Inleiding in de rechtswetenschap UvA
College Achtergronden Inleiding in de rechtwetenschap Rechten jaar 1
Inleiding in de rechtswetenschap
HC1 Achtergronden – Wat heeft recht te maken met het moraal?
Gustav Radbruch (1878-1949)
- 5 minuten rechtsfilosofie
Natuurrecht
- Oude en rijke traditie (o.m. Cicero, Thomas van Aquino, Grotius, Finnis)
- Basisschema (sterk versimpeld): onderscheid menselijke wetten (veranderlijk naar tijd en plaats) en natuurwetten=rechtvaardigheid (onveranderlijk naar tijd en plaats)
- Lex iniusta non est lex (een onrechtvaardige wet, is geen wet)
H.L.A Hart (1907-1992)
- Zwakke plek van Hart: rechtspraak in moeilijke gevallen
- Eenvoudige gevallen: relevant recht kan ‘automatisch’ worden toegepast.
- Moeilijke gevallen: onduidelijk is wat het relevante recht precies inhoudt; rechter moet recht ‘maken’ of ’vinden’ voordat zij het kan toepassen. Bij moeilijke gevallen is geen toepasselijke regel (‘recht is onderbepaald’). Recht kan niet ‘gevonden’ worden. Daarom maakt de rechter een nieuwe regel, op grond van haar eigen rechtsbesef, en past deze vervolgens toe.
- A-morele definitie van recht is belangrijk omdat:
- Beschrijvende waarde
- Houdt discussie helder
- Houdt discussie relatief eenvoudig
Wat zegt de (beschrijvende) rechtspositivist nu precies?
- Moraal heeft geen invloed op de totstandkoming van recht L
- Bestaand recht is altijd moreel juist L
- Bestaand recht verdient altijd gehoorzaamheid L
- Iets kan recht zijn, ongeacht de morele (on)aanvaardbaarheid ervan J
Kortom: de (beschrijvend) rechtspositivistische definitie van recht bevat geen verwijzing naar moraal of gehoorzaamheidsplicht.
Verschil recht en andere sociale normstelsels
- Overeenkomst: primaire regels: gedragsvoorschriften. Deze bestaan in hechte gemeenschappen, in complexen samenlevingen niet omdat: onzekerheid, statisch, gebrekkige handhaving dus inefficiënt
- Verschil: secundaire regels : dit zijn regels die bepalen:
- Welke regels als rechtsregels gelden (herkenningsregel)
- Wie regels mogen wijzigen en hoe (veranderingsregels)
- Wie beslist over overtreding en handhaving van regels en hoe (berechtingsregels)
M.a.w.: recht bestaat niet alleen uit primaire regels, maar óók uit secundaire regels
Ronald Dworkin (1931-2013)
- The Model of Rules
- Aanval van Dworkin tegen Hart:
- Recht bestaat niet alleen uit regels, maar ook uit rechtsbeginselen
- Rechtsbeginselen zijn:
- ‘vage’ standaarden
- richtinggevend
- de fundamentele morele waarden van de rechtsorde (in essentie, aldus Dworkin, ‘gelijke zorg en respect’)
- In moeilijke gevallen is rechter verplicht een beslissing te nemen die de best verdedigbare uitleg en weging is van rechtsbeginselen. Dit is ook de praktijk.
- De rechter maakt geen nieuw recht, maar vindt (de beste uitleg van) bestaand recht.
- Recht en moraal kunnen dus niet gescheiden worden. Immers, rechtsbeginselen zijn fundamentele
HC2 Achtergronden – Rechterlijke rechtsvorming in de democratische rechtsstaat
Motto: Rechtspreken is kiezen
Is rechtsvorming door de rechter wel zelfsprekend?
- Democratie?
- Trias politica?
- Rechtszekerheid?
- Voldoende terzake kundig?
- Anderzijds: common law stelsels (het meeste recht is tot stand gekomen door rechtsspraak, zoals in de VS)
Waarom is rechtsvorming onvermijdelijk?
- Meerduidigheid (verschillende interpretaties) in taal.
- Wetgever kan onmogelijk alles voorzien (technologie ontwikkelt zich).
Waarom is autonome rechtsvorming toegenomen?
- G.J. Wiarda geeft als verklaring: Drie typen van rechtsvinding (1963)
- Veranderde taakopvatting
.....read more
College Hoofdlijnen Inleiding in de rechtswetenschap jaar 1 Rechten
Inleiding in de rechtswetenschap
HC1 Hoofdlijnen – Systeem van recht en rechtsbronnen
Wat zijn de middelen van het recht?
- Rechtsnormen: normen + recht
- Type normen:
- Gedragsnormen: moet iets doen, nalaten, geven
- Sanctienormen
- Bevoegdheidsnormen
- Feitelijke handelen: mogelijkheid om iets te doen of nalaten
- Rechtshandelingen: mogelijkheid om gewilde rechtsgevolgen in het leven te roepen
1. Rechtsnormen zijn vaak ‘standaardinstelling’
2. Rechtsnormen vaak te herleiden tot bevoegdheidskwestie
- Bevoegdheid een typische juridische constructie
- Meeste gedrags-en sanctienormen staan in verband met bevoegdheid
3. Uiteindelijke mogelijkheid: autoriseren van geweld
- Achter vrijwel elke juridische constructie staat de mogelijkheid van autoriseren van geweld
- Autoriseren betekent hier dat iemand bevoegd is tot geweld (niet gerechtvaardigd in morele zin, maar bevoegd) Bv. Tegen iemand in de gevangenis mag geweld worden gebruikt door mensen die daar bevoegd voor zijn. Maar ook bestuursrecht en privaatrecht doen dit.
Waar komen de rechtsnormen vandaan?
- Wetgeving
- Algemene bindende voorschriften vastgesteld door een daartoe bevoegd orgaan
- Wet in formele zin en wet in materiële zin (wederom een probleem van bevoegdheid)
- De voordelen van wetgeving:
- Democratisch
- Rechtszekerheid: kenbaar, duidelijk en algemeen
- Systematisch
- Rationeel en wetenschappelijk onderbouwd
- Vermogen om grote maatschappelijke kwesties aan te pakken
- Jurisprudentie
- De voordelen van jurisprudentie:
- Naar aanleiding van concrete gevallen
- Juridische argumenten voor en tegen zijn overwogen
- Juridische experts
- Stap voor stap
- Vaak rekening met EVRM en EU recht
- De nadelen van jurisprudentie:
- Ondemocratisch
- Gevaar voor willekeur
- Rechtsonzekerheid
- Rechtsongelijkheid
- Klasse justitie
- De voordelen van jurisprudentie:
- Ongeschreven recht
- Internationaal recht
Gewoonte recht
- Recht dat tot stand komt na eeuwen gebruik
- Voordelen:
- Verankerd in onze samenleving
- Juridisch in pricipe breed gedragen
- Nadelen:
- Ondemocratisch
- Verouderd
- Vaak bestendiging ongelijkheid
- Fragmentatie
Wat maakt dat jurisprudentie een formele rechtsbron is?
Gebruik door rechtsautoriteiten in praktijk.
Wat maakt dat gewoonterecht een formele bron van het recht is?
Gebruik door rechtsautoriteiten in de praktijk.
HC2 Hoofdlijnen – Strafrecht
Sociale orde: wat je van je medemens kan verwachten
Klassieke functie van strafrecht: het handhaven van de sociale orde
Nieuwe functie van het strafrecht: de bestaande orde die er nu is verbeteren (ordeningsrecht)
Formele bronnen van het strafrecht
- Wet
- Jurisprudentie
- Ongeschreven recht
- Internationaal/supranationaal recht (met name EVRM)
Invoering Wetboek van Strafrecht (Wet van 3 maart 1881, inwerkingtreding 1886)
- Codificatie
- Motieven:
- Rechtszekerheid, structuur, helderheid, rationeel, milder, ‘modern’
- Voornamelijk: doorvoeren centralisatie van overheids- en rechtsmacht
Legaliteitsbeginsel
- Geen strafbaar feit en straf zonder voorafgaande wet (in de materiële zin)
- Wet in de formele zin: een wet die is vastgesteld door regering en statengeneraal (nationale wetgever). Deze wet hebben de meeste mensen voor ogen.
- Wet in materiële zin: een wet die verwijst naar de aard van de wet. Dit is algemeen. Bepaald
.....read more
Samenvatting Achtergronden Inleiding in de rechtswetenschap Rechten jaar 1
Grondslagen van het recht – Achtergronden
Inhoud Achtergronden
- H2. Recht en moraal
- H3. Rechterlijke rechtsvorming
- H8. Gelijkheid
- H7. Vrijheid
- H6. Rechtvaardigingen van straf
- H4. Internationaal recht als grondslag en beperking van soevereiniteit
H. 2 Recht en Moraal
Gegeven de aard van de mens en zijn wil om in samenlevingsverband te overleven, ieder rechtssysteem noodzakelijkerwijs een minimale morele inhoud moet hebben. Ieder rechtssysteem zal regels moeten bevatten die het gebruik van geweld aan banden leggen, eigendom beschermen en overeenkomsten mogelijk maken.
De heerser moet niet alleen gebonden zijn aan het recht, het recht moet ook rechtvaardig zijn.
Natuurrecht: een geheel van normen dat niet door mensen is gemaakt, maar dat altijd en overal al geldt, voorafgaand aan iedere positivering door menselijke wetgevers.
Onrecht is moreel gesproken slecht recht, maar daarom nog niet minder recht.
Normatief rechtspositivisme: de wet is een bevel, dat hebben wij te volgen; dat ligt het in het wezen der wet. Het ‘wezen der wet’ wordt door zulke positivisten meestal begrepen in termen van het garanderen van orde.
Beschrijvend rechtspositivisme: dit positivisme meent dat de vraag of het recht bestaat, los staat van de vraag of dat recht gehoorzaamd moet worden.
Antipositivisten: stellen dat het onmogelijk is om vast te stellen wat geldend recht is zonder een beroep te doen op morele overwegingen. Maar zij zijn niet noodzakelijkerwijze natuurrechtaanhangers. De morele overwegingen waar zij aan referen, liggen volgens hen besloten in het bestaande recht.
Ieder rechtssysteem zoekt een evenwicht tussen twee concurrende behoeften: de behoefte aan vaste, duidelijke regels en de behoefte aan openheid.
Open normen: normen die door de wetgever bewust algemeen zijn geformuleerd, zodat de rechter ze in de hem voorgelegde concrete gevallen nader kan invullen.
Rechters hebben als taak in civielrechtelijke zaken: vaststellen wat volgend het geldende recht de rechten en verplichtingen van de partijen zijn. Rechters hebben als taak in strafrechtelijke zaken: vaststellen of volgens het geldende recht een verdachte moet worden veroordeeld, dan wel moet worden vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.
De Hoge Raad moet de rechtseenheid bewaken door te beoordelen of de lagere rechters zich al dan niet schuldig hebben gemaakt aan schending van het recht. Hij moet dus controleren of de lagere rechters het geldende recht naar behoren hebben toegepast. De rechter mag wel de geschreven en ongeschreven rechtsbeginselen bij zijn oordeelsvorming betrekken.
Rechtsbeginselen: vormen de normatieve grondslagen van het rechtssysteem. Daarmee wordt bedoeld dat rechtsbeginselen de waarden of morele overtuigingen uitdrukken die in het recht besloten liggen.
H3. Rechterlijke rechtsvorming
Twee soorten problemen die een rechter soms heeft:
- Feitenproblemen: het is onduidelijk wat er precies is gebeurd
- Rechtsvindingsproblemen: de activiteit waarbij de rechter de voor partijen geldende rechtsnorm vaststelt in een concreet geval.
Rechtsvorming: de verandering in het recht die het gevolg is van de beslissing van de rechter in een moeilijk geval.
Wiarda: drie typen van rechtsvinding
- Heteronome – gematigd heteronome– autonome rechtsvinding
- Heteronome rechtsvinding: eenvoudige wetstoepassing. Daarvan is sprake wanneer de rechter, nadat .....read more
Samenvatting Hoofdlijnen Inleiding in de rechtswetenschap Rechten jaar 1
Grondslagen van het recht, Hoofdlijnen
Inhoud Hoofdlijnen
- H1. Recht
- H2. Indelingen in het recht
- H3. Rechtsbronnen
- H14. Strafrecht: algemeen
- H15. Strafrecht: de delictsomschrijving
- H16. Strafrecht: wederrechtelijkheid en schuld
- H5. De organisatie van de staat: rechterlijke organisatie
- H17. Strafprocesrecht: algemeen
- H18. Voorbereidend onderzoek en eindonderzoek in strafzaken
- H9. Privaatrecht: vermogensrecht
- H10. De overeenkomst
- H11. Onrechtmatige daad
- H12. Sancties in het vermogenrecht
- H4. De organisatie van de staat: wetgevende en bestuurlijke
- H7. Bestuursrecht
- H8. Rechtsbescherming tegen de overheid en bestuursprocesrecht
- H20. Internationaal recht
- H21. Recht der internationale organisaties
- H22. Internationale procedures inzake mensenrechten
H1. Recht
Sociale regels
- Groepsregels: bepalen hoe de leden van de groep zich hebben te gedragen
- Morele regels: bevatten normen en waarden die betrekking hebben op fundamentele levensvragen
- Regels van beroepsethiek: geeft aan hoe het beroep op een juiste en zorgvuldige manier uitgeoefend moet worden
Rechtsregels en sociale regels staan niet altijd naast elkaar.
Functies van het rechtssysteem
- Het scheppen van sociale orde.
- Het bevorderen van niet-gewelddadige conflictbeslechting
- Het garanderen van de individuele ontplooiing en autonomie van burgers.
- Het bewerkstellingen van een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van schaarse goederen in de samenleving.
- Het kanaliseren van sociale verandering. Veranderingen op een geordende manier teweegbrengen.
Functies van staatsorganen
- Wetgeving: de belangrijkste functie is het vaststellen van algemene regels.
- Bestuur: de algemene regels realiseren –uitvoeren en toepassen-
- Rechtspraak: overtredingen beoordelen
Soorten rechtsregels
- Gedragsnormen: kunnen een gedraging gebieden/verbieden of toestaan.
- Sanctienorm: een regel die aangeeft wat degene die zich niet aan een gedragsnorm houdt te wachten staat. Gedragsnormen en sanctienormen zijn dus vaak aan elkaar gekoppeld.
- Bevoegdheidsverlenende normen: geven staatsorganen de macht om rechten en plichten vast te stellen of bepaalde handelingen te verrichten.
Positiviteit, gelding en effectiviteit van recht
- Positiviteit: het recht dat in een bepaalde gemeenschap door mensen vastgelegd of erkend is. Met het kenmerk dat het door mensen is vastgesteld onderscheidt het zich van het ideale recht. Het ideale recht is het recht dat men wenst en nastrevenswaardig vindt.
- Gelding: als een rechtsregel gelding heeft dan houdt dit in dat een rechtsregel op een bepaalde plaats en tijd voor een bepaalde groep personen aanspraak op gehoorzaamheid heeft.
- Effectiviteit: hiermee wordt bedoeld dat het recht in het algemeen daadwerkelijk gehoorzaamd wordt dan wel daadwerkelijk toegepast of gehandhaafd wordt.
Twee betekenissen van recht
- Objectief recht: dit bestaat uit de verzameling van alle Nederlandse rechtsregels.
- Subjectief recht: het gaat hier om de bevoegdheid of aanspraak. Het geeft een ‘mogen’ aan. Anderen moet4en het subjectieve recht respecteren.
H2. Indelingen in het recht
Codificatie: een poging alle rechtsregels op een rechtsgebied op systematische wijze in een wetboek (codex) op te nemen. Dit heeft grote voordelen: het geeft overzicht, de rechtsregels zijn onderling geordend: de onderlinge samenhang komt naar voren.
Rechtsgebieden
- Privaatrecht: regelt de juridische relatie tussen burgers
- Betrokken gebruiken het recht om hun eigen belangen te
.....read more
Oefententamens Inleiding in de Rechtswetenschap, UvA
Zowel het boek Grondslagen van het recht deel 1: Hoofdlijnen als het boek Grondslagen van het recht 2. Achtergronden (Rosier) zijn goed te gebruiken bij het invullen van deze oefenvragen en als nuttig achtergrondmateriaal.
Tentamenvragen Hoofdlijnen
Vraag 1
Jurisprudentie geldt in Nederland als formele rechtsbron. Waarom?
1. Omdat dit in de Grondwet is vastgelegd
2. Omdat dit in het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden is vastgelegd
3. Omdat dit in art. 38 van het Statuur van het Internationaal Gerechtshof is vastgelegd
4. Omdat rechtsautoriteiten jurisprudentie in de rechtspraktijk als rechtsbron gebruiken
Vraag 2
Waarom ontkomt de rechter er soms niet aan om nieuwe rechtsregels te vormen?
1. Vanwege het bestaan van open normen
2. Omdat zich soms gevallen voordoen waarop geen enkele bestaande regel van toepassing is
3. Omdat rechtsregels elkaar soms tegenspreken
4. Zowel a, b als c zijn juist
Vraag 3
Wat is een verschil tussen jurisprudentie en wetgeving als bron van recht?
1. Rechterlijke uitspraken worden niet van overheidswege bekendgemaakt in een officieel blad
2. Rechterlijke uitspraken zijn niet afkomstig van een orgaan met een (grond)wettelijke bevoegdheid
tot wetgeving
3. Rechterlijke uitspraken gelden in beginsel alleen voor partijen in het onderhavige geval
4. Zowel a, b als c zijn juist
Vraag 4
“Het strafprocesrecht (I) bevat ook rechten (II) voor de verdachte waarop het Openbaar Ministerie
geen inbreuk mag maken.” De termen recht (I) en rechten (II) betekenen respectievelijk:
1.(I) Objectief recht en (II) subjectief recht.
2.(I) Objectief recht en (II) objectief recht.
3.(I) Subjectief recht en (II) objectief recht.
4.(I) Subjectief recht en (II) subjectief recht.
Vraag 5
Wat wordt met name onder formeel recht verstaan?
1.Rechtsregel die de bevoegdheden van een staatorgaan regelen.
2.Rechtsregels waaraan geen sancties verbonden zijn.
3.Rechtsregels waarmee materiële rechten kunnen worden gehandhaafd.
4.Rechtsregels die geen inhoudelijke voorschriften bevatten.
Vraag 6
Waarin verschilt het publiekrecht van het privaatrecht?
1.Het publiekrecht geldt alleen voor rechtspersonen; het privaatrecht ook voor natuurlijke
personen.
2.In het publiekrecht komt alleen dwingend recht voor, in het privaatrecht alleen regelend recht.
3.Het privaatrecht regelt rechtsbetrekkingen tussen burgers; publiekrecht alleen die tussen
overheden.
4.In het publiekrecht staat de gezagsrelatie overheid‐burger centraal; in het privaatrecht zijn de
betrokkenen nevengeschikt.
Vraag 7
Is de volgende stelling juist of onjuist?
“Tegenover een subjectief recht staat altijd een rechtsplicht”
1.Deze stelling is juist.
2.Deze stelling is onjuist.
Vraag 8
Is de volgende stelling juist of onjuist?
“Tegenover een rechtsplicht staat altijd een subjectief recht.”
1.Deze stelling is juist.
2. Deze stelling is onjuist.
Vraag 9
De eerste zin van art. 7:454 lid 1 BW luidt: “De hulpverlener richt een dossier in met betrekking tot
de behandeling van de patiënt.” Wat voor regel is dit?
1.Een dwingendrechtelijke regel van publiekrechtelijke aard.
2.Een regel.....read more
Add new contribution