Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018


Het tentamen bestaat uit 12 vragen (deel A en deel B). In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij 39 punten heb je een 6.

Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In Stein/Rueb, Compendium Burgerlijk Procesrecht (2015), p. 37 wordt opgemerkt: “Men kan constateren dat de rechter in toenemende mate (mede) verantwoordelijk is voor een voortvarend, efficiënt en effectief verlopend proces”. Toch zijn er nog onderdelen waarop de rechter (nog) lijdelijk is en sprake is van processuele partijautonomie. Noem een drietal van deze onderdelen.

Vraag 2 (6 punten)

Daan woont in Leiden en is in dienst van Field BV, een in Duitsland gevestigd bedrijf dat backpacks produceert. Daan is vertegenwoordiger van Field BV voor de Nederlandse markt. Zijn werk verricht hij vanuit Leiden. Field is niet tevreden over de door Daan behaalde resultaten en ontslaat hem. Daan wil dit ontslag aanvechten en een vordering instellen bij de Nederlandse rechter tot doorbetaling van loon. In zijn arbeidscontract staat dat Nederlands recht van toepassing is, maar dat de rechter van de vestigingsplaats van Field in Duitsland exclusief bevoegd is. Is de Nederlandse rechter, gelet op de forumkeuze voor de Duitse rechter in het arbeidscontract tussen Daan en Field, internationaal bevoegd over een door Daan in te stellen rechtsvordering te oordelen?

Vraag 3 (6 punten)

De cliënt van mr. Houdé, de Nederlandse vennootschap Kennis BV, heeft de procedure in eerste aanleg bij de Nederlandse rechter verloren en wil tegen dat vonnis in hoger beroep. De wederpartij is de Spanjaard Antonio Martinez, die woont op een bij Kennis BV bekend adres in Granada (Spanje). Antonio heeft in eerste aanleg woonplaats gekozen bij zijn Nederlandse advocaat, mr. Bartlema. Mr. Houdé denkt dat zij kan volstaan met betekening van de appeldagvaarding bij mr. Bartlema op de voet van artikel 63 Rv, maar daar denkt zijn kantoorgenoot, mr. de Wijer, anders over. Mr. de Wijer zegt: “Artikel 63 Rv geldt alleen voor binnenlandse zaken. Omdat de wederpartij een Spanjaard is met een bekend woonadres in Spanje, een EU-lidstaat, en de procedure zich in Nederland, eveneens een EU-lidstaat, afspeelt, ben je verplicht de weg van de Europese Betekeningsverordening II te bewandelen.” Welke opvatting - die van mr. Houdé of die van mr. de Wijer – is juist?

Vraag 4 (5 punten)

Tussen Koelewijn en van Soest, beiden ondernemer te den Haag, is een geschil ontstaan over de vraag wie er in Zuid Holland gerechtigd is om bepaalde producten op de markt te brengen. Koelewijn vindt dat zij door de starre opstelling van van Soest forse schade lijdt en wil dan ook schadevergoeding van van Soest ontvangen. Aangezien van Soest weigert te betalen maakt Koelewijn een procedure aanhangig bij de rechtbank te den Haag. Tijdens de comparitie zegt Koelewijn, bij monde van zijn advocaat, haar eis te vermeerderen. Van Soest vindt echter dat Koelewijn daartoe niet het recht heeft. Heeft Koelewijn het recht zijn eis te vermeerderen? Zo ja, waar hangt dat vanaf? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5 (6 punten)

Stein/Rueb, Compendium Burgerlijk Procesrecht (2015) besteedt in Hoofdstuk 6a aandacht aan de KEI-voorstellen. In hoeverre zullen in deze KEI-voorstellen de thans bestaande verschillen tussen procedures waarin een verzoek aan de rechter wordt gedaan respectievelijk een vordering tegen een wederpartij wordt ingesteld, verdwijnen ten aanzien van:

  1. het procesinleidend stuk;
  2. de aanhangigheid van de zaak en 
  3. de substantiërings- en bewijsaandraagplicht.

Zet bij uw beantwoording uiteen hoe ieder van deze drie onderwerpen is geregeld in

  1. de KEI-wetgeving (KEI-Rv) en
  2. de thans nog grotendeels bestaande wetgeving (Rv).

Vraag 6 (6 punten)

Kasper vordert € 5.000 van Dewi uit hoofde van onverschuldigde betaling, daarbij stellende dat hij dit bedrag bij vergissing aan Dewi heeft overgemaakt. Dewi verweert zich met de stelling dat dit bedrag de terugbetaling van een geldlening was. Moet Kasper nu volgens de wet bewijzen dat hij bij vergissing heeft betaald of moet Dewi bewijzen dat zij krachtens geldlening een vordering op Kasper had?

Vraag 7 (6 punten)

Hugo en Fiona hebben in 2016 uitvoerig tegen elkaar geprocedeerd. Het ging in de procedure om een door Hugo gestelde huurovereenkomst, uit hoofde waarvan hij huurpenningen van Fiona vorderde. Fiona betwistte primair de huurovereenkomst en subsidiair de verschuldigde huurtermijnen van januari tot en met april 2016. De kantonrechter heeft bij eindvonnis geoordeeld dat geen sprake is van een tussen partijen bestaande huurovereenkomst en bijgevolg de vorderingen van Hugo afgewezen. Geen van beide partijen heeft hoger beroep tegen het vonnis ingesteld en de appeltermijn is ruimschoots verstreken.

Tijdens een nieuwjaarsborrel op 1 januari 2017 loopt Hugo een oude bekende (Koert) tegen het lijf en zij raken aan de praat over Hugo's onenigheid met Fiona. Koert roept uit: „Maar ik kan toch getuigen dat jullie een huurovereenkomst hebben?! Ik was erbij toen jullie dat afspraken!” Vol goede moed en met dit bewijs in het achterhoofd begint Hugo opnieuw een procedure tegen Fiona, waarin hij wederom vordert dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat tussen Hugo en Fiona een huurovereenkomst bestaat en dat Fiona zal worden veroordeeld tot betaling van de huurpenningen van januari tot en met april 2016. Fiona procedeert in persoon, verschijnt ter zitting en zegt hoofdschuddend tegen de rechter: „U heeft hier al over geoordeeld. Waarom moet ik mij twee keer tegen hetzelfde verdedigen?” Hugo brengt op diezelfde zitting daartegenin dat hij nieuw bewijs heeft. Wat moet de kantonrechter oordelen?

Vraag 8 (6 punten)

Richard woont met zeven huisgenoten in een studentenhuis in de oude Kijk in 't Jat straat in Groningen. Op 15 september 2017 vindt hij in een stapel post, reclamefolders en kranten in de gang een aan hem geadresseerde brief. De brief is al van 5 augustus 2017. Een deurwaarderskantoor schrijft hem dat hij ‘ingevolge het vonnis van de kantonrechter te Groningen d.d. 3 augustus 2017’ een bedrag van € 1.200 inclusief rente en kosten is verschuldigd aan verzekeringsmaatschappij Tante. Richard weet van geen vonnis. Als hij de stapel in de gang verder doorpluist, komt hij wel een officiële enveloppe tegen waarin een dagvaarding zit van een zitting die al lang is geweest (13 juli 2017). De dagvaarding is betekend door deze in een gesloten enveloppe achter te laten. Maar er is geen vonnis te vinden. Richard schrijft aan de deurwaarder terug dat hij van geen vonnis weet en bovendien niets verschuldigd is aan Tante. De deurwaarder antwoordt: het vonnis is op 12 augustus 2017 al betekend. Op 16 september 2017 komt Richard erachter dat het vonnis inderdaad op de genoemde datum is betekend, maar dan aan zijn huisgenote Lisalotte. Die notoire sloddervos heeft het officiële stuk altijd op haar kamer laten slingeren. Dezelfde dag leest Richard het vonnis aandachtig door en concludeert dat hij ten onrechte bij verstek veroordeeld is. Kan Richard (een) gewoon (gewone) rechtsmiddel(en) tegen het vonnis aanwenden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?

Vraag 9 (6 punten)

In een recent verschenen proefschrift is verdedigd dat de kantonrechter en de rechtbank (in de zin van: dat onderdeel van de rechtbank dat over niet-kantonzaken oordeelt, de handelskamer, sector civiel) de afgelopen jaren in de praktijk steeds meer naar elkaar zijn toegegroeid en dat de procedures steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. Desalniettemin zijn er wettelijk nog verschillen waarvan het ontbreken van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat bij kantonzaken de meest in het oog springende is. In welke opzichten verschilt de wettelijke regeling van de procedure als het gaat om kantonzaken? Noem drie (andere dan de niet-verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat) verschillen.

Vraag 10 (6 punten)

Mevrouw Willemse en de heer Evers hebben na hun echtscheiding gedurende twee jaar het gezamenlijk gezag uitgeoefend over hun twee minderjarige kinderen. Na verloop van tijd is mevrouw WIllemse van mening dat haar ex-echtgenoot absoluut niet geschikt is om het gezag over hun kinderen uit te oefenen. Mevrouw Willemse dient daarom een verzoekschrift in bij de rechtbank om het gezag over de kinderen alleen aan haar toe te wijzen. De behandeling vindt plaats op 14 november 2017. Zowel mevrouw Willemse als de heer Evers zijn daarbij aanwezig. De rechter verzuimt na afloop van de behandeling mee te delen wanneer uitspraak wordt gedaan. Die uitspraak vindt plaats op 15 november 2016. Tot overmaat van ramp komt door een fout van de griffier het afschrift van de eindbeschikking pas op 20 februari 2017 in het bezit van de heer Evers. Op 21 februari 2017 stelt hij hoger beroep in. Kan de heer Egberts, gezien de overschrijding van de beroepstermijn, ontvangen worden in zijn beroep?

Vraag 11 (6 punten)

Henrique en Wouter zijn verwikkeld in een geschil omtrent de kwaliteit van de door Wouter aan Henrique geleverde klamboes. Omdat zij al jaren zaken met elkaar doen en hopen dat ook nog jaren te blijven doen, hebben zij geen van beiden zin een slepende rechtbankprocedure op te starten. Daarom besluiten zij tijdens een gesprek de op het gebied van klamboe (en andere insectwerende middelen) deskundige van de Biggelaar als arbiter te vragen een knoop door te hakken in hun geschil. Onmiddellijk gaan zij bij van de Biggelaar thuis langs om hem te vragen of hij dat wil doen. Tijdens het gesprek zegt de deskundige toe, in te stemmen met de opdracht. Voordat dhr van de Biggelaar in actie kan komen, escaleert de zaak. Henrique komt op een dag vroeg thuis en treft Wouter bij zijn (Henriques) vrouw in bed aan. Hij ontploft en trekt onmiddellijk alle registers open: hij laat Wouter dagvaarden voor de rechtbank ter zake van de klamboes. Voordat hij van antwoord bij de rechtbank dient, roept Wouter de onbevoegdheid van de rechtbank in. Volgens Wouter zijn partijen arbitrage overeengekomen en dient het geschil aan dhr van de Biggelaar als arbiter te worden voorgelegd. Henrique betwist dat zij arbitrage overeen zijn gekomen. Dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren?

Vraag 12 (6 punten)

De Vriendenbank heeft uit hoofde van een geldlening een vordering op Veronique ter grootte van € 400.000. Als zekerheid is ten gunste van de bank een recht van hypotheek gevestigd op het huis van Veronique. De vordering c.q. schuld is in de hypotheekakte vermeld. Op het voorgeschreven tijdstip blijft Veronique in gebreke om het verschuldigde bedrag te betalen en de Vriendenbank verkoopt het huis executoriaal op grond van zijn hypotheekrecht. De executieopbrengst blijkt niet meer dan €250.000 te bedragen. De Vriendenbank overweegt om de deurwaarder opdracht te geven beslag te leggen op Veronique's verzameling munten die een waarde van ten minste €150.000 vertegenwoordigen, maar die – uiteraard – niet met hypotheek bezwaard zijn. Kan de Vriendenbank hiervoor gebruik maken van de hypotheekakte?

Antwoordindicatie

Vraag 1 (5 punten)

BEGINSELEN: PARTIJAUTONOMIE. Stein/Rueb (2015) § 2.8.1, p. 37-38. Partijautonomie is de processuele doorwerking van het zelfbeschikkingsrecht uit het materiele privaatrecht. De harde kern bestaat uit vier pijlers:

  1. de vrijheid om al dan niet een gerechtelijke procedure te beginnen om een aan het privaatrecht ontleende aanspraak te effectueren.
  2. De vrijheid om zelf te bepalen welke (door het recht toegestane) beslissing van de rechter verlangd wordt en op grondslag van welk feitencomplex hij die eis, dat verzoek of verweer moet beoordelen (art. 23 en 24 Rv).
  3. De vrijheid om die feiten al dan niet in het geding naar voren te brengen en om ze, door bewijs of anderszins, te doen vaststaan (art. 149 Rv).
  4. De vrijheid om voortijdig (d.w.z. voordat de rechter beslist) de lopende procedure af te breken en het erbij te laten zitten of de zaak onderling te regelen (art. 87, 246/249 Rv). Cruciaal daarbij is dat de rechter zich bij de keuze van partijen moet neerleggen. De partij vraagt, de rechter draait (art. 26 Rv).

Dat partijen recht hebben op bewijslevering als aan bepaalde voorwaarden is voldaan (vgl. art. 166 Rv), dat een voor de uitspraak bepaalde dag op gezamenlijk verlangen van partijen wordt uitgesteld (art. 229 Rv), dat een rechterlijke beslissing in een vermogensrechtelijk geschil onverlet laat dat partijen nadien anders overeenkomen en dat het een in het ongelijk gestelde partij vrijstaat al dan niet een rechtsmiddel in te stellen, zijn niet meer dan uitwerkingen van de harde kern. E.e.a. geldt ook voor de deelbevoegdheden als de bevoegdheid om een forumkeuze overeen te komen, het gezag van gewijsde in te roepen, een voorlopige voorziening (bv een uitvoerbaar bij voorraad-verklaring) te vragen, om de eis te wijzigen etc. In combinatie met de harde kern konden er punten mee verdiend worden. NB Hoor- en wederhoor is in artikel 19 Rv vanuit het gezichtspunt van de rechter geformuleerd (als een verplichting). Stein/Rueb wijst erop dat, nu rechters steeds meer bevoegdheden krijgen, die verplichting steeds belangrijker wordt. De vraag ging echter over partijautonomie, dus vanuit partijen bezien.

Vraag 2 (6 punten)

RECHTER: BEVOEGDHEID INTERNATIONAAL ARBEIDSGESCHIL. Stein/Rueb (2015), § 3.2.1 en 3.2.2. Ja, de Nederlandse rechter is bevoegd. De EEX- of Brussel I bis-Vo (Nr. 1215/2012) is van toepassing nu het gaat om een internationaal arbeidsgeschil en de woon- en werkplek in een EU-lidstaat gelegen zijn. Voor arbeidsgeschillen kent de verordening een (exclusieve) regeling (art. 20-23). Ter keuze van de werknemer is zowel de Duitse rechter bevoegd op grond van vestigingsplaats van Metallindustrie, als de Nederlandse rechter op grond van de plaats waar of van waaruit Daan gewoonlijk werkt (art. 21). De clausule in de arbeidsovereenkomst die Daan verplicht voor de Duitse rechter te procederen kan Daan negeren. Van de regels in afdeling 5 kan bij de arbeidsovereenkomst namelijk alleen worden afgeweken als ofwel het geschil al is ontstaan ofwel als het beding aan Daan de optie zou geven om het geding zowel aanhangig te maken bij de Duitse of Nederlandse rechter (zijn 'wettelijke rechters'), als bij de rechter van een ander land (art. 23).

Aangezien geen van beide situaties zich hier voordoet, komt aan het forumkeuzebeding geen werking toe en zal de Nederlandse rechter de keuze die Daan gaat maken moeten eerbiedigen.

NB Gegeven is dat in de arbeidsovereenkomst voor Nederlands recht is gekozen en bovendien dat in een andere clausule de Duitse rechter als exclusief bevoegd is aangewezen. Daaruit volgt dat die keuze voor 'Nederlands recht' niet gelezen mag worden als een keuze voor Nederlands bevoegdheidsrecht. De EEX-Verordening zou zo'n keuze ook niet toelaten. De artikelen 6 onder b en 8 Rv zijn niet van toepassing. De Nederlandse regeling van de internationale bevoegdheid geldt immers alleen als de EEX-Verordening of een andere internationale regeling het geval niet beheersen (art. 1 Rv).

Vraag 3 (6 punten)

KANTOORBETEKENING EN BETEKENINGSVERORDENING. Stein/Rueb (2015) § 5.4.2; HR Demarara Destillers/ Karl Heinz Haus (2009); HC2B dia 18. Mr. Houdé heeft gelijk. De Hoge Raad heeft in het arrest Demarara beslist dat betekening op de voet van artikel 63 Rv volstaat en dat de Betekeningsverordening II het aan het nationale recht overlaat of voor verstekverlening kan worden volstaan met betekening of kennisgeving aan de gevolmachtigde procesvertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt. De verordening is dus faciliterend, niet uitsluitend van aard. Dat de Nederlandse wetgever e.e.a. in artikel 63 lid 1 Rv ook nog eens met zoveel woorden bepaalt, is niet beslissend, nu het om de uitleg van Europees recht gaat. Het is dus niet nodig de route van artikel 56 Rv juncto Betekeningsverordening II te volgen, ook al woont de gedaagde (geïntimeerde) in een EU-lidstaat. In zoverre is de mening van mr. de Wijer onjuist. Dat laat echter onverlet de mogelijkheid de ‘hoofdweg’ van artikel 56 Rv juncto de EU-Betekeningsverordening II te bewandelen en verordeningsconform te betekenen.

NB Voor het volle aantal punten moest het verplichte arrest Demarara worden genoemd en uitgewerkt. Wie het bij artikel 63 Rv hield, kon ook punten verdienen.

Vraag 4 (5 punten)

PROCESVERLOOP: EISWIJZIGING. Stein/Rueb § 6.9. Ja, maar niet op deze manier. Mondeling kan een eis niet vermeerderd worden. Art. 130 Rv bepaalt dat dit schriftelijk, bij akte of conclusie, moet gebeuren. Van Soest kan daar vervolgens bezwaar tegen maken omdat de vermeerdering in strijd zou kunnen zijn met de goede procesorde.

Vraag 5 (6 punten)

VERSCHILLEN KEI. Stein/Rueb (2015), § 6a.2 onder a resp. 6a.4, § 6a.4.1, p. 147, § 6a.5. HC2B dia's 6 en 23. Ad a. Onder KEI-Rv beginnen alle civiele procedures met een geüniformeerde procesinleiding (art. 30a KEI-Rv). Het huidige recht kent nog het verschil tussen dagvaarding en verzoekschrift. Ad b. Van aanhangigheid van de zaak is onder KEI-Rv sprake zodra de procesinleiding is ingediend (art. 30a en 125 KEI-Rv). Bij dagvaardingszaken is dat het tijdstip dat de betekening van de dagvaarding is voltooid; bij verzoekschriftprocedures is dat het tijdstip waarop verzoekschrift is ingediend (art. 125 lid 1 en art. 278 Rv). Ad c. Substantiërings- en bewijsaandraagplicht gelden in KEI-Rv over de hele linie, dus ongeacht of sprake is van een verzoek of een vordering (art. 30a lid 3 onder g KEI-Rv). In het huidige recht kennen we op grond van de wet beide verplichtingen slechts bij dagvaardingszaken (art. 111 lid 3 Rv).

Vraag 6 (6 punten)

BEWIJSLASTVERDELING. Stein/Rueb (2015) § 7.2.1, p.170-171. Kasper moet bewijzen. Kasper legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij aan Dewi geld heeft overgemaakt zonder dat hiervoor een rechtsgrond aanwezig was. Hieraan verbindt hij het rechtgevolg van onverschuldigde betaling en dus de verbintenis van Dewi om aan hem terug te betalen wat hij ontvangen heeft. De rechtscheppende feiten door Kasper gesteld worden door Dewi betwist (er is geen sprake van een bevrijdend verweer). Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dan dat Kasper bij betwisting door Dawi, de voor toewijzing van de vordering uit onverschuldigde betaling benodigde feiten moet bewijzen. Dewi hoeft niet te bewijzen dat Kasper een verplichting tot terugbetaling uit geldlening had.

Vraag 7 (6 punten)

VONNIS: GEZAG VAN GEWIJSDE. Stein/Rueb (2015) § 9.1.3. Tegen het vonnis van de kantonrechter uit 2016 is geen hoger beroep ingesteld en de appeltermijn is verstreken. Dat betekent dat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Op hetzelfde moment heeft het ook gezag van gewijsde tussen partijen verkregen (art. 236 Rv). Het gezag van gewijsde staat eraan in de weg dat er tweemaal tussen dezelfde partijen over dezelfde feiten (die in het eerste vonnis zijn komen vast te staan) geprocedeerd wordt. Het gezag van gewijsde wordt niet ambtshalve toegepast, maar uit de woorden van Fiona kan een beroep erop worden afgeleid. Nu de kantonrechter in de rechtsverhouding tussen Hugo en Fiona reeds heeft geoordeeld dat er geen huurovereenkomst bestaat, dient dat als vaststaand te worden aangenomen. De kantonrechter moet de vordering van Hugo afwijzen dan wel hem niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

Vraag 8 (6 punten)

RECHTSMIDDELEN: VERZET. Stein/ Rueb (2015), § 10.2.2; HR 2009 (Shamshum/Mahuko). Richard staat het gewone rechtsmiddel van verzet ter beschikking. Het vonnis is bij verstek gewezen op 3 augustus 2017. De verzettermijn bedraagt vierweken (art. 143 Rv), maar die is nog niet begonnen te lopen. Het vonnis is immers niet in persoon aan Richard betekend, maar aan een huisgenoot. Ook heeft Richard nog geen daad verricht waaruit bekendheid met de inhoud van het vonnis kan worden afgeleid, noch is de tenuitvoerlegging ervan gestart (art. 143 lid 2 Rv). Zelfs de reactie op de brief van de deurwaarder kan nog niet als een daad van bekendheid worden gezien, nu uit die reactie niet kan worden afgeleid dat Richard met de inhoud van het vonnis bekend is en over voldoende gegevens beschikt om zich daadwerkelijk tegen het verstekvonnis te verzetten (vgl. HR in Shamshum/ Mahuko).

N.B. Richard kan niet in hoger beroep. Van verstekvonnissen valt geen hoger beroep (art. 335 lid 1 Rv); bovendien blijft de veroordeling (waarvan aangenomen mag worden dat die met de vordering overeenstemt) onder de appelgrens van € 1.750,- (art. 332 Rv). Ook cassatie is geen mogelijkheid: artikel 401b Rv staat in de weg aan cassatieberoep tegen een bij verstek gewezen vonnis.

Vraag 9 (6 punten)

KANTONRECHTER: PROCESVERLOOP. Stein/Rueb (2015) § 11.2; Flach, Ten Geleide (2017) § 4. (a) Conclusies en akten kunnen in de procedure bij de kantonrechter mondeling worden genomen (art. 82 lid 2 Rv); (b) Kantonzaken worden standaard behandeld en beslist door een enkelvoudige kamer (art. 47 RO); (c) In de procedure bij de kantonrechter wordt van de verschenen gedaagde geen griffierecht geheven (art. 4 lid 1 onder b Wgbz); (d) In kantonzaken wordt nog een rolzitting gehouden waar partijen eigenhandig schriftelijke conclusies en akten kunnen indienen (art. 82 lid 1 Rv). NB De vraag ziet duidelijk op verschillen tussen de procedures zodat ant woorden met betrekking tot de competentie strikt genomen niet juist zijn. Niettemin zijn deze wel met punten gehonoreerd, met de aantekening dat de verschillende competentiegrondslagen (aardvorderingen, hoogte van de vordering) niet dubbel gehonoreerd zijn. Antwoorden die terugslaan op de in de vraag gegeven verplichte procesvertegenwoordiging (ondertekenen van processtukken door gemachtigde of advocaat) zijn niet gehonoreerd. Verder is onjuist hetgeen meermalen werd geantwoord, namelijk dat alleen bij de kantonrechter de termijnen kunnen worden verkort
op grond van artikel 117 Rv (dat kan ook bij de sector civiel, waar het verzoek moet worden gericht aan de voorzieningenrechter).

Vraag 10 (6 punten)

VERZOEKSCHRIFTPROCEDURE. Stein/Rueb (2015) § 13.3.10. De laatste dag waarop Evers als op de zitting verschenen belanghebbende nog in hoger beroep kon gaan was 15 februari 2017 (art. 358 lid 2 Rv). Evers is dus te laat en zou niet ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn hoger beroep. Normaliter gaat het bij beroepstermijnen om 'harde' termijnen waarbij omwille van de rechtszekerheid verschoonbaarheid geen rol speelt. Maar de Hoge Raad is bereid een uitzondering te maken als de oorzaak bij het justitiële apparaat zelf ligt. Dat is hier het geval. Immers zowel de rechter maakt een fout door geen tijdstip van uitspraak te noemen (art. 286 Rv), als ook de griffier die Evers zo laat een afschrift van de beschikking heeft toegestuurd dat hij het pas na afloop van de beroepstermijn in handen heeft gekregen. Dergelijke 'apparaatsfouten' zijn reden om een niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten en om Evers nog een korte termijn te gunnen teneinde hem in de gelegenheid te stellen alsnog in hoger beroep te gaan.

Vraag 11 (6 punten)

ARBITRAGE: BEWIJS. Stein/Rueb (2015) § 14.1.7. Neen. In het midden kan blijven of partijen daadwerkelijk arbitrage zijn overeengekomen. Als Wouter de onbevoegdheid van de rechtbank inroept, terwijl betwist wordt dat er arbitrage is overeengekomen, dient Wouter de overeenkomst van arbitrage te bewijzen. Dat kan alleen bij geschrift of elektronische gegevens en de casus geeft niet aan dat partijen hun keuze op schrift of elektronisch hebben vastgelegd. Ook wordt niet gerept van algemene voorwaarden (art. 1021 Rv). De gewone rechter blijft derhalve bevoegd.

Vraag 12 (6 punten)

EXECUTIE; EXECUTORIALE TITEL. Stein/Rueb (2015) § 17.2 en 17.3; HR 1992 Rabobank/ Visser. Ja, een hypotheek wordt gevestigd bij notariële akte (art. 3:260 BW). Een notariële akte is een authentieke akte. De grosse van een authentieke akte is een executoriale titel (art. 430 Rv). Gegeven is dat de schuld in de akte vermeld staat, dus aan de eisen die de Hoge Raad in het arrest Rabobank/ Visser stelt, is voldaan. Door de grosse van deze akte de deurwaarder ter hand te stellen geeft de bank hem daarmee de opdracht om, na betekening en betalingsbevel, executoriaal verhaalsbeslag te leggen (art. 430, 434 en 439 Rv). Verhaalsbeslag kan op alle goederen van Veronique (art. 3:276 BW, 435 lid 1 Rv), dus ook op diens verzameling munten.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Burgerlijk Procesrecht I - RUG

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2017/2018


Het tentamen bestaat uit 12 vragen (deel A en deel B). In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij 39 punten heb je een 6.

Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In Stein/Rueb, Compendium Burgerlijk Procesrecht (2015), p. 37 wordt opgemerkt: “Men kan constateren dat de rechter in toenemende mate (mede) verantwoordelijk is voor een voortvarend, efficiënt en effectief verlopend proces”. Toch zijn er nog onderdelen waarop de rechter (nog) lijdelijk is en sprake is van processuele partijautonomie. Noem een drietal van deze onderdelen.

Vraag 2 (6 punten)

Daan woont in Leiden en is in dienst van Field BV, een in Duitsland gevestigd bedrijf dat backpacks produceert. Daan is vertegenwoordiger van Field BV voor de Nederlandse markt. Zijn werk verricht hij vanuit Leiden. Field is niet tevreden over de door Daan behaalde resultaten en ontslaat hem. Daan wil dit ontslag aanvechten en een vordering instellen bij de Nederlandse rechter tot doorbetaling van loon. In zijn arbeidscontract staat dat Nederlands recht van toepassing is, maar dat de rechter van de vestigingsplaats van Field in Duitsland exclusief bevoegd is. Is de Nederlandse rechter, gelet op de forumkeuze voor de Duitse rechter in het arbeidscontract tussen Daan en Field, internationaal bevoegd over een door Daan in te stellen rechtsvordering te oordelen?

Vraag 3 (6 punten)

De cliënt van mr. Houdé, de Nederlandse vennootschap Kennis BV, heeft de procedure in eerste aanleg bij de Nederlandse rechter verloren en wil tegen dat vonnis in hoger beroep. De wederpartij is de Spanjaard Antonio Martinez, die woont op een bij Kennis BV bekend adres in Granada (Spanje). Antonio heeft in eerste aanleg woonplaats gekozen bij zijn Nederlandse advocaat, mr. Bartlema. Mr. Houdé denkt dat zij kan volstaan met betekening van de appeldagvaarding bij mr. Bartlema op de voet van artikel 63 Rv, maar daar denkt zijn kantoorgenoot, mr. de Wijer, anders over. Mr. de Wijer zegt: “Artikel 63 Rv geldt alleen voor binnenlandse zaken. Omdat de wederpartij een Spanjaard is met een bekend woonadres in Spanje, een EU-lidstaat, en de procedure zich in Nederland, eveneens een EU-lidstaat, afspeelt, ben je verplicht de weg van de Europese Betekeningsverordening II te bewandelen.” Welke opvatting - die van mr. Houdé of die van mr. de Wijer – is juist?

Vraag 4 (5 punten)

Tussen Koelewijn en van Soest, beiden ondernemer te den Haag, is een geschil ontstaan over de vraag wie er in Zuid Holland gerechtigd is om bepaalde producten op de markt te brengen. Koelewijn vindt dat zij door de starre opstelling van van Soest forse schade lijdt en wil dan ook schadevergoeding van van Soest ontvangen. Aangezien van Soest weigert te betalen maakt Koelewijn een procedure aanhangig bij de rechtbank te den Haag. Tijdens de comparitie zegt Koelewijn, bij monde van zijn advocaat, haar eis te vermeerderen. Van Soest vindt echter dat

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2017/2018


Vragen

Het tentamen bestaat uit 12 vragen. In totaal kunnen 70 punten worden behaald. Bij minimaal 39 punten heb je een 6.

Vraag 1 (6 punten)

Ronde & Koning Vastgoed BV, gevestigd te den Haag, verhuurt aan Sarah een tamelijk bouwvallige woning in Monster (gemeente Westland). Sarah zegt met een brief van 31 juli 2017 de huur op tegen 1 september 2017, omdat zij met ingang van 15 augustus 2017 in Eindhoven gaat wonen. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder de woning na ommekomst van de huur in goede staat, schoon en leeg aan de verhuurder oplevert. Op 30 augustus 2017 geeft Sarah voor een aantal vrienden een afscheidsfeest in de woning te Monster. Dit feest loopt danig uit de hand. Eén van de vrienden van Sarah is Sander, die (net als inmiddels Sarah) in Eindhoven woont. Sander heeft teveel drank op en 'verbouwt' tijdens het feestje de gehuurde woning door links en rechts met een mokerhamer deuren, muren, sanitair, keuken en ramen te vernielen en met rode verf op verschillende muren te schrijven “Sander was er ook”. De schade bedraagt € 35.000. Bij de inspectie van de oplevering op 2 september 2017 bemerkt Ronde & Koning Vastgoed B.V. de grote ravage. Op internet zijn filmpjes te vindenover hoe het er tijdens het feestje aan is toegegaan. Het wangedrag van Saner komt in detail naar voren. Op basis hiervan besluit Ronde & Koning Vastgoed B.V. zowel Sarah (uit hoofde van wanprestatie) als Sander (uit hoofde van onrechtmatige daad) te dagvaarden en aan te spreken tot schadevergoeding. Deze vorderingen laat Ronde & Koning Vastgoed B.V., om kostentechnische redenen, opnemen in één dagvaarding die wordt betekend op 4 september 2017. In de dagvaarding staat als roldatum vermeld woensdag 18 oktober 2017.

Welke rechtbank is bevoegd om van de vordering tegen Sarah en Sander kennis te nemen?

Vraag 2 (6 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 1 genoemde door Ronde & Koning Vastgoed B.V. aan Sander en Sarah uitgebrachte dagvaarding bevat abusievelijk niet de op grond van art. 111 lid 2 aanhef en onder j Rv bedoelde aanzegging van art. 140 lid 3 Rv. De advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. bemerkt dit verzuim een paar weken voor de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017. Op welke wijze kan de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. dit verzuim nog eigener beweging herstellen?

Vraag 3 (4 punten)

Stel: de hiervoor in vraag 2 genoemde omissie in de dagvaarding wordt niet tijdig door de advocaat van Ronde & Koning Vastgoed B.V. onderkend. Op de in de dagvaarding aangezegde roldatum van 18 oktober 2017 verschijnen Sarah en Sander niet. De rechter verleent daarop terstond verstek tegen hen beiden en verwijst de zaak voor vonnis naar de rol van twee weken later. Kunnen

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Bram heeft net een nieuwe Porsche gekocht en rijdt wat rondjes door zijn woonplaats Den Bosch. Hij is nog niet goed bekend met de auto en rijdt daardoor gebrekkig over de weg. Als hij op enig moment ook aan het spelen is met het navigatiesysteem, gaat het mis. Hij botst tegen de Audi van Karel aan. Als gevolg van de botsing kan Karel een jaar niet werken. Karel stelt Bram aansprakelijk, maar Bram wijst alle aansprakelijkheid van de hand. Ooggetuige Trudie heeft alles gezien en gehoord, zo vertelt zij tegenover de camera van Brabant TV. “Ik hoorde een zwaar brommend geluid en zag iets zwarts voorbij razen. Die man reed wel 180 km/h en ook nog eens op de verkeerde weghelft. Hij knalde frontaal op die Audi.” Tijdens de procedure bij de rechtbank stelt Bram dat er sprake is van een kop-staartbotsing. Dat wordt in geen enkel processtuk betwist. Ook de rechter gaat daarvan uit. Totdat de rechter op een avond op de website van Brabant TV terechtkomt. Hij ziet het nieuwbericht over het ongeluk en bekijkt het fragment. Hij voelt zich onjuist voorgelicht door Bram en Karel. Hij kruipt daarom achter de computer om het vonnis direct af te ronden. Hij wijst de vordering toe en verwijst in zijn rechtsoverwegingen zelfs nog naar het bewust tv-fragment. Leg uit wat de rechter verkeerd heeft gedaan. Betrek in uw antwoord de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Vraag 2 (6 punten)

Freek van Lanschot woont in Rotterdam. Als hij met zijn auto voor een overleg in Utrecht moet zijn, veroorzaakt hij door zijn fout een ongeval. Daarbij loopt de auto van Petra Hogendijk schade op. Het gaat om €35.000. De zaak kan niet in minne worden geschikt, omdat Freek elke aansprakelijkheid ontkent: volgens hem heeft hij helemaal geen fout gemaakt. Petra wil Freek voor de rechter dagvaarden teneinde hem te laten veroordelen tot schadevergoeding. Ze beperkt haar vordering tot €25.000 omdat ze bij de kantonrechter wil procederen en het liefst bij de rechter in haar woonplaats Groningen. De advocaat van Freek laat weten dat zijn cliënt er niets voor voelt om naar Groningen af te reizen. Is het mogelijk om op die manier de kantonrechter bevoegd te maken en, zo ja, bij welke rechtbank of rechtbanken kan zij de zaak dan aanhangig maken?

Vraag 3 (6 punten)

Advocaat Gerritsen is een drukbezette heer. Haast kenmerkt zijn werk. De heer Frankema vraagt Gerritsen namens hem een zaak te beginnen tegen zijn buurman die een schuur voor een deel op zijn grond heeft gebouwd. Gerritsen stelt een dagvaarding op waarin hij echter een eis vergeet op te nemen. Als roldatum vermeldt hij in de dagvaarding woensdag 28 oktober 2015. Dat is.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2015/2016

Oefententamen uit 2015/2016 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

In 1979 deed het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak in de zaak Johanna Airey versus Ierland. De centrale vraag die het Hof moest beslissen was of Ierland voldaan had aan zijn uit artikel 6 EVRM voortvloeiende verdragsverplichting om te waarborgen dat mevrouw Airey bij de burgerlijke rechter terecht kon om haar recht op een judicial separation (vergelijkbaar met onze scheiding van tafel en bed) uit te oefenen. Ierland voerde aan dat mevrouw Airey het recht had om zelf de voor een judicial separation benodigde procedure bij de Ierse High Court te voeren. Het Hof oordeelde dat het enkele daartoe gerechtigd zijn onvoldoende was. Het verdrag eist van de verdragsluitende Staten méér, namelijk dat deze ervoor zorgen dat de onder hun rechtsmacht vallende onderdanen in staat zijn een dergelijk recht ook daadwerkelijk uit te oefenen. En dat laatste was voor mevrouw Airey een stap te ver, onder andere gelet op de geringe financiële middelen waarover ze kon beschikken, de opleiding die ze had genoten en de vergeefse pogingen die ze had gedaan om een solicitor te vinden die bereid was om voor haar het verzoek tot judicial separation in te dienen en door de justitiële molens heen te loodsen. Dat wijst sterk in de richting van een verplichting voor de verdragsluitende Staten om te zorgen voor een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtshulp en zo vatte Ierland het ook op. Ierland voerde aan dat het in het leven roepen en in stand houden van een dergelijk stelsel voor gefinancierde rechtshulp in personen- en familierechtelijke zaken de financiële spankracht van de Ierse overheidsfinanciën verre te boven zou gaan. In hoeverre ging het EHRM hierin mee? Vloeide volgens het Hof inderdaad uit artikel 6 EVRM zonder meer een verplichting voort voor een verdragsluitende Staat om te voorzien in een stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand als het gaat om een burgerlijke zaak als waarvan hier sprake is?

Vraag 2 (6 punten)

Mark woont in Rolde. Hij huurt een winkelpand van Mul. Mul woont in Apeldoorn. Het betreft een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:290 BW. Het verhuurde pand ligt in Deventer. Na enkele jaren ontstaat een geschil rond de huurovereenkomst. In verband met dat geschil laat Mul Mark dagvaarden voor de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Mark verschijnt en neemt een conclusie van antwoord waarin hij inhoudelijk verweer voert. Op de comparitie na antwoord brengt Mark opeens naar voren dat Mul hem niet voor de juiste rechter heeft gedagvaard. Dat had de rechtbank Overijssel moeten zijn. Mul voert aan dat Mark daar niet pas bij de comparitie na antwoord mee aan kan komen zetten. Welke beslissing(en) zal de rechter nemen.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Op het vrijgezellenfeest van zijn neef Jan beklaagt Tonny zich over de rechtbank Noord-Nederland. Hij wacht al twee jaar op een vonnis in eenvoudige procedure die hij tegen de Gemeente Groningen voert. In die twee jaar is er niets gebeurd: de laatste mededeling van de rechtbank was dat zij vonnis zou wijzen. Brieven van hemzelf en van zijn advocaat hebben niets geholpen, er is nog altijd geen uitspraak. Neef Jan herinnert zich zijn colleges burgerlijk procesrecht en zegt dat zijn oom recht heeft op een schadevergoeding. Zijn vriendin Erna, die ook een cursus rechten heeft gevolgd in haar tussenjaar, is het met hem eens en komt met de volgende twee stellingen:

  1. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM kan in de lopende procedure worden ingesteld. Daartoe dient de Staat als derde in de procedure betrokken te worden.

  2. Verder dienen voldoende feiten en omstandigheden te worden gesteld om de vordering te onderbouwen, zowel wat de onredelijkheid van de duur betreft als, wanneer eenmaal vaststaat dat de redelijke termijn is overschreden, de immateriële schade die door Tonny is geleden (spanning, frustratie, ergernis etc.).

Geef van beide stellingen gemotiveerd aan of zij juist, onjuist of deels juist, deels onjuist zijn.

Vraag 2 (5 punten)

Kristel is een getalenteerde gitariste en studeert aan het conservatorium in Groningen. Zij zoekt een nieuwe gitaar en komt uit bij gitaarbouwer Charles van Es. Kristel laat haar oog vallen op een gitaar die volgens Charles is vervaardigd door gitaarbouwer Giroud aan het begin van de 17e eeuw. Kristel is meteen enthousiast en koopt de gitaar voor € 25.000,--. Als zij haar gitaar laat zien aan gitaarprofessional Floor Quitarin kermt ze uit: “Dat is waarlijk geen Giroud-gitaar!” Kristel besluit Charles in rechte te betrekken en vordert veroordeling van Charles van Es tot schadevergoeding wegens wanprestatie. De rechter, zelf een verdienstelijk gitarist, besluit na het zien van de gitaar om eens op Google te zoeken naar afbeeldingen van een ‘echte’ Giroud-gitaar. Na het bekijken van die foto’s concludeert de rechter dat de gitaar van Kristel inderdaad niet gebouwd kan zijn door Giroud en vernietigt de tussen Kristel en Charles gesloten koopovereenkomst.

Op welke twee punten gaat de rechter de fout in?

Vraag 3 (6 punten)

Omstreeks maart 2013 ploft bij de eigenaren van de winkelpanden van de bekende warenhuisketen D&F een epistel op de mat. Afzender: de directie van D&F. De strekking: beste vastgoedeigenaren, het gaat extreem slecht met D&F en daarom betalen we u van maart tot en met juni even geen huur. En na die vier maanden moet de huur structureel omlaag. We komen deze week.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2014/2015

Oefententamen uit 2014/2015 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Erik, een gepensioneerd directeur van een financieringsmaatschappij, koopt een groot vaartuig bij Temptation Island B.V. (TI) waarmee Erik mooie reizen wil gaan maken. Al bij de derde reis gaat het mis: de boot zinkt ter hoogte van de Bermudadriehoek en Erik kan maar ternauwernood worden gered door de Amerikaanse kustwacht. Bij thuiskomst maakt Erik een procedure aanhangig tegen TI. De behandelend rechter beveelt een inlichtingencomparitie waar de algemeen directeur van TI, Jasper, verschijnt. Jasper groet de behandelend rechter op amicale wijze en merkt op dat de voorliggende kwestie hem erg doet denken aan de reis die hij maakte als student met zijn studentenvereniging. De rechter merkt op dat die reis hem ook nog levendig voor de geest staat. Ter zitting krijgt Erik sterk het gevoel dat de rechter er al uit is. Zo merkt de rechter op dat er in de Bermudadriehoek nou eenmaal veel schepen zinken en dat Jasper een uiterst betrouwbare zakenman is die nooit het leven van zijn klanten in gevaar zou brengen.

Erik benadert u en vraagt of er een mogelijkheid is om de zaak door een andere rechter te laten behandelen. Wat vertelt u hem?

Vraag 2 (6 punten)

Een tegen de Nederlandse grens in Duitsland gevestigd steenkolenmaatschappij veroorzaakt regelmatig vuurregens, dat reeds tweemaal een Nederlands boerenbedrijf ten gevolge daarvan in vlammen is opgegaan. De aan deze zijde van de grens gevestigde Nederlandse veehouders besluiten dat zo snel mogelijk een rechterlijk bevel tot onmiddellijke stopzetting van de verwerkingsprocessen tegen het bedrijf moet worden verkregen totdat afdoende maatregelen door het bedrijf genomen zijn om herhaling van dergelijke catastrofes te voorkomen.

Bij welke rechter of rechters van welk land kunnen de veehouders hun eis tot een rechterlijk verbod aanhangig maken als ze er rekening mee moeten houden dat het bedrijf de internationale bevoegdheid zal betwisten?

Vraag 3 (5 punten)

Jesse Blauw is chiropractor en heeft een eigen chiropractiepraktijk. Hij helpt zijn cliënten van veel blessures af en adverteert dan ook met de slogan: chiropractie, dat is pas fysiotherapie! Wat hem echter al jaren stoort, is dat hij btw moet afdragen aan de belastingdienst, terwijl de fysiotherapeuten zijn vrijgesteld van btw op grond van artikel 11 Wet omzetbelasting. Jesse doet telkens braaf aangifte, maar na de zoveelste belastingaanslag is hij er klaar mee. Hij benadert u en geeft aan dat hij een civiele procedure aanhangig wil maken waarin hij vordert dat de rechter voor recht zal verklaren dat de chiropractiepraktijk van Jesse vrijgesteld is van btw-afdracht.

Stel dat Jesse een bodemprocedure aanhangig maakt bij de civiele rechter, welk oordeel dient de civiele rechter in een dergelijke situatie dan in beginsel geven?

Vraag 4 (6 punten)

Leo de Jong heeft € 28.000,- te vorderen van.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

Erik, Tim en Jasper, die momenteel de bacheloropleiding Rechten volgen aan de RuG, hebben een discussie over de betekenis van de beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Dombo Beheer B.V. tegen Nederland (EHRM 27 oktober 1993). Ze stellen elkaar de vraag of een of meer van de volgende drie stellingen juist is:

  1. De indertijd in Nederland geldende regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen, was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM.

  2. De toepassing van de regel dat procespartijen niet in eigen zaak mogen getuigen was volgens het EHRM in strijd met artikel 6 EVRM omdat Dombo BV van de Nederlandse rechters niet de gelegenheid had gekregen om haar zaak op zodanige wijze te presenteren dat zij niet in een beduidend slechtere positie verkeerde ten opzichte van haar wederpartij (NMB).

  3. De thans geldende regel van Nederlands recht dat een verklaring die de procespartij als getuige aflegt onder bepaalde voorwaarden beperkte bewijskracht heeft, is volgens de Hoge Raad niet in strijd met artikel 6 EVRM zoals uitgelegd door het EHRM in de Dombo-zaak.

Geef van elk van deze drie stellingen aan of zij juist is of niet.

Vraag 2 (6 ptn)

De in Keulen (Duitsland) gevestigde natuursteenhandel Kohle GmbH heeft een conflict met de in Groningen (Nederland) gevestigde BV Kamperman die verband houdt met de levering in het voorjaar van 2013 van een partij tegels voor Kohles kantoorruimte. Kohle is niet tevreden met de tegels die door Kamperman, zoals afgesproken, in Keulen zijn afgeleverd. Dit omdat de tegels door het ontbreken van een coating niet slijtvast zijn en dus niet de eigenschappen vertonen die Kohle op grond van de overeenkomst had mogen verwachten. Kohle weigert de (volledige) koopsom te betalen, zolang Kamperman het gebrek niet verhelpt, dan wel vermindering van de koopprijs aanbiedt. Kamperman stelt zich op het standpunt dat Kohle precies gekregen heeft waar hij recht op had en dat de overeenkomst niet voorzag in de levering van tegels met een coating.

Kamperman wil dat Kohle de koopprijs betaalt door, zoals afgesproken, ervoor te zorgen dat de rekening die Kamperman aanhoudt bij zijn bank in Groningen gecrediteerd wordt met het verschuldigde bedrag. Kamperman vraagt zich af of hij een eventuele rechtsvordering bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig kan maken, dan wel of hij in Duitsland moet procederen. Kohle heeft bij voorbaat te kennen gegeven zich tegen een procedure in Nederland te zullen verzetten. Hij beroept zich erop dat hij woonplaats heeft in Duitsland en dus rechtens niet hoeft te accepteren dat hij als verweerder in een procedure in Nederland wordt betrokken.

Welke rechter is bevoegd om kennis.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2013/2014

Oefententamen uit 2013/2014 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (5 punten)

Anders huurt van Hiddema een ruimte die hij gebruikt als opslagruimte voor zijn schilderijen. Af en toe neemt hij iemand mee die hij rondleidt en die een werk van hem koopt. Tegenover Hiddema doet Anders het voorkomen alsof sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit hij rechtstreeks en regelmatig schilderijen verkoopt. Achtergrond is de wet die de huurder van middenstandsbedrijfsruimte beschermt (art. 7:290 BW). Als Hiddema te kennen geeft het pand vrij van huur te willen verkopen, weiger Anders de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen met een beroep op deze huurbescherming. Hiddema laat Anders voor de kantonrechter dagvaarden en vordert een verklaring voor recht dat geen sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Tussen partijen is betwist of sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreekse levering plaatsvindt. Onderweg naar zijn werk wandelt de kantonrechter op verschillende dagen en verschillende tijdstippen langs het gebouw en constateert met eigen ogen dat de ruimte niet voor het publiek toegankelijk is in de zin van de wet.

Kan de kantonrechter op grond van deze waarnemingen als vaststaand aannemen dat geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte van waaruit rechtstreeks roerende zaken aan het publiek worden geleverd en de eis toewijzen? Zo nee, wat kan en had hij dan moeten doen? Noem drie mogelijkheden.

Vraag 2 (6 punten)

In een procedure rijst twijfel aan de echtheid van een akte waarin de inmiddels overleden mevrouw Gerritsen verklaart bepaalde schilderijen te hebben verkocht en geleverd aan haar toenmalige secretaris en vermogensbeheerder, Horstman. De rechtbank beveelt een deskundigenonderzoek. De deskundige concludeert dat de handtekening vermoedelijk wel echt is, maar dat niet uitgesloten kan worden dat de tekst van de koopovereenkomst er later boven is gezet. Omdat mevrouw aan het eind van haar leven niet helemaal meer scherp was en omdat Horstman geen goed antwoord kan geven op de vraag hoe hij aan het geld voor de koopsom zou zijn gekomen, gelooft de rechtbank hem niet, neemt op voorhand als vaststaand aan dat de tekst inderdaad later boven de handtekening is gezet en belast Horstman met het (tegen)bewijs dat de akte niet later ingevuld is althans dat de gestelde koopovereenkomst inderdaad gesloten is. Als Horstman merkt dat dezelfde rechter die het deskundigenbericht bevolen heeft ook optreedt als enquêterechter verliest hij alle vertrouwen in een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak. Wat hij vreest wordt bewaarheid: het eindvonnis wordt gewezen door wéér dezelfde rechter die hem niet in zijn bewijslevering geslaagd acht. Als Horstman in hoger beroep grieft over het feit dat de rechter niet onpartijdig was omdat hij in het tussenvonnis al eerder over de zaak had geoordeeld, wordt.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen winter 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 ptn)

BelPraat BV brengt sinds een week een nieuwe smartphone op de markt. De verkopen van het nieuwe product verlopen boven verwachting, tot een concurrent, RapBel BV, ontdekt dat dit nieuwe model wel heel erg lijkt op het door RapBel ontworpen model dat zij al enige tijd op de markt brengt. RapBel is van mening dat BelPraat inbreuk maakt op het intellectuele eigendomsrecht van Rapbel. Zij wil dan ook dat Belpraat direct stopt met de verkoop van de desbetreffende smartphone. Belpraat weigert dit echter. Daarop begint RapBel een kortgedingprocedure en vordert dat BelPraat wordt veroordeeld tot het staken van de verkoop van de smartphone. In de kortgedingprocedure wordt RapPel in het gelijk gesteld. Na betekening van het vonnis aan BelPraat stopt zij inderdaad met de verkoop maar wil zich toch niet bij het kortgedingvonnis neerleggen. BelPraat begint daarom een bodemprocedure. De rechter in de bodemprocedure stelt BelPraat in het gelijk. Inmiddels zit BelPraat echter met een voorraad verouderde smartphones en moet zij deze tegen dumpprijzen van de hand doen. Wie moet deze schade dragen en op welke grond?

Vraag 2 (6 ptn)

Tussen Arie en Renske heeft een aanrijding plaatsgehad. Arie laat Renske dagvaarden en vordert in rechte een veroordeling van Renske tot vergoeding van de door hem, Arie, geleden materiële en immateriële schade van respectievelijk 100.000 euro en 10.000 euro. De rechtbank, sector civiel, wijst op 20 augustus 2012 een interlocutoir tussenvonnis. In dat vonnis staat in het dictum een beslissing dat Renske schuldig is aan de aanrijding en dat Renske derhalve de gevorderde materiële schade aan Arie moet vergoeden. Verder beslist de rechtbank dat Arie de door hem gestelde immateriële schade zal mogen bewijzen. Op 22 maart 2013 wijst de rechtbank eindvonnis, waarbij de vordering van Arie tot vergoeding van immateriële schade (smartengeld) wordt afgewezen. Zowel Renske als Arie willen hoger beroep instellen. Kan dat?

Vraag 3 (5 ptn)

Milieuvereniging 'Toekomstwater” doet een exploit van dagvaarding uitgaan waarin zij de Staat der Nederlanden als exploitant van de elektriciteitsmaatschappij 'De noordput' oproept om te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord- Nederland om een verbod tegen zich te horen uitspreken tot verdere lozing van warm afvalwater, zolang de vereiste vergunningen niet zijn afgegeven. De vordering wordt gebaseerd op artikel 162 Boek 6 Burgerlijk Wetboek. De Staat betwist dat de vereniging bevoegd zou zijn om een dergelijke rechtsvordering in te stellen (geen ‘ius agendi’).

Is de vereniging bevoegd om een dergelijke rechtsvordering in te stellen en aan de hand van welke criteria moet de voorzieningenrechter dat beoordelen?

Vraag 4 (6 ptn)

Tristan heeft van Satish een bedrag van 15.000 euro te vorderen wegens verleende transportdiensten. Als Satish weigert te betalen, wordt hij op vordering van Tristan.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Burgerlijk Procesrecht I - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen lente 2012/2013

Oefententamen uit 2012/2013 bij het vak Burgerlijk Procesrecht I aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Vragen

Vraag 1 (6 punten)

Laura en Dennis procederen over de verkoop van een woning bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel. Er vindt een comparitie na antwoord plaats. Beide partijen krijgen daar voldoende gelegenheid om hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Na die comparitie na antwoord wijst de rechtbank een tussenvonnis waarin Dennis een bewijsopdracht krijgt. Er worden vervolgens diverse getuigen gehoord, zowel door Dennis als door Laura. Na die getuigenverhoren hebben beide partijen nog een conclusie ingediend waarbij zij beiden ook nieuwe stukken in het geding hebben gebracht. Nadien verzoekt Laura de rechtbank om pleidooi te mogen houden.

Heeft Laura recht op pleidooi?

Vraag 2 (6 punten)

Door een, naar later blijkt, veel te hoge belastingaanslag, raakt Stepan in problemen en wordt failliet verklaard. De aanslagen worden later, na bezwaar en beroep, bijgesteld, maar het kwaad is dan al geschied. Mijnheer Stepan was in gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw Dolly. Het faillissement raakte door de werking van artikel 63 Fw ook de vermogensbelangen van mevrouw. Terwijl het faillissement nog voortduurt, spreekt mevrouw Dolly die inmiddels gescheiden is, de Staat aan en eist een veroordeling tot schadevergoeding stellende dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Aanvankelijk, bij conclusie van antwoord, bestrijdt de Staat dat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Tijdens de comparitie voert de Staat daarenboven nog aan dat enkel de faillissementscurator deze rechtsvordering had mogen instellen (art. 25 lid 1 Fw). Mevrouw stelt dat de Staat dit verweer niet pas ter comparitie naar voren mag brengen en wil dat de rechter dit verweer buiten beschouwing laat.

Wat moet de rechter met betrekking tot dit door mevrouw opgeworpen punt beslissen?

Vraag 3 (6 punten)

Veltman, handelaar in vastgoed en wonende te Groningen, wil Klaassen laten dagvaarden teneinde de rechter een veroordeling van Klaassen tot het betalen van een bedrag groot 30.000 euro te horen uitspreken. Klaassen woont te Essen (Bondsrepubliek Duitsland) en is volgens Jansen verplicht tot betaling omdat het gaat om achterstallige huurtermijnen die Schneider op grond van een huurovereenkomst als huurder verschuldigd is aan Veltman als verhuurder en die een winkelpand voor kledingverkoop betreft in het centrum van Maastricht. Veltman laat Klaassen dagvaarden voor de rechtbank Noord-Nederland. Klaassen verschijnt, maar begint zijn verweer met de betwisting van de bevoegdheid van de rechtbank.

Wat moet de rechtbank omtrent zijn bevoegdheid beslissen?

Vraag 4 (5 punten)

Fruithandel Kiwi en fruitteler Aardbei hebben een geschil over de levering van blauwe bessen. Partijen besluiten het geschil te laten beslechten door een bindend adviseur. Na onderzoek te hebben gedaan, komt de bindend adviseur tot de uitspraak dat Aardbei aan Kiwi schade moet vergoeden. Aardbei heeft daar echter grote bezwaren tegen en is niet van plan het bindend advies na te komen. Volgens hem.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Burgerlijk Procesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Burgerlijk Procesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 3, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2348
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering