Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)


Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

    Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?

    1. Nu de stichting een onderneming drijft, wordt Adolin belast voor een “gebruikelijk loon”; dit bedraagt (tenminste) €45.000 op jaarbasis.
    2. Adolin geniet loon in de zin van de Wet LB 1964, namelijk de waarde van de flessen Mede die hij krijgt van de stichting. Dit betekent dat de stichting terzake daarvan inhoudingsplichtig is.
    3. Adolin neemt door zijn vrijwilligerswerk niet deel aan het economisch verkeer en kan de Mede dus belastingvrij genieten.
    4. Adolin geniet resultaat uit overige werkzaamheden; slechts zijn specifieke kennis en relaties stellen hem in staat om het voordeel – de Mede die hij ontvangt – te realiseren.

      Vraag 2

      Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?

      1. Bepalingen in een belastingverdrag die duidelijk in strijd zijn met bepalingen van Nederlands belastingrecht, blijven buiten toepassing.
      2. Bepalingen van Nederlands belastingrecht die duidelijk in strijd zijn met bepalingen in een belastingverdrag, blijven buiten toepassing.
      3. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, kan belastingplichtige een beroep doen op de meest gunstige bepaling.
      4. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, dient de rechter te beslissen welke bepaling voorrang heeft.

        Vraag 3

        Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooievoorjaarswandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuzezomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?

        1. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, moet het op grond van de rangorderegeling worden belast in box3.
        2. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, blijft het onbelast.
        3. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, in box 1 belastbaar is, zal het gaan om resultaat uit overige werkzaamheden. De kosten van de hotels die Shallan bezoekt zijn dan aftrekbare kosten.
        4. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, in box 1 belastbaar is, zal het gaan om resultaat uit overige werkzaamheden. De kosten van de hotels die Shallan bezoekt zijn dan niet aftrekbaar op grond van de Cessna-arresten.

        Vraag 4

        Welke van de onderstaande beweringen is juist ten a anzien van derangorderegeling in de Wet inkomstenbelasting 2001?

        1. Negatief boxinkomen in box 1 wordt op grond van de rangorderegeling verrekend met positief boxinkomen in box 2.
        2. Op grond  van de rangorderegeling zijn vermogensbestanddelen niet belast in box 3 wanneer de inkomsten uit deze vermogensbestanddelen in box 1 of box 2 zijn belast of zijn vrijgesteld.
        3. Voor de toepassing van de rangorderegeling geldt als voo rwaarde dat sprake dient te zijn van belastbaar inkomen in uit werk en woning.
        4. Wanneer inkomsten in box 2 worden vrijgesteld, dan zullen deze inkomsten op grond van de rangorderegeling in box 3 worden belast.

        Vraag 5

        Aart (28 jaar) en Bea (27 jaar) zijn ongehuwd en zijn samen ingeschreven op hetzelfde woonadres voor de gemeentelijke basisadministratie sinds 2015. Begin 2016 hebben zij samen een kind gekregen. Zijn Aart en Bea fiscale partners voor de Wet Inkomstenbelasting 2001?

        1. Aart en Bea zijn geen fiscale partners in 2015 en 2016.
        2. Aart en Bea zijn in 2015 geen fiscale partners, in 2016 wel.
        3. Aart en Bea zijn in 2015 wel fiscale partners, in 2016 niet.
        4. Aart en Bea zijn fiscale partners in 2015 en 2016.

        Vraag 6

        Welke omstandigheid is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst uit onderneming?

        1. Het feitelijke gebruik van een vermogensbestanddeel door de ondernemer.
        2. Het beëindigen van de ondernemingsactiviteiten door de ondernemer.
        3. Het moment waarop ondernemingskosten worden betaald door de ondernemer.
        4. Het onttrekken van vermogensbestanddelen door de ondernemer aan de onderneming.

        Vraag 7

        De fiscale winst kan worden bepaald op de volgende wijze:

        1. Het beginvermogen min het eindvermogen, plus stortingen min onttrekkingen.
        2. Het beginvermogen plus het eindvermogen, min stortingen plus onttrekkingen.
        3. Het eindvermogen min het beginvermogen, min stortingen plus onttrekkingen.
        4. Het eindvermogen min het beginvermogen, plus stortingen min onttrekkingen.

        Vraag 8

        Koos is een werkloze fiscalist. Om naast zijn uitkering wat bij te verdienen, is hij rijke kennissen behulpzaam bij het verplaatsen van hun vermogen naar Zwitserse spaarrekeningen. Hij adviseert hen over de fiscale aspecten, helpt bij het openen van bankrekeningen en rijdt ook met koffers contant geld naar Zwitserland. Voor deze werkzaamheden bedingt hij uiteraard beloningen, die hij contant ontvangt. Op die manier verdiende Koos in 2014 €5.672, in 2015 € 67.889, en in 2016 € 132.005. De zaken gaan dus steeds beter, en Koos maakt lange werkweken. Ook “kennissen van kennissen” weten Koos inmiddels te vinden en Koos heeft een snelle wagen aangeschaft speciaal voor wekelijkse ritjes naar Zwitserland. De inspecteur krijgt kennis van deze feiten. Kan Koos worden belast voor de inkomsten uit deze werkzaamheid?

        1. Ja. Gezien de feiten drijft Koos een onderneming, zodat hij voor winst uit onderneming in box 1 kan worden belast.
        2. Ja. Gezien de feiten geniet Koos resultaat uit overige werkzaamheden, waarvoor hij in box 2 kan worden belast.
        3. Nee. Deze inkomsten zijn niet belastbaar, aangezien ze uit illegale activiteiten (hulp bij belastingontduiking) voortkomen. Uiteraard kan de inspecteur Koos wel strafrechtelijk doen vervolgen.
        4. Nee. Koos staat in een fictieve dienstbetrekking tot al zijn klanten en de inspecteur zal, zodra hij hun namen weet, bij al die klanten een naheffingsaanslag loonbelasting moeten opleggen.

        Vraag 9

        Wat is de beste formulering van het legaliteitsbeginsel?

        1. Belastingen worden geheven uit kracht van een wet.
        2. Onder de naam inkomstenbelasting wordt een belasting geheven vannatuurlijke personen.
        3. Leges mogen niet hoger zijn dan de kosten van de dienstverlening.
        4. Als jurisprudentie leidt tot een wijziging in opvattingen over materiëlebelastingplicht, moet die jurisprudentie worden gecodificeerd.

        Vraag 10

        Sjoerd is in dienstbetrekking werkzaam bij de schoolvereniging “Ons Ambacht” als leraar bouwtechniek in het middelbaar onderwijs. Daarnaast werkt hij aan het grondig renoveren van een grachtenpandje dat hij heel voordelig heeft kunnen kopen omdat het in vervallen staat verkeerde. Hij past daar dezelfde kennis toe die hij ook als docent aan zijn leerlingen bijbrengt. Elke avond, elk weekend is hij daarmee bezig, tot het na twee jaar hard werken weer een prachtig monumentaal pand is geworden. Hij verkoopt het pand meteen en boekt een mooi resultaat: een half miljoen verdiend! Sjoerd rapporteert dit resultaat op zijn aangiftebiljet als “winst uit onderneming”. Waarom doet hij dat?

        1. Hij wil vermijden dat zijn werkgever (de schoolvereniging) inhoudingsplichtig wordt over het behaalde resultaat en daarover dus loonbelasting zou moeten afdragen.
        2. Hij wil zorgen dat het resultaat (tegen een tarief van slechts 25%) wordt belast als vervreemdingsvoordeel in box 2.
        3. Hij wil vermijden dat het voordeel wordt aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden; dat zou voor hem fiscaal onaantrekkelijker zijn.
        4. Alleen op die manier kan hij de kosten aftrekken die hij bij de verbouwing heeft gemaakt.

        Vraag 11

        In hoeverre is box  2 te zien als een verlichting van de werking van hetklassieke stelsel?

        1. Naast de vennootschap zijn ook de aandeelhouders in de vennootschap zelf belastingplichtig.
        2. Het tarief van box 2 is lager dan het toptarief in box I.
        3. Naast reguliere voordele n zijn in box 2 ook vervreemdingsvoordelen belast ;deze blijven in de vennootschapsbelasting juist onbelast door de werking van de deelnemingsvrijstelling.
        4. Alleen in box 2 is de betaalde vennootschapsbelasting verrekenbaar met de inkomstenbelasting.

        Vraag 12

        Welke stelling is juist?

        I. Wanneer een bedrag aan winst wordt uitgedeeld door een BV aan haar aanmerkelijkbelanghouders is dat bedrag twee maal belast: zowel bij de BV als bij de aanmerkelijkbelanghouders.
        II.Wanneer de BV verkapt dividend uitdeelt, is dat voor de aanmerkelijkbelanghouder een vervreemdingsvoordeel.

        1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
        2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
        3. Beide stellingen zijn juist.
        4. Beide stellingen zijn onjuist.

        Vraag 13

        Welke stelling is juist?

        I. Een doel van box 2 is om een specifieke categorie aandeelhouders (namelijk degenen met een aanmerkelijk belang) uit te zonderen van het gunstige regime van box 3.
        II. Een doel van box 2 is om directeur-grootaandeelhouders te belasten over hun arbeidsinkomen.

        1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
        2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
        3. Beide stellingen zijn juist.
        4. Beide stellingen zijn onjuist.

        Vraag 14

        Jan heeft gelezen dat het fiscaal aantrekkelijk is om aandelenbelangen in box 3 te laten vallen. Hij heeft daarom de belangen in zijn vennootschap X BV verdeeld in vijfentwintig delen van 4% elk. Deze heeft hij verdeeld onder:

        • zijn vrouw Truus,
        • de vier kinderen en twaalf kleinkinderen van hem en zijn vrouw,
        • zijn broer Pim en diens drie zonen,
        • de zuster van zijn vrouw, Joke, en haar twee dochters.

        Elk van hen houdt een belang van 4%; ook Jan zelf houdt een belang van 4% (zodat het totaal optelt tot 100%). Wie van hen heeft nu een aanmerkelijk belang in X BV?

        1. Jan en zijn vrouw.
        2. Jan en zijn vrouw, hun kinderen en kleinkinderen.
        3. Iedereen.
        4. Niemand.

        Vraag 15

        Nadat Jan deze verdeling tot stand heeft gebracht, blijkt dat Pim gaat trouwen met Joke, de zuster van Truus. Verandert dit huwelijk het aantal personen dat een aanmerkelijk belang heeft in X BV?

        1. Ja, naast Jan en Truus hebben nu ook Pim en Joke door hun huwelijk een aanmerkelijk belang.
        2. Ja, naast Jan en Truus, hun kinderen en hun kleinkinderen hebben nu ook Pim en Joke en hun kinderen een aanmerkelijk belang door het huwelijk van Pim en Joke.
        3. Nee, behalve Jan en Truus, hun kinderen en hun kleinkinderen, heeft niemand een aanmerkelijk belang en dat blijft zo na het huwelijk tussen Pim en Joke.
        4. Nee, niemand heeft hier een aanmerkelijk belang.

        Vraag 16

        Jan heeft ooit alle aandelen in X BV verworven voor een verkrijgingsprijs van € 100.000. Toen de zaken eenmaal goed bleken te lopen heeft X BV € 250.000 aan dividend aan Jan uitgedeeld. Nu verkoopt Jan alle aandelen voor € 400.000 aan een derde. Wat is zijn vervreemdingsvoordeel?

        1. Het verschil tussen de vervreemdingsprijs (€ 400.000) en de verkrijgingsprijs (€ 100.000), dus € 300.000.
        2. De vervreemdingsprijs (€ 400.000) minus de dividenduitdeling (€ 250.000), dus € 150.000.
        3. Het verschil tussen de vervreemdingsprijs (€ 400.000) en de verkrijgingsprijs (€ 100.000), met bijtelling van het ontvangen dividend, dus € 550.000.
        4. Het verschil tussen de vervreemdingsprijs (€ 400.000) en de verkrijgingsprijs (€ 100.000), met aftrek van het dividend (€ 250.000) dus € 50.000.

        Vraag 17

        Karel heeft een aandelenbelang van 5% in LuBo BV; Arend heeft een aandelenbelang van 95% in LuBo BV. Deze vennootschap maakte in 2016 een winst van € 1.000. Deze winst wordt niet uitgedeeld. Welke uitspraak is juist?

        1. Arend kan over 2016 op verzoek een fiscale eenheid aangaan met LuBo BV; zij betalen dan tezamen één maal vennootschapsbelasting over 95% van de winst van € 1.000.
        2. Karel en Arend hebben beiden een aanmerkelijk belang in LuBo BV. Zij genieten in 2016 een vervreemdingsvoordeel uit hun aanmerkelijk belang dat belast is met vennootschapsbelasting.
        3. Karel en Arend hebben beiden een aanmerkelijk belang in LuBo BV; zij genieten in 2016 geen regulier voordeel uit hun aanmerkelijk belang.
        4. Karel en Arend hebben beiden een aanmerkelijk belang in LuBo BV; zij genieten in 2016 een vervreemdingsvoordeel uit hun aanmerkelijk belang, maar dit valt voor LuBo BV onder de deelnemingsvrijstelling.

        Vraag 18

        Welke stelling is juist?

        Roberto, een vermogende particulier met een omvangrijke beleggingsportefeuille, heeft een pand gekocht aan het Rapenburg. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 70.000. Daartegenover staan (onderhouds)kosten van € 20.000. De waarde van het pand is vastgesteld op € 1 mln. Het pand valt voor Roberto in box 3.

        I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot dit pand is de werkelijke huuropbrengst niet van belang.
        II.Gezien art. 5.3 lid 3 onderdeel f, zijn in box 3 onderhoudskosten slechts aftrekbaar voorzover zij meer bedragen dan € 3.000.

        1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
        2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
        3. Beide stellingen zijn juist.
        4. Beide stellingen zijn onjuist.

        Vraag 19

        Jan wint een miljoen in de staatsloterij. Dat brengt zijn grootste wens binnen bereik: het opbouwen van een mooie verzameling experimentele moderne schilderkunst. Hij heeft een goed gevoel voor trends in de kunstmarkt, en zijn collectie begint dan ook meteen in waarde te stijgen. Het gaat Jan trouwens niet om die waardestijging. Alles hangt bij hem thuis aan de muur, omdat hij zelf erg van kunst houdt. Hij sluit ook een verzekering af voor de schilderijen. Die kost hem € 25.000. Hij vraagt zich af wat hij op zijn belastingaangifte moet melden. Een vriend wijst hem op art. 5.8 van de Wet IB 2001. Daarop vermeldt Jan zijn schilderijencollectie voor een waarde van € 1,3 miljoen op zijn aangifte 2016 en doet een beroep op de vrijstelling voor voorwerpen van kunst en wetenschap. Wat zal de inspecteur doen bij het vaststellen van Jan’s belastingaanslag?

        1. De schilderijenverzameling belasten voor een waarde van € 1,3 miljoen: die dient immers hoofdzakelijk ter belegging, gezien het feit dat de verzameling in waarde stijgt.
        2. De schilderijenverzameling niet belasten: ze vormen een verzameling in de zin van art. 5.8 lid 3 Wet IB 2001.
        3. De schilderijenverzameling belasten voor een waarde van € 1.275.000. Het gaat niet om voorwerpen van kunst en wetenschap, wel zijn de kosten (€25.000) die Jan maakt aftrekbaar.
        4. De schilderijenverzameling niet belasten: die behoort niet tot Jan’s rendementsgrondslag.

        Vraag 20

        Het Nederlandse stelsel van belastingheffing over winsten van vennootschappen wordt ook wel aangeduid als het klassieke stelsel. Dit klassieke stelsel wordt gekenmerkt door:

        1. Afzonderlijke heffing bij de subjecten die onderworpen zijn aan belasting waardoor ieder subject in beginsel zelfstandig in de belastingheffing wordt betrokken.
        2. Belastingplicht voor iedere rechtsvorm die in Nederland is opgericht, ongeacht haar werkzaamheden of vestigingsplaats.
        3. Toepassing van de deelnemingsvrijstelling waardoor rente en royalty’s van deelnemingen in beginsel zijn vrijgesteld bij de aandeelhouder.
        4. Toepassing van het regime van de fiscale eenheid waardoor vennootschappen in de heffing van de vennootschapsbelasting worden betrokken alsof zij samen één belastingplichtige zijn.

        Vraag 21

        Wat is een doel van de vennootschapsbelasting?

        1. Er voor zorgdragen dat dividend- en rentebetalingen in concernverband gelijk worden belast.
        2. Functioneren als voorheffing op de inkomstenbelasting.
        3. Stimuleren van winstuitdelingen.
        4. Voorkomen dat winsten onbelast blijven tot het moment van uitdeling.

        Vraag 22

        Wie kan niet belastingplichtig zijn voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969?

        1. GmbH, een in Duitsland gevestigde vennootschap die in Nederland vakantieparken exploiteert.
        2. De golfclub-vereniging Moedig Voorwaarts, die de zalen van haar verenigingsgebouw verhuurt voor feesten.
        3. Jan de Haringman, die verse vis verkoopt op diverse markten.
        4. Een BV waarvan alle aandelen in handen zijn van één aandeelhouder.

        Vraag 23

        Henk runt al jaren een beveiligingsbedrijf. Een deel van zijn klanten zit in de drugsbranche, zodat Henk zijn personeel goed bewapend op pad moet sturen. Zijn bewakers beschikken over automatische vuurwapens (met geluiddempers) en vechthonden. Fiscaal kan hij de kosten van de wapens en de honden niet in aftrek brengen. Hij heeft zich laten adviseren door een collega uit de bewakingsbranche: als hij zijn bedrijf in een door hem op te richten BV inbrengt, kan hij de kosten wél aftrekken. Hij is dan meteen directeur van een BV, en dat vindt Henk wel mooi klinken. Daar staat tegenover, zegt een andere collega, dat hij wel de MKB-winstvrijstelling kwijtraakt. Henk weet niet meer waar hij aan toe is. Wat kunt u hem adviseren?

        1. Het klopt dat hij als directeur-grootaandeelhouder van zijn eigen BV geen aanspraak meer kan maken op de MKB-winstvrijstelling. Eveneens is het juist dat zijn vennootschap de kosten van wapens en vechthonden wél van de winst kan aftrekken.
        2. Het klopt dat hij als directeur-grootaandeelhouder van zijn eigen BV geen aanspraak meer kan maken op de MKB-winstvrijstelling. Maar zijn vennootschap zal de kosten van wapens en vechthonden níet van de winst kunnen aftrekken.
        3. Als directeur-grootaandeelhouder van zijn eigen BV zal hij nog steeds aanspraak kunnen maken op de MKB-winstvrijstelling. Maar zijn vennootschap zal de kosten van wapens en vechthonden níet van de winst kunnen aftrekken.
        4. Als directeur-grootaandeelhouder van zijn eigen BV zal hij nog steeds aanspraak kunnen maken op de MKB-winstvrijstelling. Eveneens is het juist dat zijn vennootschap de kosten van wapens en vechthonden wél van de winst kan aftrekken.

        Vraag 24

        Wat is de belangrijkste fiscale overweging die een ondernemer heeft in zijn keuze tussen eenmanszaak of BV-vorm?

        1. Zijn winstniveau: bij hogere winsten is het vaak fiscaal voordeliger om te kiezen voor de eenmanszaak.
        2. Renteaftrek: een BV kan (in beginsel) rente ten laste van de winst brengen, terwijl dat bij een eenmanszaak (in beginsel) niet het geval is.
        3. De deelnemingsvrijstelling: de BV kan onder voorwaarden belastingvrij dividend uitdelen aan zijn directeur-grootaandeelhouder, terwijl dat bij een eenmanszaak niet aan de orde is.
        4. Zijn winstniveau: bij hogere winsten is het vaak voordeliger om te kiezen voor de rechtsvorm van de BV.

        Vraag 25

        Rens drijft een onderneming in parket- en laminaatvloeren. Hij wil zijn schoonmoeder voor haar verjaardag verrassen en biedt haar een mooi vloertje aan voor in haar hal, ter waarde van € 500. Fiscaal merkt hij deze € 500 aan als ondernemingskosten. De inspecteur stelt deze aftrekpost ter discussie. Hij voert twee punten aan. In de eerste plaats betwist hij dat het gaat om ondernemingskosten. Daarnaast vindt hij het bedrag overdreven; zelf geeft hij zijn schoonmoeder nooit een cadeau duurder dan € 20. Waar zit de inspecteur fout?

        1. Hij mag niet betwisten dat het zou gaan om ondernemingskosten. Wel mag hij de hoogte van de kosten beoordelen.
        2. Hij mag wel betwisten dat het zou gaan om ondernemingskosten. Maar indien het gaat om ondernemingskosten, kan hij de hoogte van die kosten niet betwisten, tenzij geen redelijk denkend ondernemer zo hoge kosten zou maken.
        3. Hij mag niet betwisten dat het zou gaan om ondernemingskosten. Evenmin mag hij de hoogte van die kosten betwisten, tenzij geen redelijk denkend ondernemer zo hoge kosten zou maken.
        4. De inspecteur handelt juist; hij mag toetsen of het om ondernemingskosten gaat, en ook of die kosten niet te hoog zijn.

        Vraag 26

        Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?

        1. Verminderen van onzakelijke transacties in concernverband.
        2. Voorkomen van dubbele heffing over de winst in concernverband.
        3. Voorkomen van dubbele heffing over rentestromen in concernverband.
        4. Voorkomen van dubbele renteaftrek in concernverband.

        Vraag 27

        Y BV heeft 5% van de aandelen in X Ltd, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. X Ltd deelt dividend uit aan Y BV. Welke stelling is juist ter zake van de winstuitdeling?

        1. Aangezien de deelnemingsvrijstelling van rechtswege van toepassing is, wordt het ontvangen dividend niet belast bij Y BV.
        2. Aangezien de deelnemingsvrijstelling van rechtswege van toepassing is, wordt de winst bij X Ltd niet belast.
        3. Aangezien X Ltd niet in Nederland is gevestigd, wordt de deelnemingsvrijstelling niet toegepast. Het ontvangen dividend wordt belast bij Y BV.
        4. Aangezien X Ltd niet in Nederland is gevestigd, wordt de deelnemingsvrijstelling alleen na gezamenlijk verzoek van X Ltd en Y BV toegepast.

        Vraag 28

        Welke van de onderstaande beweringen over informeel kapitaal is juist?

        1. Het verstrekken van informeel kapitaal is in beginsel aftrekbaar bij de verstrekker.
        2. Van informeel kapitaal is sprake wanneer een moedervennootschap haar dochtervennootschap bevoordeelt op basis van de aandeelhoudersrelatie.
        3. Van informeel kapitaal is sprake wanneer een dochtervennootschap een pand voor een te lage prijs aan haar moedervennootschap verkoopt.
        4. Wanneer is geconstateerd dat sprake is van informeel kapitaal, moet het voordeel dat voortvloeit uit de aandeelhoudersrelatie worden belast bij degene die het voordeel ontvangt.

        Vraag 29

        Y BV bezit alle aandelen in X BV. Y BV verstrekt een lening ter grootte van € 100.000 aan X BV met een looptijd van vijf jaar. X BV is daarover jaarlijks een zakelijke rente van 5% verschuldigd. Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij X BV?

        1. De ontvangen lening is bij X BV belast; de betaalde rente is aftrekbaar.
        2. De ontvangen lening is bij X BV belast; de betaalde rente is niet aftrekbaar.
        3. De ontvangen lening is bij X BV niet belast; de betaalde rente is aftrekbaar.
        4. De ontvangen lening is bij X BV niet belast; de betaalde rente is niet aftrekbaar.

        Vraag 30

        BV M houdt 100% van de aandelen in BV D. Beide vennootschappen zijn gevestigd in Nederland. BV M en BV D zijn gevoegd in een fiscale eenheid. BV D keert een dividend uit aan BV M. Welke van de onderstaande beweringen over het dividend is juist?

        1. Omdat BV M en BV D zijn gevoegd in fiscale eenheid kan er geen dividend worden uitgekeerd.
        2. Omdat BV M en BV D zijn gevoegd in fiscale eenheid blijft het dividend fiscaal ‘onzichtbaar’.
        3. Omdat BV M meer dan 5% van de aandelen houdt in BV D, is het dividend bij BV M van rechtswege onbelast op grond van de deelnemingsvrijstelling van art. 13 Wet Vpb.
        4. Omdat BV M met BV D is gevoegd in fiscale eenheid, is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing en is het dividend dus belast bij BV M.

        Vraag 31

        Chantal exploiteert in Deventer haar eigen kapperszaak ‘Mooi rood is niet lelijk’ (eenmanszaak). De zaak is bekend om de rode haarverfbehandeling die Chantal haar klanten – naast het gewone kapperswerk – aanbiedt. Per jaar heeft zij € 100.000 aan inkomsten uit de haarverfbehandeling. Zij meent dat zij over deze inkomsten geen belasting behoeft te betalen. Zij drijft immers een kapperszaak, zodat naar haar mening alleen de opbrengsten daarvan, en niet de opbrengsten van het haarverven, behoren tot de voordelen uit haar onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Zij geeft de inkomsten uit de haarverfbehandelingen dan ook niet op in haar aangifte inkomstenbelasting. Zij vermeldt enkel de inkomsten uit de reguliere kappersbehandelingen. De inspecteur volgt in eerste instantie haar aangifte. Vier jaar later realiseert hij zich dat Chantal wel erg weinig belasting heeft betaald. Hij heeft intussen vernomen dat Chantal bekend is om haar haarverfbehandelingen. Hij gaat op onderzoek uit en ontdekt dat Chantal de inkomsten uit de haarverfbehandeling niet heeft opgegeven. Wat kan de inspecteur doen?

        1. De inspecteur kan de te weinig betaalde inkomstenbelasting naheffen.
        2. De inspecteur kan de te weinig betaalde inkomstenbelasting navorderen.
        3. De inspecteur kan de te weinig betaalde inkomstenbelasting niet corrigeren. Er is immers geen sprake van een nieuw feit.
        4. De inspecteur kan de te weinig betaalde inkomstenbelasting niet corrigeren, want er is sprake van een pleitbaar standpunt.

        Vraag 32

        Een belastingplichtige die zijn buitenlandse bankrekening niet heeft gemeld op zijn aangiftebiljet inkomstenbelasting kan een vergrijpboete nog voorkomen door tijdig gebruik te maken van de regeling tot vrijwillige verbetering (‘inkeerregeling’). Tot welk moment kan dit?

        1. Tot drie jaar na het vergrijp, maar voordat de Belastingdienst de belastingplichtige vragen heeft gesteld over zijn buitenlandse bankrekening.
        2. Tot drie jaar na het vergrijp, ook al heeft de Belastingdienst de belastingplichtige al vragen gesteld over zijn buitenlandse bankrekening.
        3. Tot twee jaar na het vergrijp, maar voordat de Belastingdienst de belastingplichtige vragen heeft gesteld over zijn buitenlandse bankrekening.
        4. Tot twee jaar na het vergrijp, ook al heeft de Belastingdienst de belastingplichtige al vragen gesteld over zijn buitenlandse bankrekening.

        Vraag 33

        In het fiscale recht geldt het gesloten stelsel van rechtsbescherming. Dit stelsel houdt in dat:

        1. Alleen tegen definitieve aanslagen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.
        2. In cassatie geen nieuwe feiten meer kunnen worden aangedragen.
        3. Cassatie bij de Hoge Raad alleen mogelijk is, indien eerst de rechtbank- en hofprocedure zijn doorlopen, behoudens de mogelijkheid geboden door art. 28 lid 3 AWR.
        4. Slechts in door de wet aangewezen gevallen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

        Vraag 34

        Welke omstandigheid kan niet aan de orde zijn bij toepassing van het fraus legis leerstuk?

        1. Belastingplichtige heeft een gekunstelde constructie gebruikt.
        2. Het handelen van belastingplichtige is in strijd met de tekst van de wet.
        3. Het handelen van belastingplichtige is primair gericht (geweest) op belastingbesparing.
        4. De door belastingplichtige beoogde uitkomst is in strijd met doel en strekking van de wet.

        Vraag 35

        X BV, een in Nederland gevestigde vennootschap, heeft een aandelenbelang van 98% in Y Ltd, een in Ierland gevestigde vennootschap. X BV overweegt de activiteiten van haar Ierse dochtervennootschap Y Ltd uit te breiden, omdat Y Ltd goede mogelijkheden heeft voor winstgevende projecten in Ierland. X BV kan Y Ltd de noodzakelijke middelen verstrekken (1) in de vorm van een kapitaalstorting in Y Ltd of (2) in de vorm van een lening aan Y Ltd. Gegeven is dat Ierland een vennootschapsbelasting heeft identiek aan de Nederlandse, zij het dat het Ierse belastingtarief 10% bedraagt. Wat is fiscaal de aantrekkelijkste keuze?

        1. Een kapitaalstorting in Y Ltd.
        2. Een lening aan Y Ltd.
        3. Dat maakt niet uit: beide vallen onder de deelnemingsvrijstelling.
        4. Dat maakt niet uit: in beide gevallen ontstaat dubbele heffing.

        Vraag 36

        Art. 15ad Wet Vpb 1969 beperkt de aftrekbaarheid van rente. Wat is het probleem dat deze regeling beoogt op te lossen?

        1. Het probleem dat financieringskosten in beginsel in Nederland aftrekbaar zijn, terwijl de daarmee samenhangende opbrengsten uit investeringen in dochtermaatschappijen vanwege de toepassing van de deelnemingsvrijstelling zijn vrijgesteld.
        2. Het probleem dat rente en kosten ter zake van schulden in beginsel ten laste van de Nederlandse belastbare winst kunnen worden gebracht, terwijl betaald dividend binnen fiscale eenheid niet zichtbaar is.
        3. Het probleem dat financieringskosten ter zake van een overname binnen fiscale eenheid ten laste kunnen worden gebracht van de Nederlandse belastbare winst van de overgenomen maatschappij.
        4. Het probleem dat rente en kosten ter zake van schulden binnen fiscale eenheid twee keer in aftrek kunnen worden gebracht.

        Vraag 37

        Nederland op derde plek in toplijst belastingparadijzen. Bron: Laurens Berentsen, Het Financieele Dagblad 11 december 2016

        Nederland staat op een pijnlijke derde plaats in de top 15 van belastingparadijzen die vandaag door ontwikkelingsorganisatie Oxfam wordt gepubliceerd. De hoge score is vooral het gevolg van de omvang van de belastingontwijking door multinationals waarbij Nederland volgens de non-gouvernementele organisatie een rol speelt. Andere Europese landen op de lijst zijn Zwitserland (4), Ierland (6), Luxemburg (7) en Cyprus (10).

        De hoge klassering is des te pijnlijker, omdat minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem dit voorjaar erkende dat Nederland in het verleden onderdeel is geweest van het probleem van belastingontwijking, maar voortaan onderdeel wilde zijn van de oplossing. Hoewel er kritiek is op de ranglijst van de belangenorganisatie, schaadt de derde plaats voor Nederland na de notoire belastingparadijzen Bermuda en de Kaaimaneilanden de Nederlandse fiscale reputatie in de publieke en politieke opinie, in binnen- én buitenland. Nederland mag volgens het kabinet geen belastingparadijs worden genoemd, omdat landen als Bermuda nauwelijks of geen winstbelasting heffen en mogelijkheden bieden om inkomsten te verdoezelen. Oxfam erkent dat dit niet voor Nederland geldt. Maar het kent wel omvangrijke geldstromen, die in verhouding tot de omvang van de economie en de aanwezige bedrijfsactiviteiten duiden op schuiven met winsten om belasting te ontlopen, aldus het rapport 'Tax Battles, The dangerous global race to the bottom on corporate tax'.

        Dit “schuiven met winsten om belasting te ontlopen” verloopt via in Nederland gevestigde doorstroomvennootschappen (brievenbusmaatschappijen). Van welke kenmerken van het Nederlandse fiscale klimaat maken deze vennootschappen gebruik?

        1. De Wet Vpb 1969 is alleen van toepassing op ingezetenen; doorstroomvennootschappen kwalificeren niet als zodanig.
        2. De Nederlandse deelnemingsvrijstelling heeft tot gevolg dat de winsten van in Nederland gevestigde vennootschappen overal ter wereld onbelast blijven.
        3. Via Nederlandse doorstroomvennootschappen krijgen internationale concerns toegang tot het goed ontwikkelde Nederlandse netwerk van belastingverdragen, dat in matiging van bronbelastingen voorziet.
        4. Via Nederlandse doorstroomvennootschappen krijgen internationale concerns toegang tot het goed ontwikkelde Nederlandse netwerk van belastingverdragen, waarin is geregeld dat verdragslanden afzien van het belasten van winsten van in Nederland gevestigde vennootschappen.

        Vraag 38

        Wie is niet buitenlands belastingplichtig op grond van de Wet IB 2001?

        1. Jan, een inwoner van Nederland, over zijn bankrekening op de Bahama’s.
        2. Jürgen, een inwoner van Duitsland, over zijn Amsterdamse grachtenpand.
        3. Attilla, een inwoner van Hongarije, over zijn 6%- aandelenbelang in een Nederlandse BV.
        4. Annie, een Nederlandse die al jaren in Australië woont, over haar appartement in Den Haag.

        Vraag 39

        Vladimir, een inwoner van Rusland, werkt in Amsterdam. Hij is in dienstbetrekking als directeur van een investeringsmaatschappij die het vermogen belegt van Vladimir’s vrienden in de Russische society. Geregeld moet hij daarvoor zakentripjes maken naar de Kaaimaneilanden en elke maand moet hij ook wel enkele dagen in Amsterdam zijn. Maar meestal runt hij de investeringsmaatschappij telefonisch en per mail vanuit Moskou. Wel heeft hij een etage gekocht aan de Amsterdamse Keizersgracht, zodat hij een onderkomen heeft wanneer hij in Nederland moet zijn. Hij heeft deze etage contant betaald. Op grond van welke bepalingen in de Wet IB 2001 wil Nederland belasting heffen over de Amsterdamse etage van Vladimir?

        1. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
        2. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
        3. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
        4. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.

        Vraag 40

        Welke stelling is juist over de bronnentheorie?

        I. De bronnentheorie beoogt alleen de waardeontwikkeling van de bron in debelastingheffing te betrekken, niet de reguliere opbrengst van de bron.
        II.Alleen een analytische inkomstenbelasting is in overeenstemming met debronnentheorie.

        1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
        2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
        3. Beide stellingen zijn juist.
        4. Beide stellingen zijn onjuist.

        Open vragen

        Vraag 1

        De heer Dalinar, inwoner van Nederland, heeft een belang van 100% in X GmbH, een in Duitsland gevestigde en naar Duits recht opgerichte vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal (vergelijkbaar met een Nederlandse BV). X GmbH houdt 96% van de aandelen in Y BV, een in Nederland gevestigde vennootschap. De overige 4% van de aandelen in Y BV zijn in handen van een derde (mevrouw A.). Y BV doet aan X GmbH een dividenduitdeling, die zij echter schuldig blijft. Over deze schuld gaat Y BV rente betalen aan X GmbH. De hoogte van de rente is 4%. Dat is een zakelijke rente. Ga er verder van uit dat het Duitse stelsel van vennootschapsbelasting identiek is aan het Nederlandse, met uitzondering van het tarief: het Duitse tarief bedraagt 35%.

        Is, gezien art. 10a Wet Vpb 1969, deze rentebetaling voor Y BV aftrekbaarvan de winst? Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).

        Vraag 2

        Intussen heeft de heer Dalinar kans gezien om de resterende 4% aandelen te kopen van mevrouw A. Maar vervolgens komt Y BV in moeilijkheden: zij maakt verlies. X GmbH maakt in datzelfde jaar wél winst.

        Kunnen X GmbH en Y BV bereiken dat het verlies van Y BV wordt verrekend met de winst van X GmbH door een fiscale eenheid te vormen? Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).

        Vraag 3

        Het jaar daarop realiseert Y BV gelukkig weer een mooie winst. Ook met X GmbH gaat het goed. Zowel Y BV als X GmbH geven de heer Dalinar een mooie auto (een Ferrari 812 Superfast resp. een Maserati GranCabrio). De heer Dalinar gaat beide auto’s trots ophalen in Nederland resp. Duitsland. Daarnaast keert Y BV een bedrag van € 100.000 aan dividend uit op alle aandelen. Daardoor ontvangt de heer Dalinar € 4.000 en X GmbH € 96.000 aan dividend.

        Schets de fiscale gevolgen van deze gebeurtenissen voor de heer Dalinar. Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).

        Vraag 4

        Ga ervan uit dat de auto’s voor de heer Dalinar belastbaar inkomen vormen. Neem aan dat de auto’s in het jaar 2010 door Y BV en X GmbH aan de heer Dalinar zijn geschonken, en dat hij daarvan in zijn aangifte inkomstenbelasting 2010 bewust geen melding heeft gemaakt. Pas in 2017 komt de inspecteur er toevallig achter dat de heer Dalinar in 2010 de auto’s heeft gekregen. Daardoor heeft de inspecteur, zo ziet hij nu, destijds de aanslag tot een veel te laag bedrag vastgesteld.

        Wat kan de inspecteur in 2017 nog doen om er voor te zorgen dat de heer Dalinar alsnog het juiste bedrag aan belasting betaalt over 2010?

        Vraag 5

        Omdat de heer Dalinar wil gaan genieten van een onbezorgde oude dag, wil hij zijn aandelenbelangen in X GmbH en in Y BV verkopen. Hij vindt een in Polen woonachtige koper die een goede prijs wil betalen voor de aandelen. Met de Poolse koper komt Dalinar per 1 juli 2016 tot overeenstemming, waarna de levering van de aandelen in datzelfde jaar volgt. Gevolg is dat de heer Dalinar op de verkoop van zijn aandelenpakket in X GmbH een winst van € 5 miljoen maakt; op de verkoop van zijn aandelen in Y BV verdient hij nog eens € 1 miljoen. De heer Dalinar is van mening dat beide bedragen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.

        Leg uit:

        1. wat het doel van de deelnemingsvrijstelling is
        2. of op beide hierboven genoemde verkoop winsten dedeelnemingsvrijstelling van toepassing is.

        Antwoordindicatie

        Meerkeuzevragen

        1. B11. B21. D31. B
        2. B12. A22. C32. C
        3. B13. A23. B33. D
        4. B14. B24. D34. B
        5. B15. B25. B35. A
        6. C16. A26. B36. C
        7. C17. C27. A37. C
        8. A18. A28. B38. A
        9. A19. D29. C39. D
        10. C20. A30. B40. D

        Open vragen

        Vraag 1

        Art 10a Wet Vpb 1969: de beschreven situatie valt onder onderdeel a (dus geen renteaftrek) maar gezien de tegenbewijsregeling van lid 3 is de rente toch aftrekbaar. Het Duitse belastingtarief is immers hoger dan het Nederlandse.

        Vraag 2

        Nee, X GmbH is niet in NL gevestigd. Daarom is niet voldaan aan art. 15 lid 4 onderdeel c.

        Vraag 3

        De auto’s: verkapt dividend. De heer Dalinar heeft ogv art 4.6 Wet IB 2001 een a.b. in X GmbH. De waarde economisch verkeer van de auto wordt dus als regulier voordeel (4.12 onderdeel a) belast in box II.

        Op grond van art. 4.6 Wet IB 2001 heeft Dalinar (direct én indirect) ook een aanmerkelijk belang in Y BV, en wel van 100%. De waarde economisch verkeer van de auto wordt dus als regulier voordeel (4.12 onderdeel a) belast in box II. Het dividend dat Dalinar ontvangt (€ 4.000) van Y BV is eveneens een regulier voordeel als bedoeld in art. 4.12 onderdeel a en derhalve belast tegen het tarief van box II. N.B. de dividenduitdeling aan X GmbH is voor Dalinar geen voordeel in de zin van art. 4.12.

        Vraag 4

        Het gaat hier om de inkomstenbelasting: een aanslagbelasting (art 9.1 Wet IB 2001). De mogelijkheid tot navorderen, art. 16 AWR, staat in beginsel open. De inspecteur beschikt immers over een nieuw feit (lid 1), al kan hij ook kwade trouw stellen. De navorderingstermijn voor de van Y BV verkregen auto is echter verlopen (vijf jaar, lid 3). Die voor de van X GmbH verkregen auto nog niet (twaalf jaar, lid 4) zodat over dat bedrag nog navordering mogelijk is.

        Vraag 5

        1. Het klassieke stelsel belast elke vennootschap als zelfstandige entiteit over het gehele rendement op haar kapitaal. Dit omvat mede de voordelen genoten uit deelnemingen in andere vennootschappen, die evengoed zelfstandig belastingplichtig zijn. De deelnemingsvrijstelling is bedoeld om deze dubbele heffing te voorkomen, zij het alleen voor deelnemingen van tenminste 5%.
        2. De voordelen komen toe aan de heer Dalinar; de Vpb is een heffing over lichamen en kan dus niet van toepassing zijn op natuurlijke personen.
        Access: 
        Public
        Check more of this topic?
        Work for WorldSupporter

        Image

        JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

        Working for JoHo as a student in Leyden

        Parttime werken voor JoHo

        Image

        This content is also used in .....

        Oefententamens Belastingrecht - UL

        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018

        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018


        Vragen

        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

        Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.

        1. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 4.000.000, minus het heffingvrije vermogen.
        2. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.800.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt), minus het heffingvrije vermogen.
        3. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.830.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt; de kosten van de bewaking met vechthonden zijn echter van aftrek uitgesloten), minus het heffingvrije vermogen.
        4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

        Vraag 2

        Jan verkoopt een pakket aandelen met winst. Dit vervreemdingsvoordeel blijft onbelast mits:

        1. de aandelen behoorden tot het vermogen van Jan’s onderneming.
        2. het voordeel voor Jan een resultaat uit overige werkzaamheden vormt.
        3. de aandelen voor Jan behoorden tot een aanmerkelijk belang.
        4. de aandelen behoorden tot Jan’s box 3 vermogen.

        Vraag 3

        Voor een aanmerkelijk belang is vereist dat:

        1. de aandeelhouder economisch eigenaar is van de aandelen.
        2. de aandeelhouder juridisch eigenaar is van de aandelen.
        3. het gaat om aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap.
        4. het gaat om direct aandeelhouderschap.

        Vraag 4

        Judith, een studente van 22 jaar, heeft een 5%-aandelenbelang in X BV. Haar vader Kees houdt de overige 95% van de aandelen. De afgelopen jaren heeft Judith telkens een leuk dividend ontvangen als aanvulling op haar studiebeurs. Maar tijdens het kerstdiner waarschuwt Kees zijn dochter: de zaken lopen slecht, en X BV gaat komend jaar waarschijnlijk een fors verlies draaien. Hij biedt haar aan om een deel van haar aandelen te kopen, zodat zij haar tegenvaller kan beperken. Wat zouden de fiscale gevolgen zijn als Judith de helft van haar aandelen aan haar vader verkoopt?

        1. Zij heeft dan geen aanmerkelijk belang meer en wordt voor haar resterend aandelenbezit belast in box 3.
        2. Zij heeft dan nog steeds
        .....read more
        Access: 
        Public
        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)

        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)


        Vragen

        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

          Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?

          1. Nu de stichting een onderneming drijft, wordt Adolin belast voor een “gebruikelijk loon”; dit bedraagt (tenminste) €45.000 op jaarbasis.
          2. Adolin geniet loon in de zin van de Wet LB 1964, namelijk de waarde van de flessen Mede die hij krijgt van de stichting. Dit betekent dat de stichting terzake daarvan inhoudingsplichtig is.
          3. Adolin neemt door zijn vrijwilligerswerk niet deel aan het economisch verkeer en kan de Mede dus belastingvrij genieten.
          4. Adolin geniet resultaat uit overige werkzaamheden; slechts zijn specifieke kennis en relaties stellen hem in staat om het voordeel – de Mede die hij ontvangt – te realiseren.

            Vraag 2

            Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?

            1. Bepalingen in een belastingverdrag die duidelijk in strijd zijn met bepalingen van Nederlands belastingrecht, blijven buiten toepassing.
            2. Bepalingen van Nederlands belastingrecht die duidelijk in strijd zijn met bepalingen in een belastingverdrag, blijven buiten toepassing.
            3. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, kan belastingplichtige een beroep doen op de meest gunstige bepaling.
            4. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, dient de rechter te beslissen welke bepaling voorrang heeft.

              Vraag 3

              Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooievoorjaarswandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuzezomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?

              1. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, moet het op grond van de rangorderegeling worden belast in box3.
              2. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de
              .....read more
              Access: 
              Public
              Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

              Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)


              Vragen

              Vraag 1

              Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.

              I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
              II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.

              Welke stelling is juist?

              1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
              2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
              3. Beide stellingen zijn juist.
              4. Beide stellingen zijn onjuist.

                Vraag 2

                Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:

                1. Niet belast wanneer deze voordelen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
                2. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
                3. Niet belast wanneer deze voordelen worden genoten binnen de ondernemingssfeer.
                4. Niet belast wanneer het betreft vervreemding van aandelen in een vennootschap waarin de vader van die persoon een aanmerkelijk belang heeft.

                Vraag 3

                Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

                1. Nee, want Carl en Evelien hebben niet de bedoeling om samen te wonen.
                2. Nee, want Carl en Evelien zijn niet getrouwd noch hebben zij een notarieel samenlevingscontract.
                3. Ja, en dat waren ze al sinds het moment dat ze samen hun eerste kind kregen.
                4. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.

                Vraag 4

                Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met

                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016


                Meerkeuzevragen

                Vraag 1

                De ondernemer geniet winst uit onderneming in box 1; de belegger valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3. Welk van de onderstaande alternatieven geeft een juiste weergave van het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en beleggers?

                1. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
                2. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een progressief tarief.
                3. Box 1 belast fictief genoten winsten en verliezen tegen een proportioneel tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
                4. Box 1 belast forfaitair genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.

                Vraag 2

                Jan wil een loodgietersbedrijf beginnen. Jan vraagt zijn vriend Keimpe om het bedrijf samen op te zetten. Keimpe heeft geen kennis van het loodgietersvak, maar hij beschikt wél over het startkapitaal dat nodig is. Jan en Keimpe richten samen een BV op, waarvan ze beide 50% van de aandelen houden. Ze spreken af dat Jan het bedrijf zal leiden en Keimpe slechts vermogen aan de BV zal verschaffen. Kan Keimpe onder de hiervoor geschetste omstandigheden gebruik maken van de zelfstandigenaftrek van art. 3.76 Wet IB 2001?

                1. Ja, mits Keimpe voldoet aan het urencriterium van art. 3.6 Wet IB 2001.
                2. Ja. Keimpe voldoet niet aan het arbeidsvereiste in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001 en kan om die reden gebruik maken van ondernemersfaciliteiten.
                3. Nee. Er is ten aanzien van Keimpe sprake van ondernemerschap, maar hij kan geen gebruik maken van ondernemersfaciliteiten aangezien Jan daadwerkelijk het bedrijf leidt.
                4. Nee. Keimpe kwalificeert niet als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001.

                Vraag 3

                Welke van de volgende stellingen met betrekking tot het begrip ‘dienstbetrekking’ in de Wet op de loonbelasting 1964 is onjuist?

                1. De drie essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn: een gezagsverhouding, verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid en de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
                2. Een dienstbetrekking kan ook worden aangegaan door een natuurlijk persoon die buitenlands belastingplichtig is.
                3. Een fictieve dienstbetrekking is een dienstbetrekking waarbij in de regel niet aan alle voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan, maar waar bij wetsfictie toch een dienstbetrekking wordt aangenomen.
                4. Van een dienstbetrekking kan uitsluitend sprake zijn indien een werknemer één dienstbetrekking heeft bij één werkgever.

                Vraag 4

                Joyce Uitermeer is directrice en tevens 50% aandeelhouder van Pollepel BV. Joyce verstaat haar vak en geeft succesvol leiding aan de werknemers van Pollepel BV. In 2016 ontvangt ze als beloning voor deze werkzaamheden een bonus. De bonus bestaat uit twee elementen:
                1)

                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 1

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 1


                Meerkeuzevragen

                Vraag 1

                Jochem en Sybren zijn ongehuwd en wonen sinds kort samen in een groot appartement in Amstelveen, dat sinds 2004 eigendom is van Jochem en door hem met een bancaire lening is gefinancierd. Jochem staat ook op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Om de aftrek van hypotheekrente te optimaliseren willen Jochem en Sybren als fiscale partners voor de heffing van inkomstenbelasting worden aangemerkt.
                Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden bij Jochem en Sybren tot partnerschap voor de Wet IB 2001?

                1. Sybren maakt de door Jochem aan de bank verschuldigde rente vanaf haar bankrekening over.
                2. Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie; bovendien gaan Jochem en Sybren bij de notaris een samenlevingscontract aan.
                3. Jochem en Sybren hoeven niets te doen omdat ze samenwonen in een eigen woning en derhalve van rechtswege fiscale partners van elkaar zijn.
                4. Ook Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.

                Vraag 2

                Olke is fiscalist en wordt op een feestje aangesproken door Mark. Mark woont in Amsterdam, maar wil, om een paar keer per jaar de stad te ontvluchten, een vakantiewoning kopen in Katwijk. Hij vertelt Olke dat hij iets heeft gehoord over hypotheekrenteaftrek. Olke geeft aan dat hij wel geld aan Mark wil lenen om de vakantiewoning te kopen. Mark hoeft van Olke geen rente te betalen, maar mag over 30 jaar de lening ineens afbetalen. Op die manier kan Mark volgens Olke een zakelijke rente aftrekken in box 1. Dit is voor Mark de fiscaal voordeligste manier om de vakantiewoning aan te schaffen. Waarom klopt dit advies van Olke niet?

                1. Aangezien Mark de lening rentevrij kan aflossen, is er geen rente om af te trekken.
                2. De woning valt bij Mark in box 3.
                3. De lening wordt niet afgesloten bij een bank. Er kan daarom niet worden gesproken van aftrekbare hypotheekrente.
                4. In box 3 betaalt Mark feitelijk maar 1,2% belasting over zijn vakantiewoning, in box 1 kan het tarief over de vakantiewoning oplopen tot 52%.

                Vraag 3

                Welke uitspraak is onjuist ten aanzien van het opleggen van een bestuurlijke boete?

                1. De grondslag voor een vergrijpboete wegens niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bestaat uit het gehele bedrag van de aanslag.
                2. Een vergrijpboete bedraagt maximaal 300% van de boetegrondslag bij box III-inkomen.
                3. Een vergrijpboete bij navordering wordt tegelijk opgelegd met het vaststellen van de navorderingsaanslag.
                4. Voor het opleggen van een verzuimboete is opzet of grove schuld niet vereist.

                Vraag 4

                Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?

                1. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die moedervennootschap wordt belast.
                2. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die dochtervennootschap wordt belast.
                3. Voorkomen dat een
                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 2


                Meerkeuzevragen

                Vraag 1

                Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?

                1. Een vermogenstoename kan toch onder het wettelijk fiscale inkomensbegrip vallen als er geen sprake is van een ‘bron van inkomen’, zoals bij een schenking.
                2. Aan het begrip ‘bron van inkomen’ zijn door de Hoge Raad een aantal aanvullende eisen gesteld: deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachten.
                3. In de inkomstenbelasting is het fiscale inkomensbegrip hoofdzakelijk gebaseerd op de bronnentheorie.
                4. Het fiscale inkomen is gelijk aan de groei van het vermogen in een bepaald tijdvak, volgens de vermogensvergelijkingstheorie.

                Vraag 2

                Welke stelling is juist?

                1. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het belastingmixbeginsel.
                2. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het gelijkheidsbeginsel.
                3. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
                4. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het profijtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.

                Vraag 3

                Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?

                1. Schenk- en erfbelasting
                2. Vennootschapsbelasting
                3. Inkomstenbelasting
                4. Omzetbelasting

                Vraag 4

                Het volgende bericht is in de krant opgenomen:

                Die belasting is er voor iedereen

                Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.

                Door Stéphane Alonso 26 november 2013

                Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.

                Twee keer geen belasting betalen

                Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp

                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 3


                Meerkeuzevragen

                Vraag 1

                Welke van onderstaande omstandigheden is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst van een onderneming?

                1. De feitelijke aanwending van een vermogensbestanddeel door de ondernemer.
                2. De beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door de ondernemer.
                3. Het moment waarop de ondernemer de ondernemingskosten betaalt.
                4. Het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de onderneming door de ondernemer.

                Vraag 2

                Jan is gek op koken en start een kookboekenwinkel. Hij koopt op 1 juli 2013 een winkelpand aan de Langegracht voor € 500.000. Het pand moet nog worden verbouwd. Na een ingrijpende verbouwing gaat de winkel open op 1 februari 2014. Mag Jan in het jaar 2013 op het pand afschrijven?

                1. Ja, want het pand vormt in 2013 ondernemingsvermogen voor Jan.
                2. Nee, want de winkel gaat pas open in februari 2014.
                3. Nee, want het pand is in 2013 slechts een half jaar in bezit. Op bezittingen kan enkel worden afgeschreven als deze een heel jaar in bezit zijn.
                4. Nee, want hij heeft in 2013 enkel de winkel verbouwd.

                Vraag 3

                Het Europese hoofdkwartier van een internationale koffieketen verhuist van Amsterdam naar Londen. Dit omdat daar verreweg de meeste Europese vestigingen zijn. Fiscale overwegingen spelen echter ook een rol. Op welk beginsel zal de Engelse fiscus zich beroepen om na de verhuizing over de winst te kunnen heffen van het Europese hoofdkwartier?

                1. Het nationaliteitsbeginsel.
                2. Het profijtbeginsel.
                3. Het bronbeginsel.
                4. Het woonplaatsbeginsel

                Vraag 4

                De thrillers van een in Engeland wonende auteursechtpaar worden in de Nederlandse boekwinkels snel verkocht. Vanwege dit succes vliegt het echtpaar regelmatig naar Nederland voor een signeersessie. Het echtpaar besluit een ‘vakantiehuisje’ aan de Leidse grachten te kopen. Zij verblijven in deze woning tijdens hun bezoekjes aan Nederland.

                Op grond van welke artikelen wil Nederland belasting heffen over deze Leidse woning?

                1. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
                2. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
                3. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
                4. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.

                Vraag 5

                In de inkomstenbelasting is er een ‘subjectieve belastingplicht’. Wat wordt hiermee bedoeld?

                1. De subjectieve belastingplicht ziet op het tarief dat van toepassing is op bepaalde belastbare inkomsten.
                2. De subjectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen wordt betrokken in de belastingheffing.
                3. De subjectieve belastingplicht geeft aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB zijn onderworpen aan inkomstenbelasting.
                4. De subjectieve belastingplicht wijst op die artikelen
                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 4


                Meerkeuzevragen

                Vraag 1

                In de Volkskrant van 5 november 2012 stond het volgende artikel (enkel de relevante passages zijn weergegeven):

                Presidentskandidaat Romney maakt gebruik van Nederland als belastingparadijs

                De fiscale sluipwegen van Mitt Romney lopen ook door Nederland. Het private-equityfonds Bain Capital, waarin de presidentskandidaat participeert, zou via de Nederlandse route zo’n 80 miljoen euro aan dividendbelasting hebben ontweken.

                Presidentskandidaat Mitt Romney profiteert via het private-equityfonds Bain Capital van een voordelige fiscale route die via Nederland loopt. Nederland is voor het Amerikaanse Bain, dat door Romney werd opgericht, een schakel in zijn omvangrijke internationale web van trust- en houdstermaatschappijen.

                Door zijn investering van de in 2004 overgenomen Ierse farmaceut Warner Chilcott via Nederland te laten lopen, weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden. Sinds de aandelen in Nederland zijn ondergebracht, werd zo’n 398 miljoen dollar (303 miljoen euro) aan dividend uitgekeerd en verkocht Bain voor ruim 334 miljoen dollar (260 miljoen euro) aan aandelen.

                Dit blijkt uit door Follow the Money voor de Volkskrant onderzochte deponeringen bij de Amerikaanse beurstoezichthouder (SEC), Romneys belastingaangiften, door het Amerikaanse techblog Gawker geopenbaarde vertrouwelijke documenten van Bain, en gegevens van de Nederlandse Kamer van Koophandel.

                (…)

                398 miljoen dollar.

                Sinds 2010 heeft Bain Capital zijn aandelen in Warner Chilcott ondergebracht in een Nederlandse besloten vennootschap. Vanaf het begin hebben er omvangrijke uitkeringen aan Bain Capital plaatsgevonden. Warner Chilcott keerde vanaf augustus 2010 398 miljoen dollar aan dividend uit. Bain verkocht in deze jaren ook voor ruim 334 miljoen dollar aan aandelen Warner Chilcott.

                Door gebruik te maken van (……………) in Nederland en Luxemburg weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden en de opbrengsten van zijn aandelen veilig onder te brengen in de fiscale vrijplaats Kaaimaneilanden. (……………) houdt in dat de winst uit een aandelenbezit van meer dan 5 procent niet wordt belast in Nederland. Nederland is mede daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor houdstermaatschappijen van multinationals en financiële fondsen. ‘We zijn wereldkampioen (……………)’, zegt Jos Peters, fiscalist bij Merlyn.

                Welk woord ontbreekt op de drie stippellijnen?

                1. (de regeling in) belastingverdragen.
                2. (de) deelnemingsvrijstelling.
                3. (de) fiscale eenheid.
                4. (het) verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

                Vraag 2

                Belastingverdragen bevatten geen regels:

                1. Over de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
                2. Ter voorkoming van discriminatie.
                3. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
                4. Ter voorkoming van het ontgaan van belasting.

                Vraag 3

                Welke beginselen past Nederland toe bij het afbakenen van de heffingsbevoegdheid?

                1. Het woonplaatsbeginsel en het bronbeginsel.
                2. Het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
                3. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
                4. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het vermogensbeginsel.

                Vraag 4

                Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:

                1. belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
                2. belastingen slechts mogen worden geheven over legaal verkregen inkomsten.
                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 5

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 5


                Meerkeuzevragen

                Vraag 1

                Lees het onderstaande artikel aandachtig door:

                Google omzeilt belasting via Nederland

                Laatste update: 23 oktober 2010 12:37

                AMSTERDAM - Google 'ontduikt' via onder andere Nederland belastingen uit de Verenigde Staten en bespaarde over de afgelopen drie jaar op die manier ruim 3,1 miljard dollar (ongeveer 2,2 miljard euro). Dat blijkt uit onderzoek van persbureau Bloomberg.

                Door gebruik te maken van de zogenaamde 'Dutch Sandwich-techniek' gaan inkomsten van Google naar Ierland, dan via Nederland naar Bermuda en uiteindelijk weer terug naar Ierland. Daarvandaan kan het geld als dividend worden uitgekeerd aan Googles aandeelhouders.

                Het percentage winstbelasting dat Google in het buitenland moet betalen is door deze constructie verlaagd tot 2,4 procent. Het laagste percentage van de vijf grootste technologiebedrijven uit de VS. In veel landen is het officiële percentage belasting hoger dan 20 procent.

                Er is in de VS nogal wat te doen rondom deze vorm van __________. De belastingtrucs zouden de Amerikaanse overheid volgens specialisten jaarlijks zestig miljard dollar kosten, terwijl onder andere de Nederlandse fiscus profiteert.

                Double Irish

                Google betaalde winstbelasting de afgelopen jaren in Ierland en profiteert zo van voordelige Ierse belastingwetten waardoor het de 12,5 procent officiële belasting ontloopt. De zogenaamde Double Irish-methode is gebouwd op twee bedrijven.

                De een vraagt royalty's voor gebruik van het intellectueel eigendom. Op deze manier worden uitgaven gecreëerd die het belastbaar inkomen van een bedrijf verlagen. Een ander bedrijf int de royalty's in een land dat Ierse belastingen negeert, zoals Bermuda.

                Om te ontkomen aan een voorheffing op de winstbelasting als het geld Ierland verlaat wordt het naar een Nederlandse Google-BV gestuurd. Ierse belastingwetten geven sommige Europese landen, waaronder Nederland, namelijk vrijstelling van royaltybelastingen, normaal gesproken ongeveer 15 procent.

                "Vervolgens kunnen de royalty's ons land vrijwel onbelast verlaten richting Bermuda", vertelt Peter Smits, hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit en verbonden aan Deloitte.

                "Het geld staat hooguit een dag of twee in Nederland geparkeerd. Daarom heeft de Nederlandse belastingdienst kennelijk een speciale afspraak gemaakt met Google, waarbij is afgesproken dat Nederland over 0,2 procent van de geldstroom vennootschapsbelasting int."

                Buitenlandse artiesten als U2 en The Rolling Stones gebruiken dezelfde constructie, en ook een groot bedrijf als IKEA heeft vanwege het gunstige belastingklimaat zijn hoofdkantoor in Nederland gevestigd. Jaarlijks stromen zo duizenden miljarden euro's door Nederland.

                Vul het ontbrekende woord in:

                1. Belastingfraude.
                2. Belastingontduiking.
                3. Belastingontwijking.
                4. Boxhopping.

                Vraag 2

                Professor Smits merkt op dat de royalty’s onbelast ons land verlaten richting Bermuda. Wat is de juiste onderbouwing van deze stelling?

                1. Er is geen verdrag gesloten tussen Nederland en Bermuda. Het Besluit voorkoming dubbele belasting is van toepassing en wijst het heffingsrecht toe een Bermuda.
                2. Het verdrag Nederland – Bermuda (conform het OESO-modelverdrag) wijst het heffingsrecht toe aan Bermuda.
                3. Nederland kent geen bronheffing op
                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 6

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 6


                Meerkeuzevragen

                Vraag 1

                Wat wordt verstaan onder ‘box hopping’ in de inkomstenbelasting?

                1. De neiging van belastingplichtigen om de tariefverschillen tussen de boxen in hun voordeel te gebruiken.
                2. Het verschijnsel dat sommige bronnen van inkomen in meerdere boxen tegelijk kunnen vallen.
                3. De neiging van de belastingdienst om belastingplichtigen altijd in de voor hen meest ongunstige box te belasten.
                4. Het verschijnsel dat door de toepassing van de drie boxen dubbele of zelfs drievoudige heffing kan optreden.

                Vraag 2

                Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: Voordeel (…); dit voordeel redelijkerwijs (…); en deelneemt aan (…).

                Vul in (3x):

                1. geniet, mag ontvangen, het economisch verkeer.
                2. beoogt, kan genieten, het arbeidsproces.
                3. kan verwachten, heeft verwacht, de Nederlandse samenleving.
                4. beoogt, kan verwachten, het economische verkeer.

                Vraag 3

                Winst in de zin van de wet IB 2001 is:

                1. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de ondernemer, onder welke naam en in welke vorm ook, aan inkomen geniet.
                2. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de onderneming, onder welke naam en in welke vorm ook, als zodanig aan voordelen verwerft.
                3. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit de onderneming.
                4. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden genoten door de onderneming.

                Vraag 4

                Roberto verzamelt postzegels. Hij reist een paar keer per jaar naar verzamelaarsbeurzen met (een deel van) zijn collectie. Doorgaans doet hij zaken op ruilbasis. Voor het bezoeken van die beurzen maakt hij gebruik van het openbaar vervoer; soms maakt hij ook kosten voor (eenvoudige) overnachtingen. Zijn de reis- en overnachtingskosten aftrekbaar voor zijn aangifte inkomstenbelasting 2011?

                1. Nee, er is geen sprake van een bron van inkomen.
                2. Ja, maar alleen voor zover hij geldomzet maakt (en dus niet gewoon ruilt).
                3. De overnachtingskosten zijn niet aftrekbaar; de reiskosten zijn aftrekbaar voor zover Roberto beschikt over een reisverklaring in de zin van art. 16 lid 2 en 3 Uitv.reg. IB 2001.
                4. Alle kosten zijn aftrekbaar, zij het binnen de grenzen van art. 3.15 Wet IB 2001.

                Vraag 5

                Welke bewering is juist?

                1. Het profijtbeginsel is een belangrijk beginsel bij de heffing van inkomstenbelasting.
                2. Daar waar belastingen worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de realisatie van andere doelstellingen van overheidsbeleid, kan men spreken over de ‘instrumentalisering’ van het belastingrecht.
                3. Over de omvang en richting van ‘afwenteling’ bestaat in het belastingrecht altijd op voorhand duidelijkheid, zodat belastingheffing gericht kan plaatsvinden.
                4. Door de instrumentalisering van het belastingrecht, wordt het belastingrecht voor de burger eenvoudiger en toegankelijker.

                Vraag 6

                In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?

                  .....read more
                  Access: 
                  Public
                  Belastingrecht - UL - Oefententamen 7

                  Belastingrecht - UL - Oefententamen 7


                  Open vragen

                  Vraag 1

                  In het vakblad voor de bakkersbranche “Bakkerswereld” staat het volgende bericht:

                  Onregelmatigheden bakkersbranche

                  Nieuwsbericht| 22-02-2011

                  De FIOD heeft op woensdag 16 februari 5 bedrijfspanden en 3 woningen in Roermond en Eindhoven doorzocht. Het vermoeden is dat de boekhouding vervalst is en dat bij de in- en verkoop van (brood)meel geen belasting is afgedragen. Het geschatte nadeel voor de schatkist is rond de 600.000 euro.

                  Het strafrechtelijk onderzoek vindt plaats onder leiding van het Functioneel Parket. De Belastingdienst doet onderzoek naar onregelmatigheden bij bakkers die tevens een lunchroom exploiteren. Uit vooronderzoek is gebleken dat zich met name bij die bakkers onregelmatigheden voordoen. Bij 17 onderzochte ondernemingen is in totaal ruim €3 miljoen aan naheffingsaanslagen opgelegd. Ook de arbeidsinspectie, UWV en VWA constateren regelmatig overtredingen bij deze specifieke groep. Daarom is er samen met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie een interventieteam opgericht dat deze bakkers extra controleert. Naast belastingfraude wordt er ook gekeken naar illegaal tewerkgestelde personen, voedselveiligheid, hygiëne en uitkeringsfraude. Het doel is om, waar nodig, het gedrag te verbeteren. Naast toezicht is er ook sprake van voorlichting.

                  a. Indien een ondernemer te weinig belasting betaalt, kan hij worden bestraft. De inspecteur kan voor die bestraffing kiezen uit twee trajecten. Geef aan welk traject in het geval van de bakkers de voorkeur verdient.

                  b. In het krantenartikel wordt gesproken over opgelegde heffingsaanslagen. Een fiscaal advocaat die door één van de bakkers is ingehuurd, beargumenteert dat naheffing niet zo maar mogelijk is; de fiscus zou een nieuw feit moeten hebben om een naheffingsaanslag op te leggen. Beargumenteer onder verwijzing naar de wettelijke bepalingen of dit standpunt juist is en waarom de eis van het nieuwe feit bij naheffing wel of niet wordt gesteld.

                  Vraag 2

                  In de krant is het volgende bericht te lezen:

                  Kamer wil bankiersbonus 100 procent belasten

                  Alle banken die staatssteun hebben ontvangen, moeten de sinds 2008 uitgekeerde bonussen 100 procent belasten. De Tweede Kamer gaat met deze eis in tegen de wens van minister Jan Kees de Jager (Financiën, CDA). De Tweede Kamer heeft dinsdag een motie van de PVV aangenomen over dit onderwerp.

                  100 procent

                  Hierin wordt het kabinet gevraagd alle financiële bonussen die sinds 2008 bij staatsgesteunde banken als ABN, ING, SNS Reaal en Aegon zijn uitgekeerd eenmalig tegen een tarief van 100 procent te belasten in de loonheffing.

                  Kan dat niet, dan moet het kabinet aftrek van het hele bonusbedrag in de vennootschapsbelasting weigeren. De motie was door minister De Jager ontraden, onder meer omdat die in strijd zou zijn met de grondwet.

                  Plasterks draai

                  De motie werd aangenomen in de Kamer, dankzij steun van in ieder geval de PvdA en de SP. De SP vroeg onmiddellijk een brief van het kabinet over hoe het de motie denkt te gaan uitvoeren.

                  .....read more
                  Access: 
                  Public
                  Belastingrecht - UL - Oefententamen 8

                  Belastingrecht - UL - Oefententamen 8


                  Open vragen

                  Vraag 1 (30 punten)

                  Paul heeft in 2010 deelgenomen aan het televisieprogramma ‘De Gouden Kooi’. Opzet van het programma is dat een aantal deelnemers een villa bewoont. In en om de villa hangen camera’s. Winnaar is degene die in overeenstemming met de spelregels het langste weet te blijven zitten en zijn medespelers ‘wegpest’. De spelregels zijn neergelegd in een lijvig boekwerk. Daarin is onder meer bepaald dat de deelnemers verplicht zijn om de instructies van de producent van het programma op te volgen. Houdt een kandidaat zich niet aan de spelregels en/of instructies dan kan hij uit de villa worden gezet. Naast een kans op de hoofdprijs krijgen de kandidaten een vergoeding van € 2.500 voor iedere maand dat zij in het huis verblijven. Paul verlaat als derde na 10 maanden de villa en ontvangt € 25.000.

                  a. Geef gemotiveerd aan of sprake is van een bron van inkomen voor Paul. U hoeft nog niet aan te geven om welke bron van inkomen het eventueel zou gaan.

                  b. Uitgaande van de aanwezigheid van een bron van inkomen, geef gemotiveerd aan welke bron van inkomen naar uw mening van toepassing is.

                  Paul is na zijn verblijf in de Gouden Kooi een bekende Nederlander geworden. Om te ontsnappen aan alle drukte besluit hij zijn huurhuis in Amsterdam op te zeggen en een reis rond de wereld te maken. Ook verkoopt Paul zijn auto. De auto is volgens de garage € 17.000 waard. Uiteindelijk verkoopt Paul zijn auto via internet aan een trouwe fan van de Gouden Kooi die juist de auto van Paul graag wil hebben en daarvoor € 22.000 betaalt.

                  c. Geef gemotiveerd aan of het voordeel in box 1 kan worden belast en, zo ja, onder welke bron van inkomen.

                  Vraag 2 (20 punten)

                  Op de internetsite van het Reformatorisch Dagblad staat het volgende berichtje:

                  Vettaks moet Roemenen van fastfood afhouden

                  Roemenen moeten binnenkort belasting gaan betalen op producten die veel suiker en vet bevatten, zoals hamburgers, chips en frisdrank.

                  Volgens de Roemeense regering moet de heffing ervoor zorgen dat mensen gezonder gaan eten. De helft van de 22 miljoen Roemenen is te dik, blijkt uit officiële cijfers. Het Roemeense parlement keurt de wet naar verwachting deze maand goed.

                  Voor veel Roemenen was fastfood na de val van het communisme het symbool van vrijheid en een teken van welvaart. De snelle hap is ongekend populair, net als in andere landen in Oost-Europa. Obesitas komt er steeds meer voor, zegt de Praagse hoogleraar Vojtech Hainer, voormalig hoofd van de Europese Vereniging van Onderzoek naar Obesitas. „De levensstijl wordt steeds westerser, met meer tv-kijken, meer computeren, minder bewegen, meer autorijden en meer fastfood.”

                  Gecombineerd met de traditionele, voedzame keuken van aardappel en vet varkensvlees zorgt dat ervoor dat meer dan de

                  .....read more
                  Access: 
                  Public
                  Belastingrecht - UL - Oefententamen 9

                  Belastingrecht - UL - Oefententamen 9


                  Vragen

                  Vraag 1

                  Welke stelling is juist?

                  1. De loonbelasting die werkgevers op het loon inhouden is een voorheffing op de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting.
                  2. De omzetbelasting is een verbruiksbelasting.
                  3. De overdrachtsbelasting is een belasting ter zake van het verkrijgen van roerende zaken in Nederland.
                  4. De vennootschapsbelasting is een belasting van aandeelhouders die recht hebben op vennootschappelijke winst.

                  Vraag 2

                  De rendementgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:

                  1. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
                  2. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden en het heffingvrije vermogen.
                  3. Het fictief rendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
                  4. Het vermogensrendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.

                  Vraag 3

                  Wie dragen de vennootschapsbelasting?

                  1. De aandeelhouders, voor wie immers na het voldoen van de belasting minder dividend overblijft.
                  2. De lichamen in de zin van art. 1 Wet Vpb 1968, die immers subjectief belastingplichtig zijn.
                  3. De werknemers, omdat arbeidsbeloningen niet aftrekbaar zijn bij de bepaling van de vennootschappelijke winst.
                  4. Naast aandeelhouders ook werknemers en consumenten, omdat ondernemingskapitaal meer internationaal mobiel is dan werknemers en consumenten.

                  Vraag 4

                  Julia drijft een onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Julia is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met Jan. Jan werkt bij een belastingadvieskantoor in loondienst. Op een zekere dag koopt Julia een kaartje voor een landelijke autovakbeurs. Zij hoopt op die beurs allerlei zakelijke contacten te spreken en iets op te steken van de nieuwe ontwikkelingen in de autowereld. Het kaartje geeft recht op een gratis lot, waarmee Julia een motorfiets wint. Jan heeft vervolgens de motorfiets in gebruik genomen voor het woon-werkverkeer naar zijn kantoor. Welke stelling is juist over de fiscale positie van Juliaen/of Jan?

                  1. Aangezien de motorfiets door Jan wordt gebruikt in het kader van zijn dienstverband bij het belastingadvieskantoor, zijn de kosten van de motorfiets bij hem als reisaftrek aftrekbaar van zijn belastbaar loon in de zin van art. 3.80 Wet IB 2001.
                  2. Aangezien Julia de motor niet voor zakelijke doeleinden gebruikt, kan de waarde van de motorfiets niet tot de winst van de onderneming van Julia behoren.
                  3. De waarde van de motorfiets is bij Julia belast als winst uit onderneming. Het kaartje voor de vakbeurs is immers uit zakelijke overwegingen gekocht.
                  4. De waarde van de motorfiets is mogelijk bij Julia belast als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de motorfiets het resultaat is uit haar werkzaamheden
                  .....read more
                  Access: 
                  Public
                  Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

                  Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

                  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Belastingrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
                  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar
                    Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
                  Comments, Compliments & Kudos:

                  Add new contribution

                  CAPTCHA
                  This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
                  Image CAPTCHA
                  Enter the characters shown in the image.
                  Promotions
                  Image

                  Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

                  Werkzaamheden: o.a.

                  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
                  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
                  • PR & communicatie werkzaamheden

                  Interesse? Reageer of informeer

                  Check how to use summaries on WorldSupporter.org


                  Online access to all summaries, study notes en practice exams

                  Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

                  There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

                  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
                  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
                  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
                  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
                  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

                  Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

                  Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

                  Field of study

                  Check related topics:
                  Activities abroad, studies and working fields
                  Institutions and organizations
                  Access level of this page
                  • Public
                  • WorldSupporters only
                  • JoHo members
                  • Private
                  Statistics
                  2584 1 1