Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De ondernemer geniet winst uit onderneming in box 1; de belegger valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3. Welk van de onderstaande alternatieven geeft een juiste weergave van het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en beleggers?

  1. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
  2. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een progressief tarief.
  3. Box 1 belast fictief genoten winsten en verliezen tegen een proportioneel tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
  4. Box 1 belast forfaitair genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.

Vraag 2

Jan wil een loodgietersbedrijf beginnen. Jan vraagt zijn vriend Keimpe om het bedrijf samen op te zetten. Keimpe heeft geen kennis van het loodgietersvak, maar hij beschikt wél over het startkapitaal dat nodig is. Jan en Keimpe richten samen een BV op, waarvan ze beide 50% van de aandelen houden. Ze spreken af dat Jan het bedrijf zal leiden en Keimpe slechts vermogen aan de BV zal verschaffen. Kan Keimpe onder de hiervoor geschetste omstandigheden gebruik maken van de zelfstandigenaftrek van art. 3.76 Wet IB 2001?

  1. Ja, mits Keimpe voldoet aan het urencriterium van art. 3.6 Wet IB 2001.
  2. Ja. Keimpe voldoet niet aan het arbeidsvereiste in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001 en kan om die reden gebruik maken van ondernemersfaciliteiten.
  3. Nee. Er is ten aanzien van Keimpe sprake van ondernemerschap, maar hij kan geen gebruik maken van ondernemersfaciliteiten aangezien Jan daadwerkelijk het bedrijf leidt.
  4. Nee. Keimpe kwalificeert niet als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001.

Vraag 3

Welke van de volgende stellingen met betrekking tot het begrip ‘dienstbetrekking’ in de Wet op de loonbelasting 1964 is onjuist?

  1. De drie essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn: een gezagsverhouding, verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid en de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
  2. Een dienstbetrekking kan ook worden aangegaan door een natuurlijk persoon die buitenlands belastingplichtig is.
  3. Een fictieve dienstbetrekking is een dienstbetrekking waarbij in de regel niet aan alle voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan, maar waar bij wetsfictie toch een dienstbetrekking wordt aangenomen.
  4. Van een dienstbetrekking kan uitsluitend sprake zijn indien een werknemer één dienstbetrekking heeft bij één werkgever.

Vraag 4

Joyce Uitermeer is directrice en tevens 50% aandeelhouder van Pollepel BV. Joyce verstaat haar vak en geeft succesvol leiding aan de werknemers van Pollepel BV. In 2016 ontvangt ze als beloning voor deze werkzaamheden een bonus. De bonus bestaat uit twee elementen:
1) een bedrag van € 150.000; en 2) 4% van de aandelen in Pollepel BV.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist ten aanzien van de belastingheffing over beide elementen van de toegekende bonus?

  1. Beide elementen van de bonus zijn in het geheel niet belastbaar voor de Wet op de loonbelasting 1964, omdat een gezagsverhouding tussen Pollepel BV en Joyce ontbreekt. Joyce is immers zelf de directrice van Pollepel BV.
  2. Beide elementen van de bonus zijn belastbaar in box 1 van de Wet IB 2001 als loon uit dienstbetrekking. De bonus is tevens in het geheel belastbaar voor de loonbelasting.
  3. Het bedrag van € 150.000 (‘element 1’) is belastbaar in box 1 van de Wet IB 2001 als loon uit dienstbetrekking en tevens belastbaar voor de loonbelasting. De waarde van de verkregen aandelen (‘element 2’) is uitsluitend belastbaar in box 2 van de Wet IB 2001.
  4. Het bedrag van € 150.000 (‘element 1’) is belastbaar in box 1 van de Wet IB 2001 als loon uit dienstbetrekking. De waarde van de verkregen aandelen (‘element 2’) is belastbaar in box 3 van de Wet IB 2001 als een belegging.

Vraag 5

Jeppe, woonachtig in Noorwegen, heeft een mooi vakantiehuis gekocht in Noordwijk. Hier vertoeft hij drie weken per jaar. De rest van het jaar verhuurt hij het huis om de investering deels terug te kunnen verdienen. Hij ontvangt per jaar € 40.000 aan huurinkomsten. Welke stelling is juist ten aanzien van Jeppe ten aanzien van de Wet inkomstenbelasting 2001?

  1. Jeppe is over € 40.000 belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden.
  2. Jeppe is over € 40.000 belast in box 1 in verband met inkomsten uit eigen woning. Indien Jeppe de woning heeft gefinancierd met een lening zal dit in verband met de renteaftrek ter zake van de lening leiden tot een aftrekpost in plaats van belastbaar inkomen in box 1.
  3. Jeppe is over € 40.000 belast in box 3, aangezien onroerend goed een bezitting is als bedoeld in art. 7.7 Wet IB 2001.
  4. Geen van de alternatieven is juist.

Vraag 6

De deelnemingsvrijstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is een voorbeeld van een:

  1. fiscaal instrumentalisme.
  2. objectieve vrijstelling.
  3. subjectieve vrijstelling.
  4. winstuitstelfaciliteit.

Vraag 7

Welke van de onderstaande beweringen is juist ten aanzien van de rangorderegeling in de Wet inkomstenbelasting 2001?

  1. De rangorderegeling beoogt elke inkomenscomponent in één box van de inkomstenbelasting te belasten. Hierdoor wordt een inkomensbestanddeel in de regel één keer in de belastingheffing betrokken.
  2. Op grond van de rangorderegeling zijn vermogensbestanddelen die inkomen genereren, belast in box 3 wanneer deze vermogensbestanddelen zijn vrijgesteld in box 1 of box 2.
  3. Voor de toepassing van de rangorderegeling geldt als voorwaarde dat sprake dient te zijn van belastbaar inkomen in uit werk en woning.
  4. Wanneer inkomsten in box 2 worden vrijgesteld, dan zullen deze inkomsten op grond van de rangorderegeling in box 3 worden belast.

Vraag 8

Stelling I: Volgens de Nederlandse Wet IB 2001 zijn illegale activiteiten (zoals bijvoorbeeld het handelen in drugs) niet belastbaar voor de inkomstenbelasting, aangezien met dergelijke activiteiten niet wordt deelgenomen aan het economische verkeer.
Stelling II: Wat als een bron van inkomen geldt voor de Wet IB 2001, kan per box verschillen.
Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. Alleen stelling I is juist.
  2. Alleen stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist

Vraag 9

X heeft een belang van 100% in BV X.
BV X heeft een belang van 50% in BV Y.
BV Y heeft een belang van 60% in BV Z.
Welk van de onderstaande stellingen ten aanzien van de bovengenoemde feiten is juist?

  1. X is direct gerechtigd voor 100% in BV X, X is indirect gerechtigd voor 50% in BV Y en niet gerechtigd in BV Z.
  2. X is direct gerechtigd voor 100% in BV X, X is indirect gerechtigd voor 100% in BV Y en indirect gerechtigd voor 30% in BV Z.
  3. X is direct gerechtigd voor 100% in BV X, X is indirect gerechtigd voor 50% in BV Y en indirect gerechtigd voor 30% in BV Z.
  4. X is direct gerechtigd voor 100% in BV X, X is indirect gerechtigd voor 50% in BV Y en indirect gerechtigd voor 50% in BV Z.

Vraag 10

Welke stelling is juist?
Een belang van 2% in een BV, gehouden door een natuurlijk persoon, behoort tot:

  1. Een aanmerkelijk belang indien één van de familieleden van deze natuurlijke persoon een aanmerkelijk belang van minimaal 5% in dezelfde BV houdt.
  2. Een aanmerkelijk belang, indien hij tevens 5% van de opties in dezelfde BV houdt.
  3. Een aanmerkelijk belang als hij daarnaast nog 3% opties in dezelfde BV houdt.
  4. Een aanmerkelijk belang, uitsluitend indien de partner van de natuurlijk persoon een aanmerkelijk belang van minimaal 5% in dezelfde BV houdt.

Vraag 11

Welk vermogensbestanddeel behoort zeker niet tot de rendementsgrondslag in box III (de vermogensrendementsheffing)?

  1. Een aandelenpakket van 4,9% in een buitenlandse rechtspersoon.
  2. Een onroerende zaak die wordt verhuurd aan een buitenlandse particulier.
  3. Een roerende zaak die wordt gebruikt voor privédoeleinden en geen belegging is.
  4. Een stuk grond waarop de eigenaar een hobbytuin heeft.

Vraag 12

Jasper ziet tijdens zijn vakantie in Rome een mooie Alfa Romeo te koop staan. Hij weet dat zijn collega Jack graag een dergelijke auto wil aankopen. Jasper heeft verstand van auto’s – hij heeft vroeger in auto’s gehandeld – en weet dat dit een koopje is. Jasper koopt de auto voor een bedrag van € 2.500. Teruggekomen in Nederland verkoopt Jasper hem aan Jack voor een bedrag van € 10.000.
Welke van de onderstaande antwoorden is juist?

  1. De door Jasper gekochte Alfa valt voor hem onder de heffingsgrondslag van box 3.
  2. Het met de verkoop door Jasper behaalde voordeel is belast als winst uit onderneming.
  3. Het met de verkoop door Jasper behaalde voordeel is belast als resultaat uit overige werkzaamheden.
  4. Het met de verkoop door Jasper behaalde voordeel is niet belast als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat Jasper geen duurzame resultaten geniet.

Vraag 13

De heer Van Meegeren woont al jaren met zijn gezin in een statig grachtenpand in Amsterdam. Voor de aankoop heeft hij een hypothecaire lening afgesloten. Omdat hij met zijn gezin vaak vakantie houdt in Limburg, besluit hij een appartement in Maastricht te kopen. Hij leent daarvoor € 100.000 van de bank en betaalt daarvoor jaarlijks € 3.000 rente.
Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. De heer Van Meegeren kan noch voor het grachtenpand noch voor het appartement de verschuldigde rente van zijn inkomen aftrekken.
  2. De heer Van Meegeren kan slechts voor het appartement in Maastricht de verschuldigde rente van zijn inkomen aftrekken.
  3. De heer Van Meegeren kan slechts voor het grachtenpand in Amsterdam de verschuldigde rente van zijn inkomen aftrekken.
  4. De heer Van Meegeren kan zowel voor het grachtenpand in Amsterdam als zijn appartement in Maastricht de verschuldigde rente van zijn inkomen aftrekken.

Vraag 14

Roos Noordzij en Willemijn Boudert hebben een relatie en wonen al jaren samen in een door hen gezamenlijk aangeschafte woning. Zij staan ook allebei op dat adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Roos houdt 97% van de aandelen in Appel BV. Roos en Willemijn houden respectievelijk 2% en 5% van de aandelen in Peer BV. Lodewijk Noordzij, de zoon van Roos, houdt 3% van de aandelen in Appel BV.
Welk van de volgende stellingen ten aanzien van het bovenstaande feitencomplex is onjuist?

  1. Roos heeft een aanmerkelijk belang in Peer BV.
  2. Claire heeft een aanmerkelijk belang in Appel BV.
  3. Claire heeft een aanmerkelijk belang in Peer BV.
  4. Lodewijk heeft een aanmerkelijk belang in Appel BV.

Vraag 15

Welk van de onderstaande beweringen ten aanzien van het klassieke stelsel in de vennootschapsbelasting is juist?

  1. De deelnemingsvrijstelling beoogt economisch dubbele heffing te voorkomen in binnenlandse situaties, die ontstaat als gevolg van het klassieke stelsel in de vennootschapsbelasting.
  2. Het klassieke stelsel gaat uit van een toerekening van de resultaten van een vennootschap aan de achterliggende aandeelhouders.
  3. Het klassieke stelsel in de vennootschapsbelasting bevordert dat een moedermaatschappij haar dochtermaatschappij met kapitaal financiert.
  4. Onder het klassieke stelsel verlagen dividenduitkeringen het belastbare resultaat van een rechtspersoon.

Vraag 16

In de Wet IB 2001 staan enkele voordelen uit aanmerkelijk belang die bij wetsfictie in de heffing van box 2 worden betrokken. Welke handeling is geen voorbeeld van een fictieve vervreemding ten aanzien van aandelen die tot een aanmerkelijk belang behoren?

  1. Betaalbaar stellen van liquidatie-uitkeringen.
  2. Het niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang.
  3. Inkoop door een vennootschap van eigen aandelen.
  4. Schenking van aandelen.

Vraag 17

De leer van het globale evenwicht houdt in:

  1. Dat een aandeelhouder (DGA) in een BV qua gecombineerde belastingdruk (inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting) op ongeveer dezelfde belastingdruk uitkomt als een IB-ondernemer.
  2. Dat ondernemingswinsten binnen de vennootschapsbelasting globaal genomen slechts één keer belast worden.
  3. Dat rentekosten in de vennootschapsbelasting in het algemeen aftrekbaar zijn indien de corresponderende rentebaten in de belastingheffing worden betrokken.
  4. Dat stichtingen en verenigingen ook belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting ter voorkoming van concurrentieverstoring.

Vraag 18

Welke beginselen worden in de Wet IB 2001 gehanteerd?

  1. Alle genoemde beginselen.
  2. Het bronbeginsel.
  3. Het nationaliteitsbeginsel.
  4. Het woonplaatsbeginsel.

Vraag 19

Het belastingrecht kent een ‘gesloten stelsel van rechtsmiddelen’. Tegen welke beslissing is geen bezwaar mogelijk?

  1. Een aankondiging van een boekenonderzoek.
  2. Een belastingaanslag.
  3. Een verrekening op grond van art. 15 AWR.
  4. Een voor bezwaar vatbare verliesbeschikking.

Vraag 20

Mas BV bezit alle aandelen in Das BV; zij vormen geen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Das BV wil zijn productie uitbreiden. Mas BV stort daartoe € 100 eigen vermogen in Das BV. Das BV behaalt flinke winsten en aan het eind van het jaar vindt een dividenduitkering plaats ter grootte van € 20 aan Mas BV. Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij Das BV?

  1. De ontvangen kapitaalstorting wordt bij Das BV belast; het betaalde dividend is aftrekbaar.
  2. De ontvangen kapitaalstorting wordt bij Das BV belast; het betaalde dividend is niet aftrekbaar.
  3. De ontvangen kapitaalstorting wordt bij Das BV niet belast; het betaalde dividend is niet aftrekbaar.
  4. De ontvangen kapitaalstorting wordt bij Das BV niet belast; het betaalde dividend is aftrekbaar.

Vraag 21

Bij het bepalen van de fiscale ondernemingswinst dient rekening te worden gehouden met stortingen en onttrekkingen. Welke bewering is in dat verband juist?

  1. Onttrekkingen leiden tot een verlaging van de fiscale winst.
  2. Stortingen leiden tot een verhoging van de fiscale winst.
  3. Stortingen en onttrekkingen hebben geen invloed op de fiscale winst.
  4. Stortingen en onttrekkingen zijn vrijgesteld van de fiscale winst.

Vraag 22

In welk van de onderstaande situaties is géén fiscale eenheid mogelijk tussen de genoemde vennootschappen? Alle genoemde lichamen zijn in Nederland gevestigd, tenzij anders aangegeven.

  1. A BV houdt 95% van de aandelen in B BV en tevens 100% van de aandelen in C BV.
  2. D NV houdt 100% van de aandelen in E GmbH, een naar Duits recht opgerichte en in Nederland gevestigde vennootschap.
  3. G coöperatie houdt 100% van de aandelen in H BV en 100% van de aandelen in I BV.
  4. K BV houdt 50% van de aandelen in L BV en 50% van de aandelen in M BV. L BV houdt de resterende 50% van de aandelen in M BV.

Vraag 23

BV X heeft een belang van 100% in BV Y. BV Y maakt in 2016 een winst van € 100. BV Y keert in 2016 de winst – na belastingen tegen het geldende vennootschapsbelastingtarief – uit aan BV X. Welke van de onderstaande beweringen is juist?

  1. BV Y is € 20 vennootschapsbelasting verschuldigd over de winst van € 100. Er resteert € 80 om uit te keren als dividend aan de aandeelhouder. BV X is geen belasting verschuldigd over de ontvangen dividenduitkering.
  2. BV Y is € 20 vennootschapsbelasting verschuldigd over de winst van € 100. Er resteert € 80 om als dividend uit te keren aan de aandeelhouder. BV X is € 16 (20% van € 80) vennootschapsbelasting verschuldigd over de ontvangen dividenduitkering.
  3. BV Y is € 25 vennootschapsbelasting verschuldigd over de winst van € 100. Er resteert € 75 om als dividend uit te keren aan de aandeelhouder. BV X is € 20 (25% van € 80) vennootschapsbelasting verschuldigd over de ontvangen dividenduitkering.
  4. BV Y is € 25 vennootschapsbelasting verschuldigd over de winst van € 100. Er resteert € 75 om uit te keren als dividend aan de aandeelhouder. BV X is geen belasting verschuldigd over de ontvangen dividenduitkering.

Vraag 24

Een geldverstrekking die civielrechtelijk de vorm van een geldlening heeft, wordt voor de vennootschapsbelasting niet altijd als geldlening behandeld. Onder welke omstandigheden wordt een dergelijke geldverstrekking als eigen vermogen behandeld?

  1. De lening is onder zulke voorwaarden verstrekt dat de geldverstrekker met het uitgeleende bedrag geen deel heeft in de onderneming van de schuldenaar.
  2. De lening is slechts schijn en in werkelijkheid hebben de partijen een kapitaalverstrekking beoogd.
  3. In alle genoemde omstandigheden.
  4. Indien één jaar na de verstrekking van de lening kan worden vermoed dat de lening niet (ten volle) terugbetaald zal kunnen worden.

Vraag 25

Wie kan onder de genoemde voorwaarden aanspraak maken op de deelnemingsvrijstelling bij een belang van 4% in het nominaal gestorte kapitaal van een BV?

  1. Een natuurlijk persoon, mits een andere natuurlijk persoon een aanmerkelijk belang houdt in de BV.
  2. Een NV, maar slechts als deze ook minimaal 1% van de winstbewijzen houdt in de BV zodat het totale belang op minimaal 5% uitkomt.
  3. Een stichting, mits deze een onderneming uitoefent dat in dezelfde lijn ligt als de onderneming van de BV.
  4. Geen van de alternatieven is juist.

Vraag 26

Wat is wettelijk vereist om een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting te kunnen vormen?

  1. De dochtermaatschappij moet naar Nederlands recht zijn opgericht.
  2. De moedermaatschappij en de dochtermaatschappij moeten voor de belastingheffing dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
  3. De moedermaatschappij moet een BV zijn.
  4. De moedermaatschappij en de dochtermaatschappij hebben verplicht een boekjaar dat loopt van 1 januari tot 31 december van enig jaar.

Vraag 27

Esch BV oefent een bouwonderneming uit. Esch BV houdt tevens 100% van de aandelen in Altstadt GmbH, een naar Duits recht opgerichte en in Duitsland gevestigde dochtermaatschappij. Altstadt GmbH drijft eveneens een bouwonderneming. In 2015 draagt Altstadt GmbH een cementwagen over aan Esch BV. Altstadt GmbH vraagt hiervoor geen vergoeding, omdat Esch BV haar aandeelhouder is. De waarde in het economische verkeer
van de cementwagen is € 18.000. Welk van de onderstaande beweringen over de gevolgen van de overdracht van de cementwagen voor de fiscale winstberekening van Esch BV is juist?

  1. De overdracht leidt tot een verlies van € 18.000 voor Esch BV. Het verlies kan niet in aftrek worden gebracht op de fiscale winst van Esch BV.
  2. Er is sprake van een informele kapitaalstorting door Esch BV in Altstadt GmbH. Omdat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op het belang van Esch BV in Altstadt GmbH, heeft de kapitaalstorting geen gevolgen voor de fiscale winstberekening van Esch BV.
  3. Er is sprake van een verkapt dividend van Altstadt GmbH aan Esch BV. Het voordeel dat Esch BV door de overdracht krijgt, is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling.
  4. Esch BV wordt op basis van art. 8 Wet Vpb 1969 jo. 3.8 Wet IB 2001 belast over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer (€ 18.000) en de vergoeding bij de overdracht (€ 0) van de cementwagen.

Vraag 28

Dirk bezit 51% van de aandelen Paardenmelk BV. De andere 49% van de aandelen is in handen van zijn zus Greetje. De BV is gevestigd in een oude boerderij die in eigendom is van de BV. Deze boerderij heeft een boekwaarde van € 100.000. De waarde in het economische verkeer van de boerderij is € 500.000. In 2016 neemt Dirk de aandelen in Paardenmelk BV van zijn zus over voor € 250.000. In 2017 draagt Paardenmelk BV de boerderij over aan Dirk voor de boekwaarde ad € 100.000.
Welke bewering over de heffing van vennootschapsbelasting bij Paardenmelk BV is juist?

  1. Paarden BV moet in 2016 vennootschapsbelasting betalen over de overdracht van de aandelen van Greetje ad € 250.000.
  2. Paarden BV moet in 2016 vennootschapsbelasting betalen over de waarde in het economische verkeer van de boerderij ad € 500.000.
  3. Paarden BV moet in 2017 vennootschapsbelasting betalen over de boekwaarde van de boerderij ad € 100.000.
  4. Paarden BV moet in 2017 vennootschapsbelasting betalen ter zake van de overdracht van de boerderij ad € 400.000.

Vraag 29

Welke stelling(en) ten aanzien van de fiscale eenheid is (zijn) juist?
I. Een voordeel van de fiscale eenheid is de mogelijkheid om activa binnen de fiscale eenheid over te dragen, zonder directe heffing van vennootschapsbelasting.
II. Een voordeel van de fiscale eenheid is dat winsten bij goederentransacties vanuit de fiscale eenheid aan een derde fiscaal niet zichtbaar zijn.

  1. I en II zijn juist.
  2. I en II zijn onjuist.
  3. I is juist, II is onjuist.
  4. I is onjuist, II is juist.

Vraag 30

Leo (28 jaar) en Annie (27 jaar) zijn ongehuwd en zijn samen ingeschreven op hetzelfde woonadres voor de gemeentelijke basisadministratie sinds 2014. In 2015 hebben zij samen een kind gekregen, dat zij ook hebben erkend.
Welke stelling met betrekking tot fiscaal partnerschap in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is juist ten aanzien van Leo en Annie?

  1. Leo en Annie zijn geen partners in 2014 en 2015.
  2. Leo en Annie zijn in 2014 geen partners, in 2015 wel.
  3. Leo en Annie zijn in 2014 wel partners, in 2015 niet.
  4. Leo en Annie zijn partners in 2014 en 2015.

Vraag 31

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot aanslagbelastingen is juist?
I. Degene die uitgenodigd is om een aangifte in te dienen, is niet verplicht dit te doen indien hij geen belasting is verschuldigd.
II. Slechts indien achteraf blijkt dat de definitieve aanslag te laag was vastgesteld en er sprake is van een nieuw feit, kan binnen de naheffingstermijn een naheffingsaanslag worden opgelegd.

  1. Stelling I en II zijn beide juist.
  2. Stelling I en II zijn beide onjuist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling II is juist, stelling I is onjuist.

Vraag 32

Als een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan navordering plaatsvinden:

  1. Indien de vastgestelde belastingschuld in de belastingaanslag ten gevolge van een fout minimaal 30% lager is dan de wettelijk verschuldigde belasting.
  2. Indien de inspecteur constateert dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven, wat voor de inspecteur redelijkerwijs kenbaar is.
  3. Indien de navorderingsaanslag ter zake van buitenlandse vermogensbestanddelen is opgelegd binnen een termijn van 5 + 12 = 17 jaar.
  4. Indien bij de belastingplichtige een nieuw feit bekend is geworden waaruit volgt dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven.

Vraag 33

Josefien heeft een kapsalon. Soms knipt ze na sluitingstijd nog wat extra klanten en deze extra omzet noteert ze niet in haar administratie. Zij geeft dit extraatje ook niet op in haar aangifte inkomstenbelasting. Zij heeft op deze manier al een aardig bedrag bij elkaar gespaard en is van plan daarvan een leuk vakantiehuisje aan de Spaanse kust te kopen. Uiteraard gaat ze over dat huisje ook geen mededelingen doen aan de fiscus.
Welke sancties hangen Josefien boven het hoofd als de inspecteur achter deze handelswijze komt?

  1. De inspecteur heeft onbeperkte navorderingsmogelijkheden, aangezien zij de inkomsten en het buitenlandse huis opzettelijk heeft verzwegen.
  2. De inspecteur kan binnen de termijn een navorderingsaanslag en daarbij een vergrijpboete opleggen.
  3. Zij kan een boete krijgen en tegelijkertijd strafrechtelijk worden vervolgd.
  4. Zij loopt geen risico op sancties, want zij heeft een pleitbaar standpunt.

Vraag 34

Sandra heeft haar aangifte inkomstenbelasting 2015 ingediend. De Belastingdienst is het niet eens met de aangifte en verhoogt in de opgelegde aanslag inkomstenbelasting het aangegeven belastbaar inkomen met € 30.000. Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. Karin kan bezwaar maken tegen deze aanslag, omdat de inspecteur is afgeweken van de aangifte.
  2. Karin kan de Belastingdienst verzoeken om een voorlopige voorziening.
  3. Karin kan tegen deze aanslag geen bezwaar aantekenen, aangezien het geen navorderingsaanslag betreft.
  4. Karin kan tegen deze aanslag cassatie aantekenen bij de belastingkamer van de rechtbank.

Vraag 35

Welk van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap kan internationaal gelijktijdig onderworpen zijn aan belastingheffing op basis van het nationaliteitsbeginsel, het woonlandbeginsel én het bronlandbeginsel.
  2. Nederland belast een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap op basis van het woonlandbeginsel uitsluitend over Nederlands inkomen.
  3. Nederland belast vennootschappen op basis van het woonland- en bronlandbeginsel, maar niet op basis van het nationaliteitsbeginsel.
  4. Op basis van het bronlandbeginsel heft Nederland inkomstenbelasting van buitenlandse vennootschappen.

Vraag 36

Op grond van het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting verleent Nederland:

  1. Eenzijdig een tegemoetkoming voor dubbele belasting voor buitenlands belastingplichtigen.
  2. Eenzijdig een tegemoetkoming voor dubbele belasting voor beperkt belastingplichtigen.
  3. Eenzijdig een tegemoetkoming voor dubbele belasting voor binnenlands belastingplichtigen.
  4. Eenzijdig een tegemoetkoming voor dubbele belasting voor zowel binnenlands belastingplichtigen als buitenlands belastingplichtigen.

Vraag 37

Jip neemt bij zijn belastingaangifte al jaren een aftrekpost wegens autokosten in aanmerking. De inspecteur volgde deze aftrekpost jaarlijks bij het opleggen van de belastingaanslag. Echter, bij de aanslag over 2014 honoreert de inspecteur de aftrekpost niet langer. Jip vindt het vreemd dat de inspecteur afwijkt van deze gedragslijn.
Op welk beginsel zal Jip een beroep doen bij de rechter om de aanslag conform de aangifte te verlagen?

  1. Het gelijkheidsbeginsel.
  2. Het profijtbeginsel.
  3. Het vertrouwensbeginsel.
  4. Het zorgvuldigheidsbeginsel.

Vraag 38

Stelling I: Het fiscale winstbegrip van art. 8 Wet Vpb 1969 jo. 3.8 Wet IB 2001 is niet relevant voor buitenlands belastingplichtige vennootschappen omdat art. 8 Wet Vpb 1969 alleen van toepassing is op binnenlands belastingplichtigen.
Stelling II: Een natuurlijk persoon die in het buitenland woont geniet geen Nederlands inkomen in de zin van de Wet IB 2001 indien incidenteel arbeid verricht in Nederland: bijvoorbeeld 1x per maand een lezing. Er is dan geen wettelijke grond voor buitenlandse belastingplicht.
Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Beide stellingen zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 39

Boer Olke en zijn broer Mark drijven samen een onderneming (varkensboerderij) in de vorm van een vennootschap onder firma. De broers nemen beide voor 50% deel in de onderneming. Ze wonen beiden op de boerderij en alle werkzaamheden verrichten ze samen. Ook voor het overige verkeren zij in precies dezelfde omstandigheden. Boer Mark mag van de inspecteur een bepaald voorraadwaarderingssysteem hanteren, maar aan Boer Olke staat de inspecteur de toepassing van dat gunstige waarderingssysteem niet toe. Boer Olke vindt dit oneerlijk en wil met een beroep op het gelijkheidsbeginsel afdwingen dat de inspecteur ook hem toestaat het desbetreffende voorraadwaarderingssysteem te hanteren. Welke elementen zal boer Olke aannemelijk moeten maken om een dergelijk beroep te laten slagen?

  1. Boer Olke moet aannemelijk maken dat er sprake is van begunstigend beleid, dat in zijn geval ten onrechte niet is toegepast door de inspecteur.
  2. Boer Olke moet aannemelijk maken dat hij en zijn rechtens en feitelijk gelijke gevallen betreffen en dat het gedrag van de inspecteur onrechtmatig is geweest.
  3. Boer Olke moet aannemelijk maken dat hij in redelijkheid heeft mogen aannemen dat de inspecteur ook aan hem zou toestaan het voorraadwaarderingssysteem toe te passen, omdat zij samen een onderneming drijven.
  4. Boer Olke moet aannemelijk maken dat de evenredigheidsnorm is geschonden.

Vraag 40

Wanneer kan dubbele belastingheffing ontstaan in internationale situaties?
I. Als een vennootschap als inwoner wordt beschouwd door twee landen.
II. Als de onbeperkte belastingplicht van een Amerikaanse vereniging, gebaseerd op het nationaliteitsbeginsel van de Verenigde Staten, samenvalt met de beperkte belastingplicht van verenigingen op basis van het bronbeginsel van Nederland.

  1. I en II zijn juist.
  2. I en II zijn onjuist.
  3. I is juist, II is onjuist.
  4. I is onjuist, II is juist.

Open vraag

In de media valt de laatste tijd veel te lezen over de zogeheten Panama Papers. Het gaat daarbij om 11,5 miljoen documenten die afkomstig zijn van de zakelijke dienstverlener Mossack Fonseca die in Panama is gevestigd. Uit deze documenten kan worden afgeleid dat in sommige gevallen mogelijk te weinig belasting is betaald. Panama is een land met een bankgeheim.

In één van de persberichten wordt melding gemaakt van de in Nederland woonachtige mevrouw A. Noniem. Volgens het persbericht zou mevrouw Noniem een bankrekening hebben aangehouden in Panama. Naar aanleiding van dit persbericht ontstaat een discussie met een medestudent die de volgende drie stellingen inneemt:

1) Uitsluitend indien op de bankrekening daadwerkelijk rente-inkomsten zijn ontvangen door mevrouw Noniem, is zij belastingplichtig ter zake van de inkomsten uit de bankrekening. Dit volgt uit de bronnentheorie die ten grondslag ligt aan de inkomstenbelasting.
2) Als de inkomsten ten onrechte niet zijn aangegeven, dan kan de inspecteur een naheffingsaanslag opleggen. Tevens kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen van maximaal 300%, aangezien het aanhouden van een bankrekening in een land met een bankgeheim een bestuurlijke boete oplevert.
3) Ter zake van het opleggen van de aanslag dient de inspecteur na te gaan of de Nederlandse heffingsbevoegdheid wordt beperkt door een eventueel belastingverdrag. Als een belastingverdrag met Panama ontbreekt, dan bestaat voor eventuele dubbele belastingheffing geen oplossing.

U heeft toegezegd schriftelijk te zullen reageren op de drie stellingen van uw medestudent. Geef in onderstaand tekstblok – per stelling – uw gemotiveerde reactie. Verwijs naar de relevante wetsartikelen.

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

  1. A - Box 1: Artikel 3.8 Wet IB 2001 en artikel 2.10 Wet IB 2001.
       - Box 3: Artikel 2.13 Wet IB 2001 en artikel 5.2 Wet IB 2001.
  2. D - Artikel 3.76 Wet IB 2001 en artikel 3.4 Wet IB 2001
  3. D - Artikel 2, 3 Wet LB 1964
  4. B - Artikel 10 Wet LB 1964.
  5. D - Artikel 7.7 lid 1 Wet IB 2001
  6. B - Artikel 13 Wet Vpb 1969
  7. A - Artikel 2.14 Wet IB 2001.
  8. B - Artikel 2.7 Wet IB 2001
  9. C - Artikel 4.6 Wet IB 2001
  10. B - Artikel 4.6 Wet IB 2001 en artikel 4.9 Wet IB 2001
  11. C - Artikel 5.3 lid 2 sub c Wet IB 2001
  12. C - Artikel 3.90 Wet IB 2001
  13. C - Artikel 3.110 jo. 3.120 Wet IB 2001
  14. B - Artikel 4.6 Wet IB 2001
  15. A - Artikel 13 Wet Vpb 1969 en hoorcollege(sheets) week 4
  16. D - Artikel 4.16 Wet IB 2001.
  17. A
  18. A - Binnenlands belastingplichtigen (woonplaatsbeginsel), buitenlands belastingplichtigen (bronbeginsel) en bijvoorbeeld naar Nederland recht opgerichte lichamen (nationaliteitsbeginsel).
  19. A - Slechts in de door de wet aangewezen gevallen kan bezwaar worden gemaakt. Zie de wet
  20. C - Artikel 8 Wet Vpb 1969 jo. 3.8 Wet IB 2001 en artikel 10 lid 1 sub a Wet Vpb 1969
  21. C - Artikel 8 Wet Vpb 1969 jo. 3.8 Wet IB 2001
  22. D - Artikel 15 Wet Vpb 1969
  23. A - Artikel 8 Wet Vpb 1969 jo. 3.8 Wet IB 2001 en artikel 13 Wet Vpb 1969
  24. B
  25. D - Artikel 13 Wet Vpb 1969.
  26. B - Artikel 15 Wet Vpb 1969
  27. C - Artikel 13 Wet Vpb 1969
  28. D - Artikel 8 Wet Vpb 1969 jo. 3.8 Wet IB 2001
  29. C - Artikel 15 Wet Vpb 1969
  30. A - Artikel 5a AWR.
  31. B - Artikel 8 en 20 AWR.
  32. A - Artikel 16 lid 2 sub c AWR
  33. B - Artikel 16 AWR en artikel 67d/e AWR
  34. A - Artikel 22j AWR e.v.
  35. C - Zie Bvdb 2001, waaronder artikel 8, 13, 13a, 15, 19, 21a, 22, 25, 25b en 36
  36. C
  37. B - Artikel 8 Wet Vpb 1969 en artikel 7.2 lid 2 sub b Wet IB 2001
  38. A
  39. A

Open vraag

Stelling 1:

  • uitleg bronnentheorie
  • noemen dat bronnentheorie gedeeltelijk is verlaten, in box 3 immers fictief en niet reëel genoten rendement belast
  • uitleg wanneer belast in box 3 -> binnenlands blp (art. 1.1, 2.1-a, 2.3-c, 5.1 IB), heffingsgrondslag art. 5.3, lid 2, sub e Wet IB 2001
  • box 3 belast geen reële rente-inkomsten, maar fictief genoten inkomsten (forfaitair rendement, art. 2.13 en 5.2-1)
  • conclusie: onjuist, blp ter zake van box 3 over fictief rendement
  • (Totaal 6 punten)

Stelling 2:
Ten aanzien van de naheffingsaanslag:

  • onjuist. IB is aanslagbelasting dus betreft een navorderingsaanslag ipv naheffingsaanslag (art 9.1 IB). Voorwaarden voor navordering in art. 16 AWR. Zij heeft deze inkomsten bewust niet opgegeven, dus zij is ter zake van dit feit te kwader trouw.

Ten aanzien van de vergrijpboete:

  • Onjuist. Weliswaar kan inspecteur een vergrijpboete opleggen, maar dat is omdat Noniem opzettelijk onjuist aangifte heeft gedaan (art. 67e AWR of 67d). Het is onzin dat een bankrekening in land met bankgeheim een boete oplevert.
  • Op grond van art. 67e, lid 6, AWR / 67d, lid 5 kan voor inkomen uit sparen een maximale boete van 300% worden opgelegd. Deze boete kan worden opgelegd als de omstandigheden strafverzwarend zijn (par. 8 BBBB), zoals bij listigheid, valsheid of samenspanning (lid 8). Bij minder zware omstandigheden, zoals bij opzet of grove schuld, dient de boete op grond van het BBBB te worden gematigd (par. 27 / par. 26, juncto par. 25 BBBB). Conclusie: boete ex art. 67e, lid 6, AWR / art. 67d, lid 5, is max 300%, maar het BBBB kan aanleiding geven dit percentage te matigen.
  • (Totaal 8 punten)

Stelling 3:
Ten aanzien van de verdragsbeperking:

  • Juist; het uitgangspunt is heffen over wereldinkomen; evt. verdrag kan dat beperken en gaat voor op nationaal belastingrecht art. 94 Gw.

Ten aanzien van het ontbreken van een verdrag:

  • Onjuist: in dat geval kan een beroep worden gedaan op het Bvdb 2001.
  • Daar is een regeling opgenomen voor gevallen waarin niet op andere wijze in het voorkomen van dubbele belasting is voorzien.
  • Voor inkomen uit sparen en beleggen geldt art. 25 Bvdb en wordt een verrekening verleend.
  • (Totaal 6 punten)
Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Belastingrecht - UL

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018

Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.

  1. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 4.000.000, minus het heffingvrije vermogen.
  2. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.800.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt), minus het heffingvrije vermogen.
  3. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.830.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt; de kosten van de bewaking met vechthonden zijn echter van aftrek uitgesloten), minus het heffingvrije vermogen.
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 2

Jan verkoopt een pakket aandelen met winst. Dit vervreemdingsvoordeel blijft onbelast mits:

  1. de aandelen behoorden tot het vermogen van Jan’s onderneming.
  2. het voordeel voor Jan een resultaat uit overige werkzaamheden vormt.
  3. de aandelen voor Jan behoorden tot een aanmerkelijk belang.
  4. de aandelen behoorden tot Jan’s box 3 vermogen.

Vraag 3

Voor een aanmerkelijk belang is vereist dat:

  1. de aandeelhouder economisch eigenaar is van de aandelen.
  2. de aandeelhouder juridisch eigenaar is van de aandelen.
  3. het gaat om aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap.
  4. het gaat om direct aandeelhouderschap.

Vraag 4

Judith, een studente van 22 jaar, heeft een 5%-aandelenbelang in X BV. Haar vader Kees houdt de overige 95% van de aandelen. De afgelopen jaren heeft Judith telkens een leuk dividend ontvangen als aanvulling op haar studiebeurs. Maar tijdens het kerstdiner waarschuwt Kees zijn dochter: de zaken lopen slecht, en X BV gaat komend jaar waarschijnlijk een fors verlies draaien. Hij biedt haar aan om een deel van haar aandelen te kopen, zodat zij haar tegenvaller kan beperken. Wat zouden de fiscale gevolgen zijn als Judith de helft van haar aandelen aan haar vader verkoopt?

  1. Zij heeft dan geen aanmerkelijk belang meer en wordt voor haar resterend aandelenbezit belast in box 3.
  2. Zij heeft dan nog steeds een aanmerkelijk belang, en wel op grond van art. 4.6 Wet
.....read more
Access: 
Public
Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)

Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

    Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?

    1. Nu de stichting een onderneming drijft, wordt Adolin belast voor een “gebruikelijk loon”; dit bedraagt (tenminste) €45.000 op jaarbasis.
    2. Adolin geniet loon in de zin van de Wet LB 1964, namelijk de waarde van de flessen Mede die hij krijgt van de stichting. Dit betekent dat de stichting terzake daarvan inhoudingsplichtig is.
    3. Adolin neemt door zijn vrijwilligerswerk niet deel aan het economisch verkeer en kan de Mede dus belastingvrij genieten.
    4. Adolin geniet resultaat uit overige werkzaamheden; slechts zijn specifieke kennis en relaties stellen hem in staat om het voordeel – de Mede die hij ontvangt – te realiseren.

      Vraag 2

      Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?

      1. Bepalingen in een belastingverdrag die duidelijk in strijd zijn met bepalingen van Nederlands belastingrecht, blijven buiten toepassing.
      2. Bepalingen van Nederlands belastingrecht die duidelijk in strijd zijn met bepalingen in een belastingverdrag, blijven buiten toepassing.
      3. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, kan belastingplichtige een beroep doen op de meest gunstige bepaling.
      4. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, dient de rechter te beslissen welke bepaling voorrang heeft.

        Vraag 3

        Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooievoorjaarswandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuzezomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?

        1. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, moet het op grond van de rangorderegeling worden belast in box3.
        2. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, blijft het onbelast.
        3. Als
        .....read more
        Access: 
        Public
        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

        Vragen

        Vraag 1

        Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.

        I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
        II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.

        Welke stelling is juist?

        1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
        2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
        3. Beide stellingen zijn juist.
        4. Beide stellingen zijn onjuist.

          Vraag 2

          Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:

          1. Niet belast wanneer deze voordelen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
          2. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
          3. Niet belast wanneer deze voordelen worden genoten binnen de ondernemingssfeer.
          4. Niet belast wanneer het betreft vervreemding van aandelen in een vennootschap waarin de vader van die persoon een aanmerkelijk belang heeft.

          Vraag 3

          Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

          1. Nee, want Carl en Evelien hebben niet de bedoeling om samen te wonen.
          2. Nee, want Carl en Evelien zijn niet getrouwd noch hebben zij een notarieel samenlevingscontract.
          3. Ja, en dat waren ze al sinds het moment dat ze samen hun eerste kind kregen.
          4. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.

          Vraag 4

          Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met inventaris) huurt hij namelijk. Wel heeft hij (in een andere

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          De ondernemer geniet winst uit onderneming in box 1; de belegger valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3. Welk van de onderstaande alternatieven geeft een juiste weergave van het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en beleggers?

          1. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
          2. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een progressief tarief.
          3. Box 1 belast fictief genoten winsten en verliezen tegen een proportioneel tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
          4. Box 1 belast forfaitair genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.

          Vraag 2

          Jan wil een loodgietersbedrijf beginnen. Jan vraagt zijn vriend Keimpe om het bedrijf samen op te zetten. Keimpe heeft geen kennis van het loodgietersvak, maar hij beschikt wél over het startkapitaal dat nodig is. Jan en Keimpe richten samen een BV op, waarvan ze beide 50% van de aandelen houden. Ze spreken af dat Jan het bedrijf zal leiden en Keimpe slechts vermogen aan de BV zal verschaffen. Kan Keimpe onder de hiervoor geschetste omstandigheden gebruik maken van de zelfstandigenaftrek van art. 3.76 Wet IB 2001?

          1. Ja, mits Keimpe voldoet aan het urencriterium van art. 3.6 Wet IB 2001.
          2. Ja. Keimpe voldoet niet aan het arbeidsvereiste in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001 en kan om die reden gebruik maken van ondernemersfaciliteiten.
          3. Nee. Er is ten aanzien van Keimpe sprake van ondernemerschap, maar hij kan geen gebruik maken van ondernemersfaciliteiten aangezien Jan daadwerkelijk het bedrijf leidt.
          4. Nee. Keimpe kwalificeert niet als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001.

          Vraag 3

          Welke van de volgende stellingen met betrekking tot het begrip ‘dienstbetrekking’ in de Wet op de loonbelasting 1964 is onjuist?

          1. De drie essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn: een gezagsverhouding, verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid en de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
          2. Een dienstbetrekking kan ook worden aangegaan door een natuurlijk persoon die buitenlands belastingplichtig is.
          3. Een fictieve dienstbetrekking is een dienstbetrekking waarbij in de regel niet aan alle voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan, maar waar bij wetsfictie toch een dienstbetrekking wordt aangenomen.
          4. Van een dienstbetrekking kan uitsluitend sprake zijn indien een werknemer één dienstbetrekking heeft bij één werkgever.

          Vraag 4

          Joyce Uitermeer is directrice en tevens 50% aandeelhouder van Pollepel BV. Joyce verstaat haar vak en geeft succesvol leiding aan de werknemers van Pollepel BV. In 2016 ontvangt ze als beloning voor deze werkzaamheden een bonus. De bonus bestaat uit twee elementen:
          1) een bedrag van € 150.000; en 2) 4% van de

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 1

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 1

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Jochem en Sybren zijn ongehuwd en wonen sinds kort samen in een groot appartement in Amstelveen, dat sinds 2004 eigendom is van Jochem en door hem met een bancaire lening is gefinancierd. Jochem staat ook op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Om de aftrek van hypotheekrente te optimaliseren willen Jochem en Sybren als fiscale partners voor de heffing van inkomstenbelasting worden aangemerkt.
          Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden bij Jochem en Sybren tot partnerschap voor de Wet IB 2001?

          1. Sybren maakt de door Jochem aan de bank verschuldigde rente vanaf haar bankrekening over.
          2. Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie; bovendien gaan Jochem en Sybren bij de notaris een samenlevingscontract aan.
          3. Jochem en Sybren hoeven niets te doen omdat ze samenwonen in een eigen woning en derhalve van rechtswege fiscale partners van elkaar zijn.
          4. Ook Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.

          Vraag 2

          Olke is fiscalist en wordt op een feestje aangesproken door Mark. Mark woont in Amsterdam, maar wil, om een paar keer per jaar de stad te ontvluchten, een vakantiewoning kopen in Katwijk. Hij vertelt Olke dat hij iets heeft gehoord over hypotheekrenteaftrek. Olke geeft aan dat hij wel geld aan Mark wil lenen om de vakantiewoning te kopen. Mark hoeft van Olke geen rente te betalen, maar mag over 30 jaar de lening ineens afbetalen. Op die manier kan Mark volgens Olke een zakelijke rente aftrekken in box 1. Dit is voor Mark de fiscaal voordeligste manier om de vakantiewoning aan te schaffen. Waarom klopt dit advies van Olke niet?

          1. Aangezien Mark de lening rentevrij kan aflossen, is er geen rente om af te trekken.
          2. De woning valt bij Mark in box 3.
          3. De lening wordt niet afgesloten bij een bank. Er kan daarom niet worden gesproken van aftrekbare hypotheekrente.
          4. In box 3 betaalt Mark feitelijk maar 1,2% belasting over zijn vakantiewoning, in box 1 kan het tarief over de vakantiewoning oplopen tot 52%.

          Vraag 3

          Welke uitspraak is onjuist ten aanzien van het opleggen van een bestuurlijke boete?

          1. De grondslag voor een vergrijpboete wegens niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bestaat uit het gehele bedrag van de aanslag.
          2. Een vergrijpboete bedraagt maximaal 300% van de boetegrondslag bij box III-inkomen.
          3. Een vergrijpboete bij navordering wordt tegelijk opgelegd met het vaststellen van de navorderingsaanslag.
          4. Voor het opleggen van een verzuimboete is opzet of grove schuld niet vereist.

          Vraag 4

          Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?

          1. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die moedervennootschap wordt belast.
          2. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die dochtervennootschap wordt belast.
          3. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een moedervennootschap aan haar dochtervennootschap bij die dochtervennootschap
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?

          1. Een vermogenstoename kan toch onder het wettelijk fiscale inkomensbegrip vallen als er geen sprake is van een ‘bron van inkomen’, zoals bij een schenking.
          2. Aan het begrip ‘bron van inkomen’ zijn door de Hoge Raad een aantal aanvullende eisen gesteld: deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachten.
          3. In de inkomstenbelasting is het fiscale inkomensbegrip hoofdzakelijk gebaseerd op de bronnentheorie.
          4. Het fiscale inkomen is gelijk aan de groei van het vermogen in een bepaald tijdvak, volgens de vermogensvergelijkingstheorie.

          Vraag 2

          Welke stelling is juist?

          1. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het belastingmixbeginsel.
          2. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het gelijkheidsbeginsel.
          3. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
          4. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het profijtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.

          Vraag 3

          Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?

          1. Schenk- en erfbelasting
          2. Vennootschapsbelasting
          3. Inkomstenbelasting
          4. Omzetbelasting

          Vraag 4

          Het volgende bericht is in de krant opgenomen:

          Die belasting is er voor iedereen

          Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.

          Door Stéphane Alonso 26 november 2013

          Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.

          Twee keer geen belasting betalen

          Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp van brievenbusfirma's worden dividenden en winsten omgezet in schulden en

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Welke van onderstaande omstandigheden is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst van een onderneming?

          1. De feitelijke aanwending van een vermogensbestanddeel door de ondernemer.
          2. De beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door de ondernemer.
          3. Het moment waarop de ondernemer de ondernemingskosten betaalt.
          4. Het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de onderneming door de ondernemer.

          Vraag 2

          Jan is gek op koken en start een kookboekenwinkel. Hij koopt op 1 juli 2013 een winkelpand aan de Langegracht voor € 500.000. Het pand moet nog worden verbouwd. Na een ingrijpende verbouwing gaat de winkel open op 1 februari 2014. Mag Jan in het jaar 2013 op het pand afschrijven?

          1. Ja, want het pand vormt in 2013 ondernemingsvermogen voor Jan.
          2. Nee, want de winkel gaat pas open in februari 2014.
          3. Nee, want het pand is in 2013 slechts een half jaar in bezit. Op bezittingen kan enkel worden afgeschreven als deze een heel jaar in bezit zijn.
          4. Nee, want hij heeft in 2013 enkel de winkel verbouwd.

          Vraag 3

          Het Europese hoofdkwartier van een internationale koffieketen verhuist van Amsterdam naar Londen. Dit omdat daar verreweg de meeste Europese vestigingen zijn. Fiscale overwegingen spelen echter ook een rol. Op welk beginsel zal de Engelse fiscus zich beroepen om na de verhuizing over de winst te kunnen heffen van het Europese hoofdkwartier?

          1. Het nationaliteitsbeginsel.
          2. Het profijtbeginsel.
          3. Het bronbeginsel.
          4. Het woonplaatsbeginsel

          Vraag 4

          De thrillers van een in Engeland wonende auteursechtpaar worden in de Nederlandse boekwinkels snel verkocht. Vanwege dit succes vliegt het echtpaar regelmatig naar Nederland voor een signeersessie. Het echtpaar besluit een ‘vakantiehuisje’ aan de Leidse grachten te kopen. Zij verblijven in deze woning tijdens hun bezoekjes aan Nederland.

          Op grond van welke artikelen wil Nederland belasting heffen over deze Leidse woning?

          1. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          2. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          3. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          4. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.

          Vraag 5

          In de inkomstenbelasting is er een ‘subjectieve belastingplicht’. Wat wordt hiermee bedoeld?

          1. De subjectieve belastingplicht ziet op het tarief dat van toepassing is op bepaalde belastbare inkomsten.
          2. De subjectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen wordt betrokken in de belastingheffing.
          3. De subjectieve belastingplicht geeft aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB zijn onderworpen aan inkomstenbelasting.
          4. De subjectieve belastingplicht wijst op die artikelen in de Wet IB die voor de invulling van het
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          In de Volkskrant van 5 november 2012 stond het volgende artikel (enkel de relevante passages zijn weergegeven):

          Presidentskandidaat Romney maakt gebruik van Nederland als belastingparadijs

          De fiscale sluipwegen van Mitt Romney lopen ook door Nederland. Het private-equityfonds Bain Capital, waarin de presidentskandidaat participeert, zou via de Nederlandse route zo’n 80 miljoen euro aan dividendbelasting hebben ontweken.

          Presidentskandidaat Mitt Romney profiteert via het private-equityfonds Bain Capital van een voordelige fiscale route die via Nederland loopt. Nederland is voor het Amerikaanse Bain, dat door Romney werd opgericht, een schakel in zijn omvangrijke internationale web van trust- en houdstermaatschappijen.

          Door zijn investering van de in 2004 overgenomen Ierse farmaceut Warner Chilcott via Nederland te laten lopen, weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden. Sinds de aandelen in Nederland zijn ondergebracht, werd zo’n 398 miljoen dollar (303 miljoen euro) aan dividend uitgekeerd en verkocht Bain voor ruim 334 miljoen dollar (260 miljoen euro) aan aandelen.

          Dit blijkt uit door Follow the Money voor de Volkskrant onderzochte deponeringen bij de Amerikaanse beurstoezichthouder (SEC), Romneys belastingaangiften, door het Amerikaanse techblog Gawker geopenbaarde vertrouwelijke documenten van Bain, en gegevens van de Nederlandse Kamer van Koophandel.

          (…)

          398 miljoen dollar.

          Sinds 2010 heeft Bain Capital zijn aandelen in Warner Chilcott ondergebracht in een Nederlandse besloten vennootschap. Vanaf het begin hebben er omvangrijke uitkeringen aan Bain Capital plaatsgevonden. Warner Chilcott keerde vanaf augustus 2010 398 miljoen dollar aan dividend uit. Bain verkocht in deze jaren ook voor ruim 334 miljoen dollar aan aandelen Warner Chilcott.

          Door gebruik te maken van (……………) in Nederland en Luxemburg weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden en de opbrengsten van zijn aandelen veilig onder te brengen in de fiscale vrijplaats Kaaimaneilanden. (……………) houdt in dat de winst uit een aandelenbezit van meer dan 5 procent niet wordt belast in Nederland. Nederland is mede daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor houdstermaatschappijen van multinationals en financiële fondsen. ‘We zijn wereldkampioen (……………)’, zegt Jos Peters, fiscalist bij Merlyn.

          Welk woord ontbreekt op de drie stippellijnen?

          1. (de regeling in) belastingverdragen.
          2. (de) deelnemingsvrijstelling.
          3. (de) fiscale eenheid.
          4. (het) verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

          Vraag 2

          Belastingverdragen bevatten geen regels:

          1. Over de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
          2. Ter voorkoming van discriminatie.
          3. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
          4. Ter voorkoming van het ontgaan van belasting.

          Vraag 3

          Welke beginselen past Nederland toe bij het afbakenen van de heffingsbevoegdheid?

          1. Het woonplaatsbeginsel en het bronbeginsel.
          2. Het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
          3. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
          4. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het vermogensbeginsel.

          Vraag 4

          Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:

          1. belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
          2. belastingen slechts mogen worden geheven over legaal verkregen inkomsten.
          3. de belastingplichtige zich aan de wet moet houden.
          4. de overheid
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 5

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 5

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Lees het onderstaande artikel aandachtig door:

          Google omzeilt belasting via Nederland

          Laatste update: 23 oktober 2010 12:37

          AMSTERDAM - Google 'ontduikt' via onder andere Nederland belastingen uit de Verenigde Staten en bespaarde over de afgelopen drie jaar op die manier ruim 3,1 miljard dollar (ongeveer 2,2 miljard euro). Dat blijkt uit onderzoek van persbureau Bloomberg.

          Door gebruik te maken van de zogenaamde 'Dutch Sandwich-techniek' gaan inkomsten van Google naar Ierland, dan via Nederland naar Bermuda en uiteindelijk weer terug naar Ierland. Daarvandaan kan het geld als dividend worden uitgekeerd aan Googles aandeelhouders.

          Het percentage winstbelasting dat Google in het buitenland moet betalen is door deze constructie verlaagd tot 2,4 procent. Het laagste percentage van de vijf grootste technologiebedrijven uit de VS. In veel landen is het officiële percentage belasting hoger dan 20 procent.

          Er is in de VS nogal wat te doen rondom deze vorm van __________. De belastingtrucs zouden de Amerikaanse overheid volgens specialisten jaarlijks zestig miljard dollar kosten, terwijl onder andere de Nederlandse fiscus profiteert.

          Double Irish

          Google betaalde winstbelasting de afgelopen jaren in Ierland en profiteert zo van voordelige Ierse belastingwetten waardoor het de 12,5 procent officiële belasting ontloopt. De zogenaamde Double Irish-methode is gebouwd op twee bedrijven.

          De een vraagt royalty's voor gebruik van het intellectueel eigendom. Op deze manier worden uitgaven gecreëerd die het belastbaar inkomen van een bedrijf verlagen. Een ander bedrijf int de royalty's in een land dat Ierse belastingen negeert, zoals Bermuda.

          Om te ontkomen aan een voorheffing op de winstbelasting als het geld Ierland verlaat wordt het naar een Nederlandse Google-BV gestuurd. Ierse belastingwetten geven sommige Europese landen, waaronder Nederland, namelijk vrijstelling van royaltybelastingen, normaal gesproken ongeveer 15 procent.

          "Vervolgens kunnen de royalty's ons land vrijwel onbelast verlaten richting Bermuda", vertelt Peter Smits, hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit en verbonden aan Deloitte.

          "Het geld staat hooguit een dag of twee in Nederland geparkeerd. Daarom heeft de Nederlandse belastingdienst kennelijk een speciale afspraak gemaakt met Google, waarbij is afgesproken dat Nederland over 0,2 procent van de geldstroom vennootschapsbelasting int."

          Buitenlandse artiesten als U2 en The Rolling Stones gebruiken dezelfde constructie, en ook een groot bedrijf als IKEA heeft vanwege het gunstige belastingklimaat zijn hoofdkantoor in Nederland gevestigd. Jaarlijks stromen zo duizenden miljarden euro's door Nederland.

          Vul het ontbrekende woord in:

          1. Belastingfraude.
          2. Belastingontduiking.
          3. Belastingontwijking.
          4. Boxhopping.

          Vraag 2

          Professor Smits merkt op dat de royalty’s onbelast ons land verlaten richting Bermuda. Wat is de juiste onderbouwing van deze stelling?

          1. Er is geen verdrag gesloten tussen Nederland en Bermuda. Het Besluit voorkoming dubbele belasting is van toepassing en wijst het heffingsrecht toe een Bermuda.
          2. Het verdrag Nederland – Bermuda (conform het OESO-modelverdrag) wijst het heffingsrecht toe aan Bermuda.
          3. Nederland kent geen bronheffing op uitgaande royalty’s.
          4. Nederland kent geen winstbelasting op uitgaande royalty’s.
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 6

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 6

          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Wat wordt verstaan onder ‘box hopping’ in de inkomstenbelasting?

          1. De neiging van belastingplichtigen om de tariefverschillen tussen de boxen in hun voordeel te gebruiken.
          2. Het verschijnsel dat sommige bronnen van inkomen in meerdere boxen tegelijk kunnen vallen.
          3. De neiging van de belastingdienst om belastingplichtigen altijd in de voor hen meest ongunstige box te belasten.
          4. Het verschijnsel dat door de toepassing van de drie boxen dubbele of zelfs drievoudige heffing kan optreden.

          Vraag 2

          Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: Voordeel (…); dit voordeel redelijkerwijs (…); en deelneemt aan (…).

          Vul in (3x):

          1. geniet, mag ontvangen, het economisch verkeer.
          2. beoogt, kan genieten, het arbeidsproces.
          3. kan verwachten, heeft verwacht, de Nederlandse samenleving.
          4. beoogt, kan verwachten, het economische verkeer.

          Vraag 3

          Winst in de zin van de wet IB 2001 is:

          1. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de ondernemer, onder welke naam en in welke vorm ook, aan inkomen geniet.
          2. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de onderneming, onder welke naam en in welke vorm ook, als zodanig aan voordelen verwerft.
          3. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit de onderneming.
          4. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden genoten door de onderneming.

          Vraag 4

          Roberto verzamelt postzegels. Hij reist een paar keer per jaar naar verzamelaarsbeurzen met (een deel van) zijn collectie. Doorgaans doet hij zaken op ruilbasis. Voor het bezoeken van die beurzen maakt hij gebruik van het openbaar vervoer; soms maakt hij ook kosten voor (eenvoudige) overnachtingen. Zijn de reis- en overnachtingskosten aftrekbaar voor zijn aangifte inkomstenbelasting 2011?

          1. Nee, er is geen sprake van een bron van inkomen.
          2. Ja, maar alleen voor zover hij geldomzet maakt (en dus niet gewoon ruilt).
          3. De overnachtingskosten zijn niet aftrekbaar; de reiskosten zijn aftrekbaar voor zover Roberto beschikt over een reisverklaring in de zin van art. 16 lid 2 en 3 Uitv.reg. IB 2001.
          4. Alle kosten zijn aftrekbaar, zij het binnen de grenzen van art. 3.15 Wet IB 2001.

          Vraag 5

          Welke bewering is juist?

          1. Het profijtbeginsel is een belangrijk beginsel bij de heffing van inkomstenbelasting.
          2. Daar waar belastingen worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de realisatie van andere doelstellingen van overheidsbeleid, kan men spreken over de ‘instrumentalisering’ van het belastingrecht.
          3. Over de omvang en richting van ‘afwenteling’ bestaat in het belastingrecht altijd op voorhand duidelijkheid, zodat belastingheffing gericht kan plaatsvinden.
          4. Door de instrumentalisering van het belastingrecht, wordt het belastingrecht voor de burger eenvoudiger en toegankelijker.

          Vraag 6

          In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?

          1. Eerst worden de lonen van werknemers (inclusief de directeur-grootaandeelhouder) belast,
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 7

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 7

          Open vragen

          Vraag 1

          In het vakblad voor de bakkersbranche “Bakkerswereld” staat het volgende bericht:

          Onregelmatigheden bakkersbranche

          Nieuwsbericht| 22-02-2011

          De FIOD heeft op woensdag 16 februari 5 bedrijfspanden en 3 woningen in Roermond en Eindhoven doorzocht. Het vermoeden is dat de boekhouding vervalst is en dat bij de in- en verkoop van (brood)meel geen belasting is afgedragen. Het geschatte nadeel voor de schatkist is rond de 600.000 euro.

          Het strafrechtelijk onderzoek vindt plaats onder leiding van het Functioneel Parket. De Belastingdienst doet onderzoek naar onregelmatigheden bij bakkers die tevens een lunchroom exploiteren. Uit vooronderzoek is gebleken dat zich met name bij die bakkers onregelmatigheden voordoen. Bij 17 onderzochte ondernemingen is in totaal ruim €3 miljoen aan naheffingsaanslagen opgelegd. Ook de arbeidsinspectie, UWV en VWA constateren regelmatig overtredingen bij deze specifieke groep. Daarom is er samen met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie een interventieteam opgericht dat deze bakkers extra controleert. Naast belastingfraude wordt er ook gekeken naar illegaal tewerkgestelde personen, voedselveiligheid, hygiëne en uitkeringsfraude. Het doel is om, waar nodig, het gedrag te verbeteren. Naast toezicht is er ook sprake van voorlichting.

          a. Indien een ondernemer te weinig belasting betaalt, kan hij worden bestraft. De inspecteur kan voor die bestraffing kiezen uit twee trajecten. Geef aan welk traject in het geval van de bakkers de voorkeur verdient.

          b. In het krantenartikel wordt gesproken over opgelegde heffingsaanslagen. Een fiscaal advocaat die door één van de bakkers is ingehuurd, beargumenteert dat naheffing niet zo maar mogelijk is; de fiscus zou een nieuw feit moeten hebben om een naheffingsaanslag op te leggen. Beargumenteer onder verwijzing naar de wettelijke bepalingen of dit standpunt juist is en waarom de eis van het nieuwe feit bij naheffing wel of niet wordt gesteld.

          Vraag 2

          In de krant is het volgende bericht te lezen:

          Kamer wil bankiersbonus 100 procent belasten

          Alle banken die staatssteun hebben ontvangen, moeten de sinds 2008 uitgekeerde bonussen 100 procent belasten. De Tweede Kamer gaat met deze eis in tegen de wens van minister Jan Kees de Jager (Financiën, CDA). De Tweede Kamer heeft dinsdag een motie van de PVV aangenomen over dit onderwerp.

          100 procent

          Hierin wordt het kabinet gevraagd alle financiële bonussen die sinds 2008 bij staatsgesteunde banken als ABN, ING, SNS Reaal en Aegon zijn uitgekeerd eenmalig tegen een tarief van 100 procent te belasten in de loonheffing.

          Kan dat niet, dan moet het kabinet aftrek van het hele bonusbedrag in de vennootschapsbelasting weigeren. De motie was door minister De Jager ontraden, onder meer omdat die in strijd zou zijn met de grondwet.

          Plasterks draai

          De motie werd aangenomen in de Kamer, dankzij steun van in ieder geval de PvdA en de SP. De SP vroeg onmiddellijk een brief van het kabinet over hoe het de motie denkt te gaan uitvoeren. De Jager zei vorige week over de motie dat hij

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 8

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 8

          Open vragen

          Vraag 1 (30 punten)

          Paul heeft in 2010 deelgenomen aan het televisieprogramma ‘De Gouden Kooi’. Opzet van het programma is dat een aantal deelnemers een villa bewoont. In en om de villa hangen camera’s. Winnaar is degene die in overeenstemming met de spelregels het langste weet te blijven zitten en zijn medespelers ‘wegpest’. De spelregels zijn neergelegd in een lijvig boekwerk. Daarin is onder meer bepaald dat de deelnemers verplicht zijn om de instructies van de producent van het programma op te volgen. Houdt een kandidaat zich niet aan de spelregels en/of instructies dan kan hij uit de villa worden gezet. Naast een kans op de hoofdprijs krijgen de kandidaten een vergoeding van € 2.500 voor iedere maand dat zij in het huis verblijven. Paul verlaat als derde na 10 maanden de villa en ontvangt € 25.000.

          a. Geef gemotiveerd aan of sprake is van een bron van inkomen voor Paul. U hoeft nog niet aan te geven om welke bron van inkomen het eventueel zou gaan.

          b. Uitgaande van de aanwezigheid van een bron van inkomen, geef gemotiveerd aan welke bron van inkomen naar uw mening van toepassing is.

          Paul is na zijn verblijf in de Gouden Kooi een bekende Nederlander geworden. Om te ontsnappen aan alle drukte besluit hij zijn huurhuis in Amsterdam op te zeggen en een reis rond de wereld te maken. Ook verkoopt Paul zijn auto. De auto is volgens de garage € 17.000 waard. Uiteindelijk verkoopt Paul zijn auto via internet aan een trouwe fan van de Gouden Kooi die juist de auto van Paul graag wil hebben en daarvoor € 22.000 betaalt.

          c. Geef gemotiveerd aan of het voordeel in box 1 kan worden belast en, zo ja, onder welke bron van inkomen.

          Vraag 2 (20 punten)

          Op de internetsite van het Reformatorisch Dagblad staat het volgende berichtje:

          Vettaks moet Roemenen van fastfood afhouden

          Roemenen moeten binnenkort belasting gaan betalen op producten die veel suiker en vet bevatten, zoals hamburgers, chips en frisdrank.

          Volgens de Roemeense regering moet de heffing ervoor zorgen dat mensen gezonder gaan eten. De helft van de 22 miljoen Roemenen is te dik, blijkt uit officiële cijfers. Het Roemeense parlement keurt de wet naar verwachting deze maand goed.

          Voor veel Roemenen was fastfood na de val van het communisme het symbool van vrijheid en een teken van welvaart. De snelle hap is ongekend populair, net als in andere landen in Oost-Europa. Obesitas komt er steeds meer voor, zegt de Praagse hoogleraar Vojtech Hainer, voormalig hoofd van de Europese Vereniging van Onderzoek naar Obesitas. „De levensstijl wordt steeds westerser, met meer tv-kijken, meer computeren, minder bewegen, meer autorijden en meer fastfood.”

          Gecombineerd met de traditionele, voedzame keuken van aardappel en vet varkensvlees zorgt dat ervoor dat meer dan de helft van de Hongaren, Tsjechen en Slovaken te zwaar is,

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 9

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 9

          Vragen

          Vraag 1

          Welke stelling is juist?

          1. De loonbelasting die werkgevers op het loon inhouden is een voorheffing op de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting.
          2. De omzetbelasting is een verbruiksbelasting.
          3. De overdrachtsbelasting is een belasting ter zake van het verkrijgen van roerende zaken in Nederland.
          4. De vennootschapsbelasting is een belasting van aandeelhouders die recht hebben op vennootschappelijke winst.

          Vraag 2

          De rendementgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:

          1. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
          2. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden en het heffingvrije vermogen.
          3. Het fictief rendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
          4. Het vermogensrendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.

          Vraag 3

          Wie dragen de vennootschapsbelasting?

          1. De aandeelhouders, voor wie immers na het voldoen van de belasting minder dividend overblijft.
          2. De lichamen in de zin van art. 1 Wet Vpb 1968, die immers subjectief belastingplichtig zijn.
          3. De werknemers, omdat arbeidsbeloningen niet aftrekbaar zijn bij de bepaling van de vennootschappelijke winst.
          4. Naast aandeelhouders ook werknemers en consumenten, omdat ondernemingskapitaal meer internationaal mobiel is dan werknemers en consumenten.

          Vraag 4

          Julia drijft een onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Julia is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met Jan. Jan werkt bij een belastingadvieskantoor in loondienst. Op een zekere dag koopt Julia een kaartje voor een landelijke autovakbeurs. Zij hoopt op die beurs allerlei zakelijke contacten te spreken en iets op te steken van de nieuwe ontwikkelingen in de autowereld. Het kaartje geeft recht op een gratis lot, waarmee Julia een motorfiets wint. Jan heeft vervolgens de motorfiets in gebruik genomen voor het woon-werkverkeer naar zijn kantoor. Welke stelling is juist over de fiscale positie van Juliaen/of Jan?

          1. Aangezien de motorfiets door Jan wordt gebruikt in het kader van zijn dienstverband bij het belastingadvieskantoor, zijn de kosten van de motorfiets bij hem als reisaftrek aftrekbaar van zijn belastbaar loon in de zin van art. 3.80 Wet IB 2001.
          2. Aangezien Julia de motor niet voor zakelijke doeleinden gebruikt, kan de waarde van de motorfiets niet tot de winst van de onderneming van Julia behoren.
          3. De waarde van de motorfiets is bij Julia belast als winst uit onderneming. Het kaartje voor de vakbeurs is immers uit zakelijke overwegingen gekocht.
          4. De waarde van de motorfiets is mogelijk bij Julia belast als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de motorfiets het resultaat is uit haar werkzaamheden voor haar onderneming die handelt in tweedehandsauto’s.

          Vraag 5

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

          Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

          • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Belastingrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
          • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar
            Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
          Access: 
          Public
          Work for WorldSupporter

          Image

          JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

          Working for JoHo as a student in Leyden

          Parttime werken voor JoHo

          Comments, Compliments & Kudos:

          Add new contribution

          CAPTCHA
          This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
          Image CAPTCHA
          Enter the characters shown in the image.
          Check how to use summaries on WorldSupporter.org

          Online access to all summaries, study notes en practice exams

          How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

          • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
          • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
          • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
          • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
          • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

          Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

          There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

          1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
            • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
          2. Use the topics and taxonomy terms
            • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
          3. Check or follow your (study) organizations:
            • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
            • this option is only available trough partner organizations
          4. Check or follow authors or other WorldSupporters
            • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
          5. Use the Search tools
            • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
            • The search tool is also available at the bottom of most pages

          Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

          Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

          Field of study

          Check the related and most recent topics and summaries:
          Activity abroad, study field of working area:
          Institutions, jobs and organizations:
          Access level of this page
          • Public
          • WorldSupporters only
          • JoHo members
          • Private
          Statistics
          2250