Betogen, aantekeningen constitutioneelrecht werkgroep

Constitutioneelrecht werkgroep

 

Week 1

Het verbieden van een partij, die als doel heeft vrouwen hun politieke rechten te ontnemen, is in strijd met de uitgangspunten van de democratische rechtstaat.

Ik ben het niet eens met de stelling dat het verbieden van een partij, die als doel heeft vrouwen hun politieke rechten te ontnemen, in strijd is met de uitganspunten van de democratische rechtstaat. Ik zal eerst een korte toelichting geven het begrip democratische rechtstaat.

Nederland is een democratie. Dat Nederland een democratie is houdt in dat de burgers invloed hebben op hoe het land bestuurd wordt en door wie het land bestuurd wordt. Iedereen die 18 jaar of ouder is, heeft kiesrecht. Een democratie neemt als uitganspunt: de gelijkwaardigheid van mensen.

Nederland is ook een rechtsstaat. Een rechtsstaat is erop gericht dat burgers beschermd zijn tegen machtsmisbruik door de staat zelf. Kenmerkend voor een rechtsstaat is dat de staatsorganen zijn onderworpen aan het recht. Het betekent ook dat iedereen die het ergens niet mee eens is, aan een onafhankelijke persoon mag vragen hoe het zit. Die onafhankelijke persoon is de rechter.

Uit deze omschrijvingen komt naar voren dat de gelijkwaardigheid en bescherming van mensen voorop staat in een democratische rechtstaat. Als een partij als doel heeft vrouwen hun politieke rechten te ontnemen dan werkt deze partij niet mee aan de gelijkwaardigheid van mensen en ook niet aan het beschermen van burgers. Als vrouwen geen politieke rechten meer zouden hebben dan vervalt het uitganspunt van democratie dat iedereen die 18 jaar of ouders is kiesrecht heeft. Daarom moet mag de democratische rechtstaat dan ingrijpen en deze partij verbieden.

Opdrachten

  1. Er is niet voldaan aan de vereisten die voor en democratische rechtsstaat gelden. Omdat:
  • ‘Kan aan rechters aanwijzingen geven’. Dit is in strijd met onafhankelijke rechtspraak.
  • ‘Het staatshoofd benoemt de helft van de volksvertegenwoordiging.’ Daardoor is de wetgevende macht niet democratisch gelegitimeerd.
  • ‘Partijen kunnen slechts na goedkeuring van hun programma door de overheid deelnemen aan verkiezingen’. Is ook in strijd.
  • ‘Kritiek op het staatshoofd wordt gestraft, ook zonder dat er daarvoor een wettelijke basis is.’ Dit voldoet niet aan het legaliteitsbeginsel en vrijheid van meningsuiting.
  1. Is Nederland: de regering heeft niet alleen de uitvoerend macht maar vormt ook onderdeel van de wetgevende macht. Ministers worden niet gekozen maar bij koninklijk besluit benoemd. Datzelfde geldt voor rechters. Een belangrijk orgaan dat de regering adviseert op het gebied van de wetgeving, heeft ook rechtsprekende taak (Raad van State). Partijen kunnen alleen onder hun partijnaam aan de verkiezingen deelnemen, indien deze is geregistreerd. Extreme partijen kunnen onder omstandigheden worden verboden.

 

Uit de Nederlandse Grondwet valt niet op te maken dat Nederland een democratie is.

Is te vinden in art. 4, 50, 54, 81 GW.

De kern van het parlementair stelsel is de vertrouwensregel, door die regel is de uitvoerende macht in Nederland democratisch gelegitimeerd. Dit is een ongeschreven regel!

Een land dat geen democratie is, kan ook geen rechtstaat zijn.

Week 2

Volgens een aanhangig grondwetswijzigingsvoorstel (kamerstukken II 2010-2011, nr.32857) maakt de Koning geen deel meer uit van de regering.

Ik ben voor het voorstel omdat:

  • Erfopvolging is immoreel. Het koningschap werkt op basis van erfopvolging. Met andere woorden: de koning is koning omdat zijn moeder koningin was. De koning hoeft nergens aan te voldoen. Bij ieder ander zou er worden geselecteerd op bepaalde capaciteiten, maar bij de koning worden er totáál geen eisen gesteld. Gevangenisstraf of een boete dreigt voor wie hem durft te beledigen. Ook is hij politiek onschendbaar. Al deze dingen gaan in tegen elke moraal en gaan óók in tegen regel 3 van de grondwet: ‘’alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar”. 
  • Het koningshuis brengt hoge kosten met zich mee.
  • De koning is onschendbaar. Dit is ondemocratisch. Het kernpunt van een democratie is dat leiders verantwoording moeten afleggen aan het volk. Momenteel hebben we een staatshoofd dat juridisch onschendbaar is en geen verantwoording af hoeft te leggen en nooit afgezet kan worden. Dat is niet wenselijk in een democratie.
  • Het koningschap gaat in tegen art.1 GW. Volgens Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet moet iedereen in alle gevallen gelijk behandeld worden. Dit is bij het Koningshuis niet het geval aangezien zij een voorkeursbehandeling boven de rest van het Nederlandse volk krijgen.
  • Macht heeft de Koning niet. Voor het uitvaardigen van wetten en besluiten zijn de handtekening nodig van zowel de Koning als een minister. 

Opdrachten

6.

P8 toepassen: Gemeenschapspartij 18000 overschot en Z&V 42 000 overschot dus dan krijgt Z&V de restzetel.

P7 toepassen (het systeem van de grootste gemiddelde): aantal stemmen/het aantal zetels als die partij de restzetels zou krijgen als hij de restzetel kreeg

Dus Z&V= 102000/2= 51000
Gemeenschapspartij= 378000/7= 54000 dus deze partij krijgt de restzetel

Als het stemcijfer lager is dan de kiesdeler komt deze partij niet in aanmerking voor de restzetel.

 

 

 

Week 3

Een regeerakkoord past niet goed binnen een dualistische verhouding tussen parlement en regering en de mogelijkheid van effectieve controle vermindert.

  • Naar de leer van dualisme hebben regering en Staten-Generaal ieder een eigen verantwoordelijkheid en de een is niet gesteld boven de ander.
  • Een regeerakkoord bevat de tussen coalitiefracties in de Tweede Kamer afgesproken hoofdlijnen van het beleid dat het kabinet moet uitvoeren.
  • Nederland heeft een dualistisch stelsel maar dat bekent niet dat er in de praktijk altijd onafhankelijk wordt gehandeld. Dit zie je vooral tijdens de kabinetsformaties, wanneer fracties nauw betrokken zijn bij het opstellen van het regeringsprogramma. Een regeerakkoord past daarom ook niet goed binnen een dualistische verhouding tussen het parlement en de regering en verminderd de mogelijk van een effectieve controle.
  • In de praktijk blijken er echter altijd wel controversiële punten te bestaan waarover onderhandeld moet worden. Dat heeft vaak compromissen tot gevolg. Eén en ander betekent dat regeerakkoorden van coalitiefracties die elkaar niet zo liggen vaak zeer duidelijke en gedetailleerde afspraken bevatten. Daarmee willen de partijen voorkomen dat er een 'tijdbom' onder het kabinet ligt. Ook de wens van coalitiefracties om zo veel mogelijk eigen voorstellen (bijvoorbeeld van de fracties zelf of uit het verkiezingsprogramma) te 'verzilveren' leidt tot omvangrijke en gedetailleerde regeerakkoorden. Overigens kan ook het niet bereiken van overeenstemming leiden tot lijvige regeerakkoorden, namelijk als dit verhullend wordt geformuleerd in lange, 'wollige' passages.
  • Tijdens de kabinetsformatie stelt de (in)formateur samen met de toekomstige coalitiepartners het regeerakkoord. Uitgangspunten voor de onderhandelingen hierover zijn de verkiezingsprogramma's van de deelnemende partijen. Hoe dichter partijen bij elkaar staan en hoe groter het onderlinge vertrouwen, hoe makkelijker het is overeenstemming te bereiken. Het regeerakkoord kan dan beperkt blijven tot hoofdlijnen van het te voeren beleid.
  • Coalitiefracties hebben niet meer de vrijheid om op het regeerakkoord gebaseerde kabinetsvoorstellen te verwerpen of wijzigen, tenzij ze bereid zijn een kabinetscrisis te riskeren. Een regeerakkoord beperkt dus het dualisme tussen Tweede Kamer en kabinet.
  • De kern van de machtenscheiding is dat de drie machten elkaar kunnen controleren door middel van verantwoordelijkheid. Maar wat er gebeurt is dat bewindslieden, minister of zelfs fracties zich gaan verschuilen achter regeerakkoordafspraken waardoor er geen verantwoordelijk persoon meer is.

Een regeerakkoord vormt een versterking van de democratie.

 

  • Een regeerakkoord bevat de tussen coalitiefracties in de Tweede Kamer afgesproken hoofdlijnen van het beleid dat het kabinet moet uitvoeren.
  • Besluiten worden zonder last genomen, dit is art.67 GW.
  • In 2012 is een nieuwe procedure van kabinetsformatie in het leven geroepen door de opname van art. 139a in het regelement van orde van de Tweede Kamer. Hierdoor lijkt aan het persoonlijke optreden van de koning tijdens de formatie een einde te komen.

Opdrachten

Wetsvoorstel wordt verworpen als de meerderheid tegen is.

Leden mogen niet geboden zijn aan een regeerakkoord (art.67 lid 3 GW)

De vertrouwensregel dient niet in dezelfde mate te gelden in de Eerste Kamer en ministers omdat de Tweede Kamer sterker gedemocratiseerd is (gekozen door volk), de Tweede Kamer heeft meer bevoegdheden.

Novelle vindt plaats in de Eerste Kamer. Het is een goed wetsvoorstel maar op bepaalde punten moet het worden veranderd.

Niemand kan een wetsvoorstel die bij de Eerste Kamer ligt wijzigen. Een novelle wijzigt dus niet het oorspronkelijke wetsvoorstel! Er ontstaan dus 2 wetten. Novelle gaat een beetje tegen recht van amendement in: aanwerpen of verwerpen.

Week 4

 

Ik ben het eens met de stelling dat delegatie van wetgevende bevoegdheid door de formele wetgever staat op gespannen voet met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat.

 

  • Nederland is een democratie. Dat Nederland een democratie is houdt in dat de burgers invloed hebben op hoe het land bestuurd wordt en door wie het land bestuurd wordt. Iedereen die 18 jaar of ouder is, heeft kiesrecht. Een democratie neemt als uitganspunt: de gelijkwaardigheid van mensen.
  • Grondregels van een democratische staatsorganisatie
    • Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet. Legaliteitsbeginsel.
    • Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat.
  • Art.10:13 Algemene wet bestuursrecht: ‘Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.’
  • Het legaliteitsbeginsel wordt dikwijls slechts in formele zin nageleefd, doordat de door regering en Staten-Generaal gemaakte wet nauwelijks inhoudelijke regels bevat maar de bevoegdheid deze vast te stellen overdraagt (delegeert) aan lagere instanties, zoals de regering of ministers. De burger vindt de voor hem relevante regels dan niet in de formele wet, maar in die – wel op de formele wet berustende – lagere voorschriften.
  • In de meeste gevallen delegeert de wetgever zonder parlementaire controleregeling. Dit gaat tegen grondregel 2 in.
  • Art.10:16 lid 2: Degene aan wie de bevoegdheid is gedelegeerd, verschaft het bestuursorgaan op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. Dit betekent dat er alleen verantwoording en controle is wanneer er om gevraagd wordt en er dus bevoegdheid zonder controle mogelijk is. Dit gaat tegen grondregel 2 in.
  • Het is in strijd met de machtenscheiding.

 

Ik ben het niet eens met de stelling dat delegatie van wetgevende bevoegdheid door de formele wetgever staat op gespannen voet met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat.

  • Door de vele belangen die in een dichtbevolkt land als het onze regeling tot in details nodig hebben, is de wetgever niet meer in staat al deze details zelf vast te stellen. De wetgever volstaat er daarom vaak mee van bepaalde materies de hoofdlijnen uit te stippelen en de uitwerking op te dragen aan een ander orgaan: delegatie.
  • Lagere regelgever niet zelfstandig: als de Grondwet delegatie toe staat dan is het aan de formele wetgever om uit te maken of, in hoeverre en aan wie deze delegatie zal plaatsvinden. De lagere regelgever is wat zijn regelingsbevoegdheid betreft dus afhankelijk van de beslissing van de formele wetgever.
  • Art.10:16 lid 2: Degene aan wie de bevoegdheid is gedelegeerd, verschaft het bestuursorgaan op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.
  • De gedelegeerde regeling moet vaak voordat zijn in werking treedt, ter kennis van het parlement worden gebracht, zodat de kamers de gelegenheid hebben er met de betrokken minister over van gedachten te wisselen.
  • Delegatie van wetgevende bevoegdheid aan regering of minister heeft, behalve het voordeel van ontlasting van het parlement, nog de aantrekkelijkheid dat door de veel eenvoudiger procedure voor de totstandkoming van algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen veel sneller kan worden gereageerd op maatschappelijke ontwikkelingen.

Opdrachten

Week 5

De burgemeester dient benoemd te worden (tegen)

  • Sinds de 19e eeuw kennen wij in ons land de door de Kroon benoemde burgemeester, de regering benoemd op voordracht van een commissie vanuit de gemeenteraad een burgemeester, als de commissaris van de koningin en de minister van binnenlandse zaken het hiermee eens zijn dragen ze die persoon voor aan de koningin en zij bekrachtigd de keuze. Dit is opgenomen in zowel de Grondwet (art.131) als de Gemeentewet (art.61)

 

  • Een burgermeester dient benoemd te worden en niet gekozen.

 

  • De burgemeester moet namelijk boven de partijen staan en daar is hij beter toe in staat als hij door de Koning is gekozen. Ik zal even de nadelen van een gekozen burgermeester toelichten:

 

  • Het nadeel van een gekozen burgemeester zou zijn dat de kiezers wellicht incapabele of populistische mensen kiezen en/of mensen die toevallig al grote bekendheid genieten, bijvoorbeeld als artiest of als sporter. Hij wordt dan gekozen vanwege zijn populariteit en niet vanwege zijn kwaliteit.
  • Andere nadelen zijn dat ofwel de gekozen burgemeester te weinig bevoegdheden heeft om de verwachtingen waar te maken, ofwel de burgemeester buitenproportioneel veel bevoegdheden krijgt. Daardoor zouden andere gezagsdragers, zoals bijvoorbeeld wethouders, sterk aan macht inboeten.
  • Een risico is ook dat er gemeenten zullen zijn waar burgemeester en gemeenteraad niet goed met elkaar kunnen samenwerken (bijvoorbeeld omdat de meerderheid van de gemeenteraad uit een andere politieke stroming komt dan de burgemeester), terwijl ze wel voor vier jaar aan elkaar vastzitten. Beide partijen kunnen in een dergelijke situatie een beroep doen op hun eigen kiezersmandaat en dan ontstaat er een bestuurlijke patstelling.
  • Andersom is er door de strijdige programma's en verschillende mandaten van burgemeester en gemeenteraad juist veel samenwerking nodig tussen beiden. Dat komt het dualisme, de transparantie en de slagvaardigheid in de gemeentepolitiek ook niet ten goede.
  • Tot slot kan de rijksoverheid geen spreidingsbeleid meer voeren als de burgemeester rechtstreeks gekozen wordt. Bij een benoemde burgemeester heeft de minister de mogelijkheid om de burgemeestersposten op een evenwichtige manier te verdelen over politieke partijen, over mannen en vrouwen en over autochtone en allochtone Nederlanders. Dit kan nuttig zijn bij de emancipatie van vrouwen en allochtonen in de politiek. Voorstanders van de gekozen burgemeester stellen daar echter tegenover dat het ook een onderhandse verdeling van baantjes tussen politieke partijen in de hand werkt.
  • Dit zijn de redenen om niet voor een gekozen burgermeester te kiezen maar voor een burgermeester die benoemd wordt.

 

De burgermeester dient niet benoemd maar gekozen te worden (voor)

  • Sinds de 19e eeuw kennen wij in ons land de door de Kroon benoemde burgemeester, de regering benoemd op voordracht van een commissie vanuit de gemeenteraad een burgemeester, als de commissaris van de koningin en de minister van binnenlandse zaken het hiermee eens zijn dragen ze die persoon voor aan de koningin en zij bekrachtigd de keuze. Dit is opgenomen in zowel de Grondwet (art.131) als de Gemeentewet (art.61)

 

  • Het belangrijkste voordeel van een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester is de grotere democratische legitimatie: de kiezers krijgen de kans hun eigen burgemeester te kiezen, die daardoor ook kan rekenen op draagvlak onder de bevolking. Dit sluit aan bij de democratische rechtsstaat die Nederland is.
  • Verkiezing van de burgemeester zorgt er ook voor dat burgers de bestuurders beter kunnen aanspreken op het te voeren en gevoerde beleid en de uitvoering daarvan. Daarnaast moet de democratisering van de benoeming zorgen voor meer helderheid en minder (partijpolitieke) willekeur.
  • De verkiezing van de burgemeester draagt bij aan de versterking van diens positie en onafhankelijkheid. Door de recente aanpassingen in de Gemeentewet is het inmiddels erg onduidelijk wat de positie van de burgemeester is: hij wordt benoemd door de Kroon na uitgebreide gemeentelijke bemoeienis en soms een referendum dat niet bindend is, terwijl zijn verhouding met de gemeenteraad steeds meer richting vertrouwensregel gaat.[1]

 

 

 

 

 

 

 

Aantekeningen

In een federale staat heb je een grondwet voor de federatie en op niveau van de deelstaten. De federatie mag niet aan de grondwet van de deelstaten komen.  In NL grondwet-rijk-provincie-gemeente. Er moet een provincie staat, staat in GW, maar bevoegdheden worden bepaald door wetgever van de staat.  In federale staat richten de federaties helemaal hun eigen staat in. Zelfs eigen ministerpresident. Vertrouwensnorm: ministers kunnen niet aanblijven als tweede kamer vertrouwen opzegt. De grondwet zegt hier niks over is ongeschreven recht. Binnen gemeente tussen raad en wethouders is geschreven in de gemeentewet. Raad is hoofd van gemeente, b en w belast met uitvoering raad en de burgermeester ook uitvoerend maar alleen met openbare orde. Politie staat onder gezag burgermeester, sluit aan bij feit dat burgermeester belast is met openbare orde. Noodbevoegdheden belangrijk omdat burgermeester wetten mag breken bij nood. De grondwet mag niet opzij gezet worden. De bovengrens: de verhouding tussen de gemeentelijke verordening en hogere regelingen. De chronologie is dan van groot belang. 

Je hebt een oudere apv en nieuwere wet= anterieure apv, art 122 gemeentewet. Emmense baliekluivers.

Of je hebt een hogere regeling en op een latere datum komt een apv= posterieure apv. Art 121 gemeentewet. 

Opdrachten

  1. a. Welk orgaan heeft deze verordening vastgesteld?

Door de Gemeenteraad. De raad is zo belangrijk omdat de gemeenteraad het meest democratisch gelegitimeerd is. 

 b. Op grond van welke bepaling?

 Art 149 gemeentewet en 147 gemeentewet lid 1. 

 

2. Was de raad bevoegd om in daarvan het B&W met de uitvoering van de verordening te belasten?

ze moeten zich houden aan het kader van de gemeentewet. Hoofdregel is dat de b en w raadsverordeningen uitvoert, tenzij de burgermeester volgens de wet bevoegd is. op terrein openbare orde is voor de burgermeester, waaronder 174 lid 3: toezicht op openbare horeca. Dus het B en W mag niet deze taak van de burgermeester overnemen.  Over het algemeen voert B&W alle vordeningen uit behalve als het om art.174 Gemw gaat (openbare orde in het geding).

 

3.In art. 3.2 lid 7 krijg het College van B&W een bevoegdheid. Op grond van welke bepaling uit de uit de Gemeentewet was de raad bevoegd de in lid 7 omschreven bevoegdheid te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders?

 

  art 156 lid 1 gemeentewet. Het gaat om delegatie van een regelgevende bevoegdheid. Beginsel is delegatie mag niet, behalve als het uitdrukkelijk is toegestaan. Dus het is toegestaan.

 

4. Een exploitant van een alcoholvrij bedrijf vraagt een terrasvergunning aan, terwijl zijn zaak dagelijks is geopend tot 02:00 snachts en in het weekend tot 3 uur snachts. Is de burgermeester bevoegd aan deze aanvrager een terrasvergunning te verlenen?  

Hij is wel bevoegd vergunning te geven, maar niet voor deze want het mag niet later dan de tijden in lid 6.

 

5. het lijkt erop dat de burgermeester vrij willekeurig gebruik maakt van zijn bevoegdheid vergunningen te verlenen. Op grond van welke nepaling kan de raad de burgermeester ter verantwoording roepen?

Op grond van art 180 Gemw.

 

6. De raad komt in meerderheid tot de conclusie dat de burgemeester met hem bevriende cafehouders heeft bevoordeeld en heeft daarom geen vertrouwen meer in de burgermeester.

Is hij nu verplicht om zijn ontslag aan te bieden?

A. Art 61 b nee mag niet. De raad kan een aanbeveling geven aan de grondwet. 61 b lid 2.  Geen vertrouwensregel tussen raad en burgermeester.

 

7. Is er ook enige vorm van bestuurlijk repressief toezicht op de uitgifte van vergunningen door de burgermeester?  

259 en 268 gemeentewet, ja.  Wie kan vernietigen: de regering. In de vorm koninklijk besluit. Art 268 gemeentewet jo. Besluiten van het gemeentebestuur.

 

 

 

 

 

 

 

 

Week 6

Geef een betoog voor of tegen de volgende stelling: 

De toenemende invloed van het internationale recht holt de parlementaire democratie uit.

  • De artikelen 93 en 94 van de Grondwet zijn ineen tijd geschreven dat de internationale rechtsorde aan het begin van een enorme ontwikkeling stond. Het blijft nog altijd in ontwikkeling. Mijn stelling is dat de toenemende invloed van het internationale recht de parlementaire democratie uitholt.

 

  • Verdragen kunnen dus voorrang hebben boven onze eigen grondwet. Dit vind je in Art 94 GW. Het parlement is dus een verliezer. 
  • De EU heeft een eigen rechtsorde in het leven geroepen ten bate waarvan de nationale lidstaten hun soevereiniteit hebben begrensd. Het Europese recht kan dus directe werking hebben en gaat voor het nationale recht, volgens het van Gend en Loos en Consta/ENEL arrest.
  • Daarnaast wordt de creatie van de rechtsorde, zoals verdragen, richtlijnen en verordeningen ook op Europees niveau gedaan. De nationale parlementen kunnen ook geen directe invloed uitoefen op de besluitvorming. De nationale parlementen kunnen wel indirecte invloed uitoefenen op de besluitvorming door ter verantwoording roepen van het betreffende afgevaardigde kabinetslid.
  • Ook moeten de nationale parlementen getekende verdrag eerst nog ratificeren voordat het in werking treedt.
  • De toenemende invloed van het internationale recht holt de parlementaire democratie uit omdat:
    • Het Europese rechtsdirecte werking heeft in het nationale recht. De creatie van de rechtsorde wordt daarnaast ook op Europees niveau gedaan. De nationale parlementen zijn veel meer bezig met de klein schaligere nationale problematiek.
  • Daarnaast is het Europese Recht het hoogste recht en zal op het recht en het beleid van de Europese Unie voortgeborduurd worden.
     

 

De regering sluit in allerlei achterkamers verdragen en kan dan alleen goed of afkeuren. Soms zelfs alleen stilzwijgende goedkeuring. Verdragen kunnen dus voorrang hebben boven onze eigen grondwet. Art 94 GW. Het parlement is dus een verliezer. 

Rechter plicht om internationaal recht toepassen winnaar omdat hij mag toetsen aan verdragen. Bij Rita Verdonk zie je dit ook. Niet meer macht maar wel wet in formele zin opzijschuiven. 

Via het subsidiariteitsbeginsel worden nog wat dingen gered. Ook nog Europees parlement. Nauw betrokken bij maken Europese verordengingen en die worden gekozen door ons. 

Een winnaar is ook de regering want kan zonder veel bemoeienis van het parlement besluiten nemen met andere regeringen. 

Aantekeningen

Internationaal recht van oudsher gewoonterecht maar nu gecodificeerd in weens verdrag.  Ratificatie: staten verklaren dat ze zich binden aan een verdrag.  Bilateraal= 2 partijen.  Multilateraal= heel veel landen.  Wanneer gaat een verdrag in zijn werk, hier zijn afspraken over. Ratificatie is een condicio cine qua non. EVRM wordt vaak verdrag van Rome genoemd. Het is de dag van sluiting niet wanneer het geratificeerd wordt.

 

Nationale term goedkeuring en ratificatie worden altijd door elkaar gebruikt. 

 

Stilzwijgende goedkeuring: wordt toegezonden aan beide kamers. 1/5 van de kamerleden het recht om te zeggen wij gaan niet akkoord met stilzwijgend, wij willen uitdrukkelijk.  Waarom stilzwijgende goedkeuring blokkeren als het geen afkeuring inhoudt? Je krijgt dan een kamerdebat, en democratisch gelimiteerd. Anders krijg je misschien verwijt tot achterkamertjespolitiek. Ook als het afwijkt van de grondwet. Dan met het wel met 2/3 meer.   Wat als je geen protest aanneemt, dan wordt het goedgekeurd dus als je het wil tegen houden is dat het enige wat je kan doen. Soms laat verdrag mogelijkheid toe bij bepaalde artikelen een voorbehoud te maken (art 17 geldt niet voor ons). Dit moet je kenbaar maken bij rectificatie. 

 

Ne varietur: omdat het niet meer veranderd wordt Consent to be bound A contrario: als het er niet staat geldt het niet A fortivio: des te sterker Juncto: in verbinding met

 

Goedkeuring: volkenrecht, geregeld in 91 GW Ratificatie: daarmee wordt het koninkrijk der nederlanden gebonden jegens andere landen, dit is dus niet bruikbaaar voor nationaal recht.  Instemming blz 387 388 boek. 

 

Tentamen 25 jan 2016

 

1a. Deze verorderining ziet niet alleen op de huishouding van de gemeente, maar ook op de prive sfeer van de burger. Dat is in strijd met art. 149 gemw jo. 108 gm j.o. 124 gw. Daarom is de verordening onverbindend, zie Wilnisser visser.

1b. ‘Het is verboden zich op de openbare weg zich door woord of gebaar op te dringen aan een ander, nadat deze duidelijk heeft gemaakt het contact niet op prijs te stellen.’

2a. 

  • Burgermeester kan melden 273 gemw
  • Besluit is in strijd met gemw en dus met recht, (art.132 lid 4 gw )dus kan vernietigd worden
  • Besluiten van gemw. Kunnen vernietigd worden volgens art. 268 Gemw.

b. De burgermeester ziet toe op de agenten op straat (art.172 Gemw). De wethouder kan dus niet ter verantwoording worden geroepen want dit valt onder de taak van de burgermeester (art.172) en art. 169 Gemw: de wethouder kan alleen ter verantwoording worden geroepen door het college gevoerde bestuur.

3a. Nee want door straffen te handhaven regelingen kunnen niet in een amvb staan, zie art.89 lid 1 en 2.

 een zelfstandige algemene maatregel van bestuur zijn gebaseerd op grondwettelijke bevoegdheidstoedeling in . Art.89 lid 1GW. Uit lid 2 volgt dat alleen met machtiging van een wet in formele zin. De wet bepaalt de op te leggen straffen.

b. 89 lid 1 GW: bij koninklijk besluit vastgesteld. Een kb wordt ondertekend door koning en minister (art.47). De minister is verantwoordelijk, koning is onschendbaar. (art.42)

7a. Art.15 VUE (raad), raad van ministers (art.16). Zeggen waar ze uitbestaan.

Raad van Europa: organisatie waarbinnen het EVRM, ESH tot stand komen.

 

 

[1] https://www.parlement.com/id/vhnnmt7jydzb/benoemde_gekozen_burgemeester, geraadpleegd op 28-11-2016

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Constitutioneelrecht

College Constitutioneelrecht jaar 1

College Constitutioneelrecht jaar 1

College constitutioneelrecht

Week 1

Thema 1: democratische rechtsstaat in context

Constitutioneel recht = Recht betreffende de  instellingen en vormen van openbare machtsuitoefening over burgers

Staatsrecht = Recht betreffende de  instellingen en vormen van openbare machtsuitoefening over burgers in de staat. De staat is een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied.

Belinfante: “De staat is een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. De gemeenschap heeft een gemeenschappelijke cultuur en is een rechtsgemeenschap.”

Het eigene van Nederlands staatsrecht

  • Grondwet alleen van relatief belang
  • Geen rechterlijke toetsing van de wet aan de Grondwet; met onderworpenheid van wetgever, bestuur, en rechter onderworpen aan de Grondwet!
  • Weinig ideologie
  • Openheid naar internationale rechtsorde
  • Belang van de eenheidsstaat als decentrale staat

Bronnen staatsrecht

  • Internationale verdragsbepalingen en EU-recht, met name ‘klassieke’ mensenrechten
  • Statuut voor het Koninkrijk
  • Grondwet
  • Wet
  • Lagere wetgeving
  • Decentrale regelgeving (m.n. provinciale en gemeentelijke verordeningen)

Kenmerken democratie

  • “Regering door het volk”
    • Verantwoording
    • Meerderheidsbesluitvorming

Kenmerken rechtsstaat

  • Grondrechten
  • Legaliteit
  • Machtenscheiding
  • Rechtspraak

 

 

 

 

Week 2 Regering en parlement (I)

Democratie: regering van en voor het volk door het volk namens het volk.

Vormen van democratie

  • Rechtstreekse democratie: door het volk zelf
    • Sterke vormen: (grond)wetgevende volksvergaderingen
    • Meer gematigd:
      • Bindende burgerinitiatieven
      • Bindende correctieve referenda
        • Voorstel tot wijziging Grw en invoering van een bindend correctief referendum
        • In eerste lezing aangenomen
  • Zwakkere vormen:
    • ‘Inspraak’
    • Niet bindende referenda
      • Wet raadgevend referendum (2014)
    • Niet-bindende burgerinitiatieven
      • Zie art. 132a RvOTK
  • Vertegenwoordigende democratie: namens het volk

Correctief raadgevend referendum

  • Referendum na
  • Opkomstdrempel van 30%
  • De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt (art. 3)

 

Uitgezonderde wetten waar geen referendum over gehouden kan worden(art.5)
Onder andere:

  • Grondwetswijzigingen (eerste lezing-wetten)
  • Koningschap
  • Koninklijk huis
  • Begrotingswetten

 

Problemen

  • Juridisch raadgevend maar feitelijk bindend?
    • Mogelijke oplossing
  • Lage drempel
    • Maak beslissend niet de opkomst maar hoeveel stemmen tegen wet
  • Corrigerend besluit moet wel representatief zijn
    • Maak beslissende % van kiesgerechtigden (in verhouding tot laatste TK verkiezingen)

 

Politieke mandatering

 

  • Mandaat is de bevoegdheid om in naam van een ander te handelen, maar zonder de daarbij horende verantwoordelijkheid. Bij mandateren worden geen bevoegdheden overgedragen. De mandaatgever blijft zelf bevoegd. 

 

 

 

 

De tweede regel van Benifante

 

  • Geen bevoegdheid zonder verantwoordelijkheid

 

Week 3

Rechtsregels die kabinetsformatie beheersen

  • Vertrouwensregel
  • Artikel 43 Grw
  • Artikel 48 Grw
  • Artikel 139a RvO TK

 

Hoe komen we van een kabinet af?

  • Periodieke verkiezingen
    • na 4 jaar (of maximaal 5 jaar)
  • Tussentijdse verkiezingen
    •  onenigheid in
  • .....read more
Access: 
Public
Samenvatting Constitutioneelrecht jaar 1

Samenvatting Constitutioneelrecht jaar 1

H.I Inleiding

 

1.Benadering van het begrip staat
 

De staat: een organisaties die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied.

  • De mogelijkheid van toepassing van dwang ter handhaving van de gemeenschapsnormen is kenmerkend voor de staat.
  • Binnen een staat zijn een of meer organen bevoegd tot het uitoefen van dwang. Men zegt dat die organen met gezag zijn bekleed. De regels die betrekking hebben op de organisatie van de met gezag beklede organen en de grenzen van hun gezag, vormen de rechtsregels die wij staatsrecht noemen.

Machiavelli: geeft in ‘De Vorst’ (1513) adviezen over hoe een gezagdrager heeft op te treden met het doel niet om zijn persoonlijke grootheid te verhogen, maar om de eenheid van Italië te bewerkstelligen.

Gezag is het tegendeel van vrijheid, het beperkt de vrijheid van het individu. En individuen zijn, zoals Locke in 17de eeuw uitdrukte: ‘by nature all free, equal and independent’.

Rousseau à ‘Du contrat social ou Principes du droit politique’: het onmisbare gezag bestaat alleen omdat de individuen gezocht hebben naar een vorm van samenwerking die met alle gemeenschappelijke kracht de persoon en het goed van ieder lied verdedigt en beschermt en waardoor ieder zich weliswaar met alle anderen verenigt, maar toch alleen maar zichzelf gehoorzaamt en even vrij blijft als tevoren. Dat is ‘le prolème fondamental dont le contrat sociale donne la solution’.

  • De theorie van het contrat social verenigt gezag en vrijheid, omdat het gezag uit de vrijheid is afgeleid. Zij maakt het mogelijk de beperkingen, door gezag aan de individuele vrijheid gesteld, te aanvaarden, omdat het beperkingen zijn, die bij het contrat social de vrije individuen zichzelf hebben opgelegd.
  • Het individu heeft de staat nodig om zijn vrijheid te waarborgen, maar tegelijkertijd heeft hij het gevoel dat daardoor zijn vrijheden worden beperkt.
  • Ieder staatsrecht is een compromis tussen individuele vrijheid en dwang van de gemeenschap.

Gelijkwaardigheid: tegenwoordig is elke burger gelijkwaardig en heeft recht op gelijke invloed op het staatsbestuur.

2.Verdeling van de staatsmacht over verschillende organen

Ambivalente verhouding van de burger tot de staat: de burger is aan de ene kant soeverein, omdat hij de bestuurders aanwijst aan de hand van zijn wil, maar aan de andere kant is hij onderworpen aan het mede door hemzelf ingestelde gezag.

Om het risico van dictatuur te ontgaan, heeft men een middel gevonden dat redelijk goed werkt: dat is de verdeling van het gezag over verschillende organen en dus over verschillende mensen of groepen van mensen. Doordat ieder orgaan slechts een deel van het gezag kan uitoefenen, heeft het de andere organen nodig. Dit wordt het stelsel van checks and balances genoemd.

  • De vaststelling van wetten is de taak van regering en parlement samen. Het bestuur is de taak van de regering, maar de regering staat bij de uitoefening daarvan onder voortdurende controle van het
  • .....read more
Access: 
Public
Betogen, aantekeningen constitutioneelrecht werkgroep

Betogen, aantekeningen constitutioneelrecht werkgroep

Constitutioneelrecht werkgroep

 

Week 1

Het verbieden van een partij, die als doel heeft vrouwen hun politieke rechten te ontnemen, is in strijd met de uitgangspunten van de democratische rechtstaat.

Ik ben het niet eens met de stelling dat het verbieden van een partij, die als doel heeft vrouwen hun politieke rechten te ontnemen, in strijd is met de uitganspunten van de democratische rechtstaat. Ik zal eerst een korte toelichting geven het begrip democratische rechtstaat.

Nederland is een democratie. Dat Nederland een democratie is houdt in dat de burgers invloed hebben op hoe het land bestuurd wordt en door wie het land bestuurd wordt. Iedereen die 18 jaar of ouder is, heeft kiesrecht. Een democratie neemt als uitganspunt: de gelijkwaardigheid van mensen.

Nederland is ook een rechtsstaat. Een rechtsstaat is erop gericht dat burgers beschermd zijn tegen machtsmisbruik door de staat zelf. Kenmerkend voor een rechtsstaat is dat de staatsorganen zijn onderworpen aan het recht. Het betekent ook dat iedereen die het ergens niet mee eens is, aan een onafhankelijke persoon mag vragen hoe het zit. Die onafhankelijke persoon is de rechter.

Uit deze omschrijvingen komt naar voren dat de gelijkwaardigheid en bescherming van mensen voorop staat in een democratische rechtstaat. Als een partij als doel heeft vrouwen hun politieke rechten te ontnemen dan werkt deze partij niet mee aan de gelijkwaardigheid van mensen en ook niet aan het beschermen van burgers. Als vrouwen geen politieke rechten meer zouden hebben dan vervalt het uitganspunt van democratie dat iedereen die 18 jaar of ouders is kiesrecht heeft. Daarom moet mag de democratische rechtstaat dan ingrijpen en deze partij verbieden.

Opdrachten

  1. Er is niet voldaan aan de vereisten die voor en democratische rechtsstaat gelden. Omdat:
  • ‘Kan aan rechters aanwijzingen geven’. Dit is in strijd met onafhankelijke rechtspraak.
  • ‘Het staatshoofd benoemt de helft van de volksvertegenwoordiging.’ Daardoor is de wetgevende macht niet democratisch gelegitimeerd.
  • ‘Partijen kunnen slechts na goedkeuring van hun programma door de overheid deelnemen aan verkiezingen’. Is ook in strijd.
  • ‘Kritiek op het staatshoofd wordt gestraft, ook zonder dat er daarvoor een wettelijke basis is.’ Dit voldoet niet aan het legaliteitsbeginsel en vrijheid van meningsuiting.
  1. Is Nederland: de regering heeft niet alleen de uitvoerend macht maar vormt ook onderdeel van de wetgevende macht. Ministers worden niet gekozen maar bij koninklijk besluit benoemd. Datzelfde geldt voor rechters. Een belangrijk orgaan dat de regering adviseert op het gebied van de wetgeving, heeft ook rechtsprekende taak (Raad van State). Partijen kunnen alleen onder hun partijnaam aan de verkiezingen deelnemen, indien deze is geregistreerd. Extreme partijen kunnen onder omstandigheden worden verboden.

 

Uit de Nederlandse Grondwet valt niet op te maken dat Nederland een democratie is.

Is te vinden in art. 4, 50, 54, 81 GW.

De kern van het parlementair stelsel is de vertrouwensregel, door die regel is de uitvoerende macht in Nederland democratisch gelegitimeerd. Dit is een ongeschreven regel!

Een land dat geen democratie is, kan ook geen rechtstaat zijn.

Week 2.....read more

Access: 
Public
Constitutioneelrecht werkcollege aantekeningen

Constitutioneelrecht werkcollege aantekeningen


Constitutioneel werkcollege

 

Week 1

  • Hobbes publiceerde in 1651 het boek: Leviathan.
    •  In dit boek vraagt hij hoe het eruit zou zien als er geen staat zou zijn: natuurtoestand is chaos volgens Hobbes. Iedereen wordt geleid door zijn begeerte. De oplossing is om alle individuen hun macht over te laten dragen aan de staat.
    • De functie van de staat is orde en veiligheid.
    • Hobbes zegt dat het leven in een onderdrukte staat te prefereren boven leven in de natuurtoestand.
    • Hobbes heeft de godsdienst niet nodig zoals in de Middeleeuwen.
  • Locke publiceerde in 1690 2 boeken over de regering: Two Treatises of Government 
    • Locke gaat hierin ook uit van een natuurtoestand. Het verschil met Hobbes is dat Locke zegt in de natuurtoestand heeft iedereen onvervreemdbare rechten. ‘life, liberty and property’.
    • Locke vindt dat je wel een staat nodig hebt om chaos te voorkomen.
    • Het beschermen van de natuurlijke rechten (grondrechten) van burgers staat op 1. De staat moet waken voor het schenden hiervan.
    • Belangrijke element van de democratische rechtsstaat komt hier naar voren.
  • Montesquieu publiceerde in 1748 De l’esprit descois
    • Scheiding der machten om machtsmisbruik te voorkomen. Dit moet een garantie zijn dat de vrijheid van de burger niet al te zeer wordt ingeperkt. Dit is het tweede element van de rechtsstaat.
  • Rousseau publiceerde in 1792 Du contrat social
    • Komt tot de conclusie dat het mogelijk is voor burgers om geheel vrij te zijn in een staat.
    • Als de burgers zichzelf de wet stellen zijn ze vrij en tegelijk onderworpen aan die wetten à directe democratie.
    • Burgers zijn onderworpen aan de algemene wil.

 

Week 2

In 1815 kozen mannen van 21+ de Provinciale Staten, zij kozen de Tweede Kamer. De eerste Kamer werd gekozen door de Koning. En de ministers ‘hingen aan’ de koning.

De overgang naar ons stelsel heeft plaatsgevonden in verschillende stappen.

Vertrouwensregel: wanneer een meerderheid van de Tweede Kamer laat blijken geen vertrouwen meer te hebben in de minister of kabinet als geheel dan moet de minister of het kabinet als geheel haar ontslag moet aanbieden.

 

 

 

 

De koning

  • Art. 24 GW: Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau. 
  • Art. 25 GW: Het koningschap gaat bij overlijden van de Koning krachtens erfopvolging over op zijn wettige nakomelingen, waarbij het oudste kind voorrang heeft, met plaatsvervulling volgens dezelfde regel. Bij gebreke
  • .....read more
Access: 
Public
Constitutioneel Recht: een samenvatting te gebruiken bij Hoofdstuk 1

Constitutioneel Recht: een samenvatting te gebruiken bij Hoofdstuk 1

Samenvatting Hoofdstuk 1 Consitutioneel Recht

Meer hoofdstukken bekijken? De hele samenvatting van het Constitutioneel Recht verschijnt binnenkort op de vakpagina en/of boekpagina van JoHo.org 

Constitutioneel Recht

Deel I – Begrippen in het algemeen

Hoofdstuk 1 – Hoe werkt het Staatsrecht?

 

1.1.Inleiding op het hoofdstuk

Wat is het staatsrecht?

Het staatsrecht is het recht van een, in de loop van de geschiedenis ontstaan, door het recht geregeld verband dat staat wordt genoemd. Er zijn net zoveel staatsrechten als er staten zijn, ook al zijn er verschillende gemeenschappelijke principes aan te duiden. Als geprobeerd wordt deze gemeenschappelijke principes te verwoorden, dan komt men in de algemene staatsleer. Dit houdt de beschrijving in van algemene principes (synthetisering) van de verschillende staatsrechten. Als de diverse nationale stelsels worden vergeleken met elkaar, dan gaat het om vergelijkend staatsrecht. Het staatsrecht heeft zodoende betrekking op ‘de staat’. Het begrip ‘staat’ komt in het positieve staatsrecht niet voor (in Nederland kennen wij de term Koninkrijk), maar speelt een belangrijke rol in het volkenrecht en het privaatrecht. In het volkenrecht is de staat het volkenrechtsubject. In het privaatrecht is de staat een rechtspersoon, onderworpen aan het recht (art. 2:1 BW). Het privaatrecht kent de volgende omschrijving van het woord ‘staat’: een organisatorisch verband, dat het hoogste gezag uitoefent op een bepaald gebied en is een dwanggemeenschap.

Als het begrip ‘staat’ niet voorkomt in het positieve staatsrecht, rijst de vraag waarop het positieve staatsrecht dan betrekking heeft. Als tijdelijke omschrijving van het staatsrecht kan worden geschreven: recht dat alleen relaties regelt waarbij de overheid betrokken is. Het onderwerpt de overheid in die relaties aan het recht. Recht veronderstelt betrekkingen tussen ten minste twee personen, ambten of instellingen. Staatsrecht bestaat niet zonder een overheid.

 

Wat is het bestuursrecht?

Ook voor het bestuursrecht geldt dat zij alleen relaties regelt waarbij de overheid is betrokken. Het staatsrecht verschilt in dit opzicht niets van het bestuursrecht. Het staats- en bestuursrecht worden als publiekrecht beschouwd, omdat het onderscheid tussen beide nauwelijks rechtsgevolgen heeft. Men kan echter methodologisch en didactisch wel een zinvol onderscheid maken. Staatsrecht is hierin het primaire recht dat de totstandkoming, de gelding en de handhaving van rechtsnormen regelt. Dit wordt ook wel het funderende of scheppende recht genoemd. Bestuursrecht is naar dit onderscheid altijd secundair recht. De Grondwet en organieke wetten worden vaak beschouwd als staatsrecht.

 

Verhouding overheid en burger?

Het staatsrecht heeft zowel betrekking op relaties tussen overheden onderling (bijvoorbeeld betrekkingen tussen de Koning en de ministers) als op relaties tussen de overheid en de burger. Het staatsrecht regelt machtsuitoefening van de overheid over de burger. Het maakt de macht tot bevoegdheid van de overheid. Er is sprake van een verticale relatie tussen de overheid en burger, zij zijn niet gelijkwaardig aan elkaar.

 

1.2.Een beschrijving van het staatsrecht

Het begrip staatsrecht kan tot nu als volgt worden beschreven: het primaire recht dat zowel betrekkingen tussen overheden onderling als tussen overheid en burger regelt.

 

Overheid als macht en bevoegdheid?

Macht en bevoegdheid zijn onlosmakelijk verbonden met het begrip overheid. ‘Macht’ is in.....read more

Access: 
JoHo members
Constitutioneel recht oefenpakket
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
945
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.