ‘manieren boeken’ waarin stond hoe je je als beschaafd iemand moest gedragen. Wouters : in de huidige samenleving is er een toename van informeer gedrag in Nederland.

 

Het verband tussen micro-sociologie en de drie sociologische perspectieven

Net als bij de grondlegger van de sociale actie theorie is de betekenisgeving van belang (van definities van de situatie tot world views- gedeelde overtuigingen)

Bijvoorbeeld : verschillende verwachtingen in onderwijs over talenten, leiden tot verschillen in behandelling waardoor er verschillin in prestaties ontstaan en uiteindelijk verschillen in levenskansen ontstaan ; sociale ongelijkheid wordt het patroon.

 

In functionalistische en conflict-sociologische benaderingen zijn het juist grotere maatschappelijke patronen en structuren die het denken en handelen van (groepen) mensen richting geven.

 

Huwelijks en samenlevingspatronen

Mensen trouwen op latere leeftijd, gaan vaak eerst samenwonen en scheiden en hertrouwen ook makkelijker :seriële monogamie. Er zijn vaker gezinnen die samenwonen zonder gehuwd te zijn, dus meer kinderen in gezinnen waar vader en moeder niet getrouwd zijn. De toegenomen kwetsbaarheid van relatievorming draagt bij aan vermindering van kindertal en dit leidt tot kleinere gezinnen.

 

Gezin

Vroeger was de vader de kostwinnaar en bleef de moeder thuis (patriarchaal). Er ontstaan steeds meer verschillen tussen samenlevingen. Zo zie je in de ene cultuur dat individualisering van belang is en in de ander de gemeenschap juist weer belangrijk is. Later bestaat er het moderne gezin (gelijkwaardiger, eigen ontplooiing voorop), de  sekse gebonden taakverdeling bestaat nog steeds binnen het gezin. Nu komt het individualistische gezin steeds meer naar voren, het is belangrijk dat kinderen zichzelf optimaal ontplooien.

 

Functionalistisch perspectief op gezin

  • Socialisatie, normen en waarden overdracht aan kinderen.  
  • Regulatie van seksuele relaties (incest taboe, garanderen verzorging kinderen)
  • Materiële en veiligheid geboden door gezinnen (in de jeugdzorg zie je dat dit nog niet in elk gezin is)
  • Gezins- of samenlevingsvorm emotionele als hoeksteen van de samenleving

 

Conflict theoretisch perspectief op gezin

  • Bezit en overerving daarvan (continuering van materiële ongelijkheid)
  • Gezin als basis voor de reproductie van de arbeidskracht en als consumptie-eenheid in het kapitalisme
  • Patriarchaat (mannen controleren de vrouwelijke seksualiteit en maken haar financieel afhankelijk, dit leidt tot machtsongelijkheid)
  • Afstand tussen etnische en culturele groepen blijft bestaan vanwege endogamie

 

Micro-sociologisch perspectief

  • ‘Doing families’:  Je kan denken dat je een familie bent maar je wordt een familie om eraan te werken, je wordt een bepaald soort familie door de manier hoe je met elkaar omgaat.
  • Individuele ervaring van gezinsleden staat voorop: ‘significant others’

 

Gezondheid en de medische sector

Historisch gezien is de belangrijkste winst in de gezondheid geboekt door riolering, hygiëne, woningbouw en veiliger voedsel.

Het is belangrijk om  te kijken naar sociale aspecten die gezondheid beïnvloeden:

  •  armoede of welvaart (levensstandaard)
  •  leefomstandigheden
  •  support-netwerken
  • ‘life-style’ factoren: roken, drinken, drugs, seksuele

Wat we tegenwoordig steeds belangrijker vinden is het denken volgens het medisch model (in de loop van de industriële revolutie ontwikkeld), dia 20 : opkomst medisch model.

 

Functionalisme en ziekte/gezondheid

Gezondheidszorg is een functioneel systeem voor de samenleving, de ziekte is disfunctioneel. Als de gezondheidszorg goed is zal men na ziekte snel weer kunnen participeren in de samenleving.

Als je ziek wordt dan neem je de rol aan van de zieke. De zieke wordt van zijn verantwoordlijkheden vrijgesteld voor een bepaalde tijd . De ziekte is geen opzet maar je moet wel beter willen worden en hulp gaan zoeken, dan doe het goed! De gene die dit mogelijk maakt is de arts, die stelt een diagnose en je kan dit doorgeven aan je baas.

 

Action sociology en ziekte/gezonheid

Ziekte en gezondheid zijn altijd sociale constructies, medische professionals spreken samen af wanneer iemand ziek is en wanneer iemand gezond is. Verschillende mensen die in hun terminale fase van hun ziekte waren, waren zich niet altijd bewust van het feit dat zij terminaal ziek zijn.

Ziektes worden gezien als uitvloeisel van historisch gegroeide culturele opvattingen ; wat kunnen we in een samenleving nog accepteren aan gedrag? Wat is normaal en wat is abnormaal. Als we kijken in de context van scholen en ADHD ; wat is normaal in de klas en wanneer moet een kind naar speciaal onderwijs?

Action sociology en medicalisering

Medicalisering: ‘the proces by which events and experiences are given  medical meaning and turned into medical problems’

 

Conflictsociologie en ziekte/gezondheid

  • Welvaart speelt nog steeds een belangrijke rol als we kijken naar gezondheid. Er is ongelijke toegang tot medische hulp voor de verschillende groepen.
  • Hoe zit het medisch farmaceutisch complex eigenlijk in elkaar, hoe functioneert het en hoe komt het aan zijn winst?
  • Medische wetenschap zien als politieke onderdrukking en disciplinering. Mensen zijn steeds meer met gezondheid bezig, zolang zij daar mee bezig zijn houden zij zich minder bezig met de omstandigheden waardoor je ongezond word, dit is een afleiding volgens conflictsociologen van waar het eigenlijk over moet gaan.

 

College 4 (02-12-2013)

Sociale ongelijkheid & onderwijs

De sociale ongelijkheid heeft betrekking op het meer of minder macht hebben van verschillende groepen in de samenleving en tot een hogere of lagere klasse behoren.  Een aspect hiervan is kijken naar de inkomensverdeling. Inkomensongelijkheid is aan het toenemen, maar na 2007 ging de inkomensongelijkheid weer naar beneden. Er is sprake van een afnemende armoede. Dit is het financiële aspect van sociale ongelijkheid. Het geeft ook zicht op strata (sociale lagen), stratficatie geeft aan dat de samenleving geordend is in lagen die elkaar opvolgen. De onderkant is aan het optrekken maar de bovenkant is ook aan het weglopen (er wordt bovenaan meer verdiend dan dat er in de middenklasse meer verdiend wordt), dit zorgt voor ongelijkheid. Nederland hoort in de top 3 van vermogensongelijkheid (het hebben van huizen en andere bezittingen).

Paul de Beer : hoe zitten verschillende strata in elkaar?In feite zijn we er altijd van uitgegaan dat opleidingsniveaus voor verschillen in inkomen zorgt, maar dit klopt niet echt. Beloningsverschillen komen dus niet meer voor tussen de opleidingsniveaus, maar meer binnen de niveaus. Dit komt doordat er verschuivingen zijn in het moderne werken. Verschillen in sociale vaardigheden zijn heel belangrijk geworden om snel te kunnen inspelen op kansen. Het hebben van een sociaal netwerk is heel belangrijk. Dit zijn de mensen waar je een beroep op kan doen als je ze nodig hebt, dit noemt met sociaal kapitaal. Als je een sociaal netwerk hebt kan je meer verdienen dan andere mensen binnen jouw groep.

Als je het beste bent met je unieke kennis, dan heb je een sterke positie op de arbeidsmarkt, je verdient meer dan de 2e of 3e in de rij (winner takes all). Onderwijs zorgt ervoor dat je een bepaalde  positie op de arbeidsmarkt kan verwerven, maar het is geen garantie voor succes. Onderwijs vergroot de sociale ongelijkheid niet, onderwijs continueert de sociale  ongelijkheid. Sommige sociologen zeggen dat onderwijs ervoor zorgt dat een generatie in een heel andere positie kan komen dan de generatie ervoor. Door onderwijs moet de samenleving een functionerende samenleving worden.

Stratificatie I

Het maken van lagen en een hiërarchische orde vormt de samenleving. De bovenste lagen van een samenleving zijn meer bepalend voor wat er gebeurt dan de onderste lagen.

Volgens sociologen is stratificatie een samenlevingskenmerk. Als je wordt geboren doe je dat in een bepaalde groep. Dit bepaalt de kansen die je in je leven hebt. Stratificatie is over generaties heen overdraagbaar. Criteria voor stratificatie zijn zaken als staat, macht, sociale status, man/vrouw, gehandicapt, etc.

Stratificatie II

Stratificatie kan meer of minder toelaatbaar zijn en door elkaar heen lopen. Is iemand uit onderste laag capabel om op te klimmen naar hogere laag?

Gesloten stratificatie is bijvoorbeeld het kastesysteem. Een kaste bepaalt heel veel in je leven; met wie je trouwt, het soort baan dat je krijgt, etc. In Nederland is er meer een sociale klasse systeem. Veel dingen liggen hier ook wel vast, maar er is wel een sociale mobiliteit aanwezig. Dit is bijvoorbeeld het geval bij partnerkeuze. Via het huwelijk kon men in een hogere klasse komen. Nu kiezen mensen meer op basis van opleidingsniveau. Homogamie betekent trouwen met iemand uit hetzelfde opleidingsniveau. Hierdoor wordt de stratificatie meer gesloten, omdat veel mensen met een hoog opleidingsniveau met een ander hoog opgeleide trouwen. Een voorbeeld van status inconsistentie is de familie Tokkies. De macht van de Tokkies is  niet groot, hun inkomen is laag, maar via hun status verandering konden ze toch veel doen. Ideologieën zorgen ervoor dat ongelijkheid blijft bestaan. Opvoeding en onderwijs zijn ook van belang voor ongelijkheid, er wordt hier vaak bewust of onbewust aangegeven wat jouw positie wordt.

Verklaringen voor stratificatie

Het functionalisme zegt dat als stratificatie bestaat, het functioneel is. Ongelijke beloning is uitdrukking van het belang van een functie. Als je bijvoorbeeld alleen schoonmaker bent, is dat minder van belang dan bijvoorbeeld een dokter, waardoor  zij ongelijke beloningen krijgen. Door hogere beloning is er meer motivatie voor bepaalde beroepen, waardoor men ook harder wil werken. Meritocratie houdt in dat mensen denken dat mensen met meer talent dan anderen, of die meer onderwijs hebben gevolgd, het ook verdienen om meer te verdienen. Mensen zijn geneigd om van mensen te houden die hetzelfde zijn.

Verklaringen voor stratificatie II

Benschop (conflictsociologie) heeft onderzoek gedaan naar vrouwen in arbeidsorganisaties. Vrouwen hebben twee belangen, namelijk een goed inkomen en zorgen voor de kinderen thuis. Deze belangen spreken elkaar tegen. De oplossing hiervoor was de mummy track. Vrouwen willen flexibele werktijden, en niet te zwaar werk. De werkgever vindt dit goed, maar vrouwen krijgen dan wel minder betaald en kunnen geen carière maken. Hierdoor blijft de verhouding in zorgtaken uiteindelijk hetzelfde, mannen houden vaak hun fulltime baan en vrouwen komen vaak niet verder dan een bepaald niveau.

Weber: meerdere criteria tegelijk: status macht en klassen zijn van belang. Op al die punten is de verdeling kunnen conflicten komen, en deze conflicten kunnen tegelijkertijd plaatsvinden. Waar komen drie begrippen vandaan? Samenlevingsvormen zijn gelijktijdig aanwezig. Status, klasse en macht zijn alle drie aanwezig in de samenleving aanwezig. Status komt uit de agrarische samenleving,  (statensamenleving, je werd geboren in een stand, en je kwam niet meer uit je stand), de sociale klasse uit de kapitalistische samenleving en de macht uit de industriële samenleving.

Sociale klasse en sociale ongelijkheid

De hoeveelheid en de kwaliteit van de levenskansen die je kan creëren, zijn afhankelijk van hoe je naar het leven kijkt, of je beperkingen of mogelijkheden ziet. Je instelling (habitus) kan dus positief of negatief zijn.

De klasse van mensen wordt vastgesteld door het meten van de SES (sociaal economische status). De SES wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid vermogen, status en onderwijs die iemand heeft. De status wordt bepaald door hoe hoog iemand op de beroepenladder staat. De upper class zijn mensen met oud geld, de middle class zijn de hoog opgeleiden, in de onderkant hebben mensen een kantoorbaan maar goed loon, de working class bestaat uit mensen die schoonmaken, of cateren, en de onderklasse bestaat uit mensen die werkloos zijn, of illegaal. Vroeger was er een piramidale opbouw, maar in de loop van de industrialisering veranderde dit. De onderkant van de piramide is leeggelopen, en de opbouw lijkt nu meer op die van een rugbybal.

Relevantie van concept sociale klasse

We willen graag weten wat sociale klasse inhoudt. Een groep mensen denkt dat er ongelijkheid bestaat, ongeacht in welke klasse je zit. Het onderwijssysteem zorgt ervoor dat mensen loskomen van de sociale klasse van hun ouders. Het loskomen van de sociale klasse van de ouders is mobiliteit. Volgens deze groep mensen is de manier waarop je leeft, lifestyle, belangrijker. Een andere groep mensen denkt dat klasse altijd van belang blijft.

Onderwijs en sociale ongelijkheid I

Onderwijs werd vroeger gezien als een stijgingskanaal, men kon hogerop komen als men onderwijs volgde. Nu is Nederland overschoold, iedereen is namelijk geschoold. Steeds meer jongeren komen qua onderwijsniveau lager uit dan hun ouders.

Ouders verwachten dat hun kinderen het beter doen dan zij. Op onderwijs worden daarom ook veel verwachtingen geladen. Ouders steken ook veel tijd en aandacht in de scholing van hun kinderen.

Onderwijs als sorteermachine betekent dat de juiste mensen met de juiste talenten op de juiste plekken terecht komen. Onderwijs als conserveermiddel betekent dat wat je mee hebt gekregen (zoals je cultuur), in stand te houden zoals het is. Onderwijs als breekijzer heeft ervoor gezorgd dat de klasse samenleving is doorbroken. Steeds meer mensen konden hoge opleidingen volgen, de samenleving is losser geworden, en de samenleving is meer geïndividualiseerd. Onderwijs als cultuurverbreider betekent dat belangrijke waarden in de samenleving worden doorgegeven. 

Onderwijs en sociale ongelijkheid II

Omdat er zoveel verwachtingen zijn over het onderwijs, wordt er veel onderzoek gedaan. Onderzoekers richten zich op klasse. Interactie tussen leerling en leraar is een belangrijk element in het onderwijs. Als een leraar weinig verwacht van een leerling, komt er ook weinig goeds uit een leerling (self fulfilling prophecy). Een kritiek op de microsociologie is dat deze zich beperkt tot scholen, en de externe factoren niet meerekent.

Bourdieu stelt dat scholen bezig zijn met het behouden van de sociale ongelijkheid. Scholen functioneren als een zeef voor gezinnen die geen goede waarden hebben. Als er in gezinnen geen goede waarden worden bijgebracht, kunnen scholen daar wat aan bijschaven. Ook in arbeidsprocessen wordt sociale discipline bijgebracht, omdat arbeiders zich soms gedeisd moeten houden (ze moeten bijvoorbeeld luisteren naar de leidinggevende).

Onderwijs in discussie

Er zijn steeds meer maatregelen nodig om kinderen in de schoolbanken te houden. De resultaten hiervan beginnen tegen te vallen. Er ontstaat steeds meer speciaal onderwijs en de doorstroom van bijvoorbeeld havo naar hbo is moeizaam. Op dit moment probeert men het leraarsvak aantrekkelijker te maken.

De nieuwe schoolstrijd (voor uitleg Het Nieuwe Leren en Beter Onderwijs Nederland : zie sheet 18)

De arbeidsmarkt is aan het veranderen, aangezien je nu in de loop van de baan verschillende taken en werkgevers krijgt. Het gaat nu in een baan meer om creativiteit, en kennis verandert steeds sneller.  

BON stelt dat er teveel gedaan wordt alsof het onderwijs een markt is. Er zijn veel fusies en er is concurrentie, wat heeft geleid tot veel bureaucratie. Dit heeft veel geld gekost, waardoor er minder geld overblijft voor leraren.

HNL, staat tegenover BON en stelt dat kinderen bepaalde dingen voor elkaar moeten gaan krijgen, en zelf moeten beslissen wat en hoe ze leren. Hierbij moeten ze dus beroep doen op intrinsieke motivatie. De kinderen veranderen, ze kunnen zich minder lang concentreren en vragen dus om ander soort onderwijs. De leerling moet centraal staan in het nieuwe leren.

 

College 5 (9-12-2013)

 

Deviantie wordt door de maatschappij benoemd en is cultureel bepaald. Het betekent afwijkend gedrag. Er zijn allerlei normen over wat normaal en afwijkend is, en die bepalen wat normaal of afwijkend is, dit is dus verschillend per cultuur.

Criminaliteit is heel verwant aan deviantie. Criminaliteit is een subcategorie van deviant gedrag. Het wordt door de maatschappij gezien als gedrag dat gestraft mag worden. Dit verschilt ook per maatschappij.

Deviantie of criminaliteit worden vaak beschouwd als een individuele keuze, maar dat is het vaak niet. Afwijkend gedrag wordt bepaald door de maatschappij waar je in leeft.

Verschillen in vrijheden zorgen voor verschillen in criminaliteit. Dit verschil is belangrijk als je criminaliteit in landen gaat vergelijken.

 

Cijfers

Het is lastig om het te hebben over cijfers van criminaliteit, omdat criminele activiteiten vaak niet worden geregistreerd: dark/hidden number. Mensen worden vaak niet opgepakt, of de slachtoffers geven een misdaad niet aan. Ook is het lastig te vergelijken tussen de verschillende landen omdat criminaliteit per land verschilt.

De hoeveelheid slachtofferenquêtes hangt ook af van de tolerantie in een land. Mensen vinden in Nederland bijvoorbeeld graffiti niet zo heel erg in vergelijking met de Verenigde Staten. Ook rapporteren slachtoffers vaak minder omdat zij denken dat de politie er toch weinig aan zal doen. Daarom hebben we hier een laag vandalismecijfer.

Zelfrapportage gebeurt weinig, omdat jongeren crimineel gedrag vaak ontkennen.

We spreken hier pas van een strafrechtelijk systeem sinds de moderne samenleving is ontstaan. De samenleving is toen veranderd naar een bureaucratische samenleving, sociale controle wordt niet meer als middel gebruikt om criminaliteit te beperken. Daarom zijn er nu een systeem, wetten, politie etc. Er zijn ook nog wel andere vormen van controle zoals familie en vrienden, en er komen ook steeds andere manieren van controle, zoals elektronisch toezicht (door industrialisatie).

 

Geschiedenis van straf

Vroeger was het gangbaar om openbare executies uit te voeren. Nu is men hiervan afgestapt, en zijn we overgegaan naar surveillance. We gaan steeds meer naar een surveillance society, hierdoor zijn we afhankelijk van elektronica.

Als je uitgaat van het klassieke paradigma, kan je iemand geheel de schuld geven van het gedrag. Het positivistische paradigma focust zich meer op verschillende factoren die met de criminaliteit te maken hebben. Er wordt dan gekeken naar de crimineel zelf en hoe de crimineel verschilt van andere mensen (zoals SES). Hierdoor kwam men tot de conclusie dat crimineel gedrag een aantal oorzaken kan hebben.

Volgens het determisme ligt het vast dat je crimineel gedrag gaat vertonen, als je bijvoorbeeld een bepaald psychische ziekte hebt maar dit hoeft dus niet.

Cesare lombroso: aan iemands uiterlijke kenmerken kun je zien of iemand crimineel is of niet (criminele aanleg).

Nu wordt er gekeken naar hersenen: soms lijkt er een verband te zijn tussen afwijkingen in het brein en crimineel gedrag. Conclusie is altijd dat criminaliteit voortkomt uit een combinatie van aanleg en omgeving.

 

Durkheim: criminaliteit is functioneel, het heeft de maatschappij wat te bieden.

Er kan geen goed zijn zonder kwaad. Als er geen criminaliteit zou zijn, zou men de normen en waarden niet meer goed weten. Zonder criminaliteit zou er geen rechtspraak zijn.

Reactie: door bijvoorbeeld het plegen van plagiaat worden regels voor plagiaat weer verscherpt.

Reacties: door bijvoorbeeld de aanslag op de Twin Towers was men collectief boos op degenen die de aanslag hadden gepleegd, dat bevordert sociale eenheid.

Als er criminaliteit is, gaat men op zoek naar een verandering.

Anomie zoals een leuke baan met gezin met huis: minderbedeelde klassen in de maatschappij maken grote kans op het beleven van strain: het lukt niet om de doelen van de samenleving te behalen.

 

Conformiteit: mensen die minder middelen hebben moeten heel hard werken om de doelen te bereiken die gesteld zijn in de samenleving

Innovatie: als je merkt dat het niet lukt door hard werken doelen te bereiken, ga je andere manieren bedenken om je doelen te bereiken, bijvoorbeeld door diefstal.

Ritualisme: je geeft de hoop op dat je ooit het doel van de samenleving gaat halen, je aanvaardt het. Je blijft in de positie zitten waarin je zit, zonder nog iets toe te willen voegen

Terugtrekken: ergere vorm van ritualisme: terugtrekken uit de maatschappij, zoals daklozen en verslaafden.

Rebellie: vorm van een reactie op strain waarin je je situatie aanvaardt, maar het niet accepteert. Deze persoon zal zich niks van de regels aantrekken en eigen normen en waarden maken, zoals terroristen.

Labelling theorie: self fulfilling prophecy.

Stigma: juist het gedrag dat je niet wil kan je opwekken.

Conformiteit: je past je aan aan de geldende regels en normen en waarden, en wil daar niet van afwijken.

Nieuwe criminaliteit: gebaseerd op marxisme. Klassenstrijd. Je gaat uit van een ongelijke verdeling van macht in de samenleving. Degenen met de macht bepalen de regels, maar dat betekent dat je andere klassen onderdrukt. Het nieuwe is dat men denkt dat je niet spreekt van onderdrukking, maar controle.

 

Racisme, etniciteit en migratie

Ras: een categorie mensen die op basis van uiterlijke kenmerken in een groep worden geplaatst.

Dit werd gezien als sociaal heel belangrijk. Vroeger bepaalden je raciale kenmerken of je superieur of inferieur was. Er werd ook gedacht dat zwarte mensen dichter bij de aap stonden dan blanke mensen.

Racialisatie: men ging het blanke ras zien als intelligenter en beter. Hier is het racisme uitgekomen. Het geloof dat iemand anders beter is op basis van uiterlijke kenmerken.

Etniciteit: een gedeeld cultureel en historisch erfgoed (voorouders, taal, geloof).

Minderheid: groep mensen die in sociaal opzicht benadeeld zijn, door bijvoorbeeld discriminatie.

Migratie: klassieke model: emigranten zijn de toekomst (volksverhuizingen naar VS). Koloniaal model: bijvoorbeeld Nederlandse Antillen.

Pluralisme: idee dat raciale of etnische minderheden verschillen van elkaar, maar staan gelijk aan elkaar in de samenleving. Gelijke positie. Ideale situatie

Assimilatie: minderheden passen zich aan aan de maatschappij. Eigen culturele achtergrond moet je afkeuren/afschaffen.

Segregatie: verschillende groepen in een maatschappij, etnische minderheden gaan zich afzonderen van de rest van de maatschappij.

Kastesysteem: verschillende kasten mogen niets met elkaar te maken hebben.

Multicultureel Nederland:

Mythe van terugkeer: het was de bedoeling dat de gastarbeiders teruggingen. Hierdoor leerde de 1e generatie allochtonen ook geen Nederlands.

 

College 6 (07-01-2013)

 

Risico's

 

Het woord risico horen we steeds vaker in de pedagogiek. Kinderen komen steeds vaker in risicovolle situaties terecht. Om risico's in te perken, zijn er verschillende opties. Een optie is dat de overheid in moet grijpen, of dat de opvoeding de verantwoordelijkheid draagt. Kinderen worden verschillend opgevoed, en de pedagogiek moet advies geven zodat risico’s minder worden. We kijken anders naar kinderen dan vroeger. Nu zijn kinderen een levensvervulling, wat de angsten voor risico’s ook groter maakt. We willen een leven met weinig risico’s, en veel veiligheid.

Ulrich Beck stelt dat onze samenleving zo ver technologisch ontwikkeld is, dat iedereen afhankelijk van elkaar is. We kunnen de risico’s van techniek niet meer zo goed aan en kunnen het niet voorspellen (denk bijvoorbeeld aan een radioactieve wolk). Vroeger bleef de gevaarlijke techniek in het oosten van de wereld, nu zijn de risico's grensoverschrijdend geworden.

Vroeger waren er instituties als school en kerk, waardoor iedereen wist wat hij of zij moest doen. De kerk en school bepaalden de normen en waarden. Nu is men meer op zichzelf aangewezen. Fouten zijn dus ook meer geïndividualiseerd.

 

Veiligheidsutoptie

 

Hans Boutellier stelt dat we aan de ene kant veiligheid willen, maar we willen ook zelfexpressie uitoefenen en dingen meemaken, zoals bungeejumpen. We hebben de wens om onszelf uit te drukken. Risico’s zijn er op elk levensterrein: techniek, banken, kinderen, arbeidsmarkt. Die twee doelen zijn niet te verenigen, daarom is het een utopie. Zelfexpressie en veiligheid zijn niet te combineren. Daarom vindt Boutellier dat we leven in een veiligheidsutopie. Kinderen worden steeds meer gezien als een risico, tot ze zelf dingen kunnen doen. Maar als kinderen dingen zelf kunnen doen, kunnen ze een risico worden voor zichzelf, door bijvoorbeeld seks. Kinderen kunnen ook een risico worden voor anderen.

 

Economie, werk en consumptie I

 

De economie leert ons hoe we onze dagen moeten indelen. De economie geeft geld waar we mee kunnen leven en consumeren, maar de economie geeft ook conflicten. Er kan onzekerheid ontstaan door ontslagen en risico’s. Het financieel systeem is nu heel belangrijk, maar het hapert nu (financiële crisis).

De informatie revolutie waren de computer en het internet. Hierdoor kwam er een verschuiving naar een globale wereldeconomie. Heel veel producten worden in verschillende landen gemaakt. Het financiële systeem is het belangrijkst in de economie.

 

Economie, werk en consumptie II

 

Een aantal veranderingen in arbeid is dat de dienstensector enorm groot is geworden, de agrarische sector is gedaald, en de industriële sector ook gedaald is. Ook krijgen we steeds meer flexibele arbeid en kwalitatieve flexibilisering. Dit betekent dat je levenslang moet blijven leren om te kunnen blijven werken.

Nu is er een duale arbeidsmarkt. Aan de ene kant is er de vaste baan, en aan de andere kant de perifiere sector. In de perifiere sector ben je niet meer zeker van je baan. Baanonzekerheid en werkloosheid zijn hierin structureel aanwezig. Een sociaal vangnet van de overheid is financieel vaak niet meer haalbaar.

 

Economie, werk en consumptie III

 

Sociologen richten zich veel op consumptie, ondanks het feit dat mensen meer werken en daarom minder tijd hebben om te consumeren. In de laatste tijd is het functioneel consumeren naar consumeren aan de hand van de lifestyle verplaatst. De vraag of iets bij je past wordt steeds belangrijker. Dit wordt ook wel branding genoemd, dit is het van jezelf voorzien van merken die ertoe doen om jezelf te ontwikkelen. Consumeren heeft ook steeds meer betrekking op werk. Jobhoppen is het steeds wisselen van banen. Dit gebeurt vooral bij hoogopgeleiden, waar veel vraag is naar die arbeid en in een hoogconjunctuur. Je moet ervoor zorgen dat je voortdurend blijft leren, en arbeidsvaardigheden opdoet. Een voorbeeld van een arbeidsvaardigheid is goed kunnen solliciteren.

 

Jongeren en economie

 

Indirecte marketing bij jongeren is dat er reclame wordt gemaakt voor de ouders, en dat er wordt gezegd dat het product goed is voor de kinderen. Het kindbeeld nu is “kids getting older younger”. Dit betekent dat kinderen zich steeds meer volwassen gedragen. Kinderen hebben nu steeds meer de vrijheid en het vermogen om zelf te beslissen en ze kunnen naar internet kijken.

 

(Massa)media I

 

Het effect van media toen het net opkwam was onverwacht groot, media is nu heel krachtig. McLuhan zegt: medium is the message. Het gaat niet om de inhoud van de media, maar om de vorm. De vorm bepaalt wat voor soort cultuur er bestaat. Lezen is een afstandelijke en rationele cultuur, tv een emotionele cultuur.

 

(Massa)media II

 

De injectienaaldtheorie betekent dat datgene wat je als boodschap in de media zendt, rechtstreeks de hersenen ingaat en bepaalt wat we denken en doen. Nuanceringen van de injectienaaldtheorie zijn dat de media wel invloed heeft op de kijker, maar mensen kijken niet alles, filteren informatie en onthouden en gebruiken ook niet alles.

Functionalisme stelt de vragen: hoe zorgen media ervoor dat de samenleving een harmonische balans kan vinden, en wat zijn de functies van de media?

De conflicttheorie stelt dat media bedrijven zijn, of kapitaal. Concentratie betekent meer media in minder landen.

Het type van berichten uit de media hangt af van wie de berichten uitzendt. Het zijn meestal de opvattingen van de heersende klasse.

 

(Massa)media III

 

De encoding/decoding theorie betekent dat een boodschap meestal gecodeerd is. Hierdoor zijn er verschillende interpretaties nodig. Er is een afspraak binnen sociale verbanden wat de betekenis van de boodschap kan zijn. Hierdoor is een boodschap nooit eenduidig. Een ontvanger van media is actief. We produceren dus uit alles onze eigen boodschap.

 

Social Media

 

Social media zijn sociale netwerksites en instant messaging.

Kinderen en gebruik van social media (dia 18).

Social Media

Kansen : Nieuwe vormen van binding, creativiteit, ecperimenten met eigen rollen en identiteit. Maar ook Risico’s : verdringen van ‘real world’ , verslaving, controle en privacy.

Veiligheidsutoptie ook bij social media : veiligheid op het web/risico-bewustzijn en risico’s opzoeken (taken voor ouders)

 

College 7 ( 13-01-2014)

 

Demografie I

Demografie is de beschrijving van de bevolking. Het gaat om een getalsmatige benadering van de sociologie. De bevolkingsgroei is groot, het gaat het snelst in arme landen. De bevolkingsomvang wordt bepaald door vruchtbaarheid, sterfte en migratie.

 

Malthusiaanse theorie over bevolkingsgroei: de bevolkingsomvang werd bepaald door het aantal middelen die de bevolking had. Op het moment dat er meer middelen komen neemt de omvang van de bevolking flink toe. Hoe groter de bevolking hoe meer productiviteit. De productiviteitsgroei zal nooit de bevolkingsgroei bijhouden, er zullen nooit genoeg middelen zijn om een bevolking in stand te houden.

 

Sociaal darwinisme (Spencer): de armen in de staat moet men niet onderhouden; geen armenzorg (survival of the fittest).

 

Darwin: evolutie via blinde selectie, geen doelgerichte selectie.

 

Demografie II

Demografische transitietheorie; verfijning van Malthus:  toevoeging van ontwikkelingsfasen met eigen verhouding tussen geboorte- en sterftecijfer.

 

Steeds minder sterfte en steeds meer geboorte zorgt voor bevolkingsgroei.

De toekomst is onzeker, het is lastig in te schatten hoe landen zich gaan ontwikkelen en of er genoeg voedsel zal zijn voor de gehele bevolking.

 

Sociale verandering

Sociale verandering is een lastig iets. Sociale verandering is een constant verschijnsel in samenlevingen. De meeste sociale veranderingen zijn niet gepland (bijvoorbeeld Internet en social media). Er zijn verschillende gedachten over de oorzaken van sociale verandering:

  • Technologie (Lenski & Lenski)
  • Sociale ongelijkheid en conflict (Marx)
  • World views, ihb rationalisering, traditie als rem (Weber)
  • Arbeidsdeling/specialisatie (Durkheim)

 

Sociale trends

  1. Informatisering en netwerking – informatie is niet alleen maar grondstof waar mensen gebruik van maken maar het is ook een instrument geworden voor kenniswerkers. Conflict tussen: het vrije, het geredigeerde en het commerciële web. Over informatisering (gatekeepers- degene die aan de poort staan en zeggen wat toegang krijgt tot de media en wat niet) en kennisnivellering, mensen gaan zelf zoeken naar wat voor ziekte zij hebben, mensen voelen zich zekerder over hun vermogen en professionals zijn niet meer degenen die alles vaststellen (professionals en leken). Mensen worden door social media/bestanden steeds sneller aan elkaar gekoppeld, het gevolg hiervan is een olievlekwerking. Informatisering zorgt ook voor ondoorzichtigheid ‘flows’, macht is moeilijk  traceerbaar (Castells). Privacy wordt steeds minder en controle wordt steeds meer.
  2. Globalisering – Mobiliteit (migratie, distributed families, steeds meer zorgen om fysieke en culturele grenzen). Een tweede punt wat belangrijk is bij globalisering is dat de macht van nationale overheden aan het verkleinen is. Hyperconcurrentie; lean production en flexibilisering van arbeid. Allerlei risico’s worden door globalisering steeds meer vergroot.
  3. Individualisering – afnemende invloed van structuren, er is een toename van keuzeopties, de markt biedt steeds meer mogelijkheden voor ons leven. Er zijn verschillen in individualisering: Noord- en Zuid-Europa. Consequenties van keuzes die je maakt die worden steeds meer voor jouw rekening, het is jouw individuele verantwoordelijkheid. Om te slagen in dit leven is een belangrijk ding geworden, hiervoor heb je goede beheersing nodig. Eigen doelen en belangen voorop stellen, onafhankelijk zijn van anderen.
  4. Toenemende statusgelijkheid (emancipatie) – vooral van achtergestelde groepen (vrouwen, lagere sociale milieus, kinderen). Ouders houden steeds meer rekening met hun kinderen. Gezag is niet meer iets wat automatisch geldt tussen de oudere en de jongere.
  5. Reflexiviteit – toenemende monitoring. Maar ook meer ongelijkheden, niet iedereen heeft de middelen om bijvoorbeeld met belangrijke mensen te praten.
  6. Gelijktijdigheid en versnelling onder invloed van technologie: ‘runaway world’

 

Laat-moderne cultuurverandering in Nederland

Cultuur onbehagen, komt op verschillende manieren naar buiten:

  • Staccato: mensen leven in het hier en het nu, niks is voor eeuwig.
  • Hedonisme: gericht op genot.
  • Beleving: bungeejumpen, dingen willen beleven.
  • Narcisme: verliefd op je eigen beeld.
  • Angst: het gevoel van kwetsbaarheid waardoor we zoeken naar garantie.

 

Onderzoek WRR:

Ontwikkeling van normen en normatieve domeinen de afgelopen 30 jaar.  Resultaat: veel dynamiek, geen vast beeld. Eisen en verwachting die mensen hebben van het leven zijn enorm gestegen. Ook is er een enorme toename van variatie en ook erosie (afvlakken) van normen en waarden (Durkheim).

 

Half vol of half leeg?

Onderhandelen voor ouders en voor pedagogische professionals.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Study Notes bij Inleiding in de Sociologie - UL

Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2015/2016)

Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2015/2016)

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Inleiding in de sociologie van het jaar 2015-2016.


College 1 - Sociologische grondslagen

Sociologische verbeelding

C. Wright Mills heeft de term sociologische verbeelding bedacht. Mensen die sociaal kunnen verbeelden, kunnen zich in de tijd en samenleving plaatsen en verbindingen zien tussen macro- en microniveau, heden en verleden. De sociologie denkt in twee richtingen: van macro naar micro (van samenleving naar individu) en van micro naar macro (van individu naar samenleving).

De sociologie zal kijken naar de vraag: wat gebeurt er in gezinnen? Wat krijgen mensen mee in de gezinnen? Vrouwen zijn vaak meer bezig met de opvoeding, en als zij werken is dit vaak deeltijd. Mannen hebben vaker een fulltime baan en houden zich minder bezig met de opvoeding. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat vrouwen eerder kiezen voor sociale studies en mannen eerder kiezen voor technische studies (macro naar micro).

Hier is het macroniveau de sekseverdeling, en het microniveau de keuze van de studie die de vrouwen maken.

Wat is sociologie?

Definitie van Macionis & Plummer: de systematische studie van de menselijke samenleving.

Anthony Giddens: Sociology is the study of human social life, groups and societies. The scope of sociology is extremely wide, ranging from the analysis of passing encounters between individuals in the street up to the investigation of world-wide social processes.

Het object van de sociologie

Het object van de sociologie is breed.

  • Niet gericht op de biologische of psychische uitrusting van het individu, maar op de factoren in de omgeving die hem/haar beïnvloeden. En wat hij/zij omgekeerd in die omgeving tot stand brengt. (bijv.: hoe beïnvloeden social media een persoon?)

  • Het gaat ook om bovenindividuele structuren en processen (het functioneren van organisaties of instituties, van de nationale cultuur of een samenleving). De sociologie zou bijvoorbeeld kunnen kijken naar: wat is er mis met de jeugdzorg? Hoe zit de organisatie in elkaar? Wat gaat er mis en kan dit ook anders?

Pedagogische visie

Schuengel en Juffer hebben geschreven over hoe mensen in jeugdzorg zich moeten gedragen ten opzichte van kinderen. Kinderen in de jeugdzorg hebben geen goede band met hun ouders of deze band is verbroken. Voor kinderen is het belangrijk om weer gehecht aan iemand te raken. Dan kunnen de kinderen toch op een fijne manier volwassen worden. Om kinderen gehecht te laten raken aan groepsleiders, moeten deze responsieve sensitiviteit gebruiken, responsiviteit is te trainen. Dit is wel lastig omdat de kinderen uit ellendige omstandigheden komen, wat de

.....read more
Access: 
JoHo members
Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)


College 1

Sociologische verbeelding

C. Wright Mills heeft de term sociologische verbeelding bedacht. Mensen die sociaal kunnen verbeelden, kunnen zich in de tijd en samenleving plaatsen en verbindingen zien tussen macro- en microniveau, heden en verleden. De sociologie denkt in twee richtingen: van macro naar micro (van samenleving naar individu) en van micro naar macro (van individu naar samenleving).

De sociologie zal kijken naar de vraag: wat gebeurt er in gezinnen? Wat krijgen mensen mee in de gezinnen? Vrouwen zijn vaak meer bezig met de opvoeding, en als zij werken is dit vaak deeltijd. Mannen hebben vaker een fulltime baan en houden zich minder bezig met de opvoeding. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat vrouwen eerder kiezen voor sociale studies en mannen eerder kiezen voor technische studies (macro naar micro).

Hier is het macroniveau de sekseverdeling, en het microniveau de keuze van de studie die de vrouwen maken.

Wat is sociologie?

Definitie van Macionis & Plummer: de systematische studie van de menselijke samenleving.

Anthony Giddens: Sociology is the study of human social life, groups and societies. The scope of sociology is extremely wide, ranging from the analysis of passing encounters between individuals in the street up to the investigation of world-wide social processes.

Het object van de sociologie

Het object van de sociologie is breed.

  • Niet gericht op de biologische of psychische uitrusting van het individu, maar op de factoren in de omgeving die hem/haar beïnvloeden. En wat hij/zij omgekeerd in die omgeving tot stand brengt. (bijv.: hoe beïnvloeden social media een persoon?)

  • Het gaat ook om bovenindividuele structuren en processen (het functioneren van organisaties of instituties, van de nationale cultuur of een samenleving). De sociologie zou bijvoorbeeld kunnen kijken naar: wat is er mis met de jeugdzorg? Hoe zit de organisatie in elkaar? Wat gaat er mis en kan dit ook anders?

Pedagogische visie

Schuengel en Juffer hebben geschreven over hoe mensen in jeugdzorg zich moeten gedragen ten opzichte van kinderen. Kinderen in de jeugdzorg hebben geen goede band met hun ouders of deze band is verbroken. Voor kinderen is het belangrijk om weer gehecht aan iemand te raken. Dan kunnen de kinderen toch op een fijne manier volwassen worden. Om kinderen gehecht te laten raken aan groepsleiders, moeten deze responsieve sensitiviteit gebruiken, responsiviteit is te trainen. Dit is wel lastig omdat de kinderen uit ellendige omstandigheden komen, wat de band met de groepsleider kan verstoren. Als er sprake is van een groep kinderen, kunnen ze elkaar verstoren, dus groepsdynamiek is in dit opzicht een stoorfactor als we kijken naar gehechtheid.

Sociologische visie

‘Wie het leven in het huis wil begrijpen moet het huis in zijn.....read more

Access: 
JoHo members
Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2013/2014)

Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2013/2014)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


College 1 (11-11-2013)

 

Sociologische verbeelding

C. Wright Mills heeft de term sociologische verbeelding bedacht. Mensen die sociaal kunnen verbeelden, kunnen zich in de tijd en samenleving plaatsen en verbindingen zien tussen macro- en microniveau. De sociologie denkt in twee richtingen : van macro naar micro (van samenleving  naar individu) en van micro naar macro (van individu naar samenleving).

De sociologie zal kijken naar de vraag wat gebeurt er in gezinnen? Wat krijgen mensen mee in de gezinnen?

Vrouwen zijn vaak meer bezig met de opvoeding, en als zij werkt is dit vaak deeltijd. Mannen hebben vaker een fulltime baan en houden zich minder bezig met de opvoeding. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat vrouwen eerder kiezen voor sociale studies en mannen eerder kiezen voor technische studies. (macro naar micro)

Hier is het macroniveau de sekseverdeling, en het microniveau de keuze van de studie die de vrouwen maken.

 

Wat is sociologie?

Definitie van Macionis & Plummer : de systematische studie van de menselijke  samenleving

 

Anthony Giddens : Sociology is the study of human social life, groups and societies. The scope of sociology is extremely wide, ranging from the analysis of passing encounters between individuals in the street up to the investigation of world-wide social processes.

 Het object van de sociologie

Het object van de sociologie is breed.

 

  • Niet gericht op de biologische of psychische uitrusting van het individu, maar wat  zijn de factoren in de omgeving dit hem/haar beïnvloeden? En wat hij/zij omgekeerd in die omgeving tot stand brengt . (bv. hoe beïnvloedt social media een persoon)

 

  • Het gaat ook om bovenindividuele structuren en processen (het functioneren van organisaties of instituties, van de nationale cultuur of een samenleving). De sociologie zou kunnen kijken naar bv. wat is er mis met de jeugdzorg? Hoe zit de organisatie in elkaar? Wat gaat er mis? en kan dit ook anders?

 

Pedagogische en sociologische perspectieven op rapport Samson

Rapport Samson

Bij een heel aantal mensen dat seksueel misbruikt was, bleek dat er niet genoeg aan was gedaan om het te voorkomen. Daarom werd het rapport Samson gemaakt. Dit rapport had betrekking op seksueel misbruikte kinderen. Kritiek op dit onderzoek was dat de opdracht en de conclusies zo breed waren, dat niemand zich echt verantwoordelijk voelde om iets te doen.

Jeugdzorg begint bij een gezin. Hieruit komen mensen die cliënten van jeugdzorg worden. Er is veel kritiek op de jeugdzorg, men vindt dat de jeugdzorg disfunctioneert. De publieke opinie is sterk ontwikkeld. De media speelt hierin een belangrijke rol. De pedagogische wetenschap.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013)

Study Notes bij Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


College 1 (12-11-2012)

 

Wat is sociologie?

Sociologie is de wetenschap van ‘ het sociale’. Hierbij denkt men aan vrienden, familie, collega’s, enzovoorts. Het sociale van de eigen ervaringen staat dichtbij. We leven in een wereld vol met instellingen: onderwijs, rechtspraak, overheid, universiteit. Sommige instellingen staan verder van iemand weg, staan dus in een bredere kring. De financiële crisis is iets wat heel ver weg van iemand staat. Het bepaalt het leven van veel mensen over de hele wereld en het is niet duidelijk waar het vandaan kwam. Dit is de breedste kring die je je voor kunt stellen.

Een aantal definities van sociologie staan op de sheets. Giddens heeft het over microsociologie. Microsociologie is de studie van het alledaagse leven en sociale interacties.

 

Sociologische verbeelding

C. Wright Mills heeft het over sociologische verbeelding. Mensen die sociaal kunnen verbeelden, kunnen zich in de tijd en samenleving plaatsen en verbindingen zien tussen macro- en microniveau. Een voorbeeld hiervan is het volgende. Als we ervan uitgaan dat vrouwen vaker sociale studies doen, willen sociologen dat verklaren. Dit komt omdat vrouwen vaak meer bezig zijn met de opvoeding van kinderen. Het macroniveau is dan de sekseverdeling, en het microniveau de keuze van de studie die de vrouwen maken.

 

Rapport Samson

Bij een heel aantal mensen dat seksueel misbruikt was, bleek dat er niet genoeg aan was gedaan om het te voorkomen. Daarom werd het rapport Samson gemaakt. Dit rapport had betrekking op seksueel misbruikte kinderen. Kritiek op dit onderzoek was dat de opdracht en de conclusies zo breed waren, dat niemand zich echt verantwoordelijk voelde om iets te doen.

Jeugdzorg begint bij een gezin. Hieruit komen mensen die cliënten van jeugdzorg worden. Er is veel kritiek op de jeugdzorg, men vindt dat de jeugdzorg disfunctioneert. De publieke opinie is sterk ontwikkeld. De media speelt hierin een belangrijke rol. De pedagogische wetenschap houdt zich bezig met rapporten. Zij maken beslissingen, voeren een bepaalde aanpak en onderzoek uit, enzovoorts.

 

Schuengel en Juffer hebben geschreven over hoe mensen in jeugdzorg zich moeten gedragen ten opzichte van kinderen. Kinderen in de jeugdzorg hebben geen goede band met hun ouders of deze band is verbroken. Voor kinderen is het belangrijk om weer gehecht aan iemand te raken. Dan kunnen de kinderen toch op een fijne manier volwassen worden. Om kinderen gehecht te laten raken aan groepsleiders, moeten deze responsieve sensitiviteit gebruiken. Dit is wel lastig, omdat de kinderen uit ellendige omstandigheden komen, wat de band met de groepsleider kan verstoren. Als er sprake is van een groep kinderen, kunnen ze elkaar verstoren, dus groepsdynamiek.....read more

Access: 
Public
Oude curriculum: Inleiding in de Sociologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Oude curriculum: Inleiding in de Sociologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

  • In deze bundel worden collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding in de Sociologie (Deeltoets A en B) voor de opleiding Pedagogiek, jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Startpagina Samenvattingen Pedagogiek - UL - jaar 1 op WorldSupporter.org
Follow the author: Social Science Supporter
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
WorldSupporter and development goals
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1765