Oefententamens Belastingrecht - UL
- 4101 keer gelezen
Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?
Welke stelling is juist?
Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?
Het volgende bericht is in de krant opgenomen:
Die belasting is er voor iedereen
Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.
Door Stéphane Alonso 26 november 2013
Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.
Twee keer geen belasting betalen
Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp van brievenbusfirma's worden dividenden en winsten omgezet in schulden en verliezen, waarover geen belasting hoeft te worden betaald. Dat kan straks niet meer.
Wereldwijde aanpak
De Europese Commissie wil bovendien dat in alle lidstaten een 'antimisbruikregel' wordt ingevoerd. Met zo'n regel kan een lidstaat die zich benadeeld voelt door soepelere regels in een ander land, alsnog belasting heffen. Bijvoorbeeld als er duidelijke aanwijzingen zijn dat een bepaalde constructie is opgezet voor _______________________. Dit moet volgens Semeta leiden tot ,,eerlijkere begrotingsinkomsten en eerlijkere concurrentie tussen bedrijven". Oftewel: de ene lidstaat moet de ander niet het brood uit de mond stoten met gewiekst belastingbeleid. De eurocommissaris wil dat de aanpassingen in de moeder-dochterrichtlijn uiterlijk eind volgend jaar zijn doorgevoerd. Maar het gaat voorlopig om voorstellen: de lidstaten en het Europees Parlement moeten zich er ook over uitspreken. Niet iedereen is enthousiast: het Nederlandse standpunt is doorgaans dat de aanpak van _______________________ alleen zin heeft op wereldwijde schaal, als álle landen meedoen. Bovendien lossen de plannen maar een deel van het probleem op: _______________________ is er in vele soorten en maten. Een van de meest spraakmakende, waarbij dochters hun winst via brievenbusfirma's overmaken als (onbelaste) royalty's voor het gebruik van merknamen en bedrijfsconcepten, wordt niet aangepakt. Nog niet, want de Europese Commissie is hier wel mee bezig.
Vul hetzelfde ontbrekende woord op de drie lege plekken in:
Het Nederlandse stelsel van belastingheffing over de winsten van vennootschappen wordt aangeduid als het klassieke stelsel. Dit stelsel wordt gekenmerkt door:
Anne werkt als verkoopmedewerkster in een supermarkt. In de avonduren speelt zij in een coverband. Anne’s band wordt steeds populairder. In 2013 heeft Anne’s coverband 5 optredens tijdens festivals. Met deze optredens verdient ze in totaal € 10.250. De coverband repeteert in het lokale buurthuis. De kosten die hieraan verbonden zijn, worden over de bandleden verdeeld. Voor Anne bedroegen de totale kosten in 2013 € 800. Welke van de volgende stellingen is juist?
Naast de reguliere voordelen zijn ook de vervreemdingsvoordelen uit een aanmerkelijk belang belast, maar waarom?
Welk gevolg heeft het als een vermogensbestanddeel van een ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 als verplicht ondernemingsvermogen wordt geëtiketteerd?
Meneer Appel heeft een groentewinkel, een IB-onderneming. In 2013 komt door middel van de verkoop van groente € 50.000 binnen. Verder is bekend dat:
Meneer Appel een toeleverancier uit privémiddelen € 2.000 heeft betaald.
Meneer Appel als cadeau voor zijn kinderen de computer uit de winkel heeft meegenomen met een waarde van € 100, zonder dat hij hiervoor betaald heeft.
Meneer Appel € 10.000 aan huurkosten heeft gemaakt in verband met de winkelruimte.
Meneer Appel op de rommelmarkt zijn privéverzameling groentemessen heeft verkocht voor € 700.
Wat is het juiste bedrag aan winst uit onderneming dat in 2013 in de heffing zal worden betrokken?
Er kan aangenomen worden dat alle genoemde bedragen op grond van goedkoopmansgebruik in 2013 thuishoren en dat er geen vrijstellingen of andere bijzondere regels van toepassing zijn.
Tom heeft een eenmanszaak in de verkoop van sokken en ondergoed via internet. Zijn blauw-grijze onderbroeken worden goed verkocht in Nederland. Tom heeft een studente, genaamd Ingrid, in dienst genomen om de postpakketjes in te pakken en vervolgens te verzenden. Welk van de onderstaande stellingen is juist?
Op de volgende wijze kan de fiscale winst worden bepaald:
Geef aan welke van de onderstaande stellingen juist is/zijn.
Stelling I: Lotte bezit 4% van de aandelen van X BV. Lotte’s partner Milan bezit 3% van de aandelen van X BV. Lotte en Milan zijn beiden aanmerkelijkbelanghouders van X BV.
Stelling II: Het vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang is de overdrachtsprijs minus de ten laste van de vervreemder komende kosten.
Mevrouw Den Hartog heeft onder andere de volgende bezittingen:
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
Een natuurlijke persoon, woonachtig in Nederland, houdt 8% van de aandelen in een Duitse GmbH en ontvangt een dividend van deze vennootschap. Op welke wijze wordt dit dividend betrokken in de belastingheffing als het aandelenbelang niet tot een ondernemingsvermogen of werkzaamheid behoort?
Thomas, woonachtig te Amsterdam, houdt 100% van de aandelen in X BV. X BV houdt 10% van de aandelen in Y BV. Thomas houdt zelf geen aandelen in Y BV, maar zijn vader Bas, woonachtig te Amsterdam, houdt 4% van de aandelen in Y BV. Y BV houdt op haar beurt 2% van de aandelen in A BV. Thomas houdt direct geen aandelen in A BV, maar zijn vader Bas houdt 4% van de aandelen in A BV.
Welk antwoord is juist?
Jan bezit 3% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Y BV en winstbewijzen die recht geven op 3% van de winst van Y BV. Zijn broer Joost bezit 10% van de geplaatste aandelen in Y BV. Heeft Jan een aanmerkelijk belang in Y BV?
Mona werkt als uitsmijter bij een café. Mona heeft thuis een verzameling gok- en fruitautomaten. Deze automaten staan normaal gesproken in haar studeerkamer zodat zij de hele dag kan spelen. Mona besluit de spelautomaten voortaan te verhuren voor een zakelijke prijs aan het café. Zo verdient zij nog een zakcentje aan de spelautomaten. Hoe worden de verhuurde automaten in de belastingheffing betrokken?
Burke bezit 100% van de aandelen in Burke BV. Burke BV exploiteert een juwelierswinkel in het centrum van Leiden. De aandelen zijn € 1.000.000 waard. Burke heeft de aandelen drie jaar geleden verworven voor € 200.000. Burke verkoopt alle aandelen aan zijn dochter Elies voor € 600.000. Elies verkoopt de gekochte aandelen een week later voor € 1.000.000 door aan haar vriendin Sofie.
Welke bewering is juist over de fiscale gevolgen?
Stefan is rijk geworden door de handel in vastgoed. Stefan bezit op 1 januari 2015 de volgende vermogensbestanddelen:
Welke van de vermogensbestanddelen behoren niet tot de rendementsgrondslag in box 3?
Welke van onderstaande stellingen is juist?
Meneer Pas heeft aangifte inkomstenbelasting gedaan en daarbij bewust een bankrekening in het buitenland verzwegen. Na een paar maanden ontvangt hij een aanslag conform de door hem ingediende aangifte. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?
Mevrouw Den Akker vindt tijdens het doen van haar aangifte inkomstenbelasting tien briefjes van vijftig euro in haar la die zij enkele jaren geleden van haar spaarrekening afgehaald heeft. Verder heeft ze geen contant geld in haar bezit. Zij besluit deze € 500 niet in haar aangifte op te nemen. Met enig gevoel van schaamte vertelt zij dit aan u. Voor welke gevolgen moet zij nu vrezen?
Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?
I. De bevoegdheid tot het opleggen van een primitieve aanslag vervalt in beginsel vijf jaar na het ontstaan van de materiële belastingschuld.
II. De termijn voor het opleggen van de aanslag wordt verlengd met de periode van het voor het doen van aangifte verleende uitstel en wanneer een informatiebeschikking wordt genomen.
Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?
I. Als een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld en er zijn nog geen vijf jaren verstreken sinds de materiële belastingschuld is ontstaan, dan kan de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen indien hij een ‘nieuw feit’ heeft.
II. Als de belastingplichtige te kwader trouw is, heeft de inspecteur geen ‘nieuw feit’ nodig om te kunnen navorderen.
Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?
I. Beroep in cassatie kan ingesteld worden tegen een uitspraak van het gerechtshof of van de voorzieningenrechter van het Hof met toepassing van art. 8:86 Awb, van uitspraken op verzet van de rechtbank, en op de gronden genoemd in art. 79 Wet RO.
II. Het is mogelijk om het hoger beroep over te slaan en tegen een uitspraak van de rechtbank rechtstreeks beroep in cassatie in te stellen.
Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?
I. Elke belastingplichtige is verplicht op verzoek van de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken ten aanzien van zijn/haar eigen belastingheffing en die van derden.
II. Administratieplichtigen zijn ook verplicht stukken te verstrekken die bedoeld zijn om hun fiscale positie te belichten of hen daaromtrent te adviseren.
Pim en Femke zijn al jaren fervente boksers. Hoewel er in Nederland verschillende boksgala’s worden georganiseerd, willen Pim en Femke het boksen onder de aandacht brengen bij studenten en besluiten in Amsterdam een boksgala te organiseren voor studenten. Zij richten een Stichting op zonder winstoogmerk, die als doel heeft het promoten van de bokssport onder studenten en weten een prachtig 2-daags boksgala te organiseren waar veel studenten op af komen. Aan het einde van het jaar blijkt de Stichting toch winst te hebben gemaakt. Pim en Femke vragen zich af of de Stichting belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. Welk van de volgende antwoorden is juist?
Wat is een voorwaarde voor het kunnen vormen van een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting?
Basketbal BV produceert machines die ballen maken. Basketbal BV houdt 100% van de aandelen in Korfbal BV, een BV die zich specialiseert in het maken van korfbalballen. Basketbal BV en Korfbal BV vormen geen fiscale eenheid. Basketbal BV besluit zonder enige vergoeding een ballenmachine met daarin een meerwaarde aan Korfbal BV over te dragen. Niet lang daarna verkoopt Basketbal BV met winst al haar aandelen in Korfbal BV aan een vennootschap die niets met beide BV’s te maken heeft. Wat zijn de fiscale gevolgen voor beide BV’s in het licht van de latere overdracht van de aandelen Korfbal BV?
Zijn onderstaande stellingen juist?
Stelling I: A BV houdt 100% van de aandelen in B BV. A BV draagt een bedrijfsmiddel tegen een zakelijke vergoeding over aan B BV en maakt hiermee een winst van € 10.000. Aangezien de winst wordt behaald door middel van een transactie met een vennootschap waarin A BV alle aandelen bezit, is dit voordeel vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling.
Stelling II: De vergoeding voor het verstrekken van vreemd vermogen is in beginsel belast bij de ontvanger van de vergoeding.
Maas BV is een Nederlandse vennootschap die handwerkspullen verkoopt. Maas BV heeft € 2.000 uitgeleend aan de eenmanszaak ‘Het Patroontje’, gedreven door een zekere mevrouw Gustos. De rente over dit bedrag bedraagt per jaar € 100. Hoe wordt deze lening en de bijbehorende rente in de belastingheffing betrokken bij Maas BV en bij mevrouw Gustos?
Wat is het doel voor aanmerkelijkbelangaandeelhouders van de zogeheten gebruikelijkloonregeling (art. 12a Wet LB)?
De volgende beweringen gaan over de aftrek van betaalde rente in het Nederlandse fiscale stelsel. Welke bewering is juist?
Moeder BV houdt 100% van de aandelen in Dochter BV. Zij vormen geen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Het concern drijft verschillende internetwinkels die zijn ondergebracht in Dochter BV. Moeder BV heeft aan Dochter BV een geldlening van € 1.000.000 verstrekt. Afgesproken is dat Dochter BV een rente van 5% per jaar, € 50.000, betaalt op deze lening. Gegeven is dat een zakelijke rente 4% per jaar zou bedragen. Welke bewering ten aanzien van deze lening en de rente is juist?
Tax planning via Nederland door de oprichting van een Nederlandse tussenhoudster is:
De heer Gilse kwalificeert voor fiscale doeleinden als inwoner van Frankrijk. De heer Gilse heeft een vakantiehuisje in Leiden. Zowel Nederland als Frankrijk willen de heer Gilse voor het inkomen uit het vakantiehuisje belasten. Ook heeft de heer Gilse alle aandelen in een in Frankrijk gevestigde vennootschap, die op haar beurt alle aandelen houdt in een in Nederland gevestigde vennootschap. De winst die de in Nederland gevestigde vennootschap maakt, wordt in Nederland in de belastingheffing betrokken. Nadat deze winst als dividend wordt uitgekeerd aan de in Franktijk gevestigde vennootschap, betrekt Frankrijk de Franse vennootschap voor het uitgekeerde dividend in de heffing. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?
Er kan aangenomen worden dat er geen belastingverdrag van toepassing is tussen Nederland en Frankrijk.
Na het grote succes van “Laurens & Milan The American Dream” besluit Laurens met zijn gezin te verhuizen naar Amerika. Omdat Laurens bang is dat hij zijn vriend Milan te veel gaat missen, houdt hij zijn huis in Leiden voorlopig nog even aan. Op grond van welke artikelen kan de Nederlandse fiscus na Laurens’s verhuizing belasting heffen ter zake van het huis in Leiden?
Wessel is militair en heeft een huis (in eigendom) in Leiden. Hij woont al jaren in dit huis in Leiden. In Leiden heeft hij zijn sportclub. Ook zijn vrienden wonen allemaal in de buurt. In de lokale kroeg ‘De Kaag’, speelt Wessel regelmatig met zijn vrienden het spel Kolonisten van Catan. Wessel wordt eens per drie jaar voor zes maanden uitgezonden naar een ver land. Hij verlaat dan het huis en woont in een tijdelijke militaire barak op locatie. In het huis blijven zijn spullen achter evenals zijn katten en planten, die worden verzorgd door de buurman. Wat is het goede antwoord ten aanzien van de belastingheffing ten aanzien van het huis in Leiden.
Mevrouw Xang, Zuid-Koreaanse, is een in Nederland woonachtige onderneemster die chips verkoopt. Deze chips verkoopt ze via een Koreaanse website voor bodemprijzen aan huishoudens in Zuid-Korea. Bij een bestelling doet mevrouw Xang de nootjes in zakjes en stuurt ze met de vliegpost naar Zuid-Korea. Hoe wordt mevrouw Xang in Nederland belast voor de Wet IB?
Wat is het achterliggende doel van de deelnemingsvrijstelling?
Het inkomensbegrip voor toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 is gebaseerd op de ‘bronnentheorie’. Er wordt soms voorgesteld in discussies over een nieuw belastingstelsel om deze theorie te verlaten en bijvoorbeeld een vermogenswinstbelasting in te voeren. U heeft beloofd om nog eens op papier te zetten welke zaken bij deze discussie van belang zijn en hoe u daar tegenaan kijkt.
Schrijf een betoog en behandel daarbij de volgende elementen:
(i) wat houdt de bronnentheorie in? (5 punten)
(ii) welke algemene voorwaarden aan een bron van inkomen worden gesteld? (5 punten)
(iii) geef uw mening ten aanzien van de vraag of de bronnentheorie als uitgangspunt moet worden gehandhaafd of niet en geef hiervoor twee belangrijkste argumenten. (10 punten)
Bij het beoordelen van uw betoog gelden de volgende richtlijnen:
Indien de genoemde volgorde (i) t/m (iii) niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot puntenaftrek.
De voorgeschreven antwoordlengte moet worden aangehouden. Overdreven klein schrift leidt tot ook tot puntenaftrek.
Aan argumenten die overtuigingskracht missen, worden geen punten toegekend.
Een rommelig en/of warrig betoog beïnvloedt de beoordeling negatief.
Spel- en taalfouten leiden tot puntenaftrek.
1. A, zie Hoofdlijnen H2.5 | 11. C, zie Hoofdlijnen H4.3 en Elementair H4.3.d | 21. A, zie Hoofdlijnen H6.12, 7.2, 7.3 en Elementair H2.8.c, 2.11 | 31. B, zie Hoofdlijnen H2.6, 4.3, 4.4 |
2. C, zie Hoofdlijnen H2.1 en Elementair H4.3, 4.4 | 12. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2 | 22. A, zie Hoofdlijnen H6.12, 7.2 en Elementair H2.8.a | 32. C, zie Hoofdlijnen H2.2, 3.6 en Elementair H10.1, 11.9 |
3. D, zie Hoofdlijnen H1.1 en Elementair H1.7 | 13. C, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H12.2, 12.3 | 23. D, zie Hoofdlijnen H2.12 en Elementair H2.8.a | 33. C, zie Hoofdlijnen H4.3, 4.4 |
4. C, zie Hoofdlijnen H1.4, 1.5 en Elementair H1.12 | 14. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H14.1 | 24. A, zie Hoofdlijnen H7.2 | 34. C, zie Hoofdlijnen H4.3, 4.4, 4.5 en Elementair H9.3.b, 14.1 |
5. A, zie Hoofdlijnen H4.1 en Elementair H13.2 | 15. A, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2 | 25. A, zie Hoofdlijnen H7.6 en Elementair H3.1.b, 3.1.c | 35. B, zie Hoofdlijnen H7.1 |
6. B, zie Hoofdlijnen H2.7 en Elementair H4.3.f, 10.1.d | 16. D, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2 | 26. B, zie Hoofdlijnen H7.7 en Elementair H3.2 | 36. C, zie Hoofdlijnen H4.1, 4.2 en Elementair H13.2, 18.3 |
7. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.4.a, 11.4.b | 17. A, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H4.3 | 27. A, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H9.1, 13.7.a | 37. C, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H13.7.a, 13.7.b |
8. C, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H6.3, 6.4 | 18. A, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2 | 28. D, zie Hoofdlijnen H4.6 en Elementair H14.2.a | 38. D, zie Hoofdlijnen H2.2, 2.7, 2.9 en Elementair H4.3 |
9. B, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H6.4 | 19. A, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H12.2, 12.3, 12.4 | 29. D, zie Hoofdlijnen H6.5 en Elementair H6.4 | 39. A, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H4.3 |
10. B, zie Hoofdlijnen H2.6,2.7 en Elementair H4.1, 6.4 | 20. D, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.3 en Elementair H2.8.a, 2.8.c | 30. D, zie Hoofdlijnen H4.4, 4.5 en Elementair H12.3 | 40. A, zie Hoofdlijnen H4.5 en Elementair H14.1 |
Toelichting bij 19:
Ad (i): De bronnentheorie houdt in dat een opbrengst voor inkomstenbelastingdoeleinden alleen relevant is, als deze voortkomt uit een ‘bron van inkomen’. De opbrengst moet afkomstig zijn uit een min of meer duurzame bron en zich ook hebben losgemaakt (inkomen uit). Voordelen die buiten een bron om zijn verkregen, zijn dus ook niet belast in de Wet IB, maar worden mogelijk wel in een andere heffing betrokken. Ook het voordeel bij de vervreemding van een bron is niet belast (zie Hoofdlijnen H2.5).
Ad (ii): Uit de rechtspraak volgt dat er drie voorwaarden worden gesteld om te kunnen spreken van een bron van inkomen, namelijk deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachte (zie Hoofdlijnen H2.5 en Elementair H6.2).
N.B.: Als naast de algemene bronvoorwaarden ook bijzondere bronvoorwaarden worden genoemd, leidt dit tot puntenaftrek (denk aan ‘een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid’). Deze voorwaarden volgen namelijk uit de wet en niet uit de bronnentheorie.
Ad (iii): Tegen handhaven:
De bronnentheorie laat vermogenswinsten onbelast.
De bronnentheorie sluit niet aan bij de maatschappelijke realiteit. Het inkomen beperken tot de opbrengsten uit een bron is kunstmatig.
De bronnentheorie leidt tot afbakeningsvraagstukken.
De bronnentheorie moet op te veel punten worden bijgeschaafd om werkbaar te zijn. Belangrijke onderdelen van de huidige Wet IB zijn namelijk niet meer te verklaren.
Correct taalgebruik (maximaal 4 punten aftrek)
Voor handhaven:
De bronnentheorie is ontwikkeld tot een praktisch concept waarmee in de loop van de tijd veel ervaring is opgedaan.
De bronnentheorie laat vermogenswinsten onbelast die toch maar moeilijk kunnen worden vastgesteld.
De bronnentheorie in de inkomstenbelasting hoeft niet alles op te lossen. Andere belastingwetten kunnen namelijk moeiteloos aanvullen ten aanzien van opbrengsten die niet in de inkomstenbelasting worden betrokken.
De bronnentheorie beperkt de inkomstenbelasting door uitsluitend inkomen te belasten dat daadwerkelijk is genoten en ook kan worden gebruikt om belasting mee te betalen.
Met de inhoud van het betoog kan 20 punten gehaald worden, als het geheel in correct Nederlands is geschreven. Voor taalfouten en taalonzorgvuldigheden kan maximaal 4 punten van die 20 afgetrokken worden. Aftrek vindt plaats bij onlogische en niet lopende zinnen, grove taalfouten en een evident slechte schrijfstijl.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens te gebruiken bij het vak Belastingrecht aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2406 |
Add new contribution