Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)


Vragen

Vraag 1

Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.

I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.

Welke stelling is juist?

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 2

    Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:

    1. Niet belast wanneer deze voordelen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
    2. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
    3. Niet belast wanneer deze voordelen worden genoten binnen de ondernemingssfeer.
    4. Niet belast wanneer het betreft vervreemding van aandelen in een vennootschap waarin de vader van die persoon een aanmerkelijk belang heeft.

    Vraag 3

    Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

    1. Nee, want Carl en Evelien hebben niet de bedoeling om samen te wonen.
    2. Nee, want Carl en Evelien zijn niet getrouwd noch hebben zij een notarieel samenlevingscontract.
    3. Ja, en dat waren ze al sinds het moment dat ze samen hun eerste kind kregen.
    4. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.

    Vraag 4

    Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met inventaris) huurt hij namelijk. Wel heeft hij (in een andere stad) een appartement gekocht, waarin hij niet werkt maar alleen woont. Aangezien hij graag gebruik wil gaan maken van de ondernemersaftrek, overweegt hij om dan toch maar een bedrijfspand te kopen. Wat kunt u hem adviseren?

    1. Ja, hij dient een bedrijfspand te kopen omdat hij anders, fiscaal gezien, geen onderneming drijft en dus geen toegang heeft tot de ondernemersaftrek.
    2. Ja, hij dient een bedrijfspand te kopen omdat hij anders, fiscaal gezien, geen onderneming drijft, en als hij daarvoor een lening bij de bank moet afsluiten, dient hij over die lening een zakelijke rente te betalen.
    3. Nee, hij hoeft geen bedrijfspand te kopen want hij kan het appartement waarin hij woont aanmerken als ondernemingskapitaal (keuzevermogen).
    4. Nee, hij hoeft geen bedrijfspand te kopen want op grond van de wet drijft hij reeds een onderneming.

    Vraag 5

    Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: voordeel (...); dit voordeel redelijkerwijs (...); en deelneemt aan (...). Vul in (3x):

    1. geniet, mag ontvangen, het economisch verkeer.
    2. beoogt, kan genieten, het economisch verkeer.
    3. kan verwachten, heeft verwacht, het economisch verkeer.
    4. beoogt, kan verwachten, het economisch verkeer.

    Vraag 6

    Mevrouw Julia drijft een onderneming in de zin van de Wet IB 2001. Aan het begin van het jaar is haar fiscale ondernemingsvermogen € 80.000. Aan het einde van het jaar bedraagt haar fiscale ondernemingsvermogen € 70.000. Gedurende het jaar heeft mevrouw Julia in totaal € 20.000 uit de kas van de onderneming gebruikt voor haar eigen levensonderhoud. Welke van de volgende stellingen is juist?

    1. In het onderhavige jaar heeft mevrouw Jansen een verlies geleden van €10.000.
    2. In het onderhavige jaar heeft mevrouw Jansen een verlies geleden van €30.000.
    3. In het onderhavige jaar heeft mevrouw Jansen een winst gemaakt van €10.000.
    4. In het onderhavige jaar heeft mevrouw Jansen een winst gemaakt van €30.000.

    Vraag 7

    Welke stelling is juist met betrekking tot de verhouding tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting:

    I. De reeds op het loon ingehouden loonbelasting wordt verrekend met de aanslag inkomstenbelasting.
    II.De Wet Loonbelasting 1964 kent geen eigen loonbegrip, maar verwijst naar het loonbegrip van de Wet Inkomstenbelasting 2001.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 8

    Welke stelling is juist met betrekking tot de rangorderegeling van de Wet Inkomstenbelasting 2001?

    I. Het daarin gebezigde begrip ‘voordeel’ omvat mede een nadeel (een kosten- of verliespost).
    II.Het daarin gebezigde begrip ‘voordeel’ wordt gedefinieerd in de Wet Inkomstenbelasting 2001.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 9

    Jan geeft zijn vriend Maarten een oudejaars-staatslot cadeau. Op dit lot valt een prijs van € 7.500.000. Maarten besluit de prijs te delen met Jan, en maakt op 12 februari 2017 € 3.750.000 aan Jan over. Jan besteedt al het geld per 1 mei 2017 aan de aankoop van zijn droomhuis, waarin hij meteen gaat wonen. Wordt het bedrag van € 3.750.000 dat Jan van Maarten heeft gekregen, bij Jan in de inkomstenbelasting over 2017 betrokken?

    1. Ja, het is aan Jan’s arbeid toerekenbaar dat hij het winnende staatslot aanschafte, dus het gaat om belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.
    2. Ja, het bedrag valt voor Jan in box 3 omdat het voor hem een bezitting vormt.
    3. Nee, het bedrag blijft voor Jan onbelast.
    4. Nee, het pand is voor hem een bezitting in de zin van box 3, maar daar staat tegenover dat hij het bedrag van € 3.750.000 nu kwijt is zodat hij per saldo geen rendementsgrondslag heeft.

    Vraag 10

    Eén stofje en oude muis is als herboren, Wim Köhler, NRC 23 maart 2017

    Oude muizen verjongen verrassend goed als hun ‘senescente’ cellen worden uitgeschakeld. Of het ook bij mensen werkt, is de vraag. Oude muizen verjongen door een stofje dat is ontwikkeld aan het Rotterdamse Erasmus MC. De oude plukkerig-kale vacht van snelverouderende muizen werd weer egaal glanzend. Ze reageerden alerter op wat er om hen heen gebeurde en ze renden vaker in hun loopmolentje. Ook hun nieren werkten beter en veel van hun biochemie leek meer op die van een jongere muis. En dat na een behandeling van 30 dagen met het anti-verouderingsstofje FOXO4-DRI. Neem aan dat het patent (het alleenrecht op de produktie) van FOXO4-DRI inmiddels in handen is van X BV. Vervolgens verkoopt X BV dit patent aan Y Ltd, een vennootschap gevestigd op Bermuda waarvan X BV alle aandelen houdt. De bedoeling is dat Y Ltd op Bermuda de verdere ontwikkeling van een anti-verouderingsmiddel gebaseerd op FOXO4-DRI ter hand neemt. Voorts zal Y Ltd het recht om dit middel te produceren en te verkopen, tegen betaling ter beschikking gaan stellen van (niet-verbonden) farmaceutische bedrijven in de VS en/of in Europa. Bermuda heeft geen vennootschapsbelasting, zodat de winsten van Y Ltd op Bermuda onbelast zullen blijven. De Nederlandse belastinginspecteur meent hier een poging tot belastingontwijking te zien. Wat kan hij daartegen doen?

    1. Hij kan fraus legis stellen omdat de verkoop van het patent op FOXO4-DRI duidelijk bedoeld is om Nederlandse belasting te ontgaan.
    2. Hij kan onderzoeken of X BV en Y Ltd een te lage prijs zijn overeengekomen voor het patent op FOXO4-DRI, en zonodig die prijs corrigeren naar een zakelijk niveau.
    3. Hij kan het verzoek van X BV om toepassing van de deelnemingsvrijstelling weigeren, zodat de winst van Y Ltd bij X Bv zal worden belast.
    4. Hij kan de verkoop van het patent op FOXO4-DRI aanmerken als een verkapte dividenduitdeling, en deze uitdeling bij X BV tot de belastbare winst rekenen.

    Vraag 11

    Welke stelling is juist?

    I. Het resultaat uit overige werkzaamheden wordt in beginsel bepaald alsof de werkzaamheid een onderneming vormt.
    II.De ondernemersaftrek van de Wet IB 2001 is niet van toepassing op resultaat uit overige werkzaamheden.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 12

    Welke stelling is juist?
    I. Omdat stichtingen niet naar winst streven, zijn zij niet subjectief belastingplichtig voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.
    II.Als een lichaam is opgericht naar Nederlands recht, wordt het geacht in Nederland te zijn gevestigd.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 13

    Welke stelling is juist?

    I. Degenen die partners zijn voor de Wet Inkomstenbelasting 2001, kunnen op gezamenlijk verzoek een fiscale eenheid vormen mits zij beiden in Nederland zijn gevestigd.
    II. Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben voor de Wet Inkomstenbelasting 2001.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 14

    In welke situatie kan een renteaftrekbeperking van toepassing zijn? Ga er bij de beantwoording vanuit dat een zakelijke rente in alle gevallen 5% bedraagt.

    1. X BV leent voor het doen van investeringen geld bij de bank tegen een rente van 10%. X BV heeft geen enkele aandeelhoudersrelatie met de bank.
    2. Y BV leent voor de bouw van een nieuwe fabriekshal geld bij een verbonden vennootschap A Ltd (gevestigd in een belastingparadijs) tegen een rente van 2%. De rente is bij de ontvangende vennootschap niet belast.
    3. Z BV leent ter financiering van een winstuitdeling aan haar aandeelhouder B Ltd geld bij een verbonden vennootschap A Ltd (gevestigd in een belastingparadijs) tegen een rente van 5%. De rente is bij de ontvangende vennootschap niet belast.
    4. In alle genoemde gevallen kan een renteaftrekbeperking van toepassing zijn.

    Vraag 15

    Om welke reden kent de Wet inkomstenbelasting 2001 een box 2?

    1. Het lage, vaste tarief van 25% is bedoeld om winstuitdeling te bevorderen.
    2. In de visie van de wetgever kan de dga niet worden behandeld als een gewone belegger in aandelen.
    3. Om tegemoet te komen aan ondernemers die niet kunnen voldoen aan het urencriterium van art. 3.6 Wet inkomstenbelasting 2001.
    4. Om te zorgen dat directeuren-grootaandeelhouders belasting betalen over een gebruikelijke arbeidsbeloning.

    Vraag 16

    Welke omstandigheid moet in elk geval aan de orde zijn wanneer de rechter het leerstuk van fraus legis toepast?

    1. Belastingplichtige heeft een constructie opgezet waarvan één of meer brievenbusmaatschappijen onderdeel uitmaken.
    2. Het handelen van belastingplichtige is in strijd met de tekst van de wet.
    3. Het handelen van belastingplichtige dient het doel om belasting te besparen, maar dient daarnaast ook duidelijke andere, zakelijke, doelen.
    4. De door belastingplichtige beoogde uitkomst is in strijd met doel en strekking van de wet.

    Vraag 17

    Jan bezit 6% van de aandelen in X BV. X BV houdt op haar beurt 50% aandelen in Y BV, en daarnaast 100% van de aandelen in Z BV. Daarnaast heeft Jan rechtstreeks 1% van de aandelen in Y BV. In welke BV’s heeft Jan een aanmerkelijk belang?

    1. Alleen in X BV.
    2. In X BV en in Y BV.
    3. In X BV, in Y BV, en in Z BV.
    4. In X BV en in Z BV.

    Vraag 18

    Jan heeft 4% van de aandelen in X BV. Zijn vrouw Annie heeft 2% van de aandelen in X BV en daarnaast 20% van de aandelen in Y BV. Annie’s vader Joop heeft 4% van de aandelen in Y BV. Wie zijn hier aanmerkelijkbelanghouders, en in welke BV(‘s)?

    1. Jan en Annie hebben een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV, Joop heeft alleen een aanmerkelijk belang in Y BV.
    2. Jan en Annie hebben een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV, Joop heeft geen aanmerkelijk belang in X BV noch in Y BV.
    3. Jan heeft een aanmerkelijk belang in X BV, Annie heeft een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV, Joop heeft alleen een aanmerkelijk belang in Y BV.
    4. Jan heeft een aanmerkelijk belang in X BV, Annie en Joop hebben een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV.

    Vraag 19

    De rendementsgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:

    1. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
    2. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
    3. Het fictief rendement over de waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
    4. Het fictief rendement over de waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.

    Vraag 20

    Roberto is rijk geworden door de handel in vastgoed. Roberto bezit de navolgende vermogensbestanddelen op 1 januari 2017:

    1. Aandelen genoteerd aan de Londense beurs.
    2. Drie motorjachten gelegen in de haven van Monaco die hij verhuurt.
    3. Een appartement in Italië waarin Roberto altijd de kerstdagen doorbrengt.
    4. Een bankrekening in Italië.
    5. Een grachtenpand in Amsterdam; Roberto bewoont dit pand gedurende tien maanden per jaar.
    6. Een natuurterrein in de buurt van de Veluwe.
    7. Een schilderij van Mondriaan. Dit schilderij heeft Roberto in zijn woonkamer hangen, vanwege zijn passie voor abstracte kunst.

    Welke van de hier genoemde vermogensbestanddelen behoren niet tot Roberto’srendementsgrondslag in box 3?

    1. 1, 2, 3.
    2. 1, 4, 5, 7.
    3. 2, 6, 7.
    4. 5, 6, 7.

    Vraag 21

    In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?

    1. Eerst worden de lonen van werknemers (inclusief de directeur-grootaandeelhouder) belast, vervolgens ook de winst van de vennootschap.
    2. Eerst wordt de winst van de vennootschap belast, vervolgens ook de vergoeding aan de verstrekkers van vreemd vermogen.
    3. Eerst wordt de winst van de vennootschap belast, vervolgens ook het dividend ontvangen door de aandeelhouders.
    4. Eerst wordt de winst van de vennootschap belast, vervolgens ook de winst van de directeur-grootaandeelhouder.

    Vraag 22

    Jan heeft een aannemersbedrijf. Om klantcontacten te onderhouden heeft hij een mooie sloep met ingebouwde bar, zodat hij geregeld met een groep potentiële of bestaande klanten het water op kan. Privé gebruikt hij deze boot niet; de sloep is wel een flinke kostenpost voor zijn onderneming (€ 25.000 per jaar, inclusief onderhoud en stalling gedurende het winterseizoen). Tijdens één van de watertripjes adviseert een vaste klant hem om eens na te denken over het oprichten van een eigen BV, waarvan Jan dan de directeur-grootaandeelhouder wordt (met een aandelenbelang van 100%). Dat heeft, zegt de klant, allerlei fiscale voordelen, zoals toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Jan twijfelt en vraagt u om deskundig fiscaal advies. Wat kunt u hem vertellen?

    1. Jan zal inderdaad recht hebben op de deelnemingsvrijstelling. Hij kan dividenduitdelingen van zijn BV dus belastingvrij gaan genieten. Daar komt bij dat hij de kosten van zijn boot op dit moment niet in aftrek kan brengen; zijn BV zal dat wél kunnen doen.
    2. Jan zal inderdaad recht hebben op de deelnemingsvrijstelling. Hij kan dividenduitdelingen van zijn BV dus belastingvrij gaan genieten. De kosten van zijn boot kan hij op dit moment niet in aftrek brengen; zijn BV zal dat straks evenmin kunnen doen.
    3. De deelnemingsvrijstelling zal Jan niet kunnen gebruiken. De kosten van zijn boot zijn nu al aftrekbaar als ondernemingskosten; heeft hij straks een BV dan zal die evengoed de kosten van de boot kunnen aftrekken.
    4. De deelnemingsvrijstelling zal Jan niet kunnen gebruiken. De kosten van zijn boot zijn niet aftrekbaar als ondernemingskosten; heeft hij straks een BV dan zal die evenmin de kosten van de boot kunnen aftrekken.

    Vraag 23

    De heer Jansen drijft een onderneming in de bouwsector en heeft uitsluitend belangrijke zakenmensen als cliënt. Hij gaat regelmatig – ongeveer 25 maal per jaar – dineren met klanten in goede restaurants. De kosten van een dergelijk diner lopen op tot € 200 per persoon. De inspecteur is van mening dat deze kosten wel erg hoog zijn en stelt dat de heer Jansen vooral voor zijn eigen plezier naar zulke dure restaurants gaat. De inspecteur neemt het standpunt in dat een diner in alle redelijkheid niet meer dan € 50 per persoon behoeft te kosten. In 2017 weigert de inspecteur dan ook een bedrag van € 8.750 in aftrek toe te laten. Welk alternatief is juist?

    1. De inspecteur mag de omvang van zakelijke kosten in beginsel niet toetsen, tenzij deze in een zodanige wanverhouding staan tot het nut daarvan voor de onderneming dat geen redelijk denkend ondernemer deze kosten zou hebben gemaakt. Dat lijkt hier niet aan de orde. Wel is een wettelijke aftrekbeperking van toepassing.
    2. De inspecteur kan inderdaad de kosten van in aftrek gebrachte maaltijden corrigeren naar een zakelijke prijs; dat is een prijs die tussen niet-verbonden partijen gebruikelijk is. Voorts is een wettelijke aftrekbeperking van toepassing.
    3. Kosten voor voedsel, drank en genotmiddelen kunnen zakelijke uitgaven zijn, maar zijn in aftrek beperkt en kunnen maximaal voor € 4.500 in aftrek worden gebracht door de heer Jansen.
    4. Kosten voor voedsel, drank en genotmiddelen zijn integraal van aftrek uitgesloten. Deze kosten zijn voor de heer Jansen dan ook niet aftrekbaar.

    Vraag 24

    Welke stelling is juist met betrekking tot verkapt dividend?

    I. Op verkapt dividend kan de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing zijn.
    II.Verkapt dividend kan een vervreemdingsvoordeel zijn in de zin van art. 4.12 Wet IB 2001.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 25

    Volgens de vermogensvergelijkingstheorie is inkomen:

    1. Al hetgeen de belastingplichtige in een bepaalde periode realiseert aan vermogenstoename uit economische activiteiten.
    2. Al hetgeen in een bepaalde periode voortkomt uit het vermogen van de belastingplichtige.
    3. Al hetgeen de belastingplichtige in een bepaalde periode ten laste van zijn vermogen heeft geconsumeerd.
    4. Al hetgeen de belastingplichtige in een bepaalde periode heeft geconsumeerd plus al hetgeen hij in die periode aan zijn vermogen heeft toegevoegd.

    Vraag 26

    Welk regeling moet bij de uitspraken op de stippellijntjes komen?

    Uitspraak 1: In de regeling van de .... wordt de winst die dochtervennootschappen behalen fiscaal toegerekend aan de moedermaatschappij.
    Uitspraak 2: In de regeling van de .... zijn verliezen van dochtervennootschappen niet verrekenbaar met winsten van de moedervennootschap.

    1. Uitspraak 1: deelnemingsvrijstelling, uitspraak 2: fiscale eenheid.
    2. Uitspraak 1: fiscale eenheid, uitspraak 2: deelnemingsvrijstelling.
    3. Beide uitspraken: fiscale eenheid.
    4. Beide uitspraken: deelnemingsvrijstelling.

    Vraag 27

    X BV oefent een bouwonderneming uit. X BV houdt tevens 100% van de aandelen in Y GmbH, een naar Duits recht opgerichte en in Duitsland gevestigde dochtermaatschappij. Y GmbH drijft eveneens een bouwonderneming. In 2015 draagt Y GmbH een cementwagen over aan X BV. Y GmbH vraagt hiervoor geen vergoeding, omdat X BV haar aandeelhouder is. De waarde in het economische verkeer van de cementwagen is € 90.000. Welk van de onderstaande beweringen over de gevolgen van de overdracht van de cementwagen voor de fiscale winstberekening van X BV is juist?

    1. Er is sprake van een informele kapitaalstorting door X BV in Y GmbH. Omdat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op het belang van X BV in Y GmbH, heeft de kapitaalstorting geen gevolgen voor de fiscale winstberekening van X BV.
    2. Er is sprake van een informele kapitaalstorting door Y GmbH in X BV. Omdat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op het belang van X BV in Y GmbH, heeft de kapitaalstorting geen gevolgen voor de fiscale winstberekening van X BV.
    3. Er is sprake van een verkapt dividend van Y GmbH aan X BV. Het voordeel dat X BV door de overdracht krijgt, is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling.
    4. Er is sprake van een verkapt dividend van X BV aan Y GmbH. Deze dividenduitdeling is voor X BV niet aftrekbaar van haar winst.

    Vraag 28

    Moedermaatschappij BV bezit alle aandelen in Dochtermaatschappij BV. Moedermaatschappij BV stort een bedrag van € 100.000 in Dochtermaatschappij BV. Met dit geld ontplooit Dochtermaatschappij BV nieuwe activiteiten. De zaken gaan goed, Dochtermaatschappij BV behaalt een behoorlijke winst. Aan het eind van het jaar vindt een dividenduitkering plaats ter grootte van € 10.000 aan Moedermaatschappij BV. Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij Dochtermaatschappij BV?

    1. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV belast; het betaalde dividend is aftrekbaar.
    2. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV belast; het betaalde dividend is niet aftrekbaar.
    3. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV niet belast; het betaalde dividend is aftrekbaar.
    4. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV niet belast; het betaalde dividend is niet aftrekbaar.

    Vraag 29

    X BV bezit 95% van de aandelen in Y Ltd. X BV verstrekt een lening aan Y Ltd, met als gevolg dat Y Ltd rente is verschuldigd aan X BV. Welke stelling is juist ter zake van de belastingheffing bij X BV?

    1. Aangezien de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, wordt de ontvangen rente niet belast bij X BV.
    2. De ontvangen rente wordt gezien als winst van X BV en om die reden belast in de vennootschapsbelasting.
    3. Op grond van de winstdrainageregeling is de ontvangen rente onbelast bij X BV.
    4. De rente wordt niet belast bij X BV, omdat X BV een aanmerkelijk belang heeft in Y Ltd.

    Vraag 30

    Welke stelling ten aanzien van de fiscale eenheid is juist?

    I. Een voordeel van de fiscale eenheid is de mogelijkheid om vermogensbestanddelen binnen de fiscale eenheid over te dragen, zonder directe heffing van vennootschapsbelasting.
    II.Een voordeel van de fiscale eenheid is dat winsten bij goederentransacties vanuit de fiscale eenheid aan een derde fiscaal niet zichtbaar zijn.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 31

    Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot aangiftebelastingen is juist?

    I. Degene die is uitgenodigd om een aangifte in te dienen, is niet verplicht dit te doen indien hij geen belasting is verschuldigd.
    II.Naheffing is slechts mogelijk onder de in art. 16 AWR genoemde voorwaarden.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 32

    Meneer Jansen heeft over een bepaald jaar aangifte inkomstenbelasting gedaan en daarbij bewust een bankrekening in het buitenland verzwegen. Na een paar maanden ontvangt hij een aanslag conform de door hem ingediende aangifte. Pas twee jaar later ontdekt de inspecteur deze bankrekening, en legt een navorderingsaanslag op plus een boete. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?

    1. De inspecteur kan een verzuimboete van maximaal 100% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.
    2. De inspecteur kan een vergrijpboete van maximaal 100% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.
    3. De inspecteur kan een verzuimboete van maximaal 300% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.
    4. De inspecteur kan een vergrijpboete van maximaal 300% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.

    Vraag 33

    Koos heeft geen financieel inzicht; hij leeft dan ook op grote voet zodra de kans zich voordoet. Wanneer hij van de fiscus € 50.000 aan te veel betaalde inkomstenbelasting terugkrijgt, is hij helemaal niet verbaasd. Hij koopt een sportwagentje en gaat een aantal malen met zijn vriendin uit eten in driesterrenrestaurants. Maar al binnen enkele maanden moet de inspecteur aan Koos melden dat er een vergissing is gemaakt. Hij had slechts € 50 terug moeten krijgen; de aanslag is dus vastgesteld tot een veel te laag bedrag. De inspecteur vordert daarom € 49.950 na. Koos hoort van een kennis die wat van belastingrecht weet dat de inspecteur voor navordering een nieuw feit nodig heeft, behalve als de belastingplichtige te kwader trouw is. Koos gaat daarom bezwaar maken tegen de navorderingsaanslag, met als argumenten: er is geen nieuw feit, en ik ben niet te kwader trouw. Ten bewijze van het laatste zendt hij deskundigenverklaringen mee over zijn dyscalculie (‘getallenblindheid’), alsmede alle rekeningen van de driesterrenrestaurants waar hij heeft gegeten, plus foto’s van de sportwagen die hij inmiddels total loss heeft gereden. Wat heeft Koos verkeerd begrepen?

    1. Koos is wel te kwader trouw. Hij heeft het bedrag van € 50.000 immers zo snel mogelijk uitgegeven.
    2. De inspecteur mag helemaal niet navorderen: de teruggave van € 50.000 is zijn eigen fout, waarvoor hij Koos niet verantwoordelijk kan stellen.
    3. Er is wel een nieuw feit, nu de inspecteur heeft ontdekt dat de belastingdienst een administratieve vergissing heeft gemaakt waardoor Koos te veel geld terugkreeg.
    4. De inspecteur mag in dit geval navorderen zonder dat sprake is van kwade trouw of een nieuw feit.

    Vraag 34

    Welke uitspraak met betrekking tot het opleggen van een fiscale boete is juist?

    1. Een fiscale boete kan slechts worden opgelegd aan binnenlands belastingplichtigen.
    2. In geval van ernstige belastingfraude kan de belastingdienst de belastingplichtige een fiscale boete opleggen en tegelijkertijd strafrechtelijk doen vervolgen door het Openbaar Ministerie.
    3. Een fiscale boete kan alleen worden opgelegd wanneer sprake is van opzet of grove schuld.
    4. Indien belastingplichtige een ‘pleitbaar standpunt’ heeft, kan hem geen boete worden opgelegd.

    Vraag 35

    Jan woont in Leiden. Hij heeft belegd in aandelen, en heeft onder meer een belang van 6% in Sauerkraut GmbH, een vennootschap gevestigd in Duitsland die qua rechtsvorm vergelijkbaar is met een Nederlandse BV. Sauerkraut GmbH keert jaarlijks een dividend uit aan Jan. Welke stelling is juist?

    1. Jan heeft een aanmerkelijk belang in Sauerkraut GmbH waarop hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 van toepassing is.
    2. De aandelen in Sauerkraut GmbH kwalificeren niet als een aanmerkelijk belang, omdat het een buitenlandse vennootschap betreft.
    3. Het betreft inkomsten uit een buitenlandse vennootschap, waarop hoofdstuk 7 van de Wet IB 2001 van toepassing is.
    4. Jan heeft geen aanmerkelijk belang in Sauerkraut GmbH; nu hij de aandelen ter belegging houdt worden ze belast in box 3.

    Vraag 36

    De buitenlandse belastingplicht in de Wet inkomstenbelasting 2001 houdt in:

    1. Dat ingezetenen belastingplichtig zijn voor hun buitenlandse inkomen.
    2. Dat ingezetenen voor hun buitenlandse inkomen in het buitenland belastingplichtig zijn.
    3. Dat niet-ingezetenen in Nederland belastingplichtig zijn voor in Nederland genoten inkomen.
    4. Dat naast ingezetenen ook niet-ingezetenen in Nederland belastingplichtig zijn.

    Vraag 37

    Of een natuurlijk persoon voor de toepassing van de belastingwet in Nederland woont:

    1. Wordt beoordeeld naar de omstandigheden.
    2. Wordt bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Basis Administratie.
    3. Wordt bepaald aan de hand van iemands nationaliteit.
    4. Wordt bepaald aan de hand van de vestigingsplaatsfictie als bedoeld in de Wet IB 2001.

    Vraag 38

    Wat is de belangrijkste taak van bilaterale belastingverdragen?

    1. Om heffingsbevoegdheid te creëren.
    2. Om discriminaties op te heffen.
    3. Om heffingsrechten te verdelen.
    4. Om nationale wetgevingen te harmoniseren.

    Vraag 39

    M BV heeft 50% van de aandelen in D GmbH. D GmbH keert dividend uit aan M BV. Uit het verdrag tussen Duitsland en Nederland blijkt dat Nederland over de dividenden mag heffen. Welke van de volgende alternatieven is juist.

    1. Nederland heft, het verdrag creëert een heffingsrecht voor Nederland.
    2. Nederland heft, aangezien belastingverdragen boven de formele wet gaan.
    3. Nederland heft niet, aangezien de deelnemingsvrijstelling ook van toepassing is op het verdrag.
    4. Nederland heft niet, aangezien er op grond van de nationale wet geen heffingsbevoegdheid is.

    Vraag 40

    Welke omstandigheid is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst uit onderneming?

    1. De ondernemer maakt kosten voor een bedrijfsauto maar gebruikt deze auto ook privé.
    2. De ondernemer verkoopt zijn onderneming aan een derde.
    3. De ondernemer betaalt de facturen over de maand december pas in januari.
    4. De ondernemer geeft in de onderneming gebruikte pc’s aan zijn kinderen.

      Antwoordindicatie

      1. A11. C21. C31. D
      2. B12. B22. D32. D
      3. D13. B23. A33. D
      4. D14. C24. D34. D
      5. D15. B25. D35. A
      6. C16. D26. B36. C
      7. A17. D27. C37. A
      8. A18. C28. D38. A
      9. C19. A29. B39. D
      10. B20. D30. A40. C
      Access: 
      Public
      Check more of this topic?
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Image

      This content is also used in .....

      Oefententamens Belastingrecht - UL

      Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018

      Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018


      Vragen

      Meerkeuzevragen

      Vraag 1

      Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.

      1. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 4.000.000, minus het heffingvrije vermogen.
      2. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.800.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt), minus het heffingvrije vermogen.
      3. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.830.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt; de kosten van de bewaking met vechthonden zijn echter van aftrek uitgesloten), minus het heffingvrije vermogen.
      4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

      Vraag 2

      Jan verkoopt een pakket aandelen met winst. Dit vervreemdingsvoordeel blijft onbelast mits:

      1. de aandelen behoorden tot het vermogen van Jan’s onderneming.
      2. het voordeel voor Jan een resultaat uit overige werkzaamheden vormt.
      3. de aandelen voor Jan behoorden tot een aanmerkelijk belang.
      4. de aandelen behoorden tot Jan’s box 3 vermogen.

      Vraag 3

      Voor een aanmerkelijk belang is vereist dat:

      1. de aandeelhouder economisch eigenaar is van de aandelen.
      2. de aandeelhouder juridisch eigenaar is van de aandelen.
      3. het gaat om aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap.
      4. het gaat om direct aandeelhouderschap.

      Vraag 4

      Judith, een studente van 22 jaar, heeft een 5%-aandelenbelang in X BV. Haar vader Kees houdt de overige 95% van de aandelen. De afgelopen jaren heeft Judith telkens een leuk dividend ontvangen als aanvulling op haar studiebeurs. Maar tijdens het kerstdiner waarschuwt Kees zijn dochter: de zaken lopen slecht, en X BV gaat komend jaar waarschijnlijk een fors verlies draaien. Hij biedt haar aan om een deel van haar aandelen te kopen, zodat zij haar tegenvaller kan beperken. Wat zouden de fiscale gevolgen zijn als Judith de helft van haar aandelen aan haar vader verkoopt?

      1. Zij heeft dan geen aanmerkelijk belang meer en wordt voor haar resterend aandelenbezit belast in box 3.
      2. Zij heeft dan nog steeds
      .....read more
      Access: 
      Public
      Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)

      Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)


      Vragen

      Meerkeuzevragen

      Vraag 1

        Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?

        1. Nu de stichting een onderneming drijft, wordt Adolin belast voor een “gebruikelijk loon”; dit bedraagt (tenminste) €45.000 op jaarbasis.
        2. Adolin geniet loon in de zin van de Wet LB 1964, namelijk de waarde van de flessen Mede die hij krijgt van de stichting. Dit betekent dat de stichting terzake daarvan inhoudingsplichtig is.
        3. Adolin neemt door zijn vrijwilligerswerk niet deel aan het economisch verkeer en kan de Mede dus belastingvrij genieten.
        4. Adolin geniet resultaat uit overige werkzaamheden; slechts zijn specifieke kennis en relaties stellen hem in staat om het voordeel – de Mede die hij ontvangt – te realiseren.

          Vraag 2

          Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?

          1. Bepalingen in een belastingverdrag die duidelijk in strijd zijn met bepalingen van Nederlands belastingrecht, blijven buiten toepassing.
          2. Bepalingen van Nederlands belastingrecht die duidelijk in strijd zijn met bepalingen in een belastingverdrag, blijven buiten toepassing.
          3. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, kan belastingplichtige een beroep doen op de meest gunstige bepaling.
          4. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, dient de rechter te beslissen welke bepaling voorrang heeft.

            Vraag 3

            Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooievoorjaarswandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuzezomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?

            1. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, moet het op grond van de rangorderegeling worden belast in box3.
            2. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de
            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

            Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)


            Vragen

            Vraag 1

            Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.

            I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
            II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.

            Welke stelling is juist?

            1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
            2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
            3. Beide stellingen zijn juist.
            4. Beide stellingen zijn onjuist.

              Vraag 2

              Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:

              1. Niet belast wanneer deze voordelen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
              2. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
              3. Niet belast wanneer deze voordelen worden genoten binnen de ondernemingssfeer.
              4. Niet belast wanneer het betreft vervreemding van aandelen in een vennootschap waarin de vader van die persoon een aanmerkelijk belang heeft.

              Vraag 3

              Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

              1. Nee, want Carl en Evelien hebben niet de bedoeling om samen te wonen.
              2. Nee, want Carl en Evelien zijn niet getrouwd noch hebben zij een notarieel samenlevingscontract.
              3. Ja, en dat waren ze al sinds het moment dat ze samen hun eerste kind kregen.
              4. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.

              Vraag 4

              Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met

              .....read more
              Access: 
              Public
              Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

              Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016


              Meerkeuzevragen

              Vraag 1

              De ondernemer geniet winst uit onderneming in box 1; de belegger valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3. Welk van de onderstaande alternatieven geeft een juiste weergave van het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en beleggers?

              1. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
              2. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een progressief tarief.
              3. Box 1 belast fictief genoten winsten en verliezen tegen een proportioneel tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
              4. Box 1 belast forfaitair genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.

              Vraag 2

              Jan wil een loodgietersbedrijf beginnen. Jan vraagt zijn vriend Keimpe om het bedrijf samen op te zetten. Keimpe heeft geen kennis van het loodgietersvak, maar hij beschikt wél over het startkapitaal dat nodig is. Jan en Keimpe richten samen een BV op, waarvan ze beide 50% van de aandelen houden. Ze spreken af dat Jan het bedrijf zal leiden en Keimpe slechts vermogen aan de BV zal verschaffen. Kan Keimpe onder de hiervoor geschetste omstandigheden gebruik maken van de zelfstandigenaftrek van art. 3.76 Wet IB 2001?

              1. Ja, mits Keimpe voldoet aan het urencriterium van art. 3.6 Wet IB 2001.
              2. Ja. Keimpe voldoet niet aan het arbeidsvereiste in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001 en kan om die reden gebruik maken van ondernemersfaciliteiten.
              3. Nee. Er is ten aanzien van Keimpe sprake van ondernemerschap, maar hij kan geen gebruik maken van ondernemersfaciliteiten aangezien Jan daadwerkelijk het bedrijf leidt.
              4. Nee. Keimpe kwalificeert niet als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001.

              Vraag 3

              Welke van de volgende stellingen met betrekking tot het begrip ‘dienstbetrekking’ in de Wet op de loonbelasting 1964 is onjuist?

              1. De drie essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn: een gezagsverhouding, verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid en de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
              2. Een dienstbetrekking kan ook worden aangegaan door een natuurlijk persoon die buitenlands belastingplichtig is.
              3. Een fictieve dienstbetrekking is een dienstbetrekking waarbij in de regel niet aan alle voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan, maar waar bij wetsfictie toch een dienstbetrekking wordt aangenomen.
              4. Van een dienstbetrekking kan uitsluitend sprake zijn indien een werknemer één dienstbetrekking heeft bij één werkgever.

              Vraag 4

              Joyce Uitermeer is directrice en tevens 50% aandeelhouder van Pollepel BV. Joyce verstaat haar vak en geeft succesvol leiding aan de werknemers van Pollepel BV. In 2016 ontvangt ze als beloning voor deze werkzaamheden een bonus. De bonus bestaat uit twee elementen:
              1)

              .....read more
              Access: 
              Public
              Belastingrecht - UL - Oefententamen 1

              Belastingrecht - UL - Oefententamen 1


              Meerkeuzevragen

              Vraag 1

              Jochem en Sybren zijn ongehuwd en wonen sinds kort samen in een groot appartement in Amstelveen, dat sinds 2004 eigendom is van Jochem en door hem met een bancaire lening is gefinancierd. Jochem staat ook op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Om de aftrek van hypotheekrente te optimaliseren willen Jochem en Sybren als fiscale partners voor de heffing van inkomstenbelasting worden aangemerkt.
              Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden bij Jochem en Sybren tot partnerschap voor de Wet IB 2001?

              1. Sybren maakt de door Jochem aan de bank verschuldigde rente vanaf haar bankrekening over.
              2. Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie; bovendien gaan Jochem en Sybren bij de notaris een samenlevingscontract aan.
              3. Jochem en Sybren hoeven niets te doen omdat ze samenwonen in een eigen woning en derhalve van rechtswege fiscale partners van elkaar zijn.
              4. Ook Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.

              Vraag 2

              Olke is fiscalist en wordt op een feestje aangesproken door Mark. Mark woont in Amsterdam, maar wil, om een paar keer per jaar de stad te ontvluchten, een vakantiewoning kopen in Katwijk. Hij vertelt Olke dat hij iets heeft gehoord over hypotheekrenteaftrek. Olke geeft aan dat hij wel geld aan Mark wil lenen om de vakantiewoning te kopen. Mark hoeft van Olke geen rente te betalen, maar mag over 30 jaar de lening ineens afbetalen. Op die manier kan Mark volgens Olke een zakelijke rente aftrekken in box 1. Dit is voor Mark de fiscaal voordeligste manier om de vakantiewoning aan te schaffen. Waarom klopt dit advies van Olke niet?

              1. Aangezien Mark de lening rentevrij kan aflossen, is er geen rente om af te trekken.
              2. De woning valt bij Mark in box 3.
              3. De lening wordt niet afgesloten bij een bank. Er kan daarom niet worden gesproken van aftrekbare hypotheekrente.
              4. In box 3 betaalt Mark feitelijk maar 1,2% belasting over zijn vakantiewoning, in box 1 kan het tarief over de vakantiewoning oplopen tot 52%.

              Vraag 3

              Welke uitspraak is onjuist ten aanzien van het opleggen van een bestuurlijke boete?

              1. De grondslag voor een vergrijpboete wegens niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bestaat uit het gehele bedrag van de aanslag.
              2. Een vergrijpboete bedraagt maximaal 300% van de boetegrondslag bij box III-inkomen.
              3. Een vergrijpboete bij navordering wordt tegelijk opgelegd met het vaststellen van de navorderingsaanslag.
              4. Voor het opleggen van een verzuimboete is opzet of grove schuld niet vereist.

              Vraag 4

              Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?

              1. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die moedervennootschap wordt belast.
              2. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die dochtervennootschap wordt belast.
              3. Voorkomen dat een
              .....read more
              Access: 
              Public
              Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

              Belastingrecht - UL - Oefententamen 2


              Meerkeuzevragen

              Vraag 1

              Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?

              1. Een vermogenstoename kan toch onder het wettelijk fiscale inkomensbegrip vallen als er geen sprake is van een ‘bron van inkomen’, zoals bij een schenking.
              2. Aan het begrip ‘bron van inkomen’ zijn door de Hoge Raad een aantal aanvullende eisen gesteld: deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachten.
              3. In de inkomstenbelasting is het fiscale inkomensbegrip hoofdzakelijk gebaseerd op de bronnentheorie.
              4. Het fiscale inkomen is gelijk aan de groei van het vermogen in een bepaald tijdvak, volgens de vermogensvergelijkingstheorie.

              Vraag 2

              Welke stelling is juist?

              1. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het belastingmixbeginsel.
              2. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het gelijkheidsbeginsel.
              3. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
              4. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het profijtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.

              Vraag 3

              Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?

              1. Schenk- en erfbelasting
              2. Vennootschapsbelasting
              3. Inkomstenbelasting
              4. Omzetbelasting

              Vraag 4

              Het volgende bericht is in de krant opgenomen:

              Die belasting is er voor iedereen

              Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.

              Door Stéphane Alonso 26 november 2013

              Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.

              Twee keer geen belasting betalen

              Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp

              .....read more
              Access: 
              Public
              Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

              Belastingrecht - UL - Oefententamen 3


              Meerkeuzevragen

              Vraag 1

              Welke van onderstaande omstandigheden is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst van een onderneming?

              1. De feitelijke aanwending van een vermogensbestanddeel door de ondernemer.
              2. De beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door de ondernemer.
              3. Het moment waarop de ondernemer de ondernemingskosten betaalt.
              4. Het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de onderneming door de ondernemer.

              Vraag 2

              Jan is gek op koken en start een kookboekenwinkel. Hij koopt op 1 juli 2013 een winkelpand aan de Langegracht voor € 500.000. Het pand moet nog worden verbouwd. Na een ingrijpende verbouwing gaat de winkel open op 1 februari 2014. Mag Jan in het jaar 2013 op het pand afschrijven?

              1. Ja, want het pand vormt in 2013 ondernemingsvermogen voor Jan.
              2. Nee, want de winkel gaat pas open in februari 2014.
              3. Nee, want het pand is in 2013 slechts een half jaar in bezit. Op bezittingen kan enkel worden afgeschreven als deze een heel jaar in bezit zijn.
              4. Nee, want hij heeft in 2013 enkel de winkel verbouwd.

              Vraag 3

              Het Europese hoofdkwartier van een internationale koffieketen verhuist van Amsterdam naar Londen. Dit omdat daar verreweg de meeste Europese vestigingen zijn. Fiscale overwegingen spelen echter ook een rol. Op welk beginsel zal de Engelse fiscus zich beroepen om na de verhuizing over de winst te kunnen heffen van het Europese hoofdkwartier?

              1. Het nationaliteitsbeginsel.
              2. Het profijtbeginsel.
              3. Het bronbeginsel.
              4. Het woonplaatsbeginsel

              Vraag 4

              De thrillers van een in Engeland wonende auteursechtpaar worden in de Nederlandse boekwinkels snel verkocht. Vanwege dit succes vliegt het echtpaar regelmatig naar Nederland voor een signeersessie. Het echtpaar besluit een ‘vakantiehuisje’ aan de Leidse grachten te kopen. Zij verblijven in deze woning tijdens hun bezoekjes aan Nederland.

              Op grond van welke artikelen wil Nederland belasting heffen over deze Leidse woning?

              1. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
              2. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
              3. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
              4. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.

              Vraag 5

              In de inkomstenbelasting is er een ‘subjectieve belastingplicht’. Wat wordt hiermee bedoeld?

              1. De subjectieve belastingplicht ziet op het tarief dat van toepassing is op bepaalde belastbare inkomsten.
              2. De subjectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen wordt betrokken in de belastingheffing.
              3. De subjectieve belastingplicht geeft aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB zijn onderworpen aan inkomstenbelasting.
              4. De subjectieve belastingplicht wijst op die artikelen
              .....read more
              Access: 
              Public
              Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

              Belastingrecht - UL - Oefententamen 4


              Meerkeuzevragen

              Vraag 1

              In de Volkskrant van 5 november 2012 stond het volgende artikel (enkel de relevante passages zijn weergegeven):

              Presidentskandidaat Romney maakt gebruik van Nederland als belastingparadijs

              De fiscale sluipwegen van Mitt Romney lopen ook door Nederland. Het private-equityfonds Bain Capital, waarin de presidentskandidaat participeert, zou via de Nederlandse route zo’n 80 miljoen euro aan dividendbelasting hebben ontweken.

              Presidentskandidaat Mitt Romney profiteert via het private-equityfonds Bain Capital van een voordelige fiscale route die via Nederland loopt. Nederland is voor het Amerikaanse Bain, dat door Romney werd opgericht, een schakel in zijn omvangrijke internationale web van trust- en houdstermaatschappijen.

              Door zijn investering van de in 2004 overgenomen Ierse farmaceut Warner Chilcott via Nederland te laten lopen, weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden. Sinds de aandelen in Nederland zijn ondergebracht, werd zo’n 398 miljoen dollar (303 miljoen euro) aan dividend uitgekeerd en verkocht Bain voor ruim 334 miljoen dollar (260 miljoen euro) aan aandelen.

              Dit blijkt uit door Follow the Money voor de Volkskrant onderzochte deponeringen bij de Amerikaanse beurstoezichthouder (SEC), Romneys belastingaangiften, door het Amerikaanse techblog Gawker geopenbaarde vertrouwelijke documenten van Bain, en gegevens van de Nederlandse Kamer van Koophandel.

              (…)

              398 miljoen dollar.

              Sinds 2010 heeft Bain Capital zijn aandelen in Warner Chilcott ondergebracht in een Nederlandse besloten vennootschap. Vanaf het begin hebben er omvangrijke uitkeringen aan Bain Capital plaatsgevonden. Warner Chilcott keerde vanaf augustus 2010 398 miljoen dollar aan dividend uit. Bain verkocht in deze jaren ook voor ruim 334 miljoen dollar aan aandelen Warner Chilcott.

              Door gebruik te maken van (……………) in Nederland en Luxemburg weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden en de opbrengsten van zijn aandelen veilig onder te brengen in de fiscale vrijplaats Kaaimaneilanden. (……………) houdt in dat de winst uit een aandelenbezit van meer dan 5 procent niet wordt belast in Nederland. Nederland is mede daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor houdstermaatschappijen van multinationals en financiële fondsen. ‘We zijn wereldkampioen (……………)’, zegt Jos Peters, fiscalist bij Merlyn.

              Welk woord ontbreekt op de drie stippellijnen?

              1. (de regeling in) belastingverdragen.
              2. (de) deelnemingsvrijstelling.
              3. (de) fiscale eenheid.
              4. (het) verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

              Vraag 2

              Belastingverdragen bevatten geen regels:

              1. Over de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
              2. Ter voorkoming van discriminatie.
              3. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
              4. Ter voorkoming van het ontgaan van belasting.

              Vraag 3

              Welke beginselen past Nederland toe bij het afbakenen van de heffingsbevoegdheid?

              1. Het woonplaatsbeginsel en het bronbeginsel.
              2. Het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
              3. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
              4. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het vermogensbeginsel.

              Vraag 4

              Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:

              1. belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
              2. belastingen slechts mogen worden geheven over legaal verkregen inkomsten.
              .....read more
              Access: 
              Public
              Belastingrecht - UL - Oefententamen 5

              Belastingrecht - UL - Oefententamen 5


              Meerkeuzevragen

              Vraag 1

              Lees het onderstaande artikel aandachtig door:

              Google omzeilt belasting via Nederland

              Laatste update: 23 oktober 2010 12:37

              AMSTERDAM - Google 'ontduikt' via onder andere Nederland belastingen uit de Verenigde Staten en bespaarde over de afgelopen drie jaar op die manier ruim 3,1 miljard dollar (ongeveer 2,2 miljard euro). Dat blijkt uit onderzoek van persbureau Bloomberg.

              Door gebruik te maken van de zogenaamde 'Dutch Sandwich-techniek' gaan inkomsten van Google naar Ierland, dan via Nederland naar Bermuda en uiteindelijk weer terug naar Ierland. Daarvandaan kan het geld als dividend worden uitgekeerd aan Googles aandeelhouders.

              Het percentage winstbelasting dat Google in het buitenland moet betalen is door deze constructie verlaagd tot 2,4 procent. Het laagste percentage van de vijf grootste technologiebedrijven uit de VS. In veel landen is het officiële percentage belasting hoger dan 20 procent.

              Er is in de VS nogal wat te doen rondom deze vorm van __________. De belastingtrucs zouden de Amerikaanse overheid volgens specialisten jaarlijks zestig miljard dollar kosten, terwijl onder andere de Nederlandse fiscus profiteert.

              Double Irish

              Google betaalde winstbelasting de afgelopen jaren in Ierland en profiteert zo van voordelige Ierse belastingwetten waardoor het de 12,5 procent officiële belasting ontloopt. De zogenaamde Double Irish-methode is gebouwd op twee bedrijven.

              De een vraagt royalty's voor gebruik van het intellectueel eigendom. Op deze manier worden uitgaven gecreëerd die het belastbaar inkomen van een bedrijf verlagen. Een ander bedrijf int de royalty's in een land dat Ierse belastingen negeert, zoals Bermuda.

              Om te ontkomen aan een voorheffing op de winstbelasting als het geld Ierland verlaat wordt het naar een Nederlandse Google-BV gestuurd. Ierse belastingwetten geven sommige Europese landen, waaronder Nederland, namelijk vrijstelling van royaltybelastingen, normaal gesproken ongeveer 15 procent.

              "Vervolgens kunnen de royalty's ons land vrijwel onbelast verlaten richting Bermuda", vertelt Peter Smits, hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit en verbonden aan Deloitte.

              "Het geld staat hooguit een dag of twee in Nederland geparkeerd. Daarom heeft de Nederlandse belastingdienst kennelijk een speciale afspraak gemaakt met Google, waarbij is afgesproken dat Nederland over 0,2 procent van de geldstroom vennootschapsbelasting int."

              Buitenlandse artiesten als U2 en The Rolling Stones gebruiken dezelfde constructie, en ook een groot bedrijf als IKEA heeft vanwege het gunstige belastingklimaat zijn hoofdkantoor in Nederland gevestigd. Jaarlijks stromen zo duizenden miljarden euro's door Nederland.

              Vul het ontbrekende woord in:

              1. Belastingfraude.
              2. Belastingontduiking.
              3. Belastingontwijking.
              4. Boxhopping.

              Vraag 2

              Professor Smits merkt op dat de royalty’s onbelast ons land verlaten richting Bermuda. Wat is de juiste onderbouwing van deze stelling?

              1. Er is geen verdrag gesloten tussen Nederland en Bermuda. Het Besluit voorkoming dubbele belasting is van toepassing en wijst het heffingsrecht toe een Bermuda.
              2. Het verdrag Nederland – Bermuda (conform het OESO-modelverdrag) wijst het heffingsrecht toe aan Bermuda.
              3. Nederland kent geen bronheffing op
              .....read more
              Access: 
              Public
              Belastingrecht - UL - Oefententamen 6

              Belastingrecht - UL - Oefententamen 6


              Meerkeuzevragen

              Vraag 1

              Wat wordt verstaan onder ‘box hopping’ in de inkomstenbelasting?

              1. De neiging van belastingplichtigen om de tariefverschillen tussen de boxen in hun voordeel te gebruiken.
              2. Het verschijnsel dat sommige bronnen van inkomen in meerdere boxen tegelijk kunnen vallen.
              3. De neiging van de belastingdienst om belastingplichtigen altijd in de voor hen meest ongunstige box te belasten.
              4. Het verschijnsel dat door de toepassing van de drie boxen dubbele of zelfs drievoudige heffing kan optreden.

              Vraag 2

              Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: Voordeel (…); dit voordeel redelijkerwijs (…); en deelneemt aan (…).

              Vul in (3x):

              1. geniet, mag ontvangen, het economisch verkeer.
              2. beoogt, kan genieten, het arbeidsproces.
              3. kan verwachten, heeft verwacht, de Nederlandse samenleving.
              4. beoogt, kan verwachten, het economische verkeer.

              Vraag 3

              Winst in de zin van de wet IB 2001 is:

              1. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de ondernemer, onder welke naam en in welke vorm ook, aan inkomen geniet.
              2. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de onderneming, onder welke naam en in welke vorm ook, als zodanig aan voordelen verwerft.
              3. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit de onderneming.
              4. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden genoten door de onderneming.

              Vraag 4

              Roberto verzamelt postzegels. Hij reist een paar keer per jaar naar verzamelaarsbeurzen met (een deel van) zijn collectie. Doorgaans doet hij zaken op ruilbasis. Voor het bezoeken van die beurzen maakt hij gebruik van het openbaar vervoer; soms maakt hij ook kosten voor (eenvoudige) overnachtingen. Zijn de reis- en overnachtingskosten aftrekbaar voor zijn aangifte inkomstenbelasting 2011?

              1. Nee, er is geen sprake van een bron van inkomen.
              2. Ja, maar alleen voor zover hij geldomzet maakt (en dus niet gewoon ruilt).
              3. De overnachtingskosten zijn niet aftrekbaar; de reiskosten zijn aftrekbaar voor zover Roberto beschikt over een reisverklaring in de zin van art. 16 lid 2 en 3 Uitv.reg. IB 2001.
              4. Alle kosten zijn aftrekbaar, zij het binnen de grenzen van art. 3.15 Wet IB 2001.

              Vraag 5

              Welke bewering is juist?

              1. Het profijtbeginsel is een belangrijk beginsel bij de heffing van inkomstenbelasting.
              2. Daar waar belastingen worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de realisatie van andere doelstellingen van overheidsbeleid, kan men spreken over de ‘instrumentalisering’ van het belastingrecht.
              3. Over de omvang en richting van ‘afwenteling’ bestaat in het belastingrecht altijd op voorhand duidelijkheid, zodat belastingheffing gericht kan plaatsvinden.
              4. Door de instrumentalisering van het belastingrecht, wordt het belastingrecht voor de burger eenvoudiger en toegankelijker.

              Vraag 6

              In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?

                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 7

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 7


                Open vragen

                Vraag 1

                In het vakblad voor de bakkersbranche “Bakkerswereld” staat het volgende bericht:

                Onregelmatigheden bakkersbranche

                Nieuwsbericht| 22-02-2011

                De FIOD heeft op woensdag 16 februari 5 bedrijfspanden en 3 woningen in Roermond en Eindhoven doorzocht. Het vermoeden is dat de boekhouding vervalst is en dat bij de in- en verkoop van (brood)meel geen belasting is afgedragen. Het geschatte nadeel voor de schatkist is rond de 600.000 euro.

                Het strafrechtelijk onderzoek vindt plaats onder leiding van het Functioneel Parket. De Belastingdienst doet onderzoek naar onregelmatigheden bij bakkers die tevens een lunchroom exploiteren. Uit vooronderzoek is gebleken dat zich met name bij die bakkers onregelmatigheden voordoen. Bij 17 onderzochte ondernemingen is in totaal ruim €3 miljoen aan naheffingsaanslagen opgelegd. Ook de arbeidsinspectie, UWV en VWA constateren regelmatig overtredingen bij deze specifieke groep. Daarom is er samen met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie een interventieteam opgericht dat deze bakkers extra controleert. Naast belastingfraude wordt er ook gekeken naar illegaal tewerkgestelde personen, voedselveiligheid, hygiëne en uitkeringsfraude. Het doel is om, waar nodig, het gedrag te verbeteren. Naast toezicht is er ook sprake van voorlichting.

                a. Indien een ondernemer te weinig belasting betaalt, kan hij worden bestraft. De inspecteur kan voor die bestraffing kiezen uit twee trajecten. Geef aan welk traject in het geval van de bakkers de voorkeur verdient.

                b. In het krantenartikel wordt gesproken over opgelegde heffingsaanslagen. Een fiscaal advocaat die door één van de bakkers is ingehuurd, beargumenteert dat naheffing niet zo maar mogelijk is; de fiscus zou een nieuw feit moeten hebben om een naheffingsaanslag op te leggen. Beargumenteer onder verwijzing naar de wettelijke bepalingen of dit standpunt juist is en waarom de eis van het nieuwe feit bij naheffing wel of niet wordt gesteld.

                Vraag 2

                In de krant is het volgende bericht te lezen:

                Kamer wil bankiersbonus 100 procent belasten

                Alle banken die staatssteun hebben ontvangen, moeten de sinds 2008 uitgekeerde bonussen 100 procent belasten. De Tweede Kamer gaat met deze eis in tegen de wens van minister Jan Kees de Jager (Financiën, CDA). De Tweede Kamer heeft dinsdag een motie van de PVV aangenomen over dit onderwerp.

                100 procent

                Hierin wordt het kabinet gevraagd alle financiële bonussen die sinds 2008 bij staatsgesteunde banken als ABN, ING, SNS Reaal en Aegon zijn uitgekeerd eenmalig tegen een tarief van 100 procent te belasten in de loonheffing.

                Kan dat niet, dan moet het kabinet aftrek van het hele bonusbedrag in de vennootschapsbelasting weigeren. De motie was door minister De Jager ontraden, onder meer omdat die in strijd zou zijn met de grondwet.

                Plasterks draai

                De motie werd aangenomen in de Kamer, dankzij steun van in ieder geval de PvdA en de SP. De SP vroeg onmiddellijk een brief van het kabinet over hoe het de motie denkt te gaan uitvoeren.

                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 8

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 8


                Open vragen

                Vraag 1 (30 punten)

                Paul heeft in 2010 deelgenomen aan het televisieprogramma ‘De Gouden Kooi’. Opzet van het programma is dat een aantal deelnemers een villa bewoont. In en om de villa hangen camera’s. Winnaar is degene die in overeenstemming met de spelregels het langste weet te blijven zitten en zijn medespelers ‘wegpest’. De spelregels zijn neergelegd in een lijvig boekwerk. Daarin is onder meer bepaald dat de deelnemers verplicht zijn om de instructies van de producent van het programma op te volgen. Houdt een kandidaat zich niet aan de spelregels en/of instructies dan kan hij uit de villa worden gezet. Naast een kans op de hoofdprijs krijgen de kandidaten een vergoeding van € 2.500 voor iedere maand dat zij in het huis verblijven. Paul verlaat als derde na 10 maanden de villa en ontvangt € 25.000.

                a. Geef gemotiveerd aan of sprake is van een bron van inkomen voor Paul. U hoeft nog niet aan te geven om welke bron van inkomen het eventueel zou gaan.

                b. Uitgaande van de aanwezigheid van een bron van inkomen, geef gemotiveerd aan welke bron van inkomen naar uw mening van toepassing is.

                Paul is na zijn verblijf in de Gouden Kooi een bekende Nederlander geworden. Om te ontsnappen aan alle drukte besluit hij zijn huurhuis in Amsterdam op te zeggen en een reis rond de wereld te maken. Ook verkoopt Paul zijn auto. De auto is volgens de garage € 17.000 waard. Uiteindelijk verkoopt Paul zijn auto via internet aan een trouwe fan van de Gouden Kooi die juist de auto van Paul graag wil hebben en daarvoor € 22.000 betaalt.

                c. Geef gemotiveerd aan of het voordeel in box 1 kan worden belast en, zo ja, onder welke bron van inkomen.

                Vraag 2 (20 punten)

                Op de internetsite van het Reformatorisch Dagblad staat het volgende berichtje:

                Vettaks moet Roemenen van fastfood afhouden

                Roemenen moeten binnenkort belasting gaan betalen op producten die veel suiker en vet bevatten, zoals hamburgers, chips en frisdrank.

                Volgens de Roemeense regering moet de heffing ervoor zorgen dat mensen gezonder gaan eten. De helft van de 22 miljoen Roemenen is te dik, blijkt uit officiële cijfers. Het Roemeense parlement keurt de wet naar verwachting deze maand goed.

                Voor veel Roemenen was fastfood na de val van het communisme het symbool van vrijheid en een teken van welvaart. De snelle hap is ongekend populair, net als in andere landen in Oost-Europa. Obesitas komt er steeds meer voor, zegt de Praagse hoogleraar Vojtech Hainer, voormalig hoofd van de Europese Vereniging van Onderzoek naar Obesitas. „De levensstijl wordt steeds westerser, met meer tv-kijken, meer computeren, minder bewegen, meer autorijden en meer fastfood.”

                Gecombineerd met de traditionele, voedzame keuken van aardappel en vet varkensvlees zorgt dat ervoor dat meer dan de

                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht - UL - Oefententamen 9

                Belastingrecht - UL - Oefententamen 9


                Vragen

                Vraag 1

                Welke stelling is juist?

                1. De loonbelasting die werkgevers op het loon inhouden is een voorheffing op de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting.
                2. De omzetbelasting is een verbruiksbelasting.
                3. De overdrachtsbelasting is een belasting ter zake van het verkrijgen van roerende zaken in Nederland.
                4. De vennootschapsbelasting is een belasting van aandeelhouders die recht hebben op vennootschappelijke winst.

                Vraag 2

                De rendementgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:

                1. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
                2. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden en het heffingvrije vermogen.
                3. Het fictief rendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
                4. Het vermogensrendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.

                Vraag 3

                Wie dragen de vennootschapsbelasting?

                1. De aandeelhouders, voor wie immers na het voldoen van de belasting minder dividend overblijft.
                2. De lichamen in de zin van art. 1 Wet Vpb 1968, die immers subjectief belastingplichtig zijn.
                3. De werknemers, omdat arbeidsbeloningen niet aftrekbaar zijn bij de bepaling van de vennootschappelijke winst.
                4. Naast aandeelhouders ook werknemers en consumenten, omdat ondernemingskapitaal meer internationaal mobiel is dan werknemers en consumenten.

                Vraag 4

                Julia drijft een onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Julia is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met Jan. Jan werkt bij een belastingadvieskantoor in loondienst. Op een zekere dag koopt Julia een kaartje voor een landelijke autovakbeurs. Zij hoopt op die beurs allerlei zakelijke contacten te spreken en iets op te steken van de nieuwe ontwikkelingen in de autowereld. Het kaartje geeft recht op een gratis lot, waarmee Julia een motorfiets wint. Jan heeft vervolgens de motorfiets in gebruik genomen voor het woon-werkverkeer naar zijn kantoor. Welke stelling is juist over de fiscale positie van Juliaen/of Jan?

                1. Aangezien de motorfiets door Jan wordt gebruikt in het kader van zijn dienstverband bij het belastingadvieskantoor, zijn de kosten van de motorfiets bij hem als reisaftrek aftrekbaar van zijn belastbaar loon in de zin van art. 3.80 Wet IB 2001.
                2. Aangezien Julia de motor niet voor zakelijke doeleinden gebruikt, kan de waarde van de motorfiets niet tot de winst van de onderneming van Julia behoren.
                3. De waarde van de motorfiets is bij Julia belast als winst uit onderneming. Het kaartje voor de vakbeurs is immers uit zakelijke overwegingen gekocht.
                4. De waarde van de motorfiets is mogelijk bij Julia belast als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de motorfiets het resultaat is uit haar werkzaamheden
                .....read more
                Access: 
                Public
                Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

                Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

                • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Belastingrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
                • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar
                  Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
                Comments, Compliments & Kudos:

                Add new contribution

                CAPTCHA
                This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
                Image CAPTCHA
                Enter the characters shown in the image.
                Check how to use summaries on WorldSupporter.org


                Online access to all summaries, study notes en practice exams

                Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

                There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

                1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
                2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
                3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
                4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
                5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

                Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

                Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

                Field of study

                Check related topics:
                Activities abroad, studies and working fields
                Institutions and organizations
                Access level of this page
                • Public
                • WorldSupporters only
                • JoHo members
                • Private
                Statistics
                1989