Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 2


Vragen

Vraag 1

Op 26 januari 2009 begon het proces tegen Thomas Lubanga. Hij is de eerste persoon die door het Internationaal Strafhof is berecht. Over welke misdrijven heeft het Internationaal Strafhof rechtsmacht? Geef hierbij aan in welke bepalingen van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof deze worden omschreven.

Vraag 2

Het land Centagua heeft het land Frederica voor het Internationaal Gerechtshof gedaagd. Centagua verwijt Frederica dat zij de guerrillabewegingen die in Centagua actief zijn van wapens voorziet en bovendien mijnen voor de kust van Centagua heeft geplaatst. Frederica stelt dat Centagua dreigt met ongeoorloofd geweld en voor instabiliteit in de regio zorgt.

a. Onder welke voorwaarde is het Internationaal Gerechtshof bevoegd over deze zaak te oordelen?

b. Op welke regel van internationaal recht kan Centagua zich beroepen?

c. Waarop zou Frederica zich kunnen beroepen? Zou dit kans van slagen hebben?

Vraag 3

Land Y heeft een aantal kernproeven gedaan in de Stille oceaan en vervolgens publiekelijk verklaard in de toekomst geen proeven meer te zullen uitvoeren. Enige tijd later komt land Y hierop terug. Land Z is hier niet blij mee.

Land Z kan land Y niet aan de door haar gedane verklaring houden, omdat staten soeverein zijn en niet door anderen op hun verklaringen kunnen worden aangesproken. Juist of onjuist?

Vraag 4

Laagland en Almanië zijn buurlanden en grenzen aan dezelfde zee. Zij kunnen het niet eens worden over de afbakening van het continentaal plat. Artikel 6 van het Verdrag van Genève van 29 april 1958 betreffende het continentaal plat bepaalt dat indien geen overeenstemming tussen de betrokken staten kan worden bereikt, de grens in principe moet worden vastgelegd door toepassing van de equidistantiemethode. Het verdrag is geratificeerd door Laagland, Almanië heeft het verdrag wel ondertekend maar niet geratificeerd. Laagland stelt dat de equidistantielijn, zoals genoemd in artikel 6, moet worden toegepast en dat, indien het verdrag niet van toepassing is, deze toch toegepast moet worden omdat het gebruik van de equidistantielijn inmiddels gewoonterecht is geworden. Almanië daarentegen wijst het gebruik van de equidistantielijn af. Zij stelt niet gebonden te zijn aan het verdrag. Ook stelt zij dat in artikel 6 geen gewoonterecht is gecodificeerd en dat het gebruik van de equidistantielijn niet tot nieuw gewoonterecht heeft geleid. Laagland en Almanië besluiten dat zij hun geschil aan een rechter willen voorleggen.

a. Kunnen Laagland en Almanië hun geschil aan een rechter voorleggen en welke rechter zal dat zijn?

b. Aan welke twee vereisten moet zijn voldaan wil het gebruik van de equidistantielijn internationaal gewoonterecht zijn?

c. Indien er een uitspraak in het geschil wordt gedaan, zal de rechter dan het verdrag of het internationaal gewoonterecht toepassen om het geschil op te lossen?

d. Noem nog twee bronnen van internationaal publiekrecht.

Vraag 5

a. Hoe komen verdragen volgens ons staatsrecht tot stand?

b. Wanneer treedt een verdrag waarbij Nederland partij is hier te lande in werking?

c. Op welke wijze kan parlementaire goedkeuring plaatsvinden en waar is dit geregeld?

d. In welk geval moet goedkeuring door het parlement verleend worden met ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen en waarom?

Vraag 6

a. Wat zijn de hoofdorganen van de Verenigde Naties?

b. Welk orgaan heeft de verantwoordelijkheid voor de handhaving van vrede en veiligheid en op welke wijze vindt de handhaving plaats?

c. Op welke wijze vindt besluitvorming binnen het onder 4b bedoelde orgaan plaats?

d. Kun je zeggen dat het onder 4b bedoelde orgaan supranationale trekken vertoont?

e. Heeft het Internationaal Gerechtshof net zoals de Nederlandse rechter verplichte rechtsmacht?

Vraag 7

Juist of onjuist?

a. Burgers kunnen door middel van het individueel klachtrecht uit het EVRM alle schendingen van nationale en internationale grondrechten door hun staat bij het EHRM aanhangig maken.

b. Burgers kunnen pas gebruikmaken van het individueel klachtrecht uit het EVRM als alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.

c. Het EHRM behandelt alleen een zaak aangebracht op grond van het individueel klachtrecht uit het EVRM, indien die niet in wezen gelijk is aan een zaak die reeds eerder door het hof is onderzocht.

Vraag 8

Juist of onjuist?

a. Het ambassadegebouw mag door de ontvangende staat zonder toestemming worden betreden.

b. Diplomaten en hun gezinsleden kunnen strafrechtelijk niet worden vervolgd.

c. De ontvangende staat kan één of meer leden van de ambassadestaf uitwijzen.

d. Het grondgebied waarop het ambassadegebouw staat is niet langer onderdeel van het grondgebied van de ontvangende staat.

Vraag 9

Juist of onjuist?

a. De Raad van Europa is een intergouvernementele organisatie.

b. De Noord-Atlantische verdragsorganisatie is een supranationale organisatie.

Vraag 10

Juist of onjuist?

a. De Nederlandse rechter kan een ieder verbindende verdragsbepaling buiten toepassing laten bij onverenigbaarheid met een wet in formele zin.

b. De Nederlandse rechter zal in geval van strijd tussen een wet in formele zin en een regel van ongeschreven volkenrecht in beginsel de eerste toepassen.

Vraag 11

Stel Nederland sluit een verdrag met land X om belastingontwijking tegen te gaan.

a. Hoe werkt de inhoud hiervan door in het Nederlandse recht?

b. Stel land X heeft gekozen voor het transformatiesysteem. Hoe werkt de inhoud van het akkoord door in het nationale recht van land X?

Vraag 12

Juist of onjuist?

a. Een nadeel van het incorporatiesysteem is dat de werking van het internationale recht door nationale maatregelen kan worden aangepast.

b. Een voordeel van het transformatiesysteem is dat een land beter grip houdt op het eigen recht, dat immers steeds bij nationale wet tot stand moet komen.

c. In een incorporatiesysteem krijgt het internationale recht direct gelding als nationaal recht.

Vraag 13

a. Wat zijn de organen van de Raad van Europa?

b. Wat is de rechtsmacht van het EHRM?

c. Wie kunnen er een klacht indienen bij het EHRM?

d. In een aantal procedures is nationale wetgeving getoetst aan het EVRM, zowel door de nationale rechter als het Europese Hof te Straatsburg. Noem een aantal belangwekkende uitspraken en geef aan waarom het ging.

Vraag 14

Juist of onjuist?

a. In de internationale rechtsorde ontbreekt een wereldwetgever die bindende regels kan uitvaardigen, behoudens vrijwillige aanvaarding daarvan door staten.

b. Hoewel in de internationale rechtsorde een wereldregering ontbreekt, wordt deze wel gekenmerkt door een centrale uitvoerende macht met betrekking tot de internationale vrede en veiligheid.

c. Individuen zijn geen subjecten van het volkenrecht.

Vraag 15

Het in artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest opgenomen stakingsrecht is 'een ieder verbindende bepaling' in de zin van art. 94 Gw.

a. Wat betekent dit en wat zegt artikel 94 Gw hierover?

b. Wie bepaalt of een verdragsbepaling een ieder verbindend is?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het Internationaal Strafhof heeft tot taak de berechting van personen die 'de meest ernstige internationale misdrijven' hebben begaan. Daaronder vallen genocide (volkerenmoord), misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. De rechtsmacht van het hof strekt zich mede uit tot dit soort internationale delicten indien deze zijn begaan tijdens een intern conflict van een bij het Statuut aangesloten staat. Het hof is echter alleen bevoegd met betrekking tot misdrijven die na de inwerkingtreding van het Statuut zijn begaan. Art. 5 Statuut Internationaal Strafhof.

Vraag 2

a. Indien beide partijen zich vrijwillig onderwerpen aan de rechtsmacht van het hof. (art. 36 Statuut Internationaal Gerechtshof)

b. Frederica handelt in strijd met het internationaal recht, namelijk door de contra's in het land te steunen in hun guerrillaoorlog. Dit is in strijd met het beginsel geen geweld tegen een andere staat te gebruiken. (Nicaragua case) (art. 2 lid 4 Handvest VN).

c. Preliminaire bezwaren: Frederica kan de rechtsmacht van het IGH met betrekking tot deze zaak in twijfel trekken. Waarschijnlijk niet, in de Nicaragua case verwierp de rechter ook de preliminaire bezwaren. Zelfverdediging (art. 51 Handvest VN), maar geen sprake van zelfverdediging.

Vraag 3

Onjuist, staten kunnen maatregelen nemen tegen een staat die zich niet aan de regels van het internationaal publiekrecht (schending van goede trouw, algemeen rechtsbeginsel, zaak Frankrijk tegen Australië).

Vraag 4

a. Het Internationaal Gerechtshof. Laagland en Almanië onderwerpen zich namelijk vrijwillig aan een rechter (art. 36 Statuut Internationaal Gerechtshof)

b. Er moet sprake zijn van een gedragswijze die zich in de loop van de tijd enige malen heeft herhaald (statenpraktijk). Er moet sprake zijn van een uniforme, wijdverbreide en constante praktijk. Ook moeten staten de overtuiging hebben dat die praktijk rechtens juist is (opinio iuris).

c. Almanië heeft het verdrag niet geratificeerd waardoor zij niet gebonden is aan het verdrag. Het verdrag kan dus niet wordentoegepast. Ook is het gebruik van de equidistantielijn geen gewoonterecht, omdat de opinio iuris ontbreekt (North Sea Continental Shelf Cases). De rechter zal dus geen van de bronnen gebruiken, maar oordelen dat de betrokken partijen in goed vertrouwen moeten onderhandelen om overeenstemming te bereiken over een billijke afbakening.

d. Algemene rechtsbeginselen en jurisprudentie (art. 38 Statuut Internationaal Gerechtshof)

Vraag 5

a. Totstandkoming van verdragen:

  • Voorbereiding verdragstekst (art. 90 Gw) (door vertegenwoordigers van de landen)

  • Ondertekening door regering (art. 4 Reglement van Orde Raad van Ministers jo. art. 12 WVV)

  • Advies van de Raad van State (art. 73 Gw)

  • Goedkeuring door de Staten-Generaal (art. 91 lid 1 Gw)

    • Expliciet: verplicht indien verdrag afwijkt van Gw (art. 91 lid 3 Gw)

    • Anders ook stilzwijgend (art. 3 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen)

  • Ratificatie (of bekrachtiging) door het staatshoofd + Minister van BuZa (art. 14 WVV)

  • Bekendmaking in Tractatenblad (art. 93 Gw (binding) en art. 95 Gw (de wijze waarop dit moet gebeuren) → zie verder Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen)

  • Inwerkingtreding (Dit is afhankelijk van het verdrag en van Nederland)

b. Incorporatiesysteem: als het verdrag in werking treedt (bilateraal of multilateraal), treedt het voor Nederland ook in werking.

c. Uitdrukkelijk (art. 91 lid 3 Gw) of stilzwijgend (art. 3 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen) (art. 4 en 5 Rijkswet)

d. Indien het verdrag afwijkt van de Grondwet dan wel tot zodanig afwijken noodzaakt. (art. 91 lid 3 Gw) → afwijking van de Grondwet impliceert namelijk een grondwetswijziging, en daarbij heb je ook twee derde van de stemmen nodig (art. 138 Gw)

Vraag 6

a. De Algemene Vergadering, de Veiligheidsraad, Economische en Sociale Raad, Trustschapsraad, Internationaal Gerechtshof en Secretariaat. (art. 7 Handvest VN)

b. De Veiligheidsraad. Zij kan dwangmaatregelen nemen. De leden van de Verenigde Naties zijn verplicht de besluiten van de Veiligheidsraad overeenkomstig het Handvest te aanvaarden en uit te voeren (art. 24 en 39 Handvest VN).

c. In de Veiligheidsraad worden besluiten genomen volgens de regel dat een besluit is aangenomen als negen leden daarmee hebben ingestemd, mits hieronder begrepen de vijf permanente leden (art. 27 lid 3 Handvest). De vijf permanente leden hebben daarmee vetorecht en kunnen besluiten blokkeren.

d. Ja, de leden van de Verenigde Naties zijn verplicht de besluiten van de Veiligheidsraad overeenkomstig het Handvest te aanvaarden en uit te voeren (art. 25 Handvest). Hieruit volgt dat de lidstaten een gering deel van hun soevereiniteit van de VN, in het bijzonder aan de Veiligheidsraad, hebben overgedragen. Daarmee kun je ook wel spreken van een intergouvernementele organisatie met supranationale kenmerken.

e. Nee, het hof is alleen bevoegd in zaken waarin lidstaten zich vrijwillig onderwerpen aan de rechtsmacht van het hof.

Vraag 7

a. Onjuist, de rechtsmacht van het hof strekt zich uit tot kwesties met betrekking tot de interpretatie en toepassing van het EVRM (art. 32 EVRM).

b. Juist, art. 35 lid 1 EVRM.

c. Juist, dan is de de klacht niet-ontvankelijk (art. 35 lid 2 sub b EVRM).

Vraag 8

a. Onjuist, toestemming noodzakelijk.

b. Juist, diplomatieke immuniteit. Art. 29 en 37 Verdrag inzake diplomatiek verkeer.

c. Juist, persona non grata. Art 9 Verdrag inzake diplomatiek verkeer.

d. Onjuist, diplomatiek personeel moet zich wel aan de wetten van het gastland houden. Het gebouw is wel onschendbaar.

Vraag 9

a. Juist.

b. Onjuist, is een intergouvernementele organisatie.

Vraag 10

a. Onjuist, art. 94 Gw bepaalt dat de rechter wettelijke voorschriften die onverenigbaar zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties buiten toepassing moet laten.

b. Juist.

Vraag 11

a. Volgens het incorporatiesysteem: het verdrag geldt hier als zodanig, omzetting of transformatie in een nationale wet is niet nodig. Het verdrag werkt als zodanig in de interne rechtsorde.

b. Het verdrag wordt omgezet in een nationale norm hetgeen niet noodzakelijkerwijs een formele wet is. Omzetting of transformatie in een nationale wet is noodzakelijk. Voordeel: internationaal recht past precies in het nationale stelsel.

Vraag 12

a. Onjuist, dat is een nadeel van het transformatiesysteem.

b. Juist.

c. Onjuist, heeft wel directe werking in de nationale rechtsorde, maar het blijft internationaal recht.

Vraag 13

a. Comité van Ministers, Parlementaire Vergadering. (art. 10 Statuut Raad van Europa)

b. De rechtsmacht van het hof strekt zich uit tot alle kwesties met betrekking tot de interpretatie en de toepassing van het gehele EVRM en de daarbij behorende protocollen (art. 32 EVRM).

c. Een burger, een particuliere organisatie of een lidstaat (art. 33 en 34 EVRM).

d.

  • Burgerlijk recht: Marckx

  • Strafrecht: Zwolsman, EBI en Van der Velden.

Vraag 14

a. Juist, in de internationale rechtsorde is er geen centrale instantie die de naleving van regels afdwingt en sancties oplegt in geval van overtreding. Dichtst bij wereldwetgever: Algemene Vergadering.

b. Juist, de Verenigde Naties (Veiligheidsraad).

c. Onjuist, wel.

Vraag 15

a. Art. 94 Gw bepaalt dat de rechter wettelijke voorschriften die onverenigbaar zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen buiten toepassing moet laten. Het begrip een ieder verbindend betekent dat de grondwetgever niet wil dat de rechter verdragsbepalingen toepast waarvan de toepassing aan de wetgever is. Internationaal recht heeft voorrang op het nationale recht.

b. De nationale rechter, die moet de zaak oplossen naar Nederlands recht, kijkt naar de rangorde van de bepalingen.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten 2016/2017

Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 1

Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 1

Algemene Rechtswetenschap 2: uitwerkingen bij de Werkgroepopdrachten van Week 1 - 2016/2017


Vragen

Vraag 1

Juist of onjuist: Eén van de verschillen tussen een maatschap en een commanditaire vennootschap (c.v.) is dat schuldeisers in het tweede geval de schulden niet kunnen verhalen op het privévermogen van de ondernemers.

Vraag 2

Juist of onjuist? Indien in de statuten van een besloten vennootschap (BV) geen blokkeringsregeling is opgenomen, kunnen de aandelen van deze BV op de effectenbeurs worden verhandeld.

Vraag 3

Juist of onjuist? Een uitzendovereenkomst wordt omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd als de werknemer meer dan 26 weken voor het uitzendbureau heeft gewerkt.

Vraag 4

Juist of onjuist? De Europese vennootschap is geen rechtspersoon, aangezien deze vorm niet wordt genoemd in de limitatief opgesomde lijst met rechtspersonen van art. 2:3 BW.

Vraag 5

Juist of onjuist? Na beëindiging van een dienstbetrekking houden alle verplichtingen zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst op te bestaan.

Vraag 6

Juist of onjuist?

a. Bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst van een niet-georganiseerde werknemer die in strijd zijn met een geldende algemeen verbindend verklaarde CAO, zijn nietig.

b. Bij een werknemer die ten gevolge van zijn lidmaatschap van een vakbond aan een CAO gebonden is, wijkt de individuele arbeidsovereenkomst in zijn geheel voor de CAO.

Vraag 7

Juist of onjuist? Ten behoeve van mensen die in beginsel minder dan vijftien uren per week als oproepkracht kunnen worden opgeroepen, is bepaald dat zij, ook als zij tijdens een oproep feitelijk minder dan drie uren hoeven te werken, aanspraak hebben op loon over een periode van drie uren.

Vraag 8

Juist of onjuist? Het is niet ten alle tijde verboden een werknemer te ontslaan tijdens ziekte.

Vraag 9

Kylar studeert en heeft een ondernemend karakter. Hij besluit zijn fotografievaardigheden aan te bieden om wat bij te verdienen. De bedoeling is om vooral portretfoto's te maken. Kylar is al in het bezit van de benodigde apparatuur, zodat hij geen startkapitaal nodig heeft. Dit is voor Kylar een prettige bijkomstigheid, want hij heeft geen geld en wil geen schulden maken. Welke rechtsvorm is voor Kylar het meest geschikt om een onderneming te starten?

Vraag 10

Een zestal fruittelers in Nederland heeft met elkaar bij notariële akte een coöperatie opgericht. De leden leveren de vruchten van de oogst aan de coöperatie die deze verwerkt tot verschillende vruchtendranken.

Daarnaast koopt de coöperatie centraal kunstmest in voor de grond waarop het fruit groeit en verkoopt die door aan de leden. De leverancier van de kunstmest heeft een vordering op de coöperatie van 3.000 euro.

a. Juist of onjuist? De coöperatie maakt inkoopkosten vanwege een verplichting die zij heeft ten opzichte van haar leden.

b. Juist of onjuist? De leverancier kan dit bedrag, nadat betaling door de coöperatie uitblijft, verhalen op het privévermogen van de zes fruittelers

.....read more
Supporting content: 
Access: 
Public
Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 2

Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 2


Vragen

Vraag 1

Op 26 januari 2009 begon het proces tegen Thomas Lubanga. Hij is de eerste persoon die door het Internationaal Strafhof is berecht. Over welke misdrijven heeft het Internationaal Strafhof rechtsmacht? Geef hierbij aan in welke bepalingen van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof deze worden omschreven.

Vraag 2

Het land Centagua heeft het land Frederica voor het Internationaal Gerechtshof gedaagd. Centagua verwijt Frederica dat zij de guerrillabewegingen die in Centagua actief zijn van wapens voorziet en bovendien mijnen voor de kust van Centagua heeft geplaatst. Frederica stelt dat Centagua dreigt met ongeoorloofd geweld en voor instabiliteit in de regio zorgt.

a. Onder welke voorwaarde is het Internationaal Gerechtshof bevoegd over deze zaak te oordelen?

b. Op welke regel van internationaal recht kan Centagua zich beroepen?

c. Waarop zou Frederica zich kunnen beroepen? Zou dit kans van slagen hebben?

Vraag 3

Land Y heeft een aantal kernproeven gedaan in de Stille oceaan en vervolgens publiekelijk verklaard in de toekomst geen proeven meer te zullen uitvoeren. Enige tijd later komt land Y hierop terug. Land Z is hier niet blij mee.

Land Z kan land Y niet aan de door haar gedane verklaring houden, omdat staten soeverein zijn en niet door anderen op hun verklaringen kunnen worden aangesproken. Juist of onjuist?

Vraag 4

Laagland en Almanië zijn buurlanden en grenzen aan dezelfde zee. Zij kunnen het niet eens worden over de afbakening van het continentaal plat. Artikel 6 van het Verdrag van Genève van 29 april 1958 betreffende het continentaal plat bepaalt dat indien geen overeenstemming tussen de betrokken staten kan worden bereikt, de grens in principe moet worden vastgelegd door toepassing van de equidistantiemethode. Het verdrag is geratificeerd door Laagland, Almanië heeft het verdrag wel ondertekend maar niet geratificeerd. Laagland stelt dat de equidistantielijn, zoals genoemd in artikel 6, moet worden toegepast en dat, indien het verdrag niet van toepassing is, deze toch toegepast moet worden omdat het gebruik van de equidistantielijn inmiddels gewoonterecht is geworden. Almanië daarentegen wijst het gebruik van de equidistantielijn af. Zij stelt niet gebonden te zijn aan het verdrag. Ook stelt zij dat in artikel 6 geen gewoonterecht is gecodificeerd en dat het gebruik van de equidistantielijn niet tot nieuw gewoonterecht heeft geleid. Laagland en Almanië besluiten dat zij hun geschil aan een rechter willen voorleggen.

a. Kunnen Laagland en Almanië hun geschil aan een rechter voorleggen en welke rechter zal dat zijn?

b. Aan welke twee vereisten moet zijn voldaan wil het gebruik van de equidistantielijn internationaal gewoonterecht zijn?

c. Indien er een uitspraak in het geschil wordt gedaan, zal de rechter dan het verdrag of het internationaal gewoonterecht toepassen om het geschil op te lossen?

d. Noem nog twee bronnen van internationaal publiekrecht.

Vraag 5

a. Hoe komen verdragen volgens ons staatsrecht tot stand?

.....read more
Access: 
Public
Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 3

Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 3


Vragen

Vraag 1

Land X, lid van de Europese Unie, weigert de verblijfsvergunning te verlengen van de dames Ada en Cornelia, beide burgers van EU-lidstaat Y. De reden voor deze weigering is dat Ada en Cornelia in een bar van 'bedenkelijk zedelijk allooi' werken en dat land X niet gediend is van dit soort praktijken. De beide dames willen het besluit van land X aanvechten.

a. Bij welke rechter kunnen de dames een procedure starten?

b. Moet deze rechter rekening houden met het Europees recht? Leg uit waarom wel of niet.

c. Op welke bepaling van vrij verkeer zouden de dames zich kunnen beroepen?

d. Als het gaat over de interpretatie van Europees recht heeft het Hof van Justitie het laatste woord. Via welke procedure zou dit Hof de zaak in behandeling kunnen krijgen en wanneer zou het Hof de zaak in behandeling moeten krijgen?

Vraag 2

Meneer de Vries komt oorspronkelijk uit Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is momenteel woonachtig in Italië waar hij samenwoont met zijn vriendin Dianti, die de Indonesische nationaliteit heeft, en hun zoontje Jochem van drie. De Vries heeft een eigen hotelletje in een weliswaar mooi monument, maar het gebouw is ook oud en dringend aan renovatie toe. Om deze renovatie betaalbaar te maken, vraagt de Vries op grond van een Italiaanse nationale regeling subsidie aan. Deze regeling voorziet in een tegemoetkoming in de kosten bij de renovatie van bepaalde typen gebouwen, maar vereist voor de toekenning is wel dat de aanvrager de Italiaanse nationaliteit bezit.

a. Met welke bepaling van vrij verkeer zou de handelwijze van de Italiaanse overheid in strijd kunnen zijn? Waar is dit geregeld?

b. Zijn meneer de Vries en Dianti beide EU-burger?

Vraag 3

Juist of onjuist?

a. Een Nederlandse advocaat die tijdens een procedure in België gaat wonen, moet op grond van art. 56 VwEU in principe nog steeds in Nederland als advocaat kunnen optreden, zelfs als de Nederlandse wet vestiging in Nederland voorschrijft.

b. Een Nederlandse toerist die naar Spanje op vakantie gaat, heeft op grond van art. 56 VwEU het recht dezelfde toegangsprijzen voor musea te betalen als de Spanjaarden.

c. De tarieven die Italië hanteert voor het loodsen van veerboten die een lijndienst onderhouden tussen twee lidstaten, mogen op grond van art. 56 VwEU niet voordeliger zijn voor boten met een speciale vergunning als deze vergunning alleen verkrijgbaar is voor boten die varen onder de Italiaanse vlag.

Vraag 4

Met de oprichting van de EU hebben de lidstaten bevoegdheden overgedragen aan de EU. In het EU-verdrag en het Werkingsverdrag is uitgewerkt wanneer de EU bevoegd is en wanneer de lidstaten.

a. Wat betekent het als de EU exclusief bevoegd is? Geen een voorbeeld.

b. Wat houdt gedeelde bevoegdheid in? Geef een voorbeeld.

c. Wie is er bevoegd

.....read more
Access: 
Public
Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 4

Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 4


Vragen

Vraag 1

Juist of onjuist?

Degene die de bestanddelen van een delict heeft vervuld, kan hiervoor steeds worden gestraft.

Vraag 2

Juist of onjuist?

Tot het materiële strafrecht wordt gerekend: de aanwijzing van strafbare feiten, de aanwijzing van sancties en de regeling omtrent het onderzoek ter terechtzitting.

Vraag 3

Juist of onjuist?

Het verlenen van terugwerkende kracht aan bepalingen van strafrechtelijke aard is steeds in strijd met het recht.

Vraag 4

Lees artikel 350 lid 1 Sr en beantwoord de volgende vragen:

a. Welke bestanddelen bevat het artikel en welke soorten bestanddelen?

b. Hoeveel delicten bevat het artikel?

c. Zijn de delicten een misdrijf of overtreding?

d. Welke sancties zijn mogelijk?

Vraag 5

Juist of onjuist?

Op grond van artikel 1 lid 1 Sr is het niet geoorloofd strafbepalingen analoog toe te passen.

Vraag 6

Juist of onjuist?

Ontoerekeningsvatbaarheid, overmacht in de zin van noodtoestand en afwezigheid van alle schuld zijn wettelijke schulduitsluitingsgronden.

Vraag 7

Juist of onjuist?

Tijdens de reis van Harwich naar Hoek van Holland vernielt Peter in de disco aan boord van de Nederlandse Ferry Maxima enkele barkrukken alsmede de tapinstallatie. Het Openbaar Ministerie wil hem hiervoor vervolgen op grond van artikel 408 Sr.

Het Openbaar Ministerie zal wederrechtelijkheid niet behoeven te bewijzen, omdat 'wederrechtelijk' een element is.

Vraag 8

Juist of onjuist?

Door het Melk en Water-arrest is het Nederlandse recht verrijkt met een schulduitsluitingsgrond.

Vraag 9

Juist of onjuist?

a. Het onderscheid tussen overtreding en misdrijf is van belang voor de strafbaarheid van zowel de poging tot, als van het medeplegen van een delict.

b. Het onderscheid tussen overtreding en misdrijf is van belang voor de relatieve competentie van de rechter.

Vraag 10

Juist of onjuist?

Overtreding van artikel 9 lid 1 Wet Wapens en Munitie kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of een geldboete van ten hoogste 78.000 euro.

Vraag 11

Stel dat de APV van Groningen de volgende bepalingen bevat:

Art 40: 'Het is verboden op de weg met een bespannen wagen

a. een standplaats in te nemen, teneinde daarmee personen tegen vergoeding te vervoeren.

b. te rijden met het oogmerk zodanige wagen tegen vergoeding aan het publiek aan te bieden tot vervoer van personen.'

Art. 46: 'Overtreding van (o.a.) art. 40 wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste 150 euro of hechtenis van ten hoogste twee maanden.'

De heer Gerritsen heeft het plan opgevat toeristen per koetsje door de binnenstad van Groningen te rijden. Hij koopt dan ook een paard en een koetsje en maakt een bord met het opschrift: ''Rondritten door de binnenstad voor 5 euro per persoon per uur''. Dit bord bevestigt hij aan de achterzijde van het koetsje. Hij begeeft zich vervolgens naar de binnenstad, waar hij op de voor taxi's bestemde parkeerplaatsen aan de

.....read more
Access: 
Public
Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 5

Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 5


Vragen

Vraag 1

Pieter S. woont in Groningen. Tijdens een weekendje uit in Maastricht besluit hij met een aantal vrienden een inbraak te plegen. De buit is groot (t.w.v. 4000,-) en Pieter acht het verstandig zich een aantal weken niet op zijn thuisadres te laten zien. Hij trekt daarom in bij een vriend in Rotterdam. De politie zit echter ook niet stil en spoort Pieter en zijn kornuiten al snel op. Pieter wordt in Rotterdam gearresteerd en in voorlopige hechtenis geplaatst. Het OM wil Pieter vervolgen.

a. Welke rechter is absoluut bevoegd?

b. Welke rechter is relatief bevoegd?

c. Stel dat het slachtoffer van de inbraak schadevergoeding wil van Pieter S. Welke rechter is absoluut en relatief competent?

Vraag 2

De vijftienjarige Koert heeft ruzie met een vriendje en geeft hem een geweldig pak slaag. Koert wordt door de officier van justitie gedagvaard voor de kantonrechter ter zake van mishandeling. In de dagvaarding staat niet vermeld waar het feit zich zou hebben afgespeeld.

Welke einduitspraak zal de kantonrechter geven? Lees art. 261 Sv goed.

Vraag 3

Juist of onjuist?

Wanneer een rechter een verdachte vrijspreekt, meent deze rechter dat de dagvaarding geldig is.

Vraag 4

Juist of onjuist?

Kijk nog eens naar het krantenartikel bij vraag 4 van vorige week (strafrecht). De kop van het artikel luidt:

'Artsen vrijgesproken na hulp bij zelfdoding'.

Deze kop is in overeenstemming met de einduitspraak van de rechtbank.

Vraag 5

Juist of onjuist?

Marius Messer gaat op zondag 18 oktober 2009 naar sportpark Coendersborg te Groningen om de voetbalwedstrijd van V.V. Helpman tegen V.V Be Quick te zien. De wedstrijd in kwestie staat bekend als een risicowedstrijd dus de politie is extra alert. Omdat Marius zich nerveus en dus verdacht gedraagt, wordt hij bij aankomst bij het sportpark door de politie gefouilleerd. Eén van de opsporingsambtenaren vindt in zijn broekzak een vlindermes, waarvan het lemmet twee snijkanten heeft. Het mes wordt in beslag genomen en Marius wordt gearresteerd op grond van artikel 13 lid 1 Wet Wapens en Munitie. De zaak is blijven liggen op het Parket, doch het Openbaar Ministerie besluit in 2013 Marius toch te vervolgen en legt hem het volgende ten laste:

'Dat de verdachte, Marius Messer, op of omstreeks zondag 18 oktober 2007 bij, of althans in de omgeving van het Sportpark Coendersborg te Groningen een vlindermes, althans een wapen vallende onder Categorie I van de Wet Wapens en Munitie voorhanden had, althans bij zich droeg, althans vervoerde (art. 13 lid 1 WWM).'

Marius maakt op de zitting bij de kantonrechter aannemelijk dat hij handelde in een situatie van psychische overmacht (art. 40 Sr): zijn vrienden zouden hem 'een mietje' vinden en hem zeker in elkaar hebben geslagen, indien hij geen mes bij zich zou dragen. De rechter zal de verdachte ontslaan van

.....read more
Access: 
Public
Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 6

Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 6

Uitwerkingen bij de Werkgroepopdrachten Week 6 van het vak Algemene Rechtswetenschap 2 - 2016/2017


Vragen

Vraag 1

Welke van de onderstaande beslissingen zijn te kwalificeren als besluit in de zin van artikel 1:3 Awb?

a. De schriftelijke beslissing van een kantonrechter om een meerderjarige onder curatele te stellen.

b. De schriftelijke beslissing van een college van B en W.

c. De schriftelijke mededeling van de Nationale Ombudsman aan de verzoeker, inhoudende de beslissing dat hij geen onderzoek zal instellen naar aanleiding van een verzoek daartoe.

d. De schriftelijke beslissing van een rechtbank om een bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

e. De schriftelijke beslissing van een minister tot vaststelling van een beleidsregel inzake het verlenen van een verblijfsvergunning.

Vraag 2

De Gemeente Groningen laat in een brief aan de bewoners en winkeliers van de Grote Markt weten dat de restauratie van de gevel van het stadhuis op de Grote Markt niet in de week vóór Kerstmis zal starten, maar – conform het verzoek van de winkeliersvereniging – twee weken later. Het verrichten van werkzaamheden in de oorspronkelijk geplande week, leek ook de gemeente bij nader inzien, in verband met de bereikbaarheid van deze winkelstraat voorafgaande aan de feestdagen, een minder goed idee. Om wat voor soort handeling van de gemeente gaat het in casu?

Vraag 3

Juist of onjuist?

Gepubliceerde beleidsregels van het college van B en W van de Gemeente Amsterdam ter zake van de uitvoering van de Huisvestingsverordening zijn te beschouwen als een bron van recht.

Vraag 4

Juist of onjuist?

Om een besluit in de zin van hoofdstuk 1 titel 1 van de Awb te zijn, moet de rechtshandeling publiekrechtelijk van aard zijn, op schrift zijn gesteld, een rechtsvaststelling in een individueel concreet geval betreffen én van een bestuursorgaan afkomstig zijn.

Vraag 5

Juist of onjuist?

Het intrekken van een begunstigende beschikking is te beschouwen als een sanctie.

Vraag 6

a. Geef gemotiveerd aan wat voor soort besluit moet worden vastgesteld in artikel 216 Gemeentewet.

b. Geef gemotiveerd aan om wat voor soort besluit het in de hieronder weergegeven bijlage gaat:

APV Groningen 2009

Artikel 5:12 Stallen van (brom)fietsen

1. Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan: tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, tegen dan wel bij een parkeermeter, tegen een op of aan de weg geplaatst monument, beeldhouwwerk of ander ter verdraaiing van het stadsschoon aangebracht werk, indien:

a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw, dat portiek, dat monument of werk;

b. daardoor die ingang versperd wordt, dan wel het gebruik van de meter wordt belemmerd of verhinderd.

2. Het is verboden een

.....read more
Supporting content: 
Access: 
Public
Algemene rechtswetenschappen 2 Rechten RUG B1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Studiebundel

Algemene rechtswetenschappen 2 Rechten RUG B1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Studiebundel

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Algemene Rechtswetenschap 2 voor de opleiding Rechten Bachelor aan de Rijksuniversiteit Groningen

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Algemene Rechtswetenschap 2 ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1567
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering