Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1a

Paddington Berenwinkel wil een berenwinkel openen in de binnenstad van Kampen. Bij besluit van 11 januari 2016 verleent het college van B&W aan Paddington een vergunning op grond van de Monumentenwet voor de verbouw van een monumentaal grachtenpand tot berenwinkel. Winnie Berenwinkel, gevestigd aan de overkant van de gracht, maakt bezwaar. Winnie vreest omzetverlies.

Paddington stelt dat bij de besluitvorming over het verlenen van een monumentenvergunning mogelijk omzetverlies van een concurrerende onderneming geen rol kan spelen en dat Winnie om die reden geen belanghebbende is bij het besluit. Het bezwaar van Winnie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus Paddington. Wat vindt u van dat standpunt van Paddington? (3 pt.)

Vraag 1b

Winnie voert in bezwaar aan dat de door B&W verleende vergunning in strijd is met de Monumentenwet. Paddington stelt in reactie daarop dat de regels uit de Monumentenwet niet strekken ter bescherming van het belang van Winnie en dat B&W het argument van Winnie dus niet mogen betrekken bij de heroverweging. Heeft Paddington gelijk? (2 pt.)

Vraag 2

Bij besluit van 27 juni 2014 heeft het college van B&W van Gorinchem een omgevingsvergunning met bouwtoestemming, milieutoestemming en kaptoestemming verleend voor de kap van vier oude eiken en de bouw en het in bedrijf nemen van een nieuwe fabriek van Zoetjes. De heer Sadeas maakt bezwaar tegen de vergunning.

Sadeas woont op 100 meter van de locatie waar de vergunning op ziet. Vanuit zijn woning heeft hij zicht op de te kappen bomen en zal hij in de toekomst zicht hebben op de te bouwen fabriek. Hij maakt uitsluitend bezwaar tegen de hoogte van het bouwwerk. Zijn bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank voert hij opnieuw aan dat de te bouwen fabriek de maximale bouwhoogte overschrijdt. Bovendien schrijft hij in het beroepschrift: ‘We weten allemaal dat een suikerfabriek vreselijk stinkt. Slecht voor het milieu, en ik ga daar last van krijgen.’ Wat kan/mag/moet de rechtbank met deze uiting van onvrede bij het beoordelen van het beroep van Sadeas? (5 pt.)

Vraag 3a

Bij besluit van 8 december 2015 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden het bestemmingsplan ‘Esserheem’ vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 60 woningen. Kaladin, een omwonende met zicht op het te realiseren bouwplan, gaat tegen de vaststelling van het bestemmingsplan in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Hij betoogt onder meer dat de gemeenteraad ten onrechte, want in strijd met art. 3:11 lid 1 Awb, de exploitatieberekening, die ten grondslag ligt aan het plan, niet ter inzage heeft gelegd. Vast staat dat Kaladin nog voordat hij beroep instelde inmiddels over de exploitatieberekening beschikte. Het is echter niet uitgesloten dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op de hoogte waren van het bestaan van de exploitatieberekening. De advocaat van de gemeente bepleit dat dit gebrek door de ABRvS kan worden gepasseerd. Zij voert daartoe aan dat Kaladin voordat hij beroep instelde reeds op de hoogte was van de exploitatieberekening, tegen de inhoud van deze berekening beroepsgronden heeft kunnen aanvoeren en derhalve door het gebrek niet is benadeeld. Hoe zal de ABRvS oordelen over het standpunt van de advocaat van de gemeente Leeuwarden? (2 pt.)

Vraag 3b

Kaladin hoopt niet alleen dat de procedure tegen het bestemmingsplan er toe zal leiden dat de rechter dit onrechtmatig zal achten en het zal vernietigen, maar hij vindt ook dat hij schade heeft geleden (€ 20.000) als gevolg van het bestemmingsplan. Welke procedurele weg(en) kan hij bewandelen als hij de schade die hij meent te hebben geleden, vergoed wil hebben? (3 pt.)

Vraag 4a

Bij besluit van 30 november 2015 heeft de burgemeester van Den Haag de demonstratie verboden die de stichting ‘Nooit meer Zwarte Piet’ op 5 december 2015 wil houden. De burgemeester vreest voor verstoring van de openbare orde. De stichting is al jaren actief en voert op allerlei manieren actie tegen de figuur van ‘Zwarte Piet’. De stichting maakt op 1 december 2015 bezwaar en verzoekt eveneens op 1 december 2015 de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de burgemeester wordt gelast haar te behandelen alsof zij toestemming heeft de demonstratie te houden. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd.

Schets het beoordelingskader dat de voorzieningenrechter hanteert bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de verzoeker (u kunt er daarbij vanuit gaan dat die heeft voldaan aan de eisen van art. 6:5 Awb) en bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening. (3 pt.)

Vraag 4b

Stel, de advocaat van de stichting ‘Nooit meer Zwarte Piet ’ verzoekt de voorzieningenrechter om gebruik te maken van diens bevoegdheid ex art. 8:86 Awb om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak en daarbij tevens toepassing te geven aan art. 8:72 lid 3 sub b Awb. In hoeverre zullen de beide verzoeken van de advocaat kans van slagen hebben? (2 pt.)

Vraag 5a

Bij besluit van 22 oktober 2013 heeft het college van B&W Geerveld aan de heer Dalinar een vergunning verleend voor het kappen van 23 bomen op het perceel gelegen aan de Hoofdweg 135 te Geerveld, onder het opleggen van een herplantplicht. Zowel Dalinar als diens buurman, Van Gavilar, maakt bezwaar. Het bezwaar van Dalinar wordt gegrond verklaard; de aan de kapvergunning verbonden voorwaarde van een herplantplicht vervalt. Van Gavilar en twee andere buren, Elokhar en Moash, gaan in beroep. Elokhar voert aan dat hij niet zozeer bezwaren heeft tegen de kap van de bestaande bomen, maar wel tegen het doen vervallen van de herplantplicht, Moash voert aan dat hij zowel problemen heeft met de kap als met het vervallen van de herplantplicht.

De advocaat van Dalinar stelt dat Elokhar en Moash niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun beroep, omdat zij eerder geen bezwaar hebben gemaakt. Klopt die stelling? (3 pt.)

Vraag 5b

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat zij vindt dat de motivering voor het achterwege laten van de herplantplicht tekort schiet. Leg uit onder welke omstandigheden de rechtbank gebruik kan maken van de bevoegdheid ex art. 8:72 lid 3 sub a en wanneer van die van art. 8:72 lid 3 sub b Awb, om het geschil finaal te beslechten. (2 pt.)

Vraag 6a

Het college van B&W van Leeuwarden verleent een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van een gedeelte van een pand voor horecadoeleinden en het plaatsen van ventilatiekanaal aan het betreffende pand. Het daartegen door omwonenden gemaakte bezwaar en beroep wordt ongegrond verklaard. Dezelfde omwonenden stellen in april 2015 tijdig hoger beroep in. De zitting vindt plaats op 3 september 2015. Op 19 augustus 2015 dienen de omwonenden een nieuwe beroepsgrond in, waarin zij voor het eerst naar voren brengen dat de berekening van de parkeerbehoefte niet deugt. Het vergunningvoorschrift dat ziet op het realiseren van een aantal bruikbare parkeerplaatsen op het perceel van de vergunninghouder klopt volgens hen niet.

Tot welk moment in de procedure is het in het algemeen toelaatbaar om nieuwe beroepsgronden in te dienen? (2 pt.)

Vraag 6b

Zal de hogerberoepsrechter in dit geval de beroepsgrond over de berekening van de parkeerbehoefte meenemen bij de beoordeling van het geschil? (3 pt.)

Vraag 7a

Stel u bent ambtenaar bij de gemeente Groningen. U wordt ontslagen. U vindt dat besluit onrechtmatig en wendt zich tot de civiele rechter met een verzoek de gemeente te veroordelen aan u de schade te vergoeden die u als gevolg van dat besluit heeft geleden. Waar hangt vanaf of de civiele rechter u niet-ontvankelijk zal verklaren in uw vordering, dan wel uw vordering zal afwijzen? (3 pt.)

Vraag 7b

Aan de Patrijsvogellaan te Zuiderstede wonen Shallan (op nummer 1), Jashnah (op nummer 3) en Navini (op nummer 5), Jashnah heeft op 1 september 2010 een omgevingsvergunning bouwen gekregen. Navini, is daar met succes in rechte tegen opgekomen: de rechtbank heeft het besluit van B&W bij uitspraak van 20 januari 2015 vernietigd. Shallan heeft schade geleden (€ 20.000) als gevolg van de aan Jashnah verleende vergunning. Haar advocaat denkt dat het handig is om met een verzoek ex art. 8:88 Awb te proberen die schade te verhalen. Bent u het met de advocaat van Shallan eens? (2 pt.)

Vraag 8a

Het college van B&W van de gemeente Nijmegen verleent bij brief van maandag 6 juni 2016 een evenementenvergunning aan het evenementenorganisatiebureau MetalMusic GmbH voor een concert van de ook in Nederland populaire Duitse band Rammstein, te houden op zondag 30 april 2017 in het Kronenburgerpark. De brief wordt verzonden op woensdag 8 juni 2016. Op zaterdag 11 juni 2016 wordt de vergunning in het door de gemeente gebruikte huis-aan-huisblad gepubliceerd.

Motiveer wat de laatste dag is waarop belanghebbenden bezwaar kunnen maken tegen de vergunning voor het concert. (3 pt.)

Vraag 8b

Hoogleraar biologie Haijema woont direct naast het Kronenburgerpark en is in juni en het grootste deel van juli van 2016 in Indonesië om nieuwe, nog niet-ontdekte keversoorten te determineren. Op vrijdag 29 juli zal hij weer landen op Schiphol. Stel, Haijema hoort zaterdagmorgen 30 juli in de berenwinkel van zijn buurvrouw over het geplande concert van ‘die herrieband Rammstein’. Hij besluit meteen diezelfde dag een bezwaarschrift te sturen, waarin hij uitlegt dat hij weliswaar buiten de termijn bezwaar maakt, maar dat dat hem niet kwalijk te nemen is gezien het feit dat hij wegens werkzaamheden van gewichtige wetenschappelijke aard in Azië was en hij van daaruit onmogelijk het Nijmeegse huis-aan-huisblad heeft kunnen lezen. B&W verklaren het bezwaar niet-ontvankelijk. Haijema gaat tijdig in beroep en voert aan dat hij binnen twee weken nadat hij van het besluit op de hoogte is geraakt, bezwaar heeft gemaakt en dat zijn bezwaar dus ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Hoe zal het dictum van de uitspraak van de rechtbank luiden en waarom? (2 pt.)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Het standpunt van Paddington klopt niet. Voor het beantwoorden van de vraag of iemand aangemerkt kan worden als belanghebbende is niet relevant of zijn belangen al dan niet een rol spelen in de besluitvorming. Het relativiteitsbeginsel (of specialiteitsbeginsel) beïnvloed niet de ontvankelijkheid van het bezwaar. Voor de beantwoording van de vraag of Winnie belanghebbende is, is niet van belang of het bestuursorgaan in verband met de Monumentenwet de vrijheid had om bij het nemen van het bestreden besluit rekening te houden met de belangen van berenwinkelketen. Dit kan wel een rol spelen bij de inhoudelijke beoordeling (2 pt). Van belang is of Winnie als feitelijk gevolg van het bestreden besluit in zijn belangen wordt geraakt. Dat is het geval, nu Winnie aan de andere kant van de gracht zit (1 pt).

Vraag 1b

Paddington beroept zich op de relativiteitseis van artikel 8:69a Awb, maar deze geldt niet in bezwaar (1 pt). In bezwaar dient het bestuur, ongeacht het beschermingsbereik van de ingeroepen rechtsregels, tot een volledige heroverweging over te gaan (7:11 lid 1 Awb, uitspraak Recracenter) (1 pt).

Vraag 2

Moet de rechtbank de beroepsgrond over de geurhinder in haar oordeel betrekken? Van belang is of het een besluit betreft dat uit verschillende onderdelen bestaat (1 pt). Als dat zo is, dan geldt o.g.v. art. 6:13 Awb dat in beroep alleen gronden mogen worden aangevoerd die betrekking hebben op een onderdeel van het besluit dat in bezwaar ook al was aangevochten (1 pt). Zie ABRvS 9 maart 2011, AB 2011/130 (standaarduitspraak ‘Onderdelenfuik’) (0,5 pt). Een omgevingsvergunning is een besluit dat uit verschillende besluitonderdelen kan bestaan (bijv. bouw, milieu, kap). De beroepsgrond over de heurhinder betreft een ander besluitonderdeel dan die over de hoogte van het gebouw. In de voorprocedure zijn ter zake van het onderdeel milieu geen gronden aangevoerd. Dan kan dat in beroep niet alsnog. (1,5 pt) De beroepsgrond over de geur betrekt de rechter derhalve niet bij diens oordeel over het besluit; het beroep moet in zoverre dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. (1 pt)

Vraag 3a

Het standpunt van de advocaat van de gemeente is onjuist (0,5 pt). Hij verzoekt de ABRvS art. 6:22 Awb toe te passen om dit gebrek te passeren. Deze bepaling maakt het mogelijk een gebrek in het besluit te passeren, als aannemelijk is dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.(0,5 pt) Art. 6:22 spreekt van ‘belanghebbenden’ en niet van ‘de appellant’. Niet van belang is dat de appellant door het passeren van het gebrek niet wordt benadeeld, aannemelijk moet zijn dat ook andere belanghebbenden daardoor niet zullen worden benadeeld.(0,5 pt). Dat laatste kan niet worden uitgesloten, nu denkbaar is dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op dat moment konden begrijpen dat er een exploitatieberekening bestond. Zij hebben daardoor niet de mogelijkheid gehad daartegen een zienswijze in te dienen.(0,5 pt)

Vraag 3b

Blijkens de vraag is de bevoegde rechter (in enige aanleg) de ABRvS en het schadebedrag is onder de 25.000 euro. Op grond van artikel 8:89, tweede lid, Awb kan een belanghebbende in dergelijke gevallen zowel een civiele vordering als een vordering bij de bestuursrechter doen (2 ptt). Kiest Kaladin voor de bestuursrechter dan heeft hij de keuze om hangende het beroep een verzoek doen ex art. 8:91 Awb) (0,5 pt) of een verzoek ex art. 8:88 Awb na afloop van de procedure te doen (0,5 pt).

Vraag 4a

Bij het beoordelen van de ontvankelijkheid zijn twee zaken van belang: 1) is sprake van connexiteit, dwz is bezwaar/beroep ingesteld tegen het besluit waar het verzoek zich op richt? Zie artikel 8:81 lid 1 Awb. 2) van wie is het verzoek afkomstig? dat moet de bezwaarmaker zijn, of degene die partij is in de beroepsprocedure (zie art. 8:81 lid 2 en 3 Awb). (1 pt.) Voor de inhoudelijke beoordeling geldt dat vier aspecten van belang zijn voor de vraag of de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening zal willen treffen: de spoedeisendheid, zijn voorlopige rechtmatigheidsoordeel, de zwaarte van de bij het treffen van de gevraagde voorziening betrokken belangen en de aard van het verzoek. (2 pt.)

Vraag 4b

Geen van beide verzoeken hebben kans van slagen. Onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak kan op grond van artikel 8:86 Awb alleen als het verzoek is gedaan hangende een beroepsprocedure. (1 pt.) Voor het toepassing geven aan art. 8:72 lid 3 sub b Awb geldt hetzelfde: dat is een bevoegdheid van de rechter die hij kan gebruiken als hij een besluit vernietigt. De voorzieningenrechter kan alleen een besluit vernietigen als hij kortsluit, en hij kan alleen kortsluiten als het verzoek hangende beroep is gedaan. Hij kan dus geen toepassing geven aan art. 8:72 lid 3 sub Awb. (1 pt.).

Vraag 5a

Deels juist. Ingevolge art. 6:13 Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Elokhar heeft weliswaar geen bezwaar gemaakt, maar dat kan hem in dit geval niet worden verweten. Hij had geen reden bezwaar te maken tegen het primaire besluit omdat dat voorzag in de herplantplicht waar het hem om te doen is. De beslissing op bezwaar geeft Elokhar aanleiding zich in de procedure te mengen. (1,5 pt). Voor Moash ligt dat anders, die had al in bezwaar kunnen opkomen tegen de kap. 6:13 Awb kan t.a.v. dit aspect worden tegengeworpen. Vermoedelijk geen tegenwerping 6:13 Awb voor het vervallen van herplantplicht. (1,5 p)

Vraag 5b

Art. 8:72 lid 3 sub a Awb houdt in: de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten. Dat kan alleen als duidelijk is dat het bestuursorgaan na de vernietiging het precies hetzelfde besluit kan en wil nemen. Nodig is daarvoor dat het aan de Rb duidelijk is hoe het bestuursorgaan het motiveringsgebrek wil herstellen en dat de Rb dat afdoende vindt. (1 pt) Art. 8:72 lid 3 sub b Awb houdt in dat de rechter zelf in de zaak voorziet. Dat kan als duidelijk is dat de vernietiging als consequentie heeft dat het bestuursorgaan een ander besluit moet nemen, dat tijdens de procedure duidelijk is wel ander besluit het bestuursorgaan wil nemen en dat de rechter dat voorgenomen alternatieve besluit wel een rechtmatige bevoegdheidsuitoefening door het bestuursorgaan acht.(1 pt)

Vraag 6a

Behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, verbiedt geen rechtsregel dat na afloop van de voor het indienen van beroepsgronden gestelde termijn alsnog nieuwe gronden worden ingediend (0,5 pt), zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde (1,5 pt). Kortom, indienen van gronden is niet begrenst tot de beroepstermijn (artikel 6:7 Awb of een eventuele hersteltermijn ex artikel 6:6 Awb), maar bepalend is of late indiening van een beroepsgrond nog in overeenstemming is met de goede procesorde.

Vraag 6b

De zaak heeft betrekking op een omgevingsvergunning (Wabo). In dit geval is de Afdeling bestuursrechtspraak de bevoegde hogerberoepsrechter. Dit blijkt uit 8:105 Awb jo H4 van de bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (uit de regeling volgt niet dat een andere hogerberoepsrechter bevoegd is) (1 pt). De beroepsgrond ten aanzien van het wijzigen van het parkeerbeleid wordt door de omwonenden voor het eerst in hoger beroep aangevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak hanteert een retrospectieve benadering bij de beoordeling van het hoger beroep: hierbij wordt beoordeeld of de rechter in eerste aanleg juist heeft gehandeld bij zijn uitspraak (controlefunctie) (1 pt). Het object van het geding is de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling neemt voor het eerst in hoger beroep aangevoerde gronden niet mee, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Er zijn geen aanwijzingen dat sprake is van een bijzondere omstandigheid: de beroepsgrond over de berekening van de parkeerbehoefte zal buiten beschouwing blijven. (1 pt).

Vraag 7a

In het antwoord moet onderscheid worden gemaakt tussen het niet-ontvankelijk verklaren door de civiele rechter en het afwijzen van de vordering

  • de ontvankelijkheidsvraag is afhankelijk van de vraag of er een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang is of is geweest (HR Changoe/Staat). Het gaat er dus om of de schadeclaim ook via een bestuursrechtelijke procedure behandeld zou kunnen worden, bijvoorbeeld de procedure van artikel 8:88 Awb (maar dat geldt alleen als sprake is van een onrechtmatig besluit). (1,5 pt)

  • Indien de civiele rechter de vordering wel ontvankelijk verklaart, is de vraag of deze vordering wordt afgewezen afhankelijk van de vraag of het ontslagbesluit formele rechtskracht heeft gekregen. Dat is het geval indien hetzij niet tegen het ontslagbesluit is geprocedeerd, hetzij de bestuursrechter het beroep tegen het ontslagbesluit ongegrond heeft verklaard. (1,5 pt)

Vraag 7b

Shallan heeft niet geprocedeerd tegen de omgevingsvergunning. Daarom is heeft dat besluit jegens hem formele rechtskracht en is het niet onrechtmatig. De procedure van artikel 8:88 Awb e.v. is dus niet van toepassing. (1 pt) Los daarvan zou Shallan eerst een verzoekschrift bij het bestuursorgaan moeten indienen (artikel 8:90 lid 2 Awb). (0,5 pt) Nee, ik ben het met de advocaat niet eens. (0,5 pt)

Vraag 8a

Op grond van 3:41, eerste lid, Awb geschiedt bekendmaking door verzending van de brief op woensdag 8 juni (1 pt). Gezien art. 6:7 is de termijn zes weken (1 pt) en op grond van art. 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na bekendmaking. De eerste dag van de termijn is daarom donderdag 9 juni 2016, en de laatste dag van de termijn is derhalve woensdag 20 juli (1 pt).

Vraag 8b

Op grond van art. 6:11 Awb is het mogelijk dat het bezwaar alsnog ontvankelijk moet worden geacht als de indiener redelijkerwijs niet in verzuim is geweest (1 pt). Termijnoverschrijding is dan verschoonbaar. De jurisprudentie is echter streng en afwezigheid wegens werkzaamheden in het buitenland zullen daar niet onder vallen omdat van Haijema verwacht mag worden dat hij gedurende die periode regelt dat iemand zijn zaken voor hem regelt (1 pt). De twee weken-termijn geldt alleen als je verschoonbaar te laat bent. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Martijn Huizinga heeft bij het college van B&W van Heerlen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag ingediend voor het rolstoeltoegankelijk maken van zijn nieuwe benedenwoning. In het kader van de beoordeling van de aanvraag zijn ambtenaren van de gemeente Heerlen, zonder daarvoor om toestemming te vragen, de woning binnengegaan. De Wmo-aanvraag is vervolgens afgewezen. Martijn acht die afwijzing onrechtmatig en vindt dat hij € 15.000,- schade heeft geleden: psychische schade vanwege het ongewenste bezoek en materiële schade vanwege een tijdelijk verblijf in een vakantiepark omdat de woning niet rolstoeltoegankelijk is.

Geef aan via welke verschillende procedurele wegen Martijn Huizinga kan bereiken dat hij zijn schade volledig vergoed krijgt en vermeld daarbij de verschillende relevante procedurele stappen die hij moet zetten. 

Vraag 2

Stelling: als de voorzieningenrechter kortsluit, vervalt de noodzaak een voorlopige voorziening te treffen. Bespreek of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist dan wel onjuist is. 

Vraag 3a

Lena Klevakina ontvangt op 26 mei 2018 – de brief is afgestempeld op 21 mei 2018 – de beslissing op het door haar gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 januari 2018, waarin het UWV heeft te kennen gegeven dat per 1 augustus 2018 geen recht meer bestaat op een uitkering ingevolgde de Ziektewet. Tot wanneer kan Lena Klevakina uiterlijk beroep instellen bij de rechtbank? 

Vraag 3b

Stel dat in het besluit van 15 januari 2018 een onjuiste rechtsmiddelenclausule is opgenomen. Bespreek op welke wijze met een bezwaarschrift dat hierdoor te laat is ingediend, zal worden omgegaan.

Vraag 4a

Het college van B&W van Leeuwarden heeft op 22 maart 2018 aan tuincentrum Greenlife een ontheffing verleend van het in artikel 2 Winkeltijdenwet neergelegde verbod om op zondag voor publiek een winkel geopend te hebben. Tuincentrum Greenlife mag voortaan iedere laatste zondag van de maand van 13:00-17:00 uur geopend zijn. Deze zondagsopenstelling is tegen het zere been van het concurrerende tuincentrum World of Plants. Het door tuincentrum World of Plants gemaakte bezwaar leidt echter niet tot herroeping van de verleende ontheffing.

Leg uit bij welke bestuursrechter beroep en/of hoger beroep kan worden ingesteld. 

Vraag 4b

De voorzitter van de landelijke stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling, Lieke Huiberts, heeft op 15 januari 2018 een informatiebijeenkomst van de Leeuwarder gemeenteraad bijgewoond waar onder meer het verzoek om zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife op de agenda stond. De heer Lopez, wethouder economie & ruimtelijke ontwikkeling van Leeuwarden, heeft tijdens deze informele bijeenkomst mondeling toegelicht dat hij verwacht dat een meerderheid van het college positief tegenover verzoek van het tuincentrum staat. Op 1 februari 2018 belt Lieke Huiberts met wethouder Lopez om te informeren naar de status van het verzoek van tuincentrum Greenlife Ze krijgt te horen: ‘een zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife kan een impuls geven aan het aantal toeristen dat Leeuwarden op.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

De vereniging Rinsen heeft bezwaar gemaakt tegen een door het college van B&W van Kronen verleende omgevingsvergunning voor de kap van vijf essen ten behoeve van het realiseren van een mestbassin. Uit de uitnodiging voor de hoorzitting blijkt dat het horen zal plaatsvinden door de heer Goossens, voorzitter en als ambtenaar werkzaam bij de aangrenzende gemeente Poldermeer, mevrouw Bergen, lid van de vereniging Rinsma en de heer Prins, gepensioneerd jurist algemene zaken van de gemeente Kronen.

Vraag 1a

Binnen welke termijn moet het college van B&W een beslissing op het bezwaarschrift van de vereniging Rinsen nemen? (3 punten)

Vraag 1b

Het bezwaar van de vereniging Rinsen is ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart het daarop ingestelde beroep van de vereniging gegrond en vernietigt het bestreden besluit op bezwaar. Kan de rechtbank het college van B&W van Neerijnen veroordelen tot vergoeding van de kosten die de vereniging Rinsen in de bezwaarprocedure heeft gemaakt? (2 punten)

Vraag 2

De bestuursrechter beschikt over verschillende bevoegdheden waarmee hij een geschil finaal kan (proberen) te beslechten bij de constatering dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Bespreek voor de drie onderstaande situaties welke van de bevoegdheden ter finale beslechting van het geschil tussen partijen het meest voor de hand ligt om door de bestuursrechter te worden toegepast. (5 punten)

  • situatie 1: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan terecht een bestuurlijke boete heeft opgelegd, maar vindt de hoogte van de boete niet evenredig ten opzichte van de begane overtreding
  • situatie 2: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan heeft verzuimd eiser in de aan het beroep voorafgegane bezwaarprocedure te horen
  • situatie 3: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de voor de beslissing op de aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering relevante feiten

Vraag 3a

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft aan Built bouwsystemen b.v een boete opgelegd van € 305.000,- wegens overtreding van artikel 6 Mededingingswet. Het door Built gemaakte bezwaar is door de ACM niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het door Built ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit waarom de rechtbank Rotterdam bevoegd is te oordelen over het beroep. (3 punten)

Vraag 3b

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit bij welke bestuursrechter hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. (2 punten)

Vraag 4a

De heer Barends ontvangt in het voorjaar van 2015 twee beschikkingen: een van het UWV in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een van het college van B&W van Leeuwarden in het kader van een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats. Tegen beide beschikkingen maakt hij zonder succes bezwaar, waarna hij tegen beide beslissingen op zijn bezwaar beroep instelt. Beide beroepen worden ongegrond verklaard. Hij gaat vervolgens tegen beide uitspraken in hoger beroep: tegen de ene uitspraak bij.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Stelling: De invoering van artikel 8:69a Awb en de huidige formulering van artikel 6:22 Awb passen goed binnen een bestuursprocesrecht dat is gericht op individuele rechtsbescherming? Leg uit of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist, dan wel onjuist is.

Vraag 2

Energieproducent EWR wil een grote energiecentrale oprichten aan de rand van een beschermd natuurgebied. Hiervoor is een vergunning als bedoeld in art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist. Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland die deze vergunning moeten verstrekken, publiceren een ontwerp-besluit waarin de vergunning wordt verleend. Aan de hand van zienswijzen ingediend door milieuorganisaties en omwonenden, waarin wordt gewezen op de negatieve effecten van de centrale op de beschermde natuur, komen GS hier echter op terug en bij het definitieve besluit wordt de aanvraag van de vergunning afgewezen. EWR legt zich niet neer bij deze afwijzing en wil gaan procederen.

Vraag 2A

Kan EWR rechtsmiddelen instellen tegen het definitieve besluit nu hij geen zienswijze tegen het ontwerp-besluit heeft ingediend?

Vraag 2B

Moet EWR eerst bezwaar maken tegen de afwijzing van de vergunning alvorens hij in beroep kan gaan?

Vraag 3

Om de bereikbaarheid van de regio Groningen te verbeteren en de verkeersveiligheid te bevorderen, wordt gewerkt aan het aanpassen van de Zuidelijke Ringweg. Een deel van de Zuidelijke Ringweg wordt verdiept aangelegd. Over het verdiepte deel komen 'deksels', waarop een nieuw groen gebied wordt aangelegd: het Zuiderplantsoen. Bij besluit van 29 september 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op grond van de Tracéwet het tracé-besluit “Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” vastgesteld. Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober 2015. Maandag 5 oktober volgt publicatie in het huis-aan-huisblad ‘Groninger Gezinsbode’. Een aantal belanghebbenden stelt beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 3A

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is om in beroep van deze zaak kennis te nemen.

Vraag 3b

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen wat de laatste dag is waarop tegen het tracé-besluit ”Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” in beroep kan worden gekomen.

Vraag 4

De heer Spikkeveen vraagt bij het college van B&W een bijstandsuitkering aan vanaf 1 februari 2016. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, wordt de uitkering toegekend per 1 maart 2016. Spikkeveen gaat in bezwaar omdat hij het niet eens is met de ingangsdatum van de bijstandsuitkering. Tijdens de bezwaarfase overlijdt zijn oudtante en ontvangt Spikkeveen een erfenis van 15.000 euro. Spikkeveen biecht dit eerlijk op tijdens de hoorzitting in bezwaar. Het college van B&W beslist op bezwaar dat, gelet op dit spaargeld, de aanvraag om bijstandsuitkering moet worden afgewezen. Spikkeveen stelt in beroep dat het college van B&W buiten de grondslag van het bezwaar is getreden. Hoe beoordeelt u.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1a

Paddington Berenwinkel wil een berenwinkel openen in de binnenstad van Kampen. Bij besluit van 11 januari 2016 verleent het college van B&W aan Paddington een vergunning op grond van de Monumentenwet voor de verbouw van een monumentaal grachtenpand tot berenwinkel. Winnie Berenwinkel, gevestigd aan de overkant van de gracht, maakt bezwaar. Winnie vreest omzetverlies.

Paddington stelt dat bij de besluitvorming over het verlenen van een monumentenvergunning mogelijk omzetverlies van een concurrerende onderneming geen rol kan spelen en dat Winnie om die reden geen belanghebbende is bij het besluit. Het bezwaar van Winnie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus Paddington. Wat vindt u van dat standpunt van Paddington? (3 pt.)

Vraag 1b

Winnie voert in bezwaar aan dat de door B&W verleende vergunning in strijd is met de Monumentenwet. Paddington stelt in reactie daarop dat de regels uit de Monumentenwet niet strekken ter bescherming van het belang van Winnie en dat B&W het argument van Winnie dus niet mogen betrekken bij de heroverweging. Heeft Paddington gelijk? (2 pt.)

Vraag 2

Bij besluit van 27 juni 2014 heeft het college van B&W van Gorinchem een omgevingsvergunning met bouwtoestemming, milieutoestemming en kaptoestemming verleend voor de kap van vier oude eiken en de bouw en het in bedrijf nemen van een nieuwe fabriek van Zoetjes. De heer Sadeas maakt bezwaar tegen de vergunning.

Sadeas woont op 100 meter van de locatie waar de vergunning op ziet. Vanuit zijn woning heeft hij zicht op de te kappen bomen en zal hij in de toekomst zicht hebben op de te bouwen fabriek. Hij maakt uitsluitend bezwaar tegen de hoogte van het bouwwerk. Zijn bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank voert hij opnieuw aan dat de te bouwen fabriek de maximale bouwhoogte overschrijdt. Bovendien schrijft hij in het beroepschrift: ‘We weten allemaal dat een suikerfabriek vreselijk stinkt. Slecht voor het milieu, en ik ga daar last van krijgen.’ Wat kan/mag/moet de rechtbank met deze uiting van onvrede bij het beoordelen van het beroep van Sadeas? (5 pt.)

Vraag 3a

Bij besluit van 8 december 2015 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden het bestemmingsplan ‘Esserheem’ vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 60 woningen. Kaladin, een omwonende met zicht op het te realiseren bouwplan, gaat tegen de vaststelling van het bestemmingsplan in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Hij betoogt onder meer dat de gemeenteraad ten onrechte, want in strijd met art. 3:11 lid 1 Awb, de exploitatieberekening, die ten grondslag ligt aan het plan, niet ter inzage heeft gelegd. Vast staat dat Kaladin nog voordat hij beroep instelde inmiddels over de exploitatieberekening beschikte. Het is echter niet uitgesloten dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op de hoogte.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 mei 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2014 in zaak nr. 13/7481 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [wederpartij] Bouwmarkten B.V. en anderen (hierna: [wederpartij] en anderen)

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het verzoek van [wederpartij] en anderen om handhavend optreden tegen het gebruik voor verkoopactiviteiten van de gronden op het buitenterrein aan de [locatie] te Alblasserdam afgewezen.

Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft het college het door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 april 2013 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 8 september 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2013 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, is verschenen.

Overwegingen

1. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat ten tijde van het besluit van 16 oktober 2013 reeds concreet zicht op legalisering bestond. Het betoogt voorts dat de rechtbank bij beantwoording van de vraag of ten tijde van dat besluit concreet zicht op legalisering bestond een onjuist criterium heeft aangelegd en dat het relativiteitsvereiste, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in de weg staat aan vernietiging van het besluit van 16 oktober 2013.

2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200803416/1) heeft een bestuursorgaan in de regel geen belang bij de beoordeling van zijn hoger beroep indien de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand zijn gelaten. Hetgeen het college heeft aangevoerd, is onvoldoende om wel belang aan te nemen. De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen. Voorts zijn de overwegingen van de rechtbank niet bindend in toekomstige zaken. Dat het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij] en anderen is eveneens onvoldoende om procesbelang aan te nemen.

3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Procesverloop

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A. Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

Overwegingen

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

UITSPRAAK

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen,

bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.

Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: rechtsbescherming voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2013