College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017


Access options

      How do you get full online access and services on JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Go to www JoHo.org, and join JoHo WorldSupporter by choosing a membership + online access
       
      2 - Return to WorldSupporter.org and create an account with the same email address
       
      3 - State your JoHo WorldSupporter Membership during the creation of your account, and you can start using the services
      • You have online access to all free + all exclusive summaries and study notes on WorldSupporter.org and JoHo.org
      • You can use all services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • You can make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (Dutch service)
      Already an account?
      • If you already have a WorldSupporter account than you can change your account status from 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' into 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access
      • Please note: here too you must have used the same email address.
      Are you having trouble logging in or are you having problems logging in?

      Toegangsopties (NL)

      Hoe krijg je volledige toegang en online services op JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Ga naar www JoHo.org, en sluit je aan bij JoHo WorldSupporter door een membership met online toegang te kiezen
      2 - Ga terug naar WorldSupporter.org, en maak een account aan met hetzelfde e-mailadres
      3 - Geef bij het account aanmaken je JoHo WorldSupporter membership aan, en je kunt je services direct gebruiken
      • Je hebt nu online toegang tot alle gratis en alle exclusieve samenvattingen en studiehulp op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • Je kunt gebruik maken van alle diensten op JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • Op JoHo.org kun je gebruik maken van de tools voor werken in het buitenland, verre reizen, vrijwilligerswerk, stages en studeren in het buitenland
      Heb je al een WorldSupporter account?
      • Wanneer je al eerder een WorldSupporter account hebt aangemaakt dan kan je, nadat je bent aangesloten bij JoHo via je 'membership + online access ook je status op WorldSupporter.org aanpassen
      • Je kunt je status aanpassen van 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' naar 'I am a JoHo WorldSupporter Member with 'full online access'.
      • Let op: ook hier moet je dan wel hetzelfde email adres gebruikt hebben
      Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

      Join JoHo WorldSupporter!

      What can you choose from?

      JoHo WorldSupporter membership (= from €5 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use the basic features of JoHo WorldSupporter.org
      JoHo WorldSupporter membership + online access (= from €10 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use full services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • For access to the online book summaries and study notes on JoHo.org and Worldsupporter.org
      • To make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (NL service)

      Sluit je aan bij JoHo WorldSupporter!  (NL)

      Waar kan je uit kiezen?

      JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar
      • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
      • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
      • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
      • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting
      JoHo membership met extra services (abonnee services):  Online toegang Only= €10 per kalenderjaar
      • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
      • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

      Meld je aan, wordt donateur en maak gebruik van de services

      Check page access:
      JoHo members
      Check more or recent content:

      Aantekeningen Psychologie RUG jaar 2&3

      Collegeaantekeningen Klinische Neuropsychology - NL - RUG - B2

      Collegeaantekeningen Klinische Neuropsychology - NL - RUG - B2

      These lecture notes are based on the subject Introductie in de Klinische Neuropsychology from the year 2015-2016.

      They are very useful if you managed to bail out on your lectures. I hope you agree.



      College 1

      Wat onderzoekt een neuropsycholoog? Een neuropsycholoog kijkt naar de relatie tussen de hersenen en gedrag aan de hand van eventuele hersenbeschadigingen. Dit kan zowel op groepsniveau als één op één. Een neuropsycholoog richt zich op de relatie tussen hersenen en gedrag en kan dit analyseren aan de hand van mentale processen zoals cognitie en emotie of aan de hand van hersenfuncties. Hierbij wordt er ook gekeken naar de cognitieve functie. Dit kan bijvoorbeeld een bepaalde relatie zijn tussen hersenen en gedrag, zoals aandacht of geheugen. Vroeger werd er vanuit gegaan dat we bepaalde cognitieve functies in de hersenen konden lokaliseren. Zo zijn er verschillende lokalisatie theorieën ontstaan, één daarvan is de frenologie. De grondlegger van de frenologie is Gall (18e eeuw). Deze theorie ging er vanuit dat bepaalde eigenschappen van iemand gerepresenteerd werden in de schedel. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de talenknobbel en de wiskundeknobbel. Je zou dus aan de schedel van iemand kunnen zien wat voor karakter deze persoon heeft of over welke eigenschappen hij of zij beschikt. Dit wordt nu gezien als onwetenschappelijk.

      Het huidige inzicht vertelt ons dat al het gedrag van de mens gemedieerd wordt door onze hersenen. Sommige stoornissen zijn namelijk vanuit specifieke onderdelen van de hersenen af te leiden ( lokalisatie van een stoornis). Daarentegen zijn sommige stoornissen juist vanuit een globaal disfunctioneren van de hersenen te verklaren, dit wordt ook wel het holisme genoemd. Het is belangrijk om in acht te nemen dat er verschillende niveaus van lokalisatie bestaan. Zo kunnen we bijvoorbeeld kijken op het niveau van de kwabben of het niveau van verschillende cellen. Maar zo is een cognitieve functie zoals aandacht niet te lokaliseren. Dit komt doordat verschillende executieve functies zoals aandacht en geheugen semantische termen zijn die door mensen zijn bedacht, en hier houdt het brein natuurlijk geen rekening mee. Nefrologen gaan er vanuit dat alle functies gelokaliseerd kunnen worden.

      Er zijn verschillende benaderingen die worden besproken in dit vak. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen de cognitieve psychologie, cognitive neuroscience, cognitieve neuropsychologie en tenslotte de klinische neuropsychologie. De cognitieve psychologie kijkt voornamelijk.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Wetenschapstheorie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2015/2016

      College-aantekeningen bij Wetenschapstheorie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2015/2016


      Hoorcollege 1

      Wetenschap bestudeert een realiteit die het zelf heeft gemaakt. Dit is eenvoudig te begrijpen als je denkt aan technologische producten van de wetenschap (gloeilampen, auto’s). Deze producten zijn door mensen bedacht, ontworpen en gemaakt. Deze menselijke ontwerpen veranderen de realiteit. De uitvindingen veranderen niet alleen wat we fysiek kunnen, het verandert ook de sociale werkelijkheid. Deze nieuwe werkelijkheden worden bestudeerd bestudeerd door de wetenschap. In dat opzicht wordt dus een zelf gecreëerde realiteit bestudeerd.

      Ook op ‘eenvoudiger’ niveau maakt wetenschap de wetenschap. Het armoedeniveau in Nederland werd als voorbeeld genoemd. Een aantal plekken in Nederland werden als erg armoedig gekwalificeerd (waaronder Groningen). Het is echter maar de vraag wanneer sprake is van armoede. De definitie hiervan die de wetenschappers hanteren bepaalt de werkelijkheid in termen van het onderzoek. Een ander voorbeeld is moordcijfers. Wat namelijk als moord telt, verschilt per land. In Nederland moet bijvoorbeeld sprake zijn van ‘voorbedachte rade’ om iets als moord te laten gelden. Maar als dit belangrijk is, wat wordt dan met de oorlogsmoorden gedaan? En abortus?

      In de klapper zit een artikel over Lumping and Splitting. Dit gaat erover dat we voortdurend aan het indelen en classificeren zijn. Het indelen op zichzelf is niet slecht, maar we moeten ons er wel bewust van zijn dat we hierdoor onze eigen kennis en realiteit vormen. Lumping is het bij elkaar gooien van verschillende categorieën, zoals dieren. Dit gaat volgens het artikel altijd gepaard met splitting, bijvoorbeeld wanneer een grens tussen (alle) dieren en mensen wordt getrokken.

      Nominalisme en essentialisme

      Een nominalistische manier van denken is bijvoorbeeld: Woorden hebben geen door de natuur gegeven betekenis, het zijn slechts namen. Deze denkwijze is eigenlijk net als wetenschap. In de wetenschap wordt namelijk gezegd: er zijn mensen met de volgende eigenschappen, en dit wordt gerubriceerd als een stoornis. Dit is hoe wetenschapstheoretici denken. Bij het essentialisme wordt op een andere manier gedacht, bijvoorbeeld: ADHD uit zich in de volgende symptomen, namelijk... Veel vakwetenschappers denken op deze wijze. Nick Haslam heeft een artikel geschreven over dit onderwerp. In dit artikel wordt gesteld dat nominalistisch denken verschrikkelijk stigmatiserend en ongegrond is.

      Opmerkelijk is dat in de wetenschap bij uitspraken zoals: ‘X procent van de bevolking is arm, gestoord, student’ etc, het antwoord verschilt met de gebruikte definitie van het onderzochte verschijnsel en met de gebruikte methoden om het gedefinieerde verschijnsel te onderzoeken. Wetenschapstheoretici die dergelijke problemen beseffen stellen dat hiermee meer naar buiten gekomen moet worden.

      De European Research Council let hier ook op. Zij maken onderscheid tussen mode 1 science en mode 2 science. Mode 1 is het vertellen vanaf de Olympus om vanuit de ivoren toren door te geven hoe het zit. Mode 2 is.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Introductie in de klinische neuropsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen

      College-aantekeningen bij Introductie in de klinische neuropsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen


      Hoorcollege 1: Introductie

      Wat onderzoekt een neuropsycholoog? Een neuropsycholoog kijkt naar de relatie tussen de hersenen en gedrag aan de hand van eventuele hersenbeschadigingen. Dit kan zowel op groepsniveau als één op één. Een neuropsycholoog richt zich op de relatie tussen hersenen en gedrag en kan dit analyseren aan de hand van mentale processen, zoals cognitie en emotie of aan de hand van hersenfuncties. Deze hersenfuncties worden bestudeerd aan de hand van mensen met hersenschade. Hierbij wordt er ook gekeken naar de cognitieve functie. Dit kan bijvoorbeeld een bepaalde relatie zijn tussen hersenen en gedrag, zoals aandacht of geheugen. Vroeger werd er vanuit gegaan dat we bepaalde cognitieve functies in de hersenen konden lokaliseren. Zo zijn er verschillende lokalisatie theorieën ontstaan, één daarvan is de frenologie. De grondlegger van de frenologie is Gall (18e eeuw). Deze theorie ging er vanuit dat bepaalde eigenschappen van iemand gerepresenteerd werden in de schedel. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de talenknobbel en de wiskundeknobbel. Je zou dus aan de schedel van iemand kunnen zien wat voor karakter deze persoon heeft of over welke eigenschappen hij of zij beschikt. Dit wordt nu gezien als onwetenschappelijk.

      Het huidige inzicht vertelt ons dat al het gedrag van de mens gemedieerd wordt door onze hersenen. Sommige stoornissen zijn namelijk vanuit specifieke onderdelen van de hersenen af te leiden (lokalisatie van een stoornis). Daarentegen zijn sommige stoornissen juist vanuit een globaal disfunctioneren van de hersenen te verklaren, dit wordt ook wel het holisme genoemd. Het is belangrijk om in acht te nemen dat er verschillende niveaus van lokalisatie bestaan. Zo kunnen we bijvoorbeeld kijken op het niveau van de kwabben of het niveau van verschillende cellen. Maar zo is een cognitieve functie, zoals aandacht, niet te lokaliseren. Dit komt doordat verschillende executieve functies zoals aandacht en geheugen semantische termen zijn die door mensen zijn bedacht en hier houdt het brein natuurlijk geen rekening mee. Nefrologen gaan er vanuit dat alle functies gelokaliseerd kunnen worden.

      Er zijn verschillende benaderingen die worden besproken in dit vak. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen de cognitieve psychologie, cognitive neuroscience, cognitieve neuropsychologie en tenslotte de klinische neuropsychologie. De cognitieve psychologie kijkt voornamelijk naar ‘wat de link is’ tussen hersenen en gedrag. Deze benadering staat stil bij algemenen wetmatigheden, om zo individueel gedrag te kunnen voorspellen. Deze stroming gaat wel uit van gezonde individuen. Ze kunnen bij deze stroming bijvoorbeeld kijken naar hoe wij informatie verwerken. Er zijn twee voorbeelden van klassieke experimenten uit de cognitieve psychologie: de Ponzo Illusie, dit is een experiment waarin verschillende balken zijn afgebeeld; hoe dichterbij de balken hoe groter ze lijken, terwijl de balken in werkelijkheid even breed.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017

      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017

      Image


      Hoorcollege 1

      Vakvoorwaarden en het tentamen

      Een voorwaarde voor het vak: zelfstandig een betrouwbaarheidsonderzoek en een factoranalyse uitvoeren bij de NEO-PI-R om ervaring op te doen. Dit dient gedaan te worden in tweetallen. De tweetallen hoeven niet te worden doorgegeven aan de docent. De beoordeling is een voldoende of een onvoldoende. Het moet duidelijk zijn dat serieus aan de opdracht gewerkt is (zinnige en complete antwoorden op alle vragen). De opdracht is een voorwaarde voor deelname aan het tentamen. Elke student moet de opdracht individueel inleveren, maar beide namen moeten op het voorblad worden ingevuld. In Hoorcollege 4 komt meer informatie over factoranalyse.

      Het tentamen gaat over H2-9 van het boek, plus alle inhoud van de hoorcolleges. Afleidingen van formules zijn geen tentamenstof. Op nestor komt een document met voorbeeldopgaven; de opgaven in het boek hoeven niet te worden gemaakt (kan wel voor oefening, maar bij de opgaven zijn geen antwoorden).

      Algemene inleiding

      Dit vak gaat over soorten tests, hoe tests tot stand komen en hoe je kunt bepalen of een bepaalde psychologische test een goede test is. McKeen Cattell was erg gericht op het kwantificeren van individuele verschillen. Hij heeft de eerste stappen gezet in het systematisch onderzoeken van en naar individuele verschillen. Hij was ook de eerste hoogleraar psychologie in 1887.

      Het doel van testtheorie is het kwantificeren van individuele verschillen. Dit kan worden gedaan door metingen te verrichten. Het doel daarbij is het doen van een uitspraak die een voorspelling, classificatie of beschrijving mogelijk maakt met betrekking tot het onderzochte individu. Psychologische tests meten psychologische eigenschappen die niet direct observeerbaar/meetbaar zijn. Daarom worden indicatoren (items) geconstrueerd die gedrag oproepen dat iets zegt over het te meten construct.

      Het is belangrijk om te onthouden dat een test een hulpmiddel is; het is niet de waarheid. Er dient dus opgelet te worden met het verabsoluteren van testscores.

      Meten in de sociale wetenschappen

      Een bepaald construct wordt als uitgangspunt genomen. Daarbij wordt een meetinstrument ontwikkeld. Vervolgens wordt de testscore berekend. Testscores krijgen pas betekenis als er een criterium aan verbonden wordt (bijvoorbeeld: geslaagd bij minstens vijftien vragen goed), of als ze worden vergeleken met andere scores.

      Notatie

      • K: totaal aantal items in een test;

      • Items: kennen indices g en h, die lopen tot k;

      • Xg en Xh zijn scores op de items (toevalsvariabelen):

      Dichotome scores (ja/nee) kennen de scores 0 en 1.

      Polytoom: meerdere aantwoordcategorieën: Xg = 0, ..., m

      • X = ruwe testscore. Ook wel de totaalscore;

      • i: Personen. Er wordt uitgegaan van scores van n personen;

      • Xig= score van de persoon i op item g;

      • Xi= ruwe

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2014/2015

      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2014/2015

      Image


      College 1: Bespreken hoofdstuk 1, 2, 4 (Testtheorie van Drenth)

      Het doel van deze cursus is het gereedschap in handen te geven om zelf bestaande tests te kunnen analyseren.

      Hoofdstuk 1

      In 1905 is Binet begonnen met het maken van een test. Later kwam Simon hem hierbij helpen en zo hebben zij samen de Binet-Simon test ontworpen.

      Binet maakte zijn test anders dan anderen. Hij gebruikte verbale complexe opgaven, waarbij geheugen, analyse en leesvaardigheid tegelijkertijd een rol speelden. In die tijd was dit ongehoord, tests zaten heel simpel in elkaar.

      Ook stelde Binet de moeilijkheidsgraad van tests samen. Dit deed hij door het aantal geslaagden te delen door het aantal deelnemers. Door de moeilijkheidsgraad van vragen te berekenen kon Binet een test opbouwen op volgorde van moeilijkheidsgraad. Eerst kwamen de makkelijke vragen en daarna de moeilijkere. Door deze volgorde te gebruiken zouden mensen zelfvertrouwen krijgen tijdens het maken van een test en de test dus eerder afmaken.

      Binet werkte met standaard instructies voor de testleider. Hij schreef uit wat de testleider wel en wat hij niet mocht zeggen en of hij mocht helpen als een proefpersoon vastliep tijdens het maken van een test.

      Waar Binet verschil tussen maakte was de kalenderleeftijd en mentale leeftijd van mensen. De mentale leeftijd is een indicatie van de geestelijke groei. Stern kwam ermee dat het IQ van iemand berekend kan worden door de mentale leeftijd te delen door de kalenderleeftijd van die persoon en dit te vermenigvuldigen met honderd.

      Veel van wat Binet uitgevonden en voorgesteld heeft gebruiken we tegenwoordig nog steeds bij het maken van tests.

      Hoofdstuk 2

      Een goede test is een test die een bepaald doel goed voorspelt. Om een test te beoordelen moet je dan ook kijken naar de voorspellende kracht ervan.

      Als je het oordeel van leerkrachten van de basisschool afzet tegen het oordeel van CITO en het oordeel van CITO draagt niets bij aan de voorspelling van de leerkrachten, dan kan je het oordeel van CITO niet gebruiken. Technisch gezien is de CITO toets een goede toets, met keurige gemiddelden en standaarddeviaties, maar als hij niet bijdraagt aan je voorspelling heb je er niets aan.

      In alle statistiekboeken staat dat een test valide is als deze meet wat hij behoort te meten. Drenth en Sijtsma zijn het hier niet mee eens en zeggen dat je in een test niet kan spreken van de validiteit van een

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Onderzoeksmethoden: theorie en ethiek aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2015/2016

      College-aantekeningen bij Onderzoeksmethoden: theorie en ethiek aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2015/2016


      Hoorcollege 1

      Vakindeling

      Literatuur met betrekking tot de theorie over de ethiek is op nestor te vinden. Tijdens het college worden veel namen genoemd. Deze zijn voornamelijk als illustratie; het is niet vereist om te weten wie wat precies heeft gezegd.

      Kennis

      Karl Popper stelde dat de wetenschappelijke attitude een kritische attitude is. Daarnaast moet je niet kijken naar of het klopt of wat je dacht, maar of het niet klopt wat je dacht.

      Vandaag is opgedeeld in vier delen: In eerste instantie gaat het over menselijke kennis en hoe we daaraan komen. Daarna worden de vier ‘canons’ van de wetenschap besproken; de uitgangspunten (determinisme, empirie, spaarzaamheid en testbaarheid). Vervolgens komen de kennisbronnen aan bod; waar we kennis kunnen vinden. Ten vierde gaat het over feiten en de waarheid: validiteit, betrouwbaarheid en metingsschalen.

      Hoe komen we aan kennis?

      Allereerst door systematisch onderzoek. Een andere manier is door middel van observatie. We proberen te observeren en te verklaren wat we zien. Vroeger maakten we gebruik van bepaalde metafysische systemen: animisme, mythologie/religie en astrologie. Een tweede bron van kennis is de filosofie. Logische redeneringen worden gedaan op basis van empirische observaties (die dan meestal door anderen gedaan werden). De psychologie ontleent haar bestaan deels aan de filosofie. Ook de frenologie is een vorm van logica. Dit idee is in de 19e eeuw weer verlaten, maar de functiedifferentiatie is daarna wel weer teruggekomen. Dit kwam door Broca, die liet zien dat een laesie in een specifieke regio van het brein leidt tot een gebrek in de productie van gesproken taal.

      Een derde kennisgebied is de fysiologie; de studie van de functies van het lichaam. De relatie tussen het lichaam en het brein is lang geleden al ontdekt, door bijvoorbeeld Galvani en Volta. Deze fysiologische methode komt voor een belangrijk deel uit de biologie.

      Ruim een eeuw geleden werd de psychologie wetenschappelijk toen op het moment dat gebruik werd gemaakt van experimenten. Voorbeelden zijn de waarnemingspsychologie van Von Helmholtz, en de visuele informatieverwerking van Donders (1866 respectievelijk 1868). Er werd ontdekt dat attentie noodzakelijk is voor perceptie. Dat wil niet zeggen dat datgene waar je je attentie op richt ook wordt waargenomen. Dit onderzoek is uitgevoerd door van Von Helmholtz. Donders ontwierp de substractiemethode, op basis van zijn kennis als oogheelkundige. Afzonderlijke processen in de informatieverwerking werden benoemd met behulp van reactietijden.

      De eerste experimentele psycholoog was Wundt. Hij stelde dat attentie een innerlijke activiteit is die ervoor zorgt dat ideeën in het bewustzijn komen. Perceptie is de entry in het aandachtsveld. Dit is de eerste sociaal psychologische theorievorming. De eerste Nederlandse psycholoog was ook een experimenteel psycholoog, namelijk Heymans. Opmerkelijk is dat hij één proefpersoon had, en.....read more

      Access: 
      Public
      College-aantekeningen bij Sociale Omgeving en Gedrag aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2015/2016

      College-aantekeningen bij Sociale Omgeving en Gedrag aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2015/2016


      Hoorcollege 1 Definities

      Sociale psychologie is de wetenschap die zich richt op het begrijpen van de aard en oorzaken van menselijk gedrag en cognities in sociale situaties. Het gaat erom hoe mensen met elkaar omgaan. De toegepaste sociale psychologie past sociaal psychologische constructen, principes, theorieën, interventietechnieken, methoden of onderzoeksresultaten toe op het begrijpen of oplossen van problemen.

      Een construct is iets waarvan kan worden gezegd dat iemand het heeft, maar het is niet direct zichtbaar. Er is een instrument nodig om het te meten. Een voorbeeld hiervan is een attitude, waarden, sociale normen en prestatiemotivaties. Principes zijn een niveau hoger; het gaat hierbij om uitspraken over de werking van een psychologisch proces. Voorbeelden hiervan zijn cognitieve dissonantie reductie, groupthink, het bystander effect en de voet-in-de-deur techniek. Bij dat laatste wordt eerst een klein verzoek gedaan en vervolgens een groter verzoek gedaan, in de hoop dat ook dat grote verzoek wordt ingewilligd.

      Een voorbeeld van de laatst besproken techniek: Bij een experiment werd aan de helft van de mensen gevraagd of ze een kleine poster op hun raam wilden plakken met de tekst ‘rijd voorzichtig’. Later werd gevraagd of ze ook een groot bord in de tuin wilden plaatsen met ‘rijd voorzichtig’. Maar liefst 76 procent van de groep die al een poster op het raam had hangen stemde toe, tegenover 17 procent van de mensen die dat niet had. Dat heeft er voor een deel mee te maken dat mensen consistent willen zijn in het gedrag dat ze vertonen.

      Theorieën spelen een belangrijke rol om de rol van gedrag bij maatschappelijke problemen te begrijpen. Het helpt om een probleem te structureren, om relevante determinanten te selecteren, het geeft richting aan oplossingen en interventies die je kunt bedenken, en het helpt bij het evalueren of iets al dan niet effectief is geweest. Een aantal hoofdgroepen van theorieën:

      • Sociale invloed: hoe de sociale omgeving gedachten, gevoelens en gedrag beïnvloedt. Voorbeelden hiervoor zijn volgzaamheid en het elaboration likelihood model;
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Studiemateriaal Psychologie jaar 2 RUG

      Studiemateriaal Psychologie jaar 2 RUG

      Deze bundel bevat studiemateriaal zoals en oefententamens bij de vakken aan de Rijksuniversiteit Groningen, studie Psychologie, jaar 2.

      • oefenmaterialen en tentamenvragen
      • Samenvattingen
      • verwijzing naar de Bundel van de collegeaantekeningen

      Als je nog aanvullingen of opmerkingen hebt, laat dit dan vooral even weten. Updates naar de aantekeningen voor dit jaar of nieuwe oefententamens bijvoorbeeld, bij onderstaande vakken of andere vakken, zijn altijd welkom. Start sharing!

      Lecture notes with Social Influence at the University of Groningen

      Lecture notes with Social Influence at the University of Groningen


      Lecture 1

      Social influence is the tactic of how to get people to do things. It helps to stir people in ways we want them to behave. There are four types of social influence tactics:

      1. Establishing a favourable climate. This is done before the influence starts, creating a favourable environment.

      2. Creating a relationship with the audience. This is about getting people to like you. Making your target more likely to comply.

      3. Presenting the message in a convincing way.

      4. Using emotions to persuade.

      Another distinction to be made is between the basic processes behind social influence. There are two types of processes:

      1. Informational social influence, due to our need for certainty. People want to make a correct decision.

      2. Normative social influence, due to our need for affiliation. People want to be liked by other people.

      People are not aware of the fact that they are being influenced. They are not aware of their lack of control in some information processes. Social influence is about figuring out the information processes people use to make decisions. When you know how these work, you can try to influence them. Some information processes run automatically and others are controlled.

      We are aware of controlled processes, they are intended, controllable and are effortful. Automated processes are the processes of which people don’t know that they happen, we are not aware of them. The automated processes are uncontrollable, but really efficient. It costs no effort and saves time. Most of the time these processes work really well. We rely on them, but sometimes an automated process makes a mistake. We call the automated information processes we use heuristics.

      A heuristic is an automated process. It has a fixed action pattern, so it does the same thing every time and in different situations. It works with readily accessible information, that is not always applicable, to decide. Heuristics are not always successful, but we do often use them, because they save time and energy, are efficient and are rational.

      There are different kinds of heuristics:

      • Because-heuristic. We are more likely to do someone a favour when they provide us with a reason to do so. Research showed that it doesn’t matter if the reason is legitimate. People will comply to your request more often if you give them a reason, even if it’s a bogus reason. This only applies to small requests.
        For big requests you need to have a really good reason.

      • Expensive is good-heuristic. We think that if something is expensive it must be of good quality. This also results in

      .....read more
      Access: 
      Public

      Testtheorie en Testgebruik: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Psychologie B2 RUG - Studiebundel

      Samenvatting Testtheorie: inleiding in de theorie van de psychologische test van Drenth et al

      Samenvatting Testtheorie: inleiding in de theorie van de psychologische test van Drenth et al

      Image


      Historische testontwikkeling - Chapter 1

      De ontwikkeling van testdiagnostiek kent grofweg vier perioden, namelijk

      1. de periode tot het verschijnen van de Binet-Simon-test,
      2. de periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog (WOI),
      3. de periode tussen het begin van WOI tot de Tweede Wereldoorlog (WOII), en
      4. de periode tussen het begin van WOII tot heden.

      1.1 Testontwikkeling tot de BinetSimon-test

      1905 is een belangrijke mijlpaal voor de ontwikkeling van de testdiagnostiek; in dit jaar verscheen de eerste versie van de Binet-Simon-test – de eerste waardevolle intelligentietest.  Uiteraard gingen hier een hoop ontwikkelingen aan vooraf, te beginnen met de ontwikkelingen binnen de psychiatrie in Frankrijk en Duitsland. In Frankrijk ontstond eind 18e eeuw een verhoogde interesse in de geestelijke abnormaliteit en zwakzinnigheid. Men begon krankzinnigheid en zwakzinnigheid van elkaar te onderscheiden, waarbij mensen als Esquirol, Séguin, Charcot, Janet en Binet zwakzinnigheid niet beschouwden als ziekte, maar als een gebrek aan intellectuele vaardigheden. Ook in Duitsland veranderde de visie op geestelijke abnormaliteit. In beide landen werd hier steeds meer onderzoek naar gedaan, waardoor er een behoefte ontstond aan methoden om verschillen tussen geesteszieken en verschillende niveaus in zwakzinnigheid te kunnen duiden.

      Naast de psychiatrie, ontstond ook binnen de experimentele psychologie – voornamelijk beoefend in Duitsland – een toegenomen interesse in geestelijke abnormaliteit en onderzoek hiernaar. Met de oprichting van zijn experimentele laboratorium in Leipzig, luidde Wundt in 1879 het begin in van systematisch grootschalig experimenteel onderzoek. Aanvankelijk richtte men zich vooral op generaliseerbaarheid en werden afwijkingen en individuele verschillen toegeschreven aan experimenteerfouten en beperkte het onderzoek zich tot primaire sensorische en motorische functies. Later, met de publicatie van een artikel van Cattell in het tijdschrift Mind in 1890, kwam er meer aandacht voor individuele verschillen. In 1893 werd er binnen de American Psychological Association (APA) een commissie ingesteld met als taak tests te registreren en de gebruiksmogelijkheden van deze tests te formuleren.

      eEen derde ontwikkelingslijn die van invloed is geweest op testontwikkeling, is de genetica. Eind 19e eeuw verrichtte Galton diverse antropometrische onderzoekingen die gekenmerkt werden door drie elementen die later een pijler van het wetenschappelijk testonderzoek zouden gaan vormen, namelijk: (1) de wenselijkheid van het onderzoek van individuele verschillen, (2) systematisering van onderzoekstechnieken, en (3) normatief denken en weergeven van onderzoeksresultaten in statistische termen.

      1.2 Testontwikkeling van verschijnen Binet-Simon-test tot WOI

      In 1905 verscheen de eerste intelligentietest – ontwikkeld door Binet en Simon – die ook echt een.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017

      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017

      Image


      Hoorcollege 1

      Vakvoorwaarden en het tentamen

      Een voorwaarde voor het vak: zelfstandig een betrouwbaarheidsonderzoek en een factoranalyse uitvoeren bij de NEO-PI-R om ervaring op te doen. Dit dient gedaan te worden in tweetallen. De tweetallen hoeven niet te worden doorgegeven aan de docent. De beoordeling is een voldoende of een onvoldoende. Het moet duidelijk zijn dat serieus aan de opdracht gewerkt is (zinnige en complete antwoorden op alle vragen). De opdracht is een voorwaarde voor deelname aan het tentamen. Elke student moet de opdracht individueel inleveren, maar beide namen moeten op het voorblad worden ingevuld. In Hoorcollege 4 komt meer informatie over factoranalyse.

      Het tentamen gaat over H2-9 van het boek, plus alle inhoud van de hoorcolleges. Afleidingen van formules zijn geen tentamenstof. Op nestor komt een document met voorbeeldopgaven; de opgaven in het boek hoeven niet te worden gemaakt (kan wel voor oefening, maar bij de opgaven zijn geen antwoorden).

      Algemene inleiding

      Dit vak gaat over soorten tests, hoe tests tot stand komen en hoe je kunt bepalen of een bepaalde psychologische test een goede test is. McKeen Cattell was erg gericht op het kwantificeren van individuele verschillen. Hij heeft de eerste stappen gezet in het systematisch onderzoeken van en naar individuele verschillen. Hij was ook de eerste hoogleraar psychologie in 1887.

      Het doel van testtheorie is het kwantificeren van individuele verschillen. Dit kan worden gedaan door metingen te verrichten. Het doel daarbij is het doen van een uitspraak die een voorspelling, classificatie of beschrijving mogelijk maakt met betrekking tot het onderzochte individu. Psychologische tests meten psychologische eigenschappen die niet direct observeerbaar/meetbaar zijn. Daarom worden indicatoren (items) geconstrueerd die gedrag oproepen dat iets zegt over het te meten construct.

      Het is belangrijk om te onthouden dat een test een hulpmiddel is; het is niet de waarheid. Er dient dus opgelet te worden met het verabsoluteren van testscores.

      Meten in de sociale wetenschappen

      Een bepaald construct wordt als uitgangspunt genomen. Daarbij wordt een meetinstrument ontwikkeld. Vervolgens wordt de testscore berekend. Testscores krijgen pas betekenis als er een criterium aan verbonden wordt (bijvoorbeeld: geslaagd bij minstens vijftien vragen goed), of als ze worden vergeleken met andere scores.

      Notatie

      • K: totaal aantal items in een test;

      • Items: kennen indices g en h, die lopen tot k;

      • Xg en Xh zijn scores op de items (toevalsvariabelen):

      Dichotome scores (ja/nee) kennen de scores 0 en 1.

      Polytoom: meerdere aantwoordcategorieën: Xg = 0, ..., m

      • X = ruwe testscore. Ook wel de totaalscore;

      • i: Personen. Er wordt uitgegaan van scores van n personen;

      • Xig= score van de persoon i op item g;

      • Xi= ruwe

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Colleges testtheorie en testgebruik

      Colleges testtheorie en testgebruik

      Formules op het formuleblad (dus niet uit het hoofd leren):

      • Varianties van een somscore

      • Alfa

      • Spearman-brown

      • Individueel model

      • Groepsmodel

      • 95% BHI

      • Rasch model

      • Birnbaums twee-parameter (logistisch) model

      • Birnbaums drie-parameter (logistisch) model

      • Selectieratio

      • Toevalskan / base rate

      • Succesratio

      • Toevalscorrectie

      • Aftestgrens

       

      College 1: 13-09-21

       

      Één van de kenmerken van psychologische eigenschappen is dat ze niet/moeilijk observeerbaar zijn. Testscores zijn geen absolute waarheid, je moet rekening houden met de context en de persoon. Het is dus van belang om altijd kritisch te zijn op testscores en andere bronnen van informatie. Ook is het belangrijk dat er spreiding is in de totaalscores op een test. Het doel van psychologische tests is een uitspraak doen die een voorspelling, classificatie of beschrijving mogelijk maakt m.b.t het onderzochte individu/de onderzochte groep. 

       

      James McKeen Cattell was de eerste die systematisch onderzoek deed naar kwantificeren van individuele verschillen. Ook was hij de eerste hoogleraar psychologie ter wereld, in 1887.

       

      Testscores zijn geen absolute waarheid. Een psycholoog dient bij voorkeur test tot een oordeel te komen op basis van combinatie van verschillende waarnemingen. Geen blind testgebruik, rekening houden met de context en de persoon bij keuze van de tests. Als je scores wil vergelijken, kijk je naar normen. 

       

      Notatie:

      • k = totaal aantal items in een test

      • g/h = specifiek item

      • X= ruwe score/totaalscore/ongewogen som van de k itemscores

      • i = personen

       

      Standaarddeviatie:

       

      De som van de testscores is gelijk aan de gemiddelde itemscore.

       

      De covariantie geeft de richting van het verband aan, maar niet de sterkte van het verband. Het is een maat voor lineaire samenhang, namelijk de mate waarin X en Y samen variëren. Als je de sterkte van het verband wilt weten, zou je moeten werken met de correlatie.

      Covariantie:

       

       

      Met de variantie-covariantiematrix bereken je de de variantie van een som variabele:

      Kenmerken van een test:

      • efficiëntie= de test is alleen maar gericht op het meten van het hypothetisch construct, zonder andere storende factoren.

      • standaardisatie= de testprocedure moet voor alle respondenten gelijk zijn, dus dezelfde instructie, tijdslimiet en condities.

      • normering (H5)= beschikbaarheid van normen om testscores te vergelijken.

      • objectiviteit= het mag niet uitmaken wie de beoordelaar is en openheid en reproduceerbaarheid van testprocedures (correlatie, kendalls tau, spearman's rho, cohens kappa)

      • betrouwbaarheid (H6)= mate waarin bij herhaalde metingen dezelfde score behaald wordt.

      • validiteit (H8)= de mate waarin de test aan zijn doel beantwoordt.

      Een paar voorbeeld van typen tests:

      • test of maximum performance= test voor prestatieniveau (enkelvoudige niveautest zoals WAIS, WISC en NIO & test voor geschiktheid). Vaak goed/fout en high-stakes.

      • test of typical performance=

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2014/2015

      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2014/2015

      Image


      College 1: Bespreken hoofdstuk 1, 2, 4 (Testtheorie van Drenth)

      Het doel van deze cursus is het gereedschap in handen te geven om zelf bestaande tests te kunnen analyseren.

      Hoofdstuk 1

      In 1905 is Binet begonnen met het maken van een test. Later kwam Simon hem hierbij helpen en zo hebben zij samen de Binet-Simon test ontworpen.

      Binet maakte zijn test anders dan anderen. Hij gebruikte verbale complexe opgaven, waarbij geheugen, analyse en leesvaardigheid tegelijkertijd een rol speelden. In die tijd was dit ongehoord, tests zaten heel simpel in elkaar.

      Ook stelde Binet de moeilijkheidsgraad van tests samen. Dit deed hij door het aantal geslaagden te delen door het aantal deelnemers. Door de moeilijkheidsgraad van vragen te berekenen kon Binet een test opbouwen op volgorde van moeilijkheidsgraad. Eerst kwamen de makkelijke vragen en daarna de moeilijkere. Door deze volgorde te gebruiken zouden mensen zelfvertrouwen krijgen tijdens het maken van een test en de test dus eerder afmaken.

      Binet werkte met standaard instructies voor de testleider. Hij schreef uit wat de testleider wel en wat hij niet mocht zeggen en of hij mocht helpen als een proefpersoon vastliep tijdens het maken van een test.

      Waar Binet verschil tussen maakte was de kalenderleeftijd en mentale leeftijd van mensen. De mentale leeftijd is een indicatie van de geestelijke groei. Stern kwam ermee dat het IQ van iemand berekend kan worden door de mentale leeftijd te delen door de kalenderleeftijd van die persoon en dit te vermenigvuldigen met honderd.

      Veel van wat Binet uitgevonden en voorgesteld heeft gebruiken we tegenwoordig nog steeds bij het maken van tests.

      Hoofdstuk 2

      Een goede test is een test die een bepaald doel goed voorspelt. Om een test te beoordelen moet je dan ook kijken naar de voorspellende kracht ervan.

      Als je het oordeel van leerkrachten van de basisschool afzet tegen het oordeel van CITO en het oordeel van CITO draagt niets bij aan de voorspelling van de leerkrachten, dan kan je het oordeel van CITO niet gebruiken. Technisch gezien is de CITO toets een goede toets, met keurige gemiddelden en standaarddeviaties, maar als hij niet bijdraagt aan je voorspelling heb je er niets aan.

      In alle statistiekboeken staat dat een test valide is als deze meet wat hij behoort te meten. Drenth en Sijtsma zijn het hier niet mee eens en zeggen dat je in een test niet kan spreken van de validiteit van een

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Psychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG B2 - Studiebundel

      Psychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG B2 - Studiebundel

      Image

      In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Statistiek II voor de opleiding Psychologie, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

      Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Psychologie B2 - RUG op JoHo.org

      Testtheorie en testgebruik: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017

      College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017

      Image


      Hoorcollege 1

      Vakvoorwaarden en het tentamen

      Een voorwaarde voor het vak: zelfstandig een betrouwbaarheidsonderzoek en een factoranalyse uitvoeren bij de NEO-PI-R om ervaring op te doen. Dit dient gedaan te worden in tweetallen. De tweetallen hoeven niet te worden doorgegeven aan de docent. De beoordeling is een voldoende of een onvoldoende. Het moet duidelijk zijn dat serieus aan de opdracht gewerkt is (zinnige en complete antwoorden op alle vragen). De opdracht is een voorwaarde voor deelname aan het tentamen. Elke student moet de opdracht individueel inleveren, maar beide namen moeten op het voorblad worden ingevuld. In Hoorcollege 4 komt meer informatie over factoranalyse.

      Het tentamen gaat over H2-9 van het boek, plus alle inhoud van de hoorcolleges. Afleidingen van formules zijn geen tentamenstof. Op nestor komt een document met voorbeeldopgaven; de opgaven in het boek hoeven niet te worden gemaakt (kan wel voor oefening, maar bij de opgaven zijn geen antwoorden).

      Algemene inleiding

      Dit vak gaat over soorten tests, hoe tests tot stand komen en hoe je kunt bepalen of een bepaalde psychologische test een goede test is. McKeen Cattell was erg gericht op het kwantificeren van individuele verschillen. Hij heeft de eerste stappen gezet in het systematisch onderzoeken van en naar individuele verschillen. Hij was ook de eerste hoogleraar psychologie in 1887.

      Het doel van testtheorie is het kwantificeren van individuele verschillen. Dit kan worden gedaan door metingen te verrichten. Het doel daarbij is het doen van een uitspraak die een voorspelling, classificatie of beschrijving mogelijk maakt met betrekking tot het onderzochte individu. Psychologische tests meten psychologische eigenschappen die niet direct observeerbaar/meetbaar zijn. Daarom worden indicatoren (items) geconstrueerd die gedrag oproepen dat iets zegt over het te meten construct.

      Het is belangrijk om te onthouden dat een test een hulpmiddel is; het is niet de waarheid. Er dient dus opgelet te worden met het verabsoluteren van testscores.

      Meten in de sociale wetenschappen

      Een bepaald construct wordt als uitgangspunt genomen. Daarbij wordt een meetinstrument ontwikkeld. Vervolgens wordt de testscore berekend. Testscores krijgen pas betekenis als er een criterium aan verbonden wordt (bijvoorbeeld: geslaagd bij minstens vijftien vragen goed), of als ze worden vergeleken met andere scores.

      Notatie

      • K: totaal aantal items in een test;

      • Items: kennen indices g en h, die lopen tot k;

      • Xg en Xh zijn scores op de items (toevalsvariabelen):

      Dichotome scores (ja/nee) kennen de scores 0 en 1.

      Polytoom: meerdere aantwoordcategorieën: Xg = 0, ..., m

      • X = ruwe testscore. Ook wel de totaalscore;

      • i: Personen. Er wordt uitgegaan van scores van n personen;

      • Xig= score van de persoon i op item g;

      • Xi= ruwe

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Samenvatting Testtheorie: inleiding in de theorie van de psychologische test van Drenth et al

      Samenvatting Testtheorie: inleiding in de theorie van de psychologische test van Drenth et al

      Image


      Historische testontwikkeling - Chapter 1

      De ontwikkeling van testdiagnostiek kent grofweg vier perioden, namelijk

      1. de periode tot het verschijnen van de Binet-Simon-test,
      2. de periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog (WOI),
      3. de periode tussen het begin van WOI tot de Tweede Wereldoorlog (WOII), en
      4. de periode tussen het begin van WOII tot heden.

      1.1 Testontwikkeling tot de BinetSimon-test

      1905 is een belangrijke mijlpaal voor de ontwikkeling van de testdiagnostiek; in dit jaar verscheen de eerste versie van de Binet-Simon-test – de eerste waardevolle intelligentietest.  Uiteraard gingen hier een hoop ontwikkelingen aan vooraf, te beginnen met de ontwikkelingen binnen de psychiatrie in Frankrijk en Duitsland. In Frankrijk ontstond eind 18e eeuw een verhoogde interesse in de geestelijke abnormaliteit en zwakzinnigheid. Men begon krankzinnigheid en zwakzinnigheid van elkaar te onderscheiden, waarbij mensen als Esquirol, Séguin, Charcot, Janet en Binet zwakzinnigheid niet beschouwden als ziekte, maar als een gebrek aan intellectuele vaardigheden. Ook in Duitsland veranderde de visie op geestelijke abnormaliteit. In beide landen werd hier steeds meer onderzoek naar gedaan, waardoor er een behoefte ontstond aan methoden om verschillen tussen geesteszieken en verschillende niveaus in zwakzinnigheid te kunnen duiden.

      Naast de psychiatrie, ontstond ook binnen de experimentele psychologie – voornamelijk beoefend in Duitsland – een toegenomen interesse in geestelijke abnormaliteit en onderzoek hiernaar. Met de oprichting van zijn experimentele laboratorium in Leipzig, luidde Wundt in 1879 het begin in van systematisch grootschalig experimenteel onderzoek. Aanvankelijk richtte men zich vooral op generaliseerbaarheid en werden afwijkingen en individuele verschillen toegeschreven aan experimenteerfouten en beperkte het onderzoek zich tot primaire sensorische en motorische functies. Later, met de publicatie van een artikel van Cattell in het tijdschrift Mind in 1890, kwam er meer aandacht voor individuele verschillen. In 1893 werd er binnen de American Psychological Association (APA) een commissie ingesteld met als taak tests te registreren en de gebruiksmogelijkheden van deze tests te formuleren.

      eEen derde ontwikkelingslijn die van invloed is geweest op testontwikkeling, is de genetica. Eind 19e eeuw verrichtte Galton diverse antropometrische onderzoekingen die gekenmerkt werden door drie elementen die later een pijler van het wetenschappelijk testonderzoek zouden gaan vormen, namelijk: (1) de wenselijkheid van het onderzoek van individuele verschillen, (2) systematisering van onderzoekstechnieken, en (3) normatief denken en weergeven van onderzoeksresultaten in statistische termen.

      1.2 Testontwikkeling van verschijnen Binet-Simon-test tot WOI

      In 1905 verscheen de eerste intelligentietest – ontwikkeld door Binet en Simon – die ook echt een.....read more

      Access: 
      JoHo members
      Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

      Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

      Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      How to use more summaries?


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      2654 1
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Promotions
      special isis de wereld in

      Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering