Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Stelling: De invoering van artikel 8:69a Awb en de huidige formulering van artikel 6:22 Awb passen goed binnen een bestuursprocesrecht dat is gericht op individuele rechtsbescherming? Leg uit of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist, dan wel onjuist is.

Vraag 2

Energieproducent EWR wil een grote energiecentrale oprichten aan de rand van een beschermd natuurgebied. Hiervoor is een vergunning als bedoeld in art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist. Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland die deze vergunning moeten verstrekken, publiceren een ontwerp-besluit waarin de vergunning wordt verleend. Aan de hand van zienswijzen ingediend door milieuorganisaties en omwonenden, waarin wordt gewezen op de negatieve effecten van de centrale op de beschermde natuur, komen GS hier echter op terug en bij het definitieve besluit wordt de aanvraag van de vergunning afgewezen. EWR legt zich niet neer bij deze afwijzing en wil gaan procederen.

Vraag 2A

Kan EWR rechtsmiddelen instellen tegen het definitieve besluit nu hij geen zienswijze tegen het ontwerp-besluit heeft ingediend?

Vraag 2B

Moet EWR eerst bezwaar maken tegen de afwijzing van de vergunning alvorens hij in beroep kan gaan?

Vraag 3

Om de bereikbaarheid van de regio Groningen te verbeteren en de verkeersveiligheid te bevorderen, wordt gewerkt aan het aanpassen van de Zuidelijke Ringweg. Een deel van de Zuidelijke Ringweg wordt verdiept aangelegd. Over het verdiepte deel komen 'deksels', waarop een nieuw groen gebied wordt aangelegd: het Zuiderplantsoen. Bij besluit van 29 september 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op grond van de Tracéwet het tracé-besluit “Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” vastgesteld. Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober 2015. Maandag 5 oktober volgt publicatie in het huis-aan-huisblad ‘Groninger Gezinsbode’. Een aantal belanghebbenden stelt beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 3A

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is om in beroep van deze zaak kennis te nemen.

Vraag 3b

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen wat de laatste dag is waarop tegen het tracé-besluit ”Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” in beroep kan worden gekomen.

Vraag 4

De heer Spikkeveen vraagt bij het college van B&W een bijstandsuitkering aan vanaf 1 februari 2016. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, wordt de uitkering toegekend per 1 maart 2016. Spikkeveen gaat in bezwaar omdat hij het niet eens is met de ingangsdatum van de bijstandsuitkering. Tijdens de bezwaarfase overlijdt zijn oudtante en ontvangt Spikkeveen een erfenis van 15.000 euro. Spikkeveen biecht dit eerlijk op tijdens de hoorzitting in bezwaar. Het college van B&W beslist op bezwaar dat, gelet op dit spaargeld, de aanvraag om bijstandsuitkering moet worden afgewezen. Spikkeveen stelt in beroep dat het college van B&W buiten de grondslag van het bezwaar is getreden. Hoe beoordeelt u de beslissing op bezwaar in licht van artikel 7:11 lid 1 Awb?

Vraag 5

De heer Maas is werkzaam als leraar Nederlands op een middelbare school. Hij meldt zich in 2013 ziek vanwege psychische klachten. Naar aanleiding van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen krijgt hij bij besluit van 1 oktober 2015 een WIAuitkering toegekend (arbeidsongeschikt 55% met redelijke kans op herstel). De heer Maas is het niet eens met de hoogte van de toegekende uitkering omdat hij vindt dat hij nauwelijks kan werken en er ook weinig vooruitzicht is op herstel (arbeidsongeschikt 85% met geen kans op herstel). Zijn bezwaar wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard.

De heer Maas stelt beroep in bij de rechtbank. Tijdens de behandeling van het beroep constateert de rechtbank dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd: de verzekeringsarts heeft geen aandacht geschonken aan de opmerking van de behandelend psychiater dat van deelname van de heer Maas aan het arbeidsproces wellicht helemaal geen sprake meer kan zijn. De bestuursrechter besluit tot het inzetten van een bestuurlijke lus. Naar aanleiding van de bestuurlijke lus stuurt de verzekeringsarts een nadere motivering naar de rechtbank.

Vraag 5A

Is het bestuursorgaan verplicht om in dit geval mee te werken aan deze bestuurlijke lus?

Vraag 5B

Leg uit waarom het afhankelijk is van de uitkomst van deze bestuurlijke lus of de rechter in het dictum zal beslissen tot een I) een kale vernietiging, II) het in stand laten van de rechtsgevolgen of III) zelf in de zaak zal voorzien.

Vraag 6

De Rotterdamse verffabriek ‘Nestor Verven’ wil een nieuwe fabriek neerzetten in het noorden van het land. Er wordt een geschikte bouwlocatie gevonden in Heerenveen en het college van B&W van Heerenveen verleent een omgevingsvergunning voor zowel het bouwen van de nieuwe fabriekshal als voor het oprichten en het in werking hebben van de inrichting (de milieutoestemming). Buurman Tjepkema ziet de nieuwe fabriek op het braakliggende terrein naast zijn woning niet zitten en schrijft een bezwaarschrift naar het college van B&W, waarin hij één argument aanvoert, namelijk dat de op te richten inrichting zal zorgen voor overmatige geurhinder. Het college verklaart Tjepkema’s bezwaarschrift ongegrond. Tjepkema wendt zich tot een advocaat. Deze weet nog wat meer argumenten te verzinnen die Tjepkema kan aanvoeren in beroep bij de bestuursrechter, namelijk dat de inrichting niet alleen leidt tot geurhinder maar ook tot geluidsoverlast en dat het bestemmingsplan het bouwen van een fabriek ter plaatse niet toestaat. De advocaat stelt namens Tjepkema een beroepschrift op, waarin hij uitgebreid onderbouwt waarom de geluidsbelasting door de inrichting onacceptabel is en waarom het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan.

Vraag 6A

Zal de rechtbank de twee nieuwe argumenten toelaten in de procedure?

Vraag 6B

Is tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep mogelijk en zo ja, bij welke instantie?

Vraag 7

Mw. Schutten is eigenaar van een exclusieve dameskledingwinkel. De klanten kunnen voor de deur van de winkel parkeren. Het college van B&W neemt een verkeersbesluit om de straat waar de winkel van mw. Schutten staat, geheel af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. Mevrouw Schutten vecht het besluit (waartegen bezwaar en beroep openstaat) niet aan, maar dient wel een verzoek om nadeelcompensatie in bij het college van B&W. Het college van B&W wijst het verzoek om nadeelcompensatie af. Ook de beslissing op haar tegen deze afwijzing gerichte bezwaar, is voor mw. Schutten negatief.

Mevrouw Schutten besluit juridisch advies in te schakelen met de vraag of zij voor de inhoudelijke behandeling van haar geschil kan kiezen tussen de burgerlijke rechter of de bestuursrechter. Beantwoord deze vraag zowel naar huidig als toekomstig recht.

Vraag 8

De heer Visser is eigenaar van de onderneming De Karper gespecialiseerd in het kweken en verkopen van Koi Karpers. Door een ziekte zijn al zijn vissen doodgegaan en heeft hij het bedrijf moeten beëindigen. Hij vraagt daarom een bijstandsuitkering aan op grond van de Participatiewet. Op 31 mei 2016 krijgt hij van het college van B&W bericht dat de aanvraag niet binnen acht weken kan worden afgehandeld omdat Visser niet alle noodzakelijke bescheiden heeft overgelegd die op grond van de wet nodig zijn om op de aanvraag te beslissen, te weten afschriften girorekening van de laatste 3 maanden, de winst- en verliesrekening van het boekjaar 2014 en een uitschrijfbewijs van de Kamer van Koophandel. Hij krijgt de gelegenheid tot 13 juni 2016 de ontbrekende gegevens aan te leveren. Omdat Visser niet binnen deze termijn alle gevraagde gegevens aanlevert, besluit het college op 20 juni 2016 om de aanvraag buiten behandeling te laten (art. 4:5 Awb). Het college verklaart het bezwaar van Visser ongegrond. Visser dient beroep in bij de rechtbank en verzoekt tevens om een voorlopige voorziening.

Vraag 8A

Formuleer het verzoek van het verzoekschrift voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Vraag 8B

Als de voorzieningenrechter in dit geval het geschil tussen Visser en het college van B&W zo snel mogelijk wil afdoen, welke beslissing(en) zal hij dan in zijn uitspraak nemen?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Juist. Er is een verschuiving geweest in de hoofdfunctie van de voorzieningen voor rechtsbescherming tegen bestuurshandelen: van handhaving van het objectieve publiekrecht naar individuele rechtsbescherming. Een bestuursprocesrecht dat primair is gericht op individuele rechtsbescherming is bedoeld voor rechthebbenden die door een bepaalde handeling van de overheid rechtstreeks in hun belang of recht zijn getroffen. Toepassing van het relativiteitsvereiste heeft tot gevolg dat een besluit niet wordt vernietigt wegens schending van een rechtsnorm die niet strekt tot de bescherming van de belanghebbende. Gelet op de functie van individuele rechtsbescherming is het niet nodig om een besluit te vernietigen vanwege schending van een norm die niet strekt tot bescherming van de belanghebbende [1]. Een gebrek in een besluit kan alleen gepasseerd worden als belanghebbenden daardoor niet worden benadeeld. Gelet op de functie van individuele rechtsbescherming is het niet nodig een besluit te vernietigen vanwege een gebrek waardoor belanghebbende niet wordt benadeeld [1].(Damen2, Hoofdstuk 6)

Vraag 2A

Art. 6:13 Awb [1 pt] beperkt de bevoegdheid van belanghebbenden om beroep in te stellen. Indien niet de vereiste voorprocedure is gevolgd en dat kan belanghebbende redelijkerwijs worden verweten, is zijn beroep niet-ontvankelijk. Nu EWR zich kon vinden in het ontwerpbesluit kan hem redelijkerwijze niet worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend [1 pt], zoals bedoeld in art. 6:13 Awb. EWR kan procederen tegen de wijzigingen in het definitieve besluit ten opzichte van het ontwerpbesluit. (Damen2, Hoofdstuk 2)

Vraag 2B

Nee, zie art. 7.1 lid 1, aanhef en onder d Awb. Omdat het besluit is genomen met gebruikmaking van de uov dus met toepassing van Afd. 3.4 Awb, behoeft niet eerst een bezwaarschrift te worden ingediend.(Damen2, Hoofdstuk 2)

Vraag 3A

8:1 Awb jo 8:6 Awb: hoofdregel is dat beroep wordt ingesteld bij de rechtbank [1 pt]. In Bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 2, wordt de Tracewet genoemd. Uit deze bepalingen volgt dat tegen een besluit op grond van de Tracewet beroep kan worden ingesteld bij de Raad van State. (Damen2, Hoofdstuk 2)

Vraag 3b

In art. 6:7 Awb is bepaalt dat binnen zes weken beroep dient te zijn ingesteld. Art. 6:8 lid 1 bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt [1 pt]. 3:42 Awb lid 1: bekendmaking geschiedt in dit geval (besluit afkomstig van bestuursorgaan behorende tot de centrale overheid, besluit niet gericht tot een of meer belanghebbenden) door publicatie in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober [1 pt]. Termijn begint 3 oktober te lopen en eindigt 6 weken later op vrijdag 13 november. (Damen2, Hoofdstuk 4)

Vraag 4

Uit de Standaarduitspraak Recracenter volgt dat artikel 7:11 Awb een volledige heroverweging in bezwaar verlangt. Het bestuursorgaan beoordeelt daarbij zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid van het bestreden besluit. Het bestuursorgaan is daarbij niet gebonden aan de gronden of argumenten die in het bezwaarschrift naar voren zijn gebracht. Het toetsingsmoment in bezwaar is ex nunc: dit betekent dat de nieuwe informatie over de erfenis moet worden meegenomen (beoordeling naar moment heroverweging). De beslissing op bezwaar – afwijzing aanvraag bijstandsuitkering – leidt tot echter een verslechtering van de rechtspositie van de heer Spikkeveen (ten opzichte van zijn rechtspositie in het primaire besluit). Dit is in strijd met het verbod van reformatio in peius: een bezwaarmaker mag niet slechter worden van zijn eigen bezwaar. Indien het bestuursorgaan ook los van bezwaar over de bevoegdheid beschikt om de uitkering aan te passen naar aanleiding naar nieuw verkregen vermogen, dan is geen sprake van ontoelaatbare reformatio in peius. Kortom, alleen als het bestuursorgaan over een intrekkings- of wijzigingsbevoegdheid beschikt, kan de beslissing op bezwaar in stand blijven. (NB. voor een goed antwoord is niet noodzakelijk dat studenten daadwerkelijk zoeken naar deze bevoegdheid in de Participatiewet) (Damen2, Hoofdstuk 5)

Vraag 5A

Onderscheid maken tussen beroep in eerste aanleg (8:51A) en beroep hoogste instantie (8:51d). Gevolgtrekking: dus geen verplichting om mee te werken. Dit ondersteunen door te verwijzen naar een formulering in een relevant wetsartikel of meerdere (blijkt bijvoorbeeld uit: laat weten/mededeling/gelegenheid bieden etc.). (Damen2, Hoofdstuk 6)

Vraag 5B

Als met de nadere motivering van de verzekeringsarts het gebrek niet is hersteld (ook goed gerekend: als geen gebruik wordt gemaakt van de lus hoewel de casus heel sterk hint naar het gebruik van de lus door het BO) kan de rechter volstaan met kale vernietiging: 8:72 lid 1 Awb. Het BO moet dan opnieuw op het bezwaar beslissen (0,5 punt). Als met de nadere motivering van de verzekeringsarts het gebrek wel wordt hersteld, hangt het af van de uitkomst van de nadere motivering: Wijzigt het meenemen van de opmerking van de behandelend psychiater niet het oordeel van de verzekeringsarts, dan kan de rechter de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten. Dus, (bijvoorbeeld) de hoogte van de uitkering blijft dan hetzelfde als in het BOB geregeld is: 55% arbeidsongeschikt. Wijzigt het oordeel van de verzekeringsarts door het oordeel van de psychiater wel, dan kan de rechter zelf voorzien, 8:72 lid 3 onder b Awb. Zijn uitspraak treedt dan in de plaats van het besluit op bezwaar. (Damen2, Hoofdstuk 6)

Vraag 6A

Het gaat om een omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2 lid 1 Wabo die uit verschillende onderdelen bestaat. Uit de standaarduitspraak ‘Onderdelenfuik’ volgt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen bezwaar heeft gemaakt, tenzij het niet naar voren brengen van bezwaar hem redelijkerwijs niet kan worden verweten (art. 6:13 Awb). Omdat Tjepkema het onderdeel bouwen in bezwaar niet heeft aangevochten, kan hij gezien art. 6:13 Awb niet in beroep alsnog dit onderdeel aanvechten. De grond dat het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan stuit hierop af. Het argument van de geluidsbelasting kan daarentegen wel in beroep worden aangevoerd. Dit betreft immers een in bezwaar aangevochten onderdeel van het besluit (de milieutoestemming) waartegen nieuwe gronden kunnen worden aangevoerd, omdat er geen grondenfuik geldt tussen bezwaar en beroep (behoudens strijd met een goede procesorde, maar die strijd lijkt zich niet voor te doen nu de grond direct en met onderbouwing in het beroepschrift wordt opgevoerd). (Damen2, Hoofdstuk 4)

Vraag 6B

8:104 lid 1 sub a Awb: hoger beroep is mogelijk tegen een uitspraak van de rechtbank. 8:105 Awb: hoger beroep wordt ingediend bij de Afdeling tenzij…Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (grondslag omgevingsvergunning) wordt niet genoemd in hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. (Damen2, Hoofdstuk 2)

Vraag 7

Huidig recht: De afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie is appellabel zelfstandig nadeelcompensatiebesluit. Mw. Schutten moet naar de bestuursrechter. Er bestaat geen keuzevrijheid als het gaat om een zelfstandig appellabel nadeelcompensatiebesluit (Standaarduitspraak Asha/Amersfoort: geen taak voor de burgerlijke rechter weggelegd). Toekomstig recht: Grondslag voor zelfstandig nadeelcompensatiebesluit 4:126 Awb. Reactie bestuursorgaan is altijd een appellabel besluit: geen keuzevrijheid. Kortom, ook in de toekomst moet mw. Schutten naar de bestuursrechter.(Damen2, Hoofdstuk 8)

Vraag 8A

“Visser verzoekt bij wege van voorlopige voorziening de voorlopige maatregel te treffen, inhoudende de last aan B&W om Visser te behandelen als ware aan hem met ingang van ... de gevraagde uitkering ingevolge de Participatiewet toegekend, en B&W te veroordelen in de kosten van de procedure”. Voor het petitum 1 a 2 punten, afhankelijk van de formulering. Als een student de voorzieningenrechter vraagt de uitkering te betalen of toe te kennen, levert dat niet de volledige punten op; de voorzieningenrechter zal immers niet zelf tot betaling overgaan. (Damen2, Hoofdstuk 8)

Vraag 8B

De voorzieningenrechter kan in dat geval besluiten meteen uitspraak te doen in de hoofdzaak (kortsluiting ex artikel 8:86 Awb). In dit concrete geval lijkt het waarschijnlijk dat hij het verzoek om een voorlopige voorziening afwijst (8:84 Awb) en het beroep ongegrond verklaart (8:70 Awb) omdat Visser niet tijdig zijn aanvraag om een uitkering heeft aangevuld. Theoretisch is denkbaar dat B&W Visser ten onrechte om aanvullende gegevens hebben gevraagd en dat het beroep dus gegrond moet worden verklaard; een voorlopige voorziening (in de vorm van een voorlopige maatregel als beschreven) is dan eventueel uiteraard ook mogelijk (8:72 lid 5 Awb). Wie in deze trant heeft geantwoord, krijgt ook de twee betreffende punten.(Damen2, Hoofdstuk 8)

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Martijn Huizinga heeft bij het college van B&W van Heerlen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag ingediend voor het rolstoeltoegankelijk maken van zijn nieuwe benedenwoning. In het kader van de beoordeling van de aanvraag zijn ambtenaren van de gemeente Heerlen, zonder daarvoor om toestemming te vragen, de woning binnengegaan. De Wmo-aanvraag is vervolgens afgewezen. Martijn acht die afwijzing onrechtmatig en vindt dat hij € 15.000,- schade heeft geleden: psychische schade vanwege het ongewenste bezoek en materiële schade vanwege een tijdelijk verblijf in een vakantiepark omdat de woning niet rolstoeltoegankelijk is.

Geef aan via welke verschillende procedurele wegen Martijn Huizinga kan bereiken dat hij zijn schade volledig vergoed krijgt en vermeld daarbij de verschillende relevante procedurele stappen die hij moet zetten. 

Vraag 2

Stelling: als de voorzieningenrechter kortsluit, vervalt de noodzaak een voorlopige voorziening te treffen. Bespreek of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist dan wel onjuist is. 

Vraag 3a

Lena Klevakina ontvangt op 26 mei 2018 – de brief is afgestempeld op 21 mei 2018 – de beslissing op het door haar gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 januari 2018, waarin het UWV heeft te kennen gegeven dat per 1 augustus 2018 geen recht meer bestaat op een uitkering ingevolgde de Ziektewet. Tot wanneer kan Lena Klevakina uiterlijk beroep instellen bij de rechtbank? 

Vraag 3b

Stel dat in het besluit van 15 januari 2018 een onjuiste rechtsmiddelenclausule is opgenomen. Bespreek op welke wijze met een bezwaarschrift dat hierdoor te laat is ingediend, zal worden omgegaan.

Vraag 4a

Het college van B&W van Leeuwarden heeft op 22 maart 2018 aan tuincentrum Greenlife een ontheffing verleend van het in artikel 2 Winkeltijdenwet neergelegde verbod om op zondag voor publiek een winkel geopend te hebben. Tuincentrum Greenlife mag voortaan iedere laatste zondag van de maand van 13:00-17:00 uur geopend zijn. Deze zondagsopenstelling is tegen het zere been van het concurrerende tuincentrum World of Plants. Het door tuincentrum World of Plants gemaakte bezwaar leidt echter niet tot herroeping van de verleende ontheffing.

Leg uit bij welke bestuursrechter beroep en/of hoger beroep kan worden ingesteld. 

Vraag 4b

De voorzitter van de landelijke stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling, Lieke Huiberts, heeft op 15 januari 2018 een informatiebijeenkomst van de Leeuwarder gemeenteraad bijgewoond waar onder meer het verzoek om zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife op de agenda stond. De heer Lopez, wethouder economie & ruimtelijke ontwikkeling van Leeuwarden, heeft tijdens deze informele bijeenkomst mondeling toegelicht dat hij verwacht dat een meerderheid van het college positief tegenover verzoek van het tuincentrum staat. Op 1 februari 2018 belt Lieke Huiberts met wethouder Lopez om te informeren naar de status van het verzoek van tuincentrum Greenlife Ze krijgt te horen: ‘een zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife kan een impuls geven aan het aantal toeristen dat Leeuwarden op.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

De vereniging Rinsen heeft bezwaar gemaakt tegen een door het college van B&W van Kronen verleende omgevingsvergunning voor de kap van vijf essen ten behoeve van het realiseren van een mestbassin. Uit de uitnodiging voor de hoorzitting blijkt dat het horen zal plaatsvinden door de heer Goossens, voorzitter en als ambtenaar werkzaam bij de aangrenzende gemeente Poldermeer, mevrouw Bergen, lid van de vereniging Rinsma en de heer Prins, gepensioneerd jurist algemene zaken van de gemeente Kronen.

Vraag 1a

Binnen welke termijn moet het college van B&W een beslissing op het bezwaarschrift van de vereniging Rinsen nemen? (3 punten)

Vraag 1b

Het bezwaar van de vereniging Rinsen is ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart het daarop ingestelde beroep van de vereniging gegrond en vernietigt het bestreden besluit op bezwaar. Kan de rechtbank het college van B&W van Neerijnen veroordelen tot vergoeding van de kosten die de vereniging Rinsen in de bezwaarprocedure heeft gemaakt? (2 punten)

Vraag 2

De bestuursrechter beschikt over verschillende bevoegdheden waarmee hij een geschil finaal kan (proberen) te beslechten bij de constatering dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Bespreek voor de drie onderstaande situaties welke van de bevoegdheden ter finale beslechting van het geschil tussen partijen het meest voor de hand ligt om door de bestuursrechter te worden toegepast. (5 punten)

  • situatie 1: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan terecht een bestuurlijke boete heeft opgelegd, maar vindt de hoogte van de boete niet evenredig ten opzichte van de begane overtreding
  • situatie 2: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan heeft verzuimd eiser in de aan het beroep voorafgegane bezwaarprocedure te horen
  • situatie 3: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de voor de beslissing op de aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering relevante feiten

Vraag 3a

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft aan Built bouwsystemen b.v een boete opgelegd van € 305.000,- wegens overtreding van artikel 6 Mededingingswet. Het door Built gemaakte bezwaar is door de ACM niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het door Built ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit waarom de rechtbank Rotterdam bevoegd is te oordelen over het beroep. (3 punten)

Vraag 3b

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit bij welke bestuursrechter hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. (2 punten)

Vraag 4a

De heer Barends ontvangt in het voorjaar van 2015 twee beschikkingen: een van het UWV in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een van het college van B&W van Leeuwarden in het kader van een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats. Tegen beide beschikkingen maakt hij zonder succes bezwaar, waarna hij tegen beide beslissingen op zijn bezwaar beroep instelt. Beide beroepen worden ongegrond verklaard. Hij gaat vervolgens tegen beide uitspraken in hoger beroep: tegen de ene uitspraak bij.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Stelling: De invoering van artikel 8:69a Awb en de huidige formulering van artikel 6:22 Awb passen goed binnen een bestuursprocesrecht dat is gericht op individuele rechtsbescherming? Leg uit of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist, dan wel onjuist is.

Vraag 2

Energieproducent EWR wil een grote energiecentrale oprichten aan de rand van een beschermd natuurgebied. Hiervoor is een vergunning als bedoeld in art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist. Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland die deze vergunning moeten verstrekken, publiceren een ontwerp-besluit waarin de vergunning wordt verleend. Aan de hand van zienswijzen ingediend door milieuorganisaties en omwonenden, waarin wordt gewezen op de negatieve effecten van de centrale op de beschermde natuur, komen GS hier echter op terug en bij het definitieve besluit wordt de aanvraag van de vergunning afgewezen. EWR legt zich niet neer bij deze afwijzing en wil gaan procederen.

Vraag 2A

Kan EWR rechtsmiddelen instellen tegen het definitieve besluit nu hij geen zienswijze tegen het ontwerp-besluit heeft ingediend?

Vraag 2B

Moet EWR eerst bezwaar maken tegen de afwijzing van de vergunning alvorens hij in beroep kan gaan?

Vraag 3

Om de bereikbaarheid van de regio Groningen te verbeteren en de verkeersveiligheid te bevorderen, wordt gewerkt aan het aanpassen van de Zuidelijke Ringweg. Een deel van de Zuidelijke Ringweg wordt verdiept aangelegd. Over het verdiepte deel komen 'deksels', waarop een nieuw groen gebied wordt aangelegd: het Zuiderplantsoen. Bij besluit van 29 september 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op grond van de Tracéwet het tracé-besluit “Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” vastgesteld. Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober 2015. Maandag 5 oktober volgt publicatie in het huis-aan-huisblad ‘Groninger Gezinsbode’. Een aantal belanghebbenden stelt beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 3A

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is om in beroep van deze zaak kennis te nemen.

Vraag 3b

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen wat de laatste dag is waarop tegen het tracé-besluit ”Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” in beroep kan worden gekomen.

Vraag 4

De heer Spikkeveen vraagt bij het college van B&W een bijstandsuitkering aan vanaf 1 februari 2016. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, wordt de uitkering toegekend per 1 maart 2016. Spikkeveen gaat in bezwaar omdat hij het niet eens is met de ingangsdatum van de bijstandsuitkering. Tijdens de bezwaarfase overlijdt zijn oudtante en ontvangt Spikkeveen een erfenis van 15.000 euro. Spikkeveen biecht dit eerlijk op tijdens de hoorzitting in bezwaar. Het college van B&W beslist op bezwaar dat, gelet op dit spaargeld, de aanvraag om bijstandsuitkering moet worden afgewezen. Spikkeveen stelt in beroep dat het college van B&W buiten de grondslag van het bezwaar is getreden. Hoe beoordeelt u.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1a

Paddington Berenwinkel wil een berenwinkel openen in de binnenstad van Kampen. Bij besluit van 11 januari 2016 verleent het college van B&W aan Paddington een vergunning op grond van de Monumentenwet voor de verbouw van een monumentaal grachtenpand tot berenwinkel. Winnie Berenwinkel, gevestigd aan de overkant van de gracht, maakt bezwaar. Winnie vreest omzetverlies.

Paddington stelt dat bij de besluitvorming over het verlenen van een monumentenvergunning mogelijk omzetverlies van een concurrerende onderneming geen rol kan spelen en dat Winnie om die reden geen belanghebbende is bij het besluit. Het bezwaar van Winnie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus Paddington. Wat vindt u van dat standpunt van Paddington? (3 pt.)

Vraag 1b

Winnie voert in bezwaar aan dat de door B&W verleende vergunning in strijd is met de Monumentenwet. Paddington stelt in reactie daarop dat de regels uit de Monumentenwet niet strekken ter bescherming van het belang van Winnie en dat B&W het argument van Winnie dus niet mogen betrekken bij de heroverweging. Heeft Paddington gelijk? (2 pt.)

Vraag 2

Bij besluit van 27 juni 2014 heeft het college van B&W van Gorinchem een omgevingsvergunning met bouwtoestemming, milieutoestemming en kaptoestemming verleend voor de kap van vier oude eiken en de bouw en het in bedrijf nemen van een nieuwe fabriek van Zoetjes. De heer Sadeas maakt bezwaar tegen de vergunning.

Sadeas woont op 100 meter van de locatie waar de vergunning op ziet. Vanuit zijn woning heeft hij zicht op de te kappen bomen en zal hij in de toekomst zicht hebben op de te bouwen fabriek. Hij maakt uitsluitend bezwaar tegen de hoogte van het bouwwerk. Zijn bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank voert hij opnieuw aan dat de te bouwen fabriek de maximale bouwhoogte overschrijdt. Bovendien schrijft hij in het beroepschrift: ‘We weten allemaal dat een suikerfabriek vreselijk stinkt. Slecht voor het milieu, en ik ga daar last van krijgen.’ Wat kan/mag/moet de rechtbank met deze uiting van onvrede bij het beoordelen van het beroep van Sadeas? (5 pt.)

Vraag 3a

Bij besluit van 8 december 2015 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden het bestemmingsplan ‘Esserheem’ vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 60 woningen. Kaladin, een omwonende met zicht op het te realiseren bouwplan, gaat tegen de vaststelling van het bestemmingsplan in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Hij betoogt onder meer dat de gemeenteraad ten onrechte, want in strijd met art. 3:11 lid 1 Awb, de exploitatieberekening, die ten grondslag ligt aan het plan, niet ter inzage heeft gelegd. Vast staat dat Kaladin nog voordat hij beroep instelde inmiddels over de exploitatieberekening beschikte. Het is echter niet uitgesloten dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op de hoogte.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 mei 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2014 in zaak nr. 13/7481 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [wederpartij] Bouwmarkten B.V. en anderen (hierna: [wederpartij] en anderen)

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het verzoek van [wederpartij] en anderen om handhavend optreden tegen het gebruik voor verkoopactiviteiten van de gronden op het buitenterrein aan de [locatie] te Alblasserdam afgewezen.

Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft het college het door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 april 2013 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 8 september 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2013 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, is verschenen.

Overwegingen

1. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat ten tijde van het besluit van 16 oktober 2013 reeds concreet zicht op legalisering bestond. Het betoogt voorts dat de rechtbank bij beantwoording van de vraag of ten tijde van dat besluit concreet zicht op legalisering bestond een onjuist criterium heeft aangelegd en dat het relativiteitsvereiste, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in de weg staat aan vernietiging van het besluit van 16 oktober 2013.

2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200803416/1) heeft een bestuursorgaan in de regel geen belang bij de beoordeling van zijn hoger beroep indien de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand zijn gelaten. Hetgeen het college heeft aangevoerd, is onvoldoende om wel belang aan te nemen. De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen. Voorts zijn de overwegingen van de rechtbank niet bindend in toekomstige zaken. Dat het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij] en anderen is eveneens onvoldoende om procesbelang aan te nemen.

3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Procesverloop

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A. Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

Overwegingen

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

UITSPRAAK

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen,

bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.

Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: rechtsbescherming voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1983
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.