Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

Meerkeuzevragen

Vraag 1

In de Volkskrant van 5 november 2012 stond het volgende artikel (enkel de relevante passages zijn weergegeven):

Presidentskandidaat Romney maakt gebruik van Nederland als belastingparadijs

De fiscale sluipwegen van Mitt Romney lopen ook door Nederland. Het private-equityfonds Bain Capital, waarin de presidentskandidaat participeert, zou via de Nederlandse route zo’n 80 miljoen euro aan dividendbelasting hebben ontweken.

Presidentskandidaat Mitt Romney profiteert via het private-equityfonds Bain Capital van een voordelige fiscale route die via Nederland loopt. Nederland is voor het Amerikaanse Bain, dat door Romney werd opgericht, een schakel in zijn omvangrijke internationale web van trust- en houdstermaatschappijen.

Door zijn investering van de in 2004 overgenomen Ierse farmaceut Warner Chilcott via Nederland te laten lopen, weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden. Sinds de aandelen in Nederland zijn ondergebracht, werd zo’n 398 miljoen dollar (303 miljoen euro) aan dividend uitgekeerd en verkocht Bain voor ruim 334 miljoen dollar (260 miljoen euro) aan aandelen.

Dit blijkt uit door Follow the Money voor de Volkskrant onderzochte deponeringen bij de Amerikaanse beurstoezichthouder (SEC), Romneys belastingaangiften, door het Amerikaanse techblog Gawker geopenbaarde vertrouwelijke documenten van Bain, en gegevens van de Nederlandse Kamer van Koophandel.

(…)

398 miljoen dollar.

Sinds 2010 heeft Bain Capital zijn aandelen in Warner Chilcott ondergebracht in een Nederlandse besloten vennootschap. Vanaf het begin hebben er omvangrijke uitkeringen aan Bain Capital plaatsgevonden. Warner Chilcott keerde vanaf augustus 2010 398 miljoen dollar aan dividend uit. Bain verkocht in deze jaren ook voor ruim 334 miljoen dollar aan aandelen Warner Chilcott.

Door gebruik te maken van (……………) in Nederland en Luxemburg weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden en de opbrengsten van zijn aandelen veilig onder te brengen in de fiscale vrijplaats Kaaimaneilanden. (……………) houdt in dat de winst uit een aandelenbezit van meer dan 5 procent niet wordt belast in Nederland. Nederland is mede daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor houdstermaatschappijen van multinationals en financiële fondsen. ‘We zijn wereldkampioen (……………)’, zegt Jos Peters, fiscalist bij Merlyn.

Welk woord ontbreekt op de drie stippellijnen?

  1. (de regeling in) belastingverdragen.
  2. (de) deelnemingsvrijstelling.
  3. (de) fiscale eenheid.
  4. (het) verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

Vraag 2

Belastingverdragen bevatten geen regels:

  1. Over de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
  2. Ter voorkoming van discriminatie.
  3. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
  4. Ter voorkoming van het ontgaan van belasting.

Vraag 3

Welke beginselen past Nederland toe bij het afbakenen van de heffingsbevoegdheid?

  1. Het woonplaatsbeginsel en het bronbeginsel.
  2. Het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
  3. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
  4. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het vermogensbeginsel.

Vraag 4

Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:

  1. belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
  2. belastingen slechts mogen worden geheven over legaal verkregen inkomsten.
  3. de belastingplichtige zich aan de wet moet houden.
  4. de overheid enkel legaal verkregen bewijs mag gebruiken om vast te stellen over welke inkomsten belasting moet worden geheven.

Vraag 5

Welke aanknopingspunten kunnen voor de heffing van erfbelasting van belang zijn?

  1. de woonplaats en nationaliteit van de erflater en de woonplaats en nationaliteit van de verkrijger.
  2. de woonplaats en nationaliteit van de erflater.
  3. de woonplaats van de erflater en de woonplaats van de verkrijger.
  4. de woonplaats van de erflater.

Vraag 6

Jos (60 jaar) wil met Kerstmis € 7.500 schenken aan zijn zoon (38 jaar). Als hij het bedrag in één keer schenkt, is schenkbelasting verschuldigd. Jos is pertinent tegen het betalen van belasting en vraagt aan zijn vriend Kees, die wel vaker legale en illegale trucjes heeft uitgehaald ter omzeiling van belastingbetaling, of er niet een handigere manier is om de schenking te realiseren.

Kees raadt hem aan de schenking in twee delen te doen: de eerste helft op 31 december en de tweede helft op 1 januari van het volgende jaar. Op deze wijze is er volgens Kees helemaal geen schenkbelasting verschuldigd.

De constructie die Kees voorstelt is een voorbeeld van:

  1. belastingontduiking.
  2. belastingontwijking.
  3. fraus legis.
  4. relatieve simulatie.

Vraag 7

M BV houdt alle aandelen in D BV. M BV heeft een lening verstrekt aan D BV. D BV betaalt rente aan M BV. D BV keert tevens jaarlijks dividend uit aan M BV. De vennootschappen zijn niet gevoegd in een fiscale eenheid. Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

  1. De betaalde rente is bij D BV aftrekbaar van de winst. De ontvangen rente is bij M BV belast met vennootschapsbelasting. Het betaalde dividend is bij D BV aftrekbaar van de winst. Het ontvangen dividend is bij M BV belast met vennootschapsbelasting.
  2. De betaalde rente is bij D BV aftrekbaar van de winst. De ontvangen rente is bij M BV belast met vennootschapsbelasting. Het betaalde dividend is bij D BV niet aftrekbaar van de winst. Het ontvangen dividend is bij M BV niet belast met vennootschapsbelasting.
  3. De betaalde rente is bij D BV niet aftrekbaar van de winst. De ontvangen rente is bij M BV niet belast met vennootschapsbelasting. Het betaalde dividend is bij D BV aftrekbaar van de winst. Het ontvangen dividend is bij M BV belast met vennootschapsbelasting.
  4. De betaalde rente is bij D BV niet aftrekbaar van de winst. De ontvangen rente is bij M BV niet belast met vennootschapsbelasting. Het betaalde dividend is bij D BV niet aftrekbaar van de winst. Het ontvangen dividend is bij M BV niet belast met vennootschapsbelasting.

Vraag 8

De formule om de totaalwinst van een IB-onderneming te bepalen (via vermogensvergelijking) is:

  1. Boekwinst -/- aftrekposten.
  2. Eindvermogen -/- beginvermogen -/- later ingebracht kapitaal + onttrekkingen tijdens het bestaan van de onderneming.
  3. Eindvermogen -/- beginvermogen + later ingebracht kapitaal -/- onttrekkingen tijdens het bestaan van de onderneming.
  4. Jaarwinst -/- aftrekposten.

Vraag 9

Wat is de gangbare definitie van het begrip ‘belastingen’?

  1. Belastingen zijn onvrijwillige betalingen – anders dan als straf – aan de overheid, waar een rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.
  2. Belastingen zijn onvrijwillige betalingen – anders dan als straf – aan de overheid, waar geen rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.
  3. Belastingen zijn onvrijwillige betalingen aan de overheid, waar een rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.
  4. Belastingen zijn vrijwillige betalingen aan de overheid, waar een rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.

Vraag 10

Stelling I: Het inkomen uit aanmerkelijk belang bestaat naast reguliere voordelen uit deelnemingsvoordelen.

Stelling II: Ook natuurlijke personen met een belang van minder dan 5% van het geplaatste aandelenkapitaal in een vennootschap kunnen onder omstandigheden een aanmerkelijk belang hebben in die vennootschap.

Welke stelling is juist?

  1. Stelling I en II zijn onjuist.
  2. Stelling I en stelling II zijn juist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 11

Vloot Beheer B.V. heeft 100 gewone aandelen A uitgegeven met een nominale waarde van € 100. Daarnaast zijn door Vloot Beheer B.V. nog eens 100 aandelen B uitgegeven met dezelfde nominale waarde. De aandelen B geven de aandeelhouders aanvullende winstrechten. De heer Van Vloot houdt 8 aandelen A en geen van de aandelen B.

Kies het juiste antwoord:

  1. De heer Van Vloot heeft een aanmerkelijk belang in Vloot Beheer B.V., aangezien hij ten minste 5% van één van beide soorten aandelen bezit.
  2. De heer Van Vloot heeft geen aanmerkelijk belang in Vloot Beheer B.V., aangezien hij niet ten minste 5% van beide soorten aandelen bezit.
  3. De heer Van Vloot heeft uitsluitend een aanmerkelijk belang in Vloot Beheer B.V., indien hij van beide soorten ten minste 1 aandeel bezit en tevens voor ten minste 5% aandeelhouder is van één van beide soorten aandelen.
  4. De heer Van Vloot houdt geen aanmerkelijk belang in Vloot Beheer B.V., aangezien hij minder dan 5% van het totaal geplaatste aandelenkapitaal bezit.

Vraag 12

Wonkers wil geen fiscaal voordeel watervilla

Laatste update: 6 april 2012 15:45 info

DEN HAAG - Staatssecretaris Frans Wonkers van Financiën wil af van het belastingvoordeel dat eigenaren van een drijvende 'watervilla' kunnen krijgen na een uitspraak van de Hoge Raad.

Als gevolg van dit arrest ontstaat er een verschil in fiscale behandeling in de overdrachtsbelasting en in de vermogensrendementsheffing van 'roerende' waterwoningen aan de ene en 'onroerende' waterwoningen en gewone woningen aan de andere kant.

Wonkers is niet bereid ''deze situatie op voorhand zo maar te accepteren'' en gaat onderzoeken of het mogelijk is het verschil in behandeling weg te nemen, liet hij vrijdag weten.

Lees het nieuwsbericht. De Hoge Raad heeft in 2012 beslist dat sommige waterwoningen (d.w.z. woonboten) roerende zaken zijn en derhalve geen overdrachtsbelasting verschuldigd is bij de verkrijging van een dergelijke watervilla.

Welk verschil in behandeling ten aanzien van ‘roerende’ en ‘onroerende’ waterwoningen wordt in het artikel bedoeld ten aanzien van de inkomstenbelasting (vermogensrendementsheffing)?

  1. Roerende waterwoningen bestemd voor de recreatieverhuur aan derden kunnen niet worden belast in box 3; onroerende waterwoningen wel.
  2. Roerende waterwoningen bestemd voor eigen recreatiebewoning kunnen niet worden belast in box 3; onroerende waterwoningen wel.
  3. Schulden die verband houden met de aankoop van roerende waterwoningen kunnen niet in aanmerking worden genomen als schuld in de zin van box 3; schulden die verband houden met de aankoop van onroerende waterwoningen wel.
  4. Voor roerende waterwoningen bestaat geen recht op hypotheekrenteaftrek; voor onroerende waterwoningen wel.

Vraag 13

Denemarken schrapt „vetbelasting”

KOPENHAGEN (ANP/AFP) – Denemarken gaat de één jaar geleden geïntroduceerde ‘vetbelasting’ weer afschaffen. De maatregel bleek duur en de Denen veranderden hun eetgewoonten niet, aldus het ministerie voor Belastingen zaterdag.

De vetbelasting en in het verlengde hiervan de ‘chocoladebelasting’, de zogeheten belasting op suiker, kreeg veel kritiek. De consumentenprijzen stegen, de administratieve lasten voor bedrijven gingen omhoog en er dreigde banenverlies, zei het ministerie in de verklaring.

Welke stelling is juist?

  1. De vetbelasting is een voorbeeld van een progressieve belasting.
  2. De vetbelasting is een voorbeeld van een vlaktaks.
  3. De vetbelasting is een voorbeeld van fiscaal instrumentalisme.
  4. De vetbelasting is gebaseerd op het draagkrachtbeginsel.

Vraag 14

Student Bob de Vries werkt als vrijwilliger bij stichting De Doos. Deze stichting heeft als doel vrijwilligers te leveren voor een mooie uitvaart voor mensen zonder familieleden. Hiermee wordt de overledene een laatste eer bewezen. Eens in de zoveel tijd wordt Bob gebeld met de vraag of hij een klus wil doen. Het levert hem wel wat op: hij krijgt een vergoeding van 10 euro per uur als hij toezegt. Als Bob is opgeroepen, legt hij voor de plechtigheid de bloemstukken op de juiste plek. Bob moet tijdens de plechtigheid strak en statig voor zich uitkijken. Deze plechtigheid verloopt volgens het zogenaamde ‘uitvaarthandboek’, opgesteld door zijn baas Ruud. Bob moet zich aan de regels uit dit handboek houden.

Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij Bob?

  1. Bob geniet belastbaar loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.
  2. Bob is ondernemer in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.
  3. Bob ontvangt resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.
  4. De inkomsten van Bob zijn niet belast met inkomstenbelasting; er is geen bron van inkomen.

Vraag 15

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. De loonbelasting is aan te merken als een aanslagbelasting.
  2. De termijnen voor het opleggen van een navorderingsaanslag en een naheffingsaanslag zijn gelijk.
  3. Het opleggen van een aanslag geschiedt in het geval van een aangiftebelasting uiterlijk binnen twee maanden na het doen van aangifte. Bij een aanslagbelasting dient de aanslag in beginsel binnen drie jaren na het ontstaan van de materiële belastingschuld te worden opgelegd.
  4. Ten aanzien van aanslagbelastingen worden zwaardere eisen gesteld aan de mogelijkheid om een navorderingsaanslag op te leggen dan het geval is bij aangiftebelastingen waar het gaat om het opleggen van een naheffingsaanslag.

Vraag 16

Welke stelling ten aanzien van de Successiewet 1956 is onjuist?

  1. Bij de verkrijging van enkele bezittingen, zoals woningen, courante effecten en ondernemingsvermogen, gelden bijzondere waarderingsvoorschriften in de Successiewet 1956.
  2. De tarieven voor verkrijgingen door partners en kinderen zijn opgenomen in tariefgroep I.
  3. Een voormalig inwoner van Nederland wordt voor toepassing van de Successiewet 1956 geacht nog tien jaren in Nederland woonachtig te zijn, doch uitsluitend indien hij de Nederlandse nationaliteit bezit.
  4. Schenkingen tussen partners worden voor de schenkbelasting genegeerd.

Vraag 17

Wie van de volgende belastingplichtigen geniet inkomen dat wordt belast in box 1 van de Wet inkomstenbelasting 2001?

  1. De heer Foltjer die een uitkering ontvangt uit een pensioenfonds.
  2. De heer Schavers die een erfenis heeft ontvangen van zijn in Nederland woonachtige vader.
  3. Mevrouw Banjer is werkloos. Ze heeft een dividenduitkering ontvangen op haar aandelen Shell.
  4. Mevrouw Klop ontvangt 5% rente op een lening die zij heeft verstrekt aan haar buurman. Deze buurman heeft het geld gebruikt om een eigen woning te kopen.

Vraag 18

Rob is zeer vermogend en woont al jaren in Engeland. Hij heeft begrepen dat Nederland door Obama is aangemerkt als belastingparadijs. Om die reden besluit hij in Nederland fiscaal recht te gaan studeren. Hij begrijpt niks van het Nederlandse rechtssysteem en de afspraken met de Belastingdienst en hoopt na deze opleiding flink geld te gaan besparen. Rob houdt zijn eigen woning in Engeland aan. Hij verblijft hoofdzakelijk in zijn woning in Engeland. In Nederland opent hij een spaarrekening voor zijn studiekosten en koopt hij een appartementje waar hij twee weekenden per maand verblijft. Door de week verhuurt hij dit appartement aan zijn Leidse nichtje. Hiervoor ontvangt hij maandelijks een vergoeding. Is Rob belastingplichtig in Nederland?

N.B. Bij de beantwoording van deze vraag hoeft geen rekening te worden gehouden met het verdrag dat is gesloten tussen Nederland en Engeland.

  1. Rob is in Nederland binnenlands belastingplichtig. Het appartement, de huurinkomsten en de spaarrekening maken deel uit van de rendementsgrondslag in box 3.
  2. Rob is in Nederland binnenlands belastingplichtig. Het appartement en de spaarrekening maken deel uit van de rendementsgrondslag in box 3.
  3. Rob is in Nederland buitenlands belastingplichtig. Het appartement en de spaarrekening maken deel uit van de rendementsgrondslag in box 3.
  4. Ron is in Nederland buitenlands belastingplichtig. Het appartement maakt deel uit van de rendementsgrondslag in box 3.

Vraag 19

Welke stelling is juist omtrent de verhouding tussen het fiscale winstbegrip in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en het winstbegrip in de Wet inkomstenbelasting 2001?

  1. De Wet inkomstenbelasting 2001 kent geen winstbegrip. Deze wet spreekt enkel over inkomen.
  2. De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bevat een eigen winstbegrip, dat vrijwel geen overeenkomsten vertoont met het winstbegrip in de Wet inkomstenbelasting 2001.
  3. Het winstbegrip uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en het winstbegrip uit de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn nagenoeg identiek.
  4. Het winstbegrip uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 kent, anders dan het winstbegrip uit de Wet inkomstenbelasting 2001, het begrip goed koopmansgebruik niet.

Vraag 20

Kees bezit 4% van de aandelen in Kees Holding BV. Kees Holding BV bezit 90% van de aandelen in Kees Werk BV. Kees Holding BV verkoopt de aandelen in Kees Werk BV met winst. De verkoopwinst is bij Kees Holding BV:

  1. belast aangezien Kees Holding BV een aanmerkelijk belang heeft in Kees Werk BV.
  2. niet belast aangezien de aandelen in Kees Holding BV in box 3 van de inkomstenbelasting vallen.
  3. niet belast als gevolg van toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
  4. niet belast als gevolg van toepassing van de regeling van de fiscale eenheid.

Vraag 21

Bij een onderneming heeft de Belastingdienst een controle ingesteld in 2009. Tijdens die controle is de administratie uitgebreid beoordeeld en is ook gekeken naar de Franse inkoopcontracten die de onderneming heeft afgesloten. Begin 2012 wordt bij dezelfde onderneming wederom een controle ingesteld. De inspecteur neemt bij deze controle het standpunt in dat de prijsstelling van dezelfde Franse inkoopcontracten (die hij in 2009 al beoordeeld heeft) onjuist is en legt uiteindelijk in 2013 over het jaar 2012 een aanslag op waarbij hij afwijkt van de ingediende aangifte.

Welke stelling is juist?

  1. Bij het opleggen van de aanslag kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen, omdat het buitenlandse inkoopcontracten betreft.
  2. De inspecteur beschikt over een nieuw feit en kan daarom niet afwijken van de aangifte.
  3. De inspecteur dient aan te tonen dat belastingplichtige een ‘kenbare fout’ heeft gemaakt, aangezien de aanslag binnen twee jaren na het indienen van de aangifte is opgelegd.
  4. De inspecteur kan niet van de aangifte afwijken, omdat hij op basis van het vertrouwensbeginsel is gebonden aan de bevindingen van het eerdere boekenonderzoek.

Vraag 22

Joop heeft 4% van de aandelen in X BV en 1% van de aandelen in Y BV. De broer van Joop heeft 3% van de aandelen in X BV. Joops zoon Jon (25 jaar) heeft 2% van de aandelen in X BV. De vrouw van Joop heeft 4% van de aandelen in Y BV.

In welke vennootschap(pen) heeft Joop een aanmerkelijk belang?

  1. In X BV en Y BV.
  2. In X BV.
  3. In Y BV.
  4. Joop heeft geen aanmerkelijk belang.

Vraag 23

Buitenlands belastingplichtig in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 is een natuurlijk persoon die:

  1. in Nederland woonachtig is en een bankrekening in het buitenland bezit.
  2. in Nederland woonachtig is en in het buitenland een vakantiewoning bezit.
  3. niet in Nederland woonachtig is, maar een bankrekening in Nederland bezit.
  4. niet in Nederland woonachtig is, maar een vakantiewoning in Nederland bezit.

Vraag 24

Wat is het doel van de loonbelasting?

  1. Al het loon in de heffing betrekken dat niet onder de inkomstenbelasting valt, zoals de zogenaamde “fictieve dienstbetrekkingen”.
  2. Functioneren als voorheffing op de inkomstenbelasting.
  3. Inkomensverschillen tussen werkenden te verkleinen op grond van het draagkrachtbeginsel.
  4. Zorgen voor een evenwichtige lastenverdeling tussen werknemers en ondernemers, bijvoorbeeld door een vergelijkbare mogelijkheid van kostenaftrek.

Vraag 25

De Europese Commissie heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de ‘Taxation trends in the European Union’. Hoe komt Nederland uit de bus bij de internationale vergelijking?

  1. Bij een internationale vergelijking van de belastingdruk komt het tarief van de vennootschapsbelasting uitstekend uit de bus in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU, het toptarief van de inkomstenbelasting is aan de hoge kant.
  2. Bij een internationale vergelijking van de belastingdruk komt het toptarief van de inkomstenbelasting uitstekend uit de bus in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU, het tarief van de vennootschapsbelasting is aan de hoge kant.
  3. Bij een internationale vergelijking van de belastingdruk komt zowel het tarief van de vennootschapsbelasting, als het toptarief van de inkomstenbelasting uitstekend uit de bus in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU.
  4. Uit het onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat zowel het tarief van de vennootschapsbelasting, als het toptarief van de inkomstenbelasting aan de hoge kant is in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU.

Vraag 26

De heer Van der Loon doet aangifte inkomstenbelasting. Bij het doen van aangifte vult hij – in het kader van box 3 – echter opzettelijk niet in dat hij een tweede huis op de Bahama’s bezit om zo de belasting te ontduiken. De inspecteur heeft geen reden om aan de aangifte van de heer Van der Laan te twijfelen en legt conform de aangifte een aanslag inkomstenbelasting op. Zes jaar later krijgt de inspecteur per toeval weet van het huis op de Bahama’s. Wat kan hij nog doen?

  1. De inspecteur kan een naheffingsaanslag opleggen op grond van art. 20 AWR.
  2. De inspecteur kan een navorderingsaanslag conform art. 16 AWR opleggen en een vergrijpboete ex. art. 67d AWR.
  3. De inspecteur kan niet meer navorderen. De termijn hiervoor is verstreken. Wel kan hij een vergrijpboete opleggen ex. art. 67d AWR.
  4. De inspecteur kan niets meer doen, aangezien hij de aangifte destijds gevolgd heeft.

Vraag 27

Pat heeft drie weken geleden een aanslag inkomstenbelasting ontvangen. De afgelopen drie weken is een discussie ontstaan over haar sieradenvoorraad. Pat is van mening dat deze sieraden voor persoonlijk gebruik zijn en om die reden niet worden belast in box 3. Echter, de belastinginspecteur, de beste vriend van haar ex-vriend, heeft het standpunt ingenomen dat Pat de sieraden houdt ter belegging en heeft de sieraden aangemerkt als een bezitting in box 3. Meermalen hebben Pat en de belastinginspecteur met elkaar van gedachten gewisseld. De wederzijdse standpunten zijn uitgekristalliseerd. Pat geeft niet op en vraagt u om advies. Welke mogelijkheid is er voor Pat?

  1. Pat kan de Belastingdienst verzoeken de belastingaanslag ambtshalve te verminderen. De Belastingdienst dient aan dit verzoek tegemoet te komen.
  2. Pat kan de betreffende belastinginspecteur wraken op grond van de Algemene wet bestuursrecht ter verzekering van de onpartijdigheid van de belastinginspecteur.
  3. Pat kan ervoor kiezen rechtstreeks beroep in te stellen bij de rechtbank, indien de Belastingdienst daarmee instemt.
  4. Pat kan sprongcassatie instellen. Hiermee kan rechtstreeks beroep in cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld als beide partijen hiervoor schriftelijke toestemming verlenen.

Vraag 28

De tennisvereniging Bloem heeft vele vermogende leden, die graag samen in een besloten sfeer sporten. De vereniging verzorgt de velden en accommodaties, en verzorgt daarnaast horeca-activiteiten in het clubgebouw. De leden kunnen daar na afloop van het tennissen eten en drinken. En bijna elk weekend wordt de locatie ’s avonds aan leden verhuurd voor feesten en partijen. De vereniging draait daarnaast op contributies, maar ook op royale sponsoring door lokale ondernemers die in ruil daarvoor reclameborden rond de velden mogen plaatsen. Jaarlijks sluit de vereniging de boeken met een mooi saldo, over 2012 maar liefst €412.543. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de reserves, en is bestemd voor toekomstige aankoop van extra terreinen. Tevens doet de vereniging jaarlijks een gift van €100.000 aan een noodlijdende tennisvereniging in Zuid. Op 15 februari 2013 ontvangt de penningmeester van de vereniging tot zijn verrassing een aangiftebiljet vennootschapsbelasting. Is de vereniging inderdaad belastingplichtig voor die belasting?

  1. Ja, maar alleen indien en voor zover zij een onderneming drijft.
  2. Ja, voor haar gehele resultaat. Dit resultaat kan bovendien aan de leden worden toegerekend als een fictief aanmerkelijk belang.
  3. Nee, een tennisvereniging is geen lichaam in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
  4. Nee, het positieve resultaat wordt immers gebruikt voor reserveringen en giften, zodat er geen deelname is aan het economisch verkeer.

Vraag 29

Oma gaat verschillende bezittingen in haar sokken verstoppen. Op deze wijze wil zij voorkomen dat ze belasting moet betalen. In welke situatie is oma geen inkomstenbelasting verschuldigd?

N.B. Er dient geen rekening te worden gehouden met het heffingvrije vermogen.

  1. Oma heeft een muntenverzameling die zij hoofdzakelijk ter belegging aanhoudt. Zij stopt de munten ter waarde van € 10.000 in haar sok. Daarnaast heeft oma een hypotheekschuld ten behoeve van haar eigen woning ter grootte van € 10.000.
  2. Oma stopt 2.000 losse euro’s in haar sok. Daarnaast heeft zij een schuld van € 2.500 bij de bank in verband met een persoonlijke lening die zij enkele jaren geleden is aangegaan.
  3. Oma stopt 5.000 losse euro’s in haar sok. Daarnaast heeft zij een inkomstenbelastingschuld aan de belastingdienst ter grootte van € 4.000 en een schuld in verband met een persoonlijke lening ter grootte van € 3.000 aan haar buurman.
  4. Oma stopt al haar waardevolle spullen ter waarde van € 6.000 in haar sok: fotoboeken, de trouwring van haar overleden man en de zilveren rammelaar van haar dochter. Ook heeft oma een belastingvordering op de belastingdienst in verband met een teruggaaf inkomstenbelasting ter grootte van € 4.000. Daarnaast heeft zij een schuld van € 3.000 bij de bank in verband met een persoonlijke lening die zij enkele jaren geleden is aangegaan.

Vraag 30

M BV houdt alle aandelen in D BV. M BV en D BV zijn gevoegd in fiscale eenheid. Welk van de onderstaande antwoorden is onjuist?

  1. Alle activa en passiva van D BV worden aan M BV toegerekend.
  2. Er wordt voor M BV en D BV één winst bepaald.
  3. Onderlinge transacties tussen M BV en D BV zijn niet zichtbaar.
  4. Verliezen van M BV kunnen niet verrekend worden met winsten die D BV in het zelfde jaar heeft gemaakt.

Vraag 31

De vennootschapsbelasting wordt in Nederland geheven via een gematigde variant van het klassieke stelsel. Dit houdt in dat:

  1. bij de belastingheffing een strikt onderscheid wordt gemaakt tussen de vennootschap en haar aandeelhouders.
  2. de door de vennootschap behaalde winst jaarlijks rechtstreeks bij de aandeelhouders van de vennootschap wordt belast.
  3. er geen sprake kan zijn van economisch dubbele belastingheffing.
  4. er sprake kan zijn van juridisch dubbele belastingheffing.

Vraag 32

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Bij twijfel over de aard van het inkomen gaat de bron ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ volgens de rangorderegeling voor op de bron ‘winst uit onderneming’.
  2. De bron resultaat uit overige werkzaamheden vormt de sluitpost ter zake van arbeidsinkomen in de Wet inkomstenbelasting 2001.
  3. Een voordeel dat wordt aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt eerst in de loonbelasting betrokken.
  4. Resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan zich uitsluitend voordoen bij het aan- en verkopen van vermogensbestanddelen.

Vraag 33

De heer Staar is banketbakker en drijft een onderneming in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. De heer Staar koopt een mooie grote oven om de taarten in te kunnen bakken. De echtgenote van de heer Staar wil de mooie oven ook graag gebruiken om haar zondagse appeltaart in te kunnen te bakken. De heer Staar vindt dit geen goed idee en heeft thuis de broek aan. De echtgenote mag de appeltaart dan ook niet in de bakkerij bakken.

Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. De oven vormt een onttrekking in het jaar van aanschaf.
  2. De oven vormt keuzevermogen.
  3. De oven vormt verplicht ondernemingsvermogen.
  4. De oven vormt verplicht privévermogen.

Vraag 34

De inspecteur heeft twijfels over de juistheid van de hypotheekrenteaftrek die de gepensioneerde mevrouw Bok heeft opgenomen in haar aangifte inkomstenbelasting 2012. De inspecteur vraagt zich af wat hij kan doen.

Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. De inspecteur kan de bewijslast verzwaren. Mevrouw Bak moet dan overtuigend aantonen dat de hypotheekrenteaftrek juist is.
  2. De inspecteur kan een verzuimboete opleggen als mevrouw Bak zijn vragenbrief niet volledig beantwoordt.
  3. De inspecteur kan mevrouw Bak aanmerken als administratieplichtige en vervolgens haar boekhouding opvragen.
  4. De inspecteur kan voor het opleggen van de aanslag aan mevrouw Bak vragen een mondelinge of schriftelijke toelichting te geven op het in aftrek gebrachte bedrag.

Vraag 35

M BV houdt alle aandelen in D BV. M BV en D BV zijn niet gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. M BV verstrekt een lening van € 8 mio aan D BV tegen een rente van 0% en met een looptijd van 10 jaar. Tussen onafhankelijke derden zou een rente van 5% (€ 400.000) verschuldigd zijn geweest. Welk van de volgende alternatieven is juist?

  1. Aangezien de rente 0% is, wordt er geen rente belast bij M BV en is er geen rente aftrekbaar van de winst van D BV. De kostprijs van de deelneming van M BV in D BV blijft gelijk.
  2. De deelnemingsvrijstelling is van toepassing. Als gevolg daarvan is er geen rente belast bij M BV en is er geen rente aftrekbaar van de winst van D BV. De kostprijs van de deelneming van M BV in D BV blijft gelijk.
  3. Er is sprake van een informele kapitaalstorting. Bij M BV wordt € 400.000 belast, bij D BV is € 400.000 aftrekbaar van de winst. M BV verhoogt de kostprijs van haar deelneming in D BV met € 400.000.
  4. Er is sprake van een verkapte dividenduitkering. Bij M BV is dit dividend niet belast, bij D BV is dit dividend niet aftrekbaar van de winst. M BV verhoogt de kostprijs van haar deelneming in D BV met € 400.000.

Vraag 36

Welke bewering is juist met betrekking tot de informatieverplichtingen die de belastingplichtige heeft in verband met de belastingheffing?

  1. Alleen voor derden geldt dat zij een ruime informatieverplichting hebben: daarbij kan worden gedacht aan de dierenarts die voor de heffing van hondenbelasting verplicht is aan te geven welke mensen met hun hond de dierenarts hebben bezocht.
  2. De belastingplichtige dient de inspecteur uit eigener beweging informatie te verstrekken over zijn eigen situatie en over de situatie van derden.
  3. De informatieverplichtingen zijn ruim, omdat de belastingplichtige de inspecteur desgevraagd de gegevens en inlichtingen dient te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van die belastingplichtige.
  4. Naast de plicht om duidelijk, stellig en zonder voorbehoud aangifte te doen, heeft de belastingplichtige in verband met zijn zwijgrecht niet de verplichting om informatie te verstrekken aan de inspecteur.

Vraag 37

Maaike heeft een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd gekregen voor het jaar 2012. Zij heeft de indruk dat die aanslag tot een veel lager bedrag is opgelegd dan het bedrag waarvoor zij aangifte heeft gedaan. Vermoedelijk is er wat fout gegaan. Welke bewering is juist?

  1. Aan Maaike kan – ook als er geen sprake is van een nieuw feit – een navorderingsaanslag worden opgelegd indien de aanslag ten gevolge van een fout tot een te laag bedrag is opgelegd en dit Maaike redelijkerwijs kenbaar was.
  2. Indien de inspecteur niet over een nieuw feit beschikt, kan hij geen navorderingsaanslag aan Maaike opleggen.
  3. Navordering is niet mogelijk omdat het niet aan de schuld van Maaike is te wijten dat een te lage aanslag is opgelegd; zij heeft immers voor een juist bedrag aangifte gedaan.
  4. Slechts indien Maaike te kwader trouw was bij het doen van haar aangifte kan de inspecteur een navorderingsaanslag aan Maaike opleggen.

Vraag 38

De heer Jans geniet al drie jaar pensioen. Omdat hij veel vrije tijd heeft, is hij zich gaan interesseren voor antiek en curiosa. Af en toe koopt hij wat meubels en servies, om vervolgens te gebruiken in de eetkamer van zijn vakantiewoning.

Ook houdt de heer Jans 2% aandelen in Yoma BV, in welke vennootschap zijn zoon Pieter Jans 4% van de aandelen houdt. Yoma BV keert jaarlijks dividend uit. Uit welke boxen en op welke gronden geniet de heer Jans op basis van het voorgaande vermoedelijk inkomen?

  1.  
  • Box 1: inkomsten uit eigen woning en resultaat uit overige werkzaamheden
  • Box 3: antiekcollectie en aandelenpakket
  1.  
  • Box 1: loon uit vroegere dienstbetrekking
  • Box 3: aandelenpakket en vakantiewoning
  1.  
  • Box 1: loon uit vroegere dienstbetrekking en resultaat uit overige werkzaamheden
  • Box 2: inkomsten uit aanmerkelijk belang
  1.  
  • Box 1: loon uit vroegere dienstbetrekking en resultaat uit overige werkzaamheden
  • Box 2: inkomsten uit aanmerkelijk belang
  • Box 3: vakantiewoning

Vraag 39

Dick heeft een baan als docent belastingrecht. In zijn resterende vrije tijd drijft hij een patatkraam, die mede dankzij de door Dick zelf vervaardigde gehaktballen goed loopt. Ongeveer drie avonden per week staat hij tussen 18.00 uur en 22.00 uur aan de frituurpannen, voor het overige werkt zijn vriendin Julia in de zaak. Op grond van zijn fiscale kennis besluit Dick om de patatkraam in 2010 in te brengen in een door hem op te richten BV, waarvan hij voor 95,1% aandeelhouder wordt en zijn vriendin voor 4,9%.

Nu Dick en Julia beiden een goed inkomen genieten uit hun BV, zoekt Dick naar wegen om zijn belastingdruk te optimaliseren. Hij meent in 2012 in aanmerking te komen voor zelfstandigenaftrek. Is dat zo?

  1. Ja, maar alleen als hij voldoet aan het urencriterium.
  2. Ja, maar gezien de meetrekregeling alleen als zowel hijzelf als zijn vriendin Yvonne voldoen aan het urencriterium.
  3. Nee, de zelfstandigenaftrek geldt, gezien art. 8 lid 1 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet voor de vennootschapsbelasting.
  4. Nee, Dick is geen ondernemer in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Vraag 40

Nelly houdt ter belegging een verzameling dure schilderijen aan. Deze schilderijen zijn veilig opgeslagen in een kluis in België. Zij heeft eens een avondje in de tekst van de Wet inkomstenbelasting 2001 gebladerd. Nu meent zij dat ze geen vermogensrendementsheffing behoeft te betalen over deze schilderijen, omdat deze schilderijen niet behoren tot haar “rendementsgrondslag in Nederland” in de zin van art. 7.7 van de wet. Heeft zij gelijk?

  1. Ja, want de schilderijen bevinden zich in het buitenland.
  2. Ja, want uit de wet volgt dat roerende zaken, ook als zij ter belegging worden aangehouden, niet behoren tot de “rendementsgrondslag in Nederland”.
  3. Nee, als ingezetene heeft zij geen “rendementsgrondslag in Nederland” en is zij belast voor haar vermogen, waar ook ter wereld aangehouden.
  4. Nee, dure schilderijen behoren altijd tot haar rendementsgrondslag.

​Open vraag

Betoogd kan worden dat box 3 van de Wet IB 2001 voor de belastingdienst een relatief eenvoudige wijze van belastingheffing is. Aan de andere kant kan worden betoogd dat het ook een vrij ruwe wijze van belastingheffing is, waarbij sommige belastingplichtigen nadeel ondervinden en andere belastingplichtigen voordeel ondervinden. Schrijf een opstel waarin (a) u uitlegt waarom box 3 voor de belastingdienst een relatief eenvoudig systeem van belastingheffing is, (b) u een voorbeeld geeft waaruit blijkt dat sommige belastingplichtigen nadeel ondervinden van de heffingssystematiek van box 3 en (c) u een voorbeeld geeft waaruit blijkt dat andere belastingplichtigen voordeel ondervinden van de heffingssystematiek van box 3.

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1. B, zie Hoofdlijnen H4.5, 4.6, 6.4 en Elementair H18.2, 18.3, 14.1, 14.2

11. A, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2

21. D, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.8.3 en Elementair H2.10

31. A, zie Hoofdlijnen H8.3 en Elementair H13.2

2. C, zie Hoofdlijnen H9.3 en Elementair H18.2, 18.3

12. B, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H4.3

22. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2

32. B, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H4.3.f

3. C, zie Hoofdlijnen H9.2 en Elementair H18.1

13. C, zie Hoofdlijnen H2.1 en Elementair H1.4.a

23. D, zie Hoofdlijnen H2.3 en Elementair H18.1, 18.2

33. C, zie Hoofdlijnen H2.6

4. A, zie Hoofdlijnen H1.1 en Elementair H2.1.a

14. A, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H6.1, 6.2, 10.1.d

24. B, zie Hoofdlijnen H3.1 en Elementair H4.5, 5.1

34. D, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.7 en Elementair H2.10

5. B, zie Hoofdlijnen H5.1 en Elementair H16.2.b

15. D, zie Hoofdlijnen H3.2, 7.2 en Elementair H2.8.a, 2.8.b, 2.8.c

25. A, zie Hoofdlijnen H9.1

35. C, zie Hoofdlijnen H7.2 en Elementair H14.1

6. B, zie Hoofdlijnen H1.4 en Elementair H1.12.a

16. D, zie Hoofdlijnen H5.1, 5.2 en Elementair H16.2

26. B, zie Hoofdlijnen H7.2 en Elementair H2.10

36. C, zie Hoofdlijnen H7.7

7. B, zie Hoofdlijnen H4.6

17. A, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H4.2

27. C, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H3.1.b, 3.1.c

37. A, zie Hoofdlijnen H7.2

8. B, zie Hoofdlijnen H4.4 en Elementair H4.3.d

18. D, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H4.2

28. A, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H9.1, 9.4

38. B, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H4.3.a

9. B, zie Hoofdlijnen H1.1 en Elementair H1.1

19. C, zie Hoofdlijnen H4.4 en Elementair H13.9

29. D, zie Hoofdlijnen H2.1, 2.2 en Elementair H4.3

39. D, zie Hoofdlijnen H2.7 en Elementair H6.2, 8.1, 8.2, 8.6

10. D, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2

20. C, zie Hoofdlijnen H2.8, 4.4, 4.6, 6.4 en Elementair H11.2, 14.1, 14.2

30. D, zie Hoofdlijnen H4.6, 6.4 en Elementair H14.2

40. C, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H12.2

Open vraag

Inhoudelijk deel (maximaal 8 punten)

Antwoordindicatie (zie Hoofdlijnen H2.2, 2.9 en Elementair H4.3.h, 4.4.d)

(a) In totaal 4 punten.

Box 3 belast niet het reële inkomen, maar fictief inkomen. De belastingdienst kan volstaan met het verkrijgen van inzicht in het vermogen van de belastingplichtige in plaats van het op een rij krijgen van het werkelijke inkomen dat met dat vermogen is behaald.

(b) In totaal 2 punten.

Voorbeeld 1 (nadeel): lager rendement dan 4% + toelichting.

(c) In totaal 2 punten.

Voorbeeld 2 (voordeel): hoger rendement dan 4% + toelichting.

Correct taalgebruik (maximaal 2 punten)

Correct taalgebruik (maximaal 2 punten)

Bij de beoordeling van de essayvraag kan m.b.t. de 2 punten die te verdelen zijn voor een juiste stijl, opbouw en correct taalgebruik ervan worden uitgegaan dat bij een fatsoenlijk betoog die 2 punten worden toegekend en dat aftrek alleen plaatsvindt bij onlogische en niet lopende zinnen, taalfouten en een slechte schrijfstijl.

  • 0,5 punt aftrek per schrijf- of taalfout

  • 0,5 punt aftrek per onlogisch geformuleerde zin

  • 1 punt aftrek indien betoog slecht gestructureerd is

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Belastingrecht - UL

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018

Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.

  1. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 4.000.000, minus het heffingvrije vermogen.
  2. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.800.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt), minus het heffingvrije vermogen.
  3. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.830.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt; de kosten van de bewaking met vechthonden zijn echter van aftrek uitgesloten), minus het heffingvrije vermogen.
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 2

Jan verkoopt een pakket aandelen met winst. Dit vervreemdingsvoordeel blijft onbelast mits:

  1. de aandelen behoorden tot het vermogen van Jan’s onderneming.
  2. het voordeel voor Jan een resultaat uit overige werkzaamheden vormt.
  3. de aandelen voor Jan behoorden tot een aanmerkelijk belang.
  4. de aandelen behoorden tot Jan’s box 3 vermogen.

Vraag 3

Voor een aanmerkelijk belang is vereist dat:

  1. de aandeelhouder economisch eigenaar is van de aandelen.
  2. de aandeelhouder juridisch eigenaar is van de aandelen.
  3. het gaat om aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap.
  4. het gaat om direct aandeelhouderschap.

Vraag 4

Judith, een studente van 22 jaar, heeft een 5%-aandelenbelang in X BV. Haar vader Kees houdt de overige 95% van de aandelen. De afgelopen jaren heeft Judith telkens een leuk dividend ontvangen als aanvulling op haar studiebeurs. Maar tijdens het kerstdiner waarschuwt Kees zijn dochter: de zaken lopen slecht, en X BV gaat komend jaar waarschijnlijk een fors verlies draaien. Hij biedt haar aan om een deel van haar aandelen te kopen, zodat zij haar tegenvaller kan beperken. Wat zouden de fiscale gevolgen zijn als Judith de helft van haar aandelen aan haar vader verkoopt?

  1. Zij heeft dan geen aanmerkelijk belang meer en wordt voor haar resterend aandelenbezit belast in box 3.
  2. Zij heeft dan nog steeds een aanmerkelijk belang, en wel op grond van art. 4.6 Wet
.....read more
Access: 
Public
Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)

Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

    Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?

    1. Nu de stichting een onderneming drijft, wordt Adolin belast voor een “gebruikelijk loon”; dit bedraagt (tenminste) €45.000 op jaarbasis.
    2. Adolin geniet loon in de zin van de Wet LB 1964, namelijk de waarde van de flessen Mede die hij krijgt van de stichting. Dit betekent dat de stichting terzake daarvan inhoudingsplichtig is.
    3. Adolin neemt door zijn vrijwilligerswerk niet deel aan het economisch verkeer en kan de Mede dus belastingvrij genieten.
    4. Adolin geniet resultaat uit overige werkzaamheden; slechts zijn specifieke kennis en relaties stellen hem in staat om het voordeel – de Mede die hij ontvangt – te realiseren.

      Vraag 2

      Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?

      1. Bepalingen in een belastingverdrag die duidelijk in strijd zijn met bepalingen van Nederlands belastingrecht, blijven buiten toepassing.
      2. Bepalingen van Nederlands belastingrecht die duidelijk in strijd zijn met bepalingen in een belastingverdrag, blijven buiten toepassing.
      3. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, kan belastingplichtige een beroep doen op de meest gunstige bepaling.
      4. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, dient de rechter te beslissen welke bepaling voorrang heeft.

        Vraag 3

        Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooievoorjaarswandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuzezomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?

        1. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, moet het op grond van de rangorderegeling worden belast in box3.
        2. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, blijft het onbelast.
        3. Als
        .....read more
        Access: 
        Public
        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

        Vragen

        Vraag 1

        Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.

        I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
        II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.

        Welke stelling is juist?

        1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
        2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
        3. Beide stellingen zijn juist.
        4. Beide stellingen zijn onjuist.

          Vraag 2

          Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:

          1. Niet belast wanneer deze voordelen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
          2. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
          3. Niet belast wanneer deze voordelen worden genoten binnen de ondernemingssfeer.
          4. Niet belast wanneer het betreft vervreemding van aandelen in een vennootschap waarin de vader van die persoon een aanmerkelijk belang heeft.

          Vraag 3

          Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

          1. Nee, want Carl en Evelien hebben niet de bedoeling om samen te wonen.
          2. Nee, want Carl en Evelien zijn niet getrouwd noch hebben zij een notarieel samenlevingscontract.
          3. Ja, en dat waren ze al sinds het moment dat ze samen hun eerste kind kregen.
          4. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.

          Vraag 4

          Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met inventaris) huurt hij namelijk. Wel heeft hij (in een andere

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          De ondernemer geniet winst uit onderneming in box 1; de belegger valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3. Welk van de onderstaande alternatieven geeft een juiste weergave van het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en beleggers?

          1. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
          2. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een progressief tarief.
          3. Box 1 belast fictief genoten winsten en verliezen tegen een proportioneel tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
          4. Box 1 belast forfaitair genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.

          Vraag 2

          Jan wil een loodgietersbedrijf beginnen. Jan vraagt zijn vriend Keimpe om het bedrijf samen op te zetten. Keimpe heeft geen kennis van het loodgietersvak, maar hij beschikt wél over het startkapitaal dat nodig is. Jan en Keimpe richten samen een BV op, waarvan ze beide 50% van de aandelen houden. Ze spreken af dat Jan het bedrijf zal leiden en Keimpe slechts vermogen aan de BV zal verschaffen. Kan Keimpe onder de hiervoor geschetste omstandigheden gebruik maken van de zelfstandigenaftrek van art. 3.76 Wet IB 2001?

          1. Ja, mits Keimpe voldoet aan het urencriterium van art. 3.6 Wet IB 2001.
          2. Ja. Keimpe voldoet niet aan het arbeidsvereiste in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001 en kan om die reden gebruik maken van ondernemersfaciliteiten.
          3. Nee. Er is ten aanzien van Keimpe sprake van ondernemerschap, maar hij kan geen gebruik maken van ondernemersfaciliteiten aangezien Jan daadwerkelijk het bedrijf leidt.
          4. Nee. Keimpe kwalificeert niet als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001.

          Vraag 3

          Welke van de volgende stellingen met betrekking tot het begrip ‘dienstbetrekking’ in de Wet op de loonbelasting 1964 is onjuist?

          1. De drie essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn: een gezagsverhouding, verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid en de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
          2. Een dienstbetrekking kan ook worden aangegaan door een natuurlijk persoon die buitenlands belastingplichtig is.
          3. Een fictieve dienstbetrekking is een dienstbetrekking waarbij in de regel niet aan alle voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan, maar waar bij wetsfictie toch een dienstbetrekking wordt aangenomen.
          4. Van een dienstbetrekking kan uitsluitend sprake zijn indien een werknemer één dienstbetrekking heeft bij één werkgever.

          Vraag 4

          Joyce Uitermeer is directrice en tevens 50% aandeelhouder van Pollepel BV. Joyce verstaat haar vak en geeft succesvol leiding aan de werknemers van Pollepel BV. In 2016 ontvangt ze als beloning voor deze werkzaamheden een bonus. De bonus bestaat uit twee elementen:
          1) een bedrag van € 150.000; en 2) 4% van de

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 1

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 1

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Jochem en Sybren zijn ongehuwd en wonen sinds kort samen in een groot appartement in Amstelveen, dat sinds 2004 eigendom is van Jochem en door hem met een bancaire lening is gefinancierd. Jochem staat ook op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Om de aftrek van hypotheekrente te optimaliseren willen Jochem en Sybren als fiscale partners voor de heffing van inkomstenbelasting worden aangemerkt.
          Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden bij Jochem en Sybren tot partnerschap voor de Wet IB 2001?

          1. Sybren maakt de door Jochem aan de bank verschuldigde rente vanaf haar bankrekening over.
          2. Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie; bovendien gaan Jochem en Sybren bij de notaris een samenlevingscontract aan.
          3. Jochem en Sybren hoeven niets te doen omdat ze samenwonen in een eigen woning en derhalve van rechtswege fiscale partners van elkaar zijn.
          4. Ook Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.

          Vraag 2

          Olke is fiscalist en wordt op een feestje aangesproken door Mark. Mark woont in Amsterdam, maar wil, om een paar keer per jaar de stad te ontvluchten, een vakantiewoning kopen in Katwijk. Hij vertelt Olke dat hij iets heeft gehoord over hypotheekrenteaftrek. Olke geeft aan dat hij wel geld aan Mark wil lenen om de vakantiewoning te kopen. Mark hoeft van Olke geen rente te betalen, maar mag over 30 jaar de lening ineens afbetalen. Op die manier kan Mark volgens Olke een zakelijke rente aftrekken in box 1. Dit is voor Mark de fiscaal voordeligste manier om de vakantiewoning aan te schaffen. Waarom klopt dit advies van Olke niet?

          1. Aangezien Mark de lening rentevrij kan aflossen, is er geen rente om af te trekken.
          2. De woning valt bij Mark in box 3.
          3. De lening wordt niet afgesloten bij een bank. Er kan daarom niet worden gesproken van aftrekbare hypotheekrente.
          4. In box 3 betaalt Mark feitelijk maar 1,2% belasting over zijn vakantiewoning, in box 1 kan het tarief over de vakantiewoning oplopen tot 52%.

          Vraag 3

          Welke uitspraak is onjuist ten aanzien van het opleggen van een bestuurlijke boete?

          1. De grondslag voor een vergrijpboete wegens niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bestaat uit het gehele bedrag van de aanslag.
          2. Een vergrijpboete bedraagt maximaal 300% van de boetegrondslag bij box III-inkomen.
          3. Een vergrijpboete bij navordering wordt tegelijk opgelegd met het vaststellen van de navorderingsaanslag.
          4. Voor het opleggen van een verzuimboete is opzet of grove schuld niet vereist.

          Vraag 4

          Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?

          1. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die moedervennootschap wordt belast.
          2. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die dochtervennootschap wordt belast.
          3. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een moedervennootschap aan haar dochtervennootschap bij die dochtervennootschap
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?

          1. Een vermogenstoename kan toch onder het wettelijk fiscale inkomensbegrip vallen als er geen sprake is van een ‘bron van inkomen’, zoals bij een schenking.
          2. Aan het begrip ‘bron van inkomen’ zijn door de Hoge Raad een aantal aanvullende eisen gesteld: deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachten.
          3. In de inkomstenbelasting is het fiscale inkomensbegrip hoofdzakelijk gebaseerd op de bronnentheorie.
          4. Het fiscale inkomen is gelijk aan de groei van het vermogen in een bepaald tijdvak, volgens de vermogensvergelijkingstheorie.

          Vraag 2

          Welke stelling is juist?

          1. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het belastingmixbeginsel.
          2. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het gelijkheidsbeginsel.
          3. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
          4. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het profijtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.

          Vraag 3

          Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?

          1. Schenk- en erfbelasting
          2. Vennootschapsbelasting
          3. Inkomstenbelasting
          4. Omzetbelasting

          Vraag 4

          Het volgende bericht is in de krant opgenomen:

          Die belasting is er voor iedereen

          Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.

          Door Stéphane Alonso 26 november 2013

          Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.

          Twee keer geen belasting betalen

          Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp van brievenbusfirma's worden dividenden en winsten omgezet in schulden en

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Welke van onderstaande omstandigheden is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst van een onderneming?

          1. De feitelijke aanwending van een vermogensbestanddeel door de ondernemer.
          2. De beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door de ondernemer.
          3. Het moment waarop de ondernemer de ondernemingskosten betaalt.
          4. Het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de onderneming door de ondernemer.

          Vraag 2

          Jan is gek op koken en start een kookboekenwinkel. Hij koopt op 1 juli 2013 een winkelpand aan de Langegracht voor € 500.000. Het pand moet nog worden verbouwd. Na een ingrijpende verbouwing gaat de winkel open op 1 februari 2014. Mag Jan in het jaar 2013 op het pand afschrijven?

          1. Ja, want het pand vormt in 2013 ondernemingsvermogen voor Jan.
          2. Nee, want de winkel gaat pas open in februari 2014.
          3. Nee, want het pand is in 2013 slechts een half jaar in bezit. Op bezittingen kan enkel worden afgeschreven als deze een heel jaar in bezit zijn.
          4. Nee, want hij heeft in 2013 enkel de winkel verbouwd.

          Vraag 3

          Het Europese hoofdkwartier van een internationale koffieketen verhuist van Amsterdam naar Londen. Dit omdat daar verreweg de meeste Europese vestigingen zijn. Fiscale overwegingen spelen echter ook een rol. Op welk beginsel zal de Engelse fiscus zich beroepen om na de verhuizing over de winst te kunnen heffen van het Europese hoofdkwartier?

          1. Het nationaliteitsbeginsel.
          2. Het profijtbeginsel.
          3. Het bronbeginsel.
          4. Het woonplaatsbeginsel

          Vraag 4

          De thrillers van een in Engeland wonende auteursechtpaar worden in de Nederlandse boekwinkels snel verkocht. Vanwege dit succes vliegt het echtpaar regelmatig naar Nederland voor een signeersessie. Het echtpaar besluit een ‘vakantiehuisje’ aan de Leidse grachten te kopen. Zij verblijven in deze woning tijdens hun bezoekjes aan Nederland.

          Op grond van welke artikelen wil Nederland belasting heffen over deze Leidse woning?

          1. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          2. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          3. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          4. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.

          Vraag 5

          In de inkomstenbelasting is er een ‘subjectieve belastingplicht’. Wat wordt hiermee bedoeld?

          1. De subjectieve belastingplicht ziet op het tarief dat van toepassing is op bepaalde belastbare inkomsten.
          2. De subjectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen wordt betrokken in de belastingheffing.
          3. De subjectieve belastingplicht geeft aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB zijn onderworpen aan inkomstenbelasting.
          4. De subjectieve belastingplicht wijst op die artikelen in de Wet IB die voor de invulling van het
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          In de Volkskrant van 5 november 2012 stond het volgende artikel (enkel de relevante passages zijn weergegeven):

          Presidentskandidaat Romney maakt gebruik van Nederland als belastingparadijs

          De fiscale sluipwegen van Mitt Romney lopen ook door Nederland. Het private-equityfonds Bain Capital, waarin de presidentskandidaat participeert, zou via de Nederlandse route zo’n 80 miljoen euro aan dividendbelasting hebben ontweken.

          Presidentskandidaat Mitt Romney profiteert via het private-equityfonds Bain Capital van een voordelige fiscale route die via Nederland loopt. Nederland is voor het Amerikaanse Bain, dat door Romney werd opgericht, een schakel in zijn omvangrijke internationale web van trust- en houdstermaatschappijen.

          Door zijn investering van de in 2004 overgenomen Ierse farmaceut Warner Chilcott via Nederland te laten lopen, weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden. Sinds de aandelen in Nederland zijn ondergebracht, werd zo’n 398 miljoen dollar (303 miljoen euro) aan dividend uitgekeerd en verkocht Bain voor ruim 334 miljoen dollar (260 miljoen euro) aan aandelen.

          Dit blijkt uit door Follow the Money voor de Volkskrant onderzochte deponeringen bij de Amerikaanse beurstoezichthouder (SEC), Romneys belastingaangiften, door het Amerikaanse techblog Gawker geopenbaarde vertrouwelijke documenten van Bain, en gegevens van de Nederlandse Kamer van Koophandel.

          (…)

          398 miljoen dollar.

          Sinds 2010 heeft Bain Capital zijn aandelen in Warner Chilcott ondergebracht in een Nederlandse besloten vennootschap. Vanaf het begin hebben er omvangrijke uitkeringen aan Bain Capital plaatsgevonden. Warner Chilcott keerde vanaf augustus 2010 398 miljoen dollar aan dividend uit. Bain verkocht in deze jaren ook voor ruim 334 miljoen dollar aan aandelen Warner Chilcott.

          Door gebruik te maken van (……………) in Nederland en Luxemburg weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden en de opbrengsten van zijn aandelen veilig onder te brengen in de fiscale vrijplaats Kaaimaneilanden. (……………) houdt in dat de winst uit een aandelenbezit van meer dan 5 procent niet wordt belast in Nederland. Nederland is mede daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor houdstermaatschappijen van multinationals en financiële fondsen. ‘We zijn wereldkampioen (……………)’, zegt Jos Peters, fiscalist bij Merlyn.

          Welk woord ontbreekt op de drie stippellijnen?

          1. (de regeling in) belastingverdragen.
          2. (de) deelnemingsvrijstelling.
          3. (de) fiscale eenheid.
          4. (het) verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

          Vraag 2

          Belastingverdragen bevatten geen regels:

          1. Over de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
          2. Ter voorkoming van discriminatie.
          3. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
          4. Ter voorkoming van het ontgaan van belasting.

          Vraag 3

          Welke beginselen past Nederland toe bij het afbakenen van de heffingsbevoegdheid?

          1. Het woonplaatsbeginsel en het bronbeginsel.
          2. Het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
          3. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
          4. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het vermogensbeginsel.

          Vraag 4

          Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:

          1. belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
          2. belastingen slechts mogen worden geheven over legaal verkregen inkomsten.
          3. de belastingplichtige zich aan de wet moet houden.
          4. de overheid
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 5

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 5

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Lees het onderstaande artikel aandachtig door:

          Google omzeilt belasting via Nederland

          Laatste update: 23 oktober 2010 12:37

          AMSTERDAM - Google 'ontduikt' via onder andere Nederland belastingen uit de Verenigde Staten en bespaarde over de afgelopen drie jaar op die manier ruim 3,1 miljard dollar (ongeveer 2,2 miljard euro). Dat blijkt uit onderzoek van persbureau Bloomberg.

          Door gebruik te maken van de zogenaamde 'Dutch Sandwich-techniek' gaan inkomsten van Google naar Ierland, dan via Nederland naar Bermuda en uiteindelijk weer terug naar Ierland. Daarvandaan kan het geld als dividend worden uitgekeerd aan Googles aandeelhouders.

          Het percentage winstbelasting dat Google in het buitenland moet betalen is door deze constructie verlaagd tot 2,4 procent. Het laagste percentage van de vijf grootste technologiebedrijven uit de VS. In veel landen is het officiële percentage belasting hoger dan 20 procent.

          Er is in de VS nogal wat te doen rondom deze vorm van __________. De belastingtrucs zouden de Amerikaanse overheid volgens specialisten jaarlijks zestig miljard dollar kosten, terwijl onder andere de Nederlandse fiscus profiteert.

          Double Irish

          Google betaalde winstbelasting de afgelopen jaren in Ierland en profiteert zo van voordelige Ierse belastingwetten waardoor het de 12,5 procent officiële belasting ontloopt. De zogenaamde Double Irish-methode is gebouwd op twee bedrijven.

          De een vraagt royalty's voor gebruik van het intellectueel eigendom. Op deze manier worden uitgaven gecreëerd die het belastbaar inkomen van een bedrijf verlagen. Een ander bedrijf int de royalty's in een land dat Ierse belastingen negeert, zoals Bermuda.

          Om te ontkomen aan een voorheffing op de winstbelasting als het geld Ierland verlaat wordt het naar een Nederlandse Google-BV gestuurd. Ierse belastingwetten geven sommige Europese landen, waaronder Nederland, namelijk vrijstelling van royaltybelastingen, normaal gesproken ongeveer 15 procent.

          "Vervolgens kunnen de royalty's ons land vrijwel onbelast verlaten richting Bermuda", vertelt Peter Smits, hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit en verbonden aan Deloitte.

          "Het geld staat hooguit een dag of twee in Nederland geparkeerd. Daarom heeft de Nederlandse belastingdienst kennelijk een speciale afspraak gemaakt met Google, waarbij is afgesproken dat Nederland over 0,2 procent van de geldstroom vennootschapsbelasting int."

          Buitenlandse artiesten als U2 en The Rolling Stones gebruiken dezelfde constructie, en ook een groot bedrijf als IKEA heeft vanwege het gunstige belastingklimaat zijn hoofdkantoor in Nederland gevestigd. Jaarlijks stromen zo duizenden miljarden euro's door Nederland.

          Vul het ontbrekende woord in:

          1. Belastingfraude.
          2. Belastingontduiking.
          3. Belastingontwijking.
          4. Boxhopping.

          Vraag 2

          Professor Smits merkt op dat de royalty’s onbelast ons land verlaten richting Bermuda. Wat is de juiste onderbouwing van deze stelling?

          1. Er is geen verdrag gesloten tussen Nederland en Bermuda. Het Besluit voorkoming dubbele belasting is van toepassing en wijst het heffingsrecht toe een Bermuda.
          2. Het verdrag Nederland – Bermuda (conform het OESO-modelverdrag) wijst het heffingsrecht toe aan Bermuda.
          3. Nederland kent geen bronheffing op uitgaande royalty’s.
          4. Nederland kent geen winstbelasting op uitgaande royalty’s.
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 6

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 6

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Wat wordt verstaan onder ‘box hopping’ in de inkomstenbelasting?

          1. De neiging van belastingplichtigen om de tariefverschillen tussen de boxen in hun voordeel te gebruiken.
          2. Het verschijnsel dat sommige bronnen van inkomen in meerdere boxen tegelijk kunnen vallen.
          3. De neiging van de belastingdienst om belastingplichtigen altijd in de voor hen meest ongunstige box te belasten.
          4. Het verschijnsel dat door de toepassing van de drie boxen dubbele of zelfs drievoudige heffing kan optreden.

          Vraag 2

          Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: Voordeel (…); dit voordeel redelijkerwijs (…); en deelneemt aan (…).

          Vul in (3x):

          1. geniet, mag ontvangen, het economisch verkeer.
          2. beoogt, kan genieten, het arbeidsproces.
          3. kan verwachten, heeft verwacht, de Nederlandse samenleving.
          4. beoogt, kan verwachten, het economische verkeer.

          Vraag 3

          Winst in de zin van de wet IB 2001 is:

          1. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de ondernemer, onder welke naam en in welke vorm ook, aan inkomen geniet.
          2. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de onderneming, onder welke naam en in welke vorm ook, als zodanig aan voordelen verwerft.
          3. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit de onderneming.
          4. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden genoten door de onderneming.

          Vraag 4

          Roberto verzamelt postzegels. Hij reist een paar keer per jaar naar verzamelaarsbeurzen met (een deel van) zijn collectie. Doorgaans doet hij zaken op ruilbasis. Voor het bezoeken van die beurzen maakt hij gebruik van het openbaar vervoer; soms maakt hij ook kosten voor (eenvoudige) overnachtingen. Zijn de reis- en overnachtingskosten aftrekbaar voor zijn aangifte inkomstenbelasting 2011?

          1. Nee, er is geen sprake van een bron van inkomen.
          2. Ja, maar alleen voor zover hij geldomzet maakt (en dus niet gewoon ruilt).
          3. De overnachtingskosten zijn niet aftrekbaar; de reiskosten zijn aftrekbaar voor zover Roberto beschikt over een reisverklaring in de zin van art. 16 lid 2 en 3 Uitv.reg. IB 2001.
          4. Alle kosten zijn aftrekbaar, zij het binnen de grenzen van art. 3.15 Wet IB 2001.

          Vraag 5

          Welke bewering is juist?

          1. Het profijtbeginsel is een belangrijk beginsel bij de heffing van inkomstenbelasting.
          2. Daar waar belastingen worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de realisatie van andere doelstellingen van overheidsbeleid, kan men spreken over de ‘instrumentalisering’ van het belastingrecht.
          3. Over de omvang en richting van ‘afwenteling’ bestaat in het belastingrecht altijd op voorhand duidelijkheid, zodat belastingheffing gericht kan plaatsvinden.
          4. Door de instrumentalisering van het belastingrecht, wordt het belastingrecht voor de burger eenvoudiger en toegankelijker.

          Vraag 6

          In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?

          1. Eerst worden de lonen van werknemers (inclusief de directeur-grootaandeelhouder) belast,
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 7

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 7

          Open vragen

          Vraag 1

          In het vakblad voor de bakkersbranche “Bakkerswereld” staat het volgende bericht:

          Onregelmatigheden bakkersbranche

          Nieuwsbericht| 22-02-2011

          De FIOD heeft op woensdag 16 februari 5 bedrijfspanden en 3 woningen in Roermond en Eindhoven doorzocht. Het vermoeden is dat de boekhouding vervalst is en dat bij de in- en verkoop van (brood)meel geen belasting is afgedragen. Het geschatte nadeel voor de schatkist is rond de 600.000 euro.

          Het strafrechtelijk onderzoek vindt plaats onder leiding van het Functioneel Parket. De Belastingdienst doet onderzoek naar onregelmatigheden bij bakkers die tevens een lunchroom exploiteren. Uit vooronderzoek is gebleken dat zich met name bij die bakkers onregelmatigheden voordoen. Bij 17 onderzochte ondernemingen is in totaal ruim €3 miljoen aan naheffingsaanslagen opgelegd. Ook de arbeidsinspectie, UWV en VWA constateren regelmatig overtredingen bij deze specifieke groep. Daarom is er samen met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie een interventieteam opgericht dat deze bakkers extra controleert. Naast belastingfraude wordt er ook gekeken naar illegaal tewerkgestelde personen, voedselveiligheid, hygiëne en uitkeringsfraude. Het doel is om, waar nodig, het gedrag te verbeteren. Naast toezicht is er ook sprake van voorlichting.

          a. Indien een ondernemer te weinig belasting betaalt, kan hij worden bestraft. De inspecteur kan voor die bestraffing kiezen uit twee trajecten. Geef aan welk traject in het geval van de bakkers de voorkeur verdient.

          b. In het krantenartikel wordt gesproken over opgelegde heffingsaanslagen. Een fiscaal advocaat die door één van de bakkers is ingehuurd, beargumenteert dat naheffing niet zo maar mogelijk is; de fiscus zou een nieuw feit moeten hebben om een naheffingsaanslag op te leggen. Beargumenteer onder verwijzing naar de wettelijke bepalingen of dit standpunt juist is en waarom de eis van het nieuwe feit bij naheffing wel of niet wordt gesteld.

          Vraag 2

          In de krant is het volgende bericht te lezen:

          Kamer wil bankiersbonus 100 procent belasten

          Alle banken die staatssteun hebben ontvangen, moeten de sinds 2008 uitgekeerde bonussen 100 procent belasten. De Tweede Kamer gaat met deze eis in tegen de wens van minister Jan Kees de Jager (Financiën, CDA). De Tweede Kamer heeft dinsdag een motie van de PVV aangenomen over dit onderwerp.

          100 procent

          Hierin wordt het kabinet gevraagd alle financiële bonussen die sinds 2008 bij staatsgesteunde banken als ABN, ING, SNS Reaal en Aegon zijn uitgekeerd eenmalig tegen een tarief van 100 procent te belasten in de loonheffing.

          Kan dat niet, dan moet het kabinet aftrek van het hele bonusbedrag in de vennootschapsbelasting weigeren. De motie was door minister De Jager ontraden, onder meer omdat die in strijd zou zijn met de grondwet.

          Plasterks draai

          De motie werd aangenomen in de Kamer, dankzij steun van in ieder geval de PvdA en de SP. De SP vroeg onmiddellijk een brief van het kabinet over hoe het de motie denkt te gaan uitvoeren. De Jager zei vorige week over de motie dat hij

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 8

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 8

          Open vragen

          Vraag 1 (30 punten)

          Paul heeft in 2010 deelgenomen aan het televisieprogramma ‘De Gouden Kooi’. Opzet van het programma is dat een aantal deelnemers een villa bewoont. In en om de villa hangen camera’s. Winnaar is degene die in overeenstemming met de spelregels het langste weet te blijven zitten en zijn medespelers ‘wegpest’. De spelregels zijn neergelegd in een lijvig boekwerk. Daarin is onder meer bepaald dat de deelnemers verplicht zijn om de instructies van de producent van het programma op te volgen. Houdt een kandidaat zich niet aan de spelregels en/of instructies dan kan hij uit de villa worden gezet. Naast een kans op de hoofdprijs krijgen de kandidaten een vergoeding van € 2.500 voor iedere maand dat zij in het huis verblijven. Paul verlaat als derde na 10 maanden de villa en ontvangt € 25.000.

          a. Geef gemotiveerd aan of sprake is van een bron van inkomen voor Paul. U hoeft nog niet aan te geven om welke bron van inkomen het eventueel zou gaan.

          b. Uitgaande van de aanwezigheid van een bron van inkomen, geef gemotiveerd aan welke bron van inkomen naar uw mening van toepassing is.

          Paul is na zijn verblijf in de Gouden Kooi een bekende Nederlander geworden. Om te ontsnappen aan alle drukte besluit hij zijn huurhuis in Amsterdam op te zeggen en een reis rond de wereld te maken. Ook verkoopt Paul zijn auto. De auto is volgens de garage € 17.000 waard. Uiteindelijk verkoopt Paul zijn auto via internet aan een trouwe fan van de Gouden Kooi die juist de auto van Paul graag wil hebben en daarvoor € 22.000 betaalt.

          c. Geef gemotiveerd aan of het voordeel in box 1 kan worden belast en, zo ja, onder welke bron van inkomen.

          Vraag 2 (20 punten)

          Op de internetsite van het Reformatorisch Dagblad staat het volgende berichtje:

          Vettaks moet Roemenen van fastfood afhouden

          Roemenen moeten binnenkort belasting gaan betalen op producten die veel suiker en vet bevatten, zoals hamburgers, chips en frisdrank.

          Volgens de Roemeense regering moet de heffing ervoor zorgen dat mensen gezonder gaan eten. De helft van de 22 miljoen Roemenen is te dik, blijkt uit officiële cijfers. Het Roemeense parlement keurt de wet naar verwachting deze maand goed.

          Voor veel Roemenen was fastfood na de val van het communisme het symbool van vrijheid en een teken van welvaart. De snelle hap is ongekend populair, net als in andere landen in Oost-Europa. Obesitas komt er steeds meer voor, zegt de Praagse hoogleraar Vojtech Hainer, voormalig hoofd van de Europese Vereniging van Onderzoek naar Obesitas. „De levensstijl wordt steeds westerser, met meer tv-kijken, meer computeren, minder bewegen, meer autorijden en meer fastfood.”

          Gecombineerd met de traditionele, voedzame keuken van aardappel en vet varkensvlees zorgt dat ervoor dat meer dan de helft van de Hongaren, Tsjechen en Slovaken te zwaar is,

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 9

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 9

          Vragen

          Vraag 1

          Welke stelling is juist?

          1. De loonbelasting die werkgevers op het loon inhouden is een voorheffing op de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting.
          2. De omzetbelasting is een verbruiksbelasting.
          3. De overdrachtsbelasting is een belasting ter zake van het verkrijgen van roerende zaken in Nederland.
          4. De vennootschapsbelasting is een belasting van aandeelhouders die recht hebben op vennootschappelijke winst.

          Vraag 2

          De rendementgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:

          1. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
          2. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden en het heffingvrije vermogen.
          3. Het fictief rendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
          4. Het vermogensrendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.

          Vraag 3

          Wie dragen de vennootschapsbelasting?

          1. De aandeelhouders, voor wie immers na het voldoen van de belasting minder dividend overblijft.
          2. De lichamen in de zin van art. 1 Wet Vpb 1968, die immers subjectief belastingplichtig zijn.
          3. De werknemers, omdat arbeidsbeloningen niet aftrekbaar zijn bij de bepaling van de vennootschappelijke winst.
          4. Naast aandeelhouders ook werknemers en consumenten, omdat ondernemingskapitaal meer internationaal mobiel is dan werknemers en consumenten.

          Vraag 4

          Julia drijft een onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Julia is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met Jan. Jan werkt bij een belastingadvieskantoor in loondienst. Op een zekere dag koopt Julia een kaartje voor een landelijke autovakbeurs. Zij hoopt op die beurs allerlei zakelijke contacten te spreken en iets op te steken van de nieuwe ontwikkelingen in de autowereld. Het kaartje geeft recht op een gratis lot, waarmee Julia een motorfiets wint. Jan heeft vervolgens de motorfiets in gebruik genomen voor het woon-werkverkeer naar zijn kantoor. Welke stelling is juist over de fiscale positie van Juliaen/of Jan?

          1. Aangezien de motorfiets door Jan wordt gebruikt in het kader van zijn dienstverband bij het belastingadvieskantoor, zijn de kosten van de motorfiets bij hem als reisaftrek aftrekbaar van zijn belastbaar loon in de zin van art. 3.80 Wet IB 2001.
          2. Aangezien Julia de motor niet voor zakelijke doeleinden gebruikt, kan de waarde van de motorfiets niet tot de winst van de onderneming van Julia behoren.
          3. De waarde van de motorfiets is bij Julia belast als winst uit onderneming. Het kaartje voor de vakbeurs is immers uit zakelijke overwegingen gekocht.
          4. De waarde van de motorfiets is mogelijk bij Julia belast als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de motorfiets het resultaat is uit haar werkzaamheden voor haar onderneming die handelt in tweedehandsauto’s.

          Vraag 5

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

          Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

          • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Belastingrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
          • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar
            Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
          Access: 
          Public
          Work for WorldSupporter

          Image

          JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

          Working for JoHo as a student in Leyden

          Parttime werken voor JoHo

          Comments, Compliments & Kudos:

          Add new contribution

          CAPTCHA
          This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
          Image CAPTCHA
          Enter the characters shown in the image.
          Promotions
          Image

          Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

          Werkzaamheden: o.a.

          • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
          • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
          • PR & communicatie werkzaamheden

          Interesse? Reageer of informeer

          Check how to use summaries on WorldSupporter.org

          Online access to all summaries, study notes en practice exams

          How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

          • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
          • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
          • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
          • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
          • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

          Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

          There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

          1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
            • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
          2. Use the topics and taxonomy terms
            • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
          3. Check or follow your (study) organizations:
            • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
            • this option is only available trough partner organizations
          4. Check or follow authors or other WorldSupporters
            • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
          5. Use the Search tools
            • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
            • The search tool is also available at the bottom of most pages

          Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

          Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

          Field of study

          Check the related and most recent topics and summaries:
          Activity abroad, study field of working area:
          Institutions, jobs and organizations:
          Access level of this page
          • Public
          • WorldSupporters only
          • JoHo members
          • Private
          Statistics
          1995