Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 1821 keer gelezen
Vragen naar aanleiding van het arrest College van Beroep voor het bedrijfsleven 17-08-2010, ECLI:NL:CBB:2010:BN4328
En de volgende brief van het college van B&W Noordenveld
Brief van het college van B&W van de gemeente Noordenveld aan de heer Van der Weide
---------------------------------------------
Aan de heer H.D. van der Weide
Roterij 23
9876 AB Peize
Roden, 28 augustus 2017
Geachte heer Van der Weide,
U bent eigenaar van een bruin-witte Drentsche Patrijshond, roepnaam Quibus. Op grond van ingediende klachten dient deze Drentsche Patrijshond te worden aangemerkt als gevaarlijk in de zin van artikel 29, aanhef en onder d, APV Noordenveld. Daarom gelasten wij u er zorg voor te dragen dat uw hond Quibus zich niet op de openbare weg kan be- vinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf of muilband.
De door u voor deze hond gebruikte muilband beschouwen wij niet als doelmatig, daar de hond ondanks deze band uw buurman, de heer Tollema, heeft kunnen verwonden. Deze last gaat in met ingang van de dag na ontvangst van deze brief.
Hoogachtend,
Namens het college van B&W van Noordenveld
De Burgemeester
De Secretaris
---------------------------------------------
Artikel 29 APV Noordenveld bepaalt dat de rechthebbende op een hond verplicht is er voor zorg te dragen dat: (...) d. die hond zich niet op de openbare weg kan bevinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf en muilba
Leg uit op welke grond het CBb in de casus "Herplantplicht" tot de conclusie is gekomen dat de beslissing van het bestuursorgaan wel/geen rechtsgevolgen had.
Welke vier beslissingen zijn in de brief van het college van de gemeente Noorderveld te vinden?
leg uit op grond van welke argument(en) de bestuursrechter ter zake van elk van die vier beslissingen tot de conclusie zou komen dat deze wel/geen rechtsgevolgen hebben?
Waar hangt het blijkens de casus “Herplantplicht” en “aanlijnplicht” vanaf of een beslissing van een bestuursorgaan rechtsgevolg heeft?
Zoek en lees via rechtspraak.nl de recente uitspraak van 20 december 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:3514. Welke conclusie kunt u na lezing trekken over het begrip ‘rechtshandeling’?
Vragen naar aanleiding van het arrest Melding uitweg o.g.v. de APV Leeuwarden, ABRvS 14-01-2015, ECLI:NL:RVS:2015:14
Stel dat het college van B&W van de gemeente Leeuwarden een melding ontvangt in de zin van art. 2.12 lid 1 APV Leeuwarden en onmiddellijk schriftelijk beslist de uitweg te verbieden. Is die beslissing een besluit in de zin van art. 1:3 Awb? Leg uit.
Stel dat degene die een uitweg wil aanleggen daarvoor een stuk grond van 4 bij 2 meter nodig heeft dat in eigendom is bij de gemeente (bijv. een strook openbaar groen). Het college van B&W geeft voor het gebruik van het eigendom van de gemeente schriftelijk toestemming. Is die beslissing een besluit in de zin van art. 1:3 Awb? Leg uit.
Leg aan de hand van de uitspraak ECLI:NL:RVS:2015:14 uit waarom de door het college van B&W van Leeuwarden binnen vier weken termijn van artikel 2.12 lid 3 APV Leeuwarden gegeven schriftelijke reactie op een melding, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Stel dat het college van B&W van de gemeente Leeuwarden een melding ontvangt in de zin van art. 2.12 lid 1 APV en daarna niets van zich laat horen (en dus niet binnen vier weken beslist in de zin van art. 2.12 lid 4 APV). Leg uit waarom de ABRvS oordeelt dat het uitblijven van die reactie moet worden gelijkgesteld met een besluit in de zin van art. 1:3 Awb.
Hoera! Het is 2018 en Anna en haar tweelingzusjes Benthe en Christa zijn voor hun eindexamen geslaagd. Nu mogen ze van papa en mama net als hun oudere broer Diederik gaan studeren! Anna heeft al een nieuwe laptop gekocht, Benthe een nieuwe tas en Christa een bril. Hun kan niets meer gebeuren. De zusjes dienen geheel op tijd, op de juiste formulieren, met de juiste kopieën, in de juiste enveloppen een aanvraag voor studiefinanciering voor thuiswonenden in. Anna krijgt een briefje van DUO (de Dienst Uitvoering Onderwijs van het minsterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen), namens de minister dat ze niet zoals haar broer Diederik voor de verlangde studiefinanciering in aanmerking komt. Benthe, die altijd pech heeft, krijgt een briefje dat ze volgens DUO niet bestaat en dat daarom ten aanzien van haar geen besluit zal worden genomen. Christa hoort helemaal niets meer. Christa dacht nog even ‘wie zwijgt stemt toe’, maar Anna, die altijd alles beter weet, meent dat Christa ook geen studiefinanciering zal krijgen. Met de neuzen in de wetboeken van papa (Awb en Wet studiefinanciering 2000) gedoken, proberen de zusjes de problemen op te lossen.
Wet studiefinanciering 2000
Hoofdstuk 3. Studiefinanciering
§ 3.6. Toekenning
Artikel 3.19 Toekenning studiefinanciering
Is de brief van DUO, namens de minister, om Diederik studiefinanciering toe te kennen een besluit ?
Welk deel van de hoofdstukken 2 t/m 4 Awb is van toepassing?
Staat bezwaar en beroep open tegen deze beslissing?
Bevat de brief aan Benthe een besluit?
Welk deel van de hoofdstukken 2 t/m4 Awb is van toepassing?
Is bezwaar en beroep tegen de brief mogelijk?
Bevat de brief van Anna een besluit?
Welk deel van de hoofdstukken 2 t/m 4 van de Awb is van toepassing?
Staat bezwaar en beroep open tegen de brief?
Kan het stilzwijgen ten opzichte van Christe worden beschouwd als een besluit?
Staat beroep open tegen het stilzwijgen?
Vragen naar aanleiding van het arrest De Deense zeevervoerder, ABRvS 18-04-2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8384
Zet in het kort de casus uiteen.
In relatie tot welk bestanddeel van het begrip besluit kan worden betwijfeld of het rechtsoordeel vervat in de brieven als besluiten zijn aan te merken?
Waarom is de rechter bereid een schriftelijk bekend gemaakt rechtsoordeel soms op één lijn te stellen met een besluit ex. Art. 1:3 Awb?
Waarom wordt het bestuurlijk rechtsoordeel in deze uitspraak voorlopig als een besluit in de zin van de Awb aangemerkt?
Welke algemene criteria worden in de jurisprudentie gehanteerd om uit te maken of tegen een bestuurlijk rechtsoordeel beroep bij de bestuursrechter mogelijk is?
Kunt u het verschil met de bovenstaande zaak verklaren?
Zoek en lees alleen de conclusie (r.o. 7) van de door de Staatsraad advocaat-generaal op 24 januari 2018 uitgebrachte conclusie, ECLI:NL:RVS:2018:249. Ziet u in de conclusie overeenkomsten met de in bovenstaande uitspraak neergelegde rechtsregel?
De beslissing van het bestuursorgaan valt niet aan te merken als een besluit ogv art 1:3 Awb waartegen beroep kan worden ingesteld bij het College (RO 2.4). Maar doet niet af dat een dergelijke mededeling steunt op een oordeel van verweerder omtrent het al dan niet van toepassing zijn van bepalingen van de Boswet.
Wanneer is er sprake van een rechtsgevolg, het moet erop gericht zijn om iets te veranderen in de wereld van het recht als het rechten en plichten in het leven roept.
R.O. 3.1. Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb luidt als volgt: "Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling."
R.O. 3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, uitspraak van 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:99, heeft een beslissing rechtsgevolg, indien zij er op is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.
Blijkens artikel 1:3 lid 1 Awb moet de handeling aan de volgende kenmerken voldoen om een besluit in de zin van de Awb te zijn:
Dus een bestuursorgaan op grond van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb.
Blijkens artikel 1:3 lid 1 Awb moet de handeling aan de volgende kenmerken voldoen om een besluit in de zin van de Awb te zijn:
Dus een bestuursorgaan op grond van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb.
Dus er is geen sprake van een besluit, in de zin van artikel 1:3 lid 2 Awb.
RO 4.3 Een binnen vier weken verzonden brief van het college aan de melder die erop neerkomt dat, al dan niet onder voorschriften, met de melding kan worden ingestemd of dat deze wordt geaccepteerd, dient te worden aangemerkt als besluit. De instemming of acceptatie is gericht op rechtsgevolg, omdat daarmee het recht ontstaat om met de aanleg van de uitweg te beginnen. Dit recht vangt dan eerder aan dan na afloop van de in het derde lid van artikel 2:12 van de Apv genoemde termijn van vier weken, aangezien het college aldus beslist geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid de uitweg te verbieden. Met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan de melder gaat de bezwaartermijn van zes weken lopen.
R.O. 4.4; De Afdeling volgt de staatsraad advocaat-generaal in zijn oordeel dat het uit oogpunt van het streven naar een coherent systeem van rechtsbescherming onwenselijk is aan te nemen dat, indien een brief als onder 4.3. bedoeld is uitgebleven, geen rechtsgang bij de bestuursrechter openstaat tegen het van rechtswege intreden van het rechtsgevolg ingevolge het derde lid van artikel 2:12 van de Apv. Daarom dient dit van rechtswege intreden van het rechtsgevolg op dezelfde wijze als in artikel 6:2 van de Awb voor een andere situatie is voorgeschreven, voor de rechtsbescherming te worden gelijkgesteld met een besluit. Het verstrijken van de in genoemd derde lid van artikel 2:12 vermelde termijn van vier weken brengt immers met zich dat vanaf dat moment het recht ontstaat met de aanleg van de uitweg te beginnen.
Blijkens artikel 1:3 lid 1 Awb moet de handeling aan de volgende kenmerken voldoen om een besluit in de zin van de Awb te zijn:
Ondanks dat er sprake is van een besluit zijn niet alle Awb-normen van toepassing: Hoofdstuk 2 (verkeer burgers bestuursorganen), hoofdstuk 3 (besluiten) en titel 4.1 van hoofdstuk 4 (gaat over beschikkingen) à gelaagde structuur.
Ja op grond van artikel 8:1 jo. 7:1 Awb; voldaan aan belanghebbende want er is sprake van een normadressaat en deze is altijd belanghebbende.
Er is dus geen sprake van een besluit.
Hoofdstuk 2 (verkeer burgers bestuursorganen, valt er gewoon onder want gaat om afwijzing door een bestuursorgaan) , hoofdstuk 3, namelijk titel 3.2 en 3.4 dit volgt uit schakelbepaling artikel 3:1 lid 2 Awb (voor zover de aard van de handeling zich hier niet tegen verzet).
Ja op grond van artikel 6:2 sub a Awb is de schriftelijke weigering om een besluit te nemen gelijkgesteld met een besluit met betrekking tot de rechtsbescherming; art. 8:1 jo. 7:1 Awb zijn van toepassing; dus bezwaar en beroep is mogelijk.
Op zichzelf is er geen sprake van een besluit. Maar indien de positieve beslissing wel een beschikking zou zijn dan is de weigering ook een beschikking; zie art. 1:3 lid 2 Awb. Dit is het geval dus wel een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb. ( moet wel gaan om een belanghebbende zie lid 3)
Ondanks dat er sprake is van een besluit zijn niet alle Awb-normen van toepassing: Hoofdstuk 2 (verkeer burgers bestuursorganen), hoofdstuk 3 (besluiten) en titel 4.1 van hoofdstuk 4 (gaat over beschikkingen) gelaagde structuur
Nee aan eerste vereiste al niet voldaan, namelijk geen sprake van een schriftelijke beslissing
Geen besluit genomen, dus kan niet iets inhoudelijk doen. Bestuursorgaan opdragen om alsnog een besluit te nemen; dwangsom bij niet tijdig beslissen 4:17 e.v. Awb. In sommige gevallen 4:20a e.v. Awb;.
Waarom is het relevant of hier sprake is van een afvalstof? Omdat er bepaalde regelgeving voor geldt, indien er dus sprake is van een afvalstof moeten zij zich aan deze regelgeving houden.
Het bestanddeel rechtshandeling; zijn de brieven wel op een rechtsgevolg gericht? Verandert er iets in de wereld van het recht? Het zijn regels die algemeen gelden voor afvalstoffen. (net als bij casus 1)
Dus gaat om de vraag of er rechtsgevolgen zijn of niet? R.O. 2
R.O. 3.2; indien het voor de betrokkenen onevenredig bezwarend is; dus rechtsbescherming vereist. Het afwachten tot er echt aan alle voorwaarden van een besluit is voldaan is te bezwarend.
R.O. 3.3 ; wegens de omvang van de financiële risico’s.
Bij het leger des heils werden beperkingen gesteld aan geluid op grond van geluidsnormen; dan kun je best wachten tot een handhavingsbesluit, en bij afvalstoffen verwerking gaat het om een grotere economische schade dan bij het zachter doen van geluid, boete is waarschijnlijk ook lager; niet onevenredig bezwarend.
De overeenkomst die je zou kunnen zien is dat een waarschuwing wel kan waarschuwen voor een besluit waarin rechtsgevolgen zijn verworven.
Vragen naar aanleiding van het arrest Vuurwerkvrije zone Hilversum ABRvS ECLI:NL:RVS:2016:3342
Wat was er in dit arrest aan de hand? Tegen welk besluit wordt er geprocedeerd? Op welk besluit is dat in rechte bestreden besluit gebaseerd? En op welke wet in formele zin is het besluit uiteindelijk gebaseerd?
Wie zijn opgekomen tegen het bestreden besluit en waarom?
Hoe heeft het college de bevoegdheid voor de Aanwijzingsbesluit verkregen?
In het arrest speelt o.a. de vraag of art. 2.7.3 APV onverbindend is, gelet op art. 172 en art. 160 Gemeentewet. Leg uit waarom die vraag is gerezen en welk antwoord de Afdeling bestuursrechtspraak geeft.
Zoek de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rb. Midden-Nederland in deze zaak (ECLI:NL:RBMNE:2014:6907) op rechtspraak.nl. Welke redenering volgde de Voorzieningenrechter om tot een andersluidend oordeel te komen dan de Afdeling bestuursrechtspraak?
In het arrest Fluoridering (HR 22 juni 1973, ECLI:NL:HR:1973:AD2208) overwoog de Hoge Raad: ‘dat de toevoeging van stoffen aan het drinkwater teneinde daar- mee een geheel buiten de eigenlijke drinkwatervoorziening gelegen doel te dienen daarom een maatregel is van zo ingrijpende aard dat, zonder wettelijke grondslag, niet kan worden aangenomen dat een waterleidingbedrijf daartoe bij de vervulling van de hem in art. 4 lid 1 van de Wet opgedragen taak de vrijheid heeft ́. Is het instellen van een vuurwerkvrije zone zo ingrijpend dat het gemeentebestuur van Hilversum daartoe niet de vrijheid heeft zonder wettelijke grondslag? Leg uit.
Het begrip ‘zo ingrijpend’ uit het Fluorideringsarrest is nogal onbepaald. Is overheidshandelen nog mogelijk, indien dat niet is gebaseerd op een wettelijke bevoegdheidsgrondslag?
Leg uit waarom zowel art. 89 lid 2 Grondwet, Methadonbriefarrest als het Fluorideringsarrest relevant zijn voor het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel.
De appellanten voerden tegen de regeling van de vuurwerkvrije zone in de APV aan, dat de regeling onverbindend zou zijn, omdat het in strijd is met het Vuurwerkbesluit. Wat is het oordeel van de ABRvS?
In rechtsoverweging 6.2 van bovenstaande uitspraak wordt ingegaan op het in art. 3:4 Awb gecodificeerde specialiteitsbeginsel. Wat houdt dat beginsel in en op welke wijze is het gerelateerd aan het legaliteitsbeginsel?
Zijn er redenen om de reikwijdte van het legaliteitsbeginsel in de sociale rechtsstaat uit te breiden tot (feitelijk) ingrijpend overheidsoptreden?
Vragen naar aanleiding van het arrest Wielerronde ’s-Gravendeel ARRvS 02-06-1986, ECLI:NL:RVS:1986:AM9455
Wat is er in dit arrest aan de hand? Tegen welk(e) besluit(en) van het college van B&W procedeert de heer D. Visser?
In bovenstaand geschil blijkt de gemeente ’s-Gravendeel het parcours van de op 18 augustus 1984 te houden wielerronde te hebben verpacht aan het comite van de R.C. De Hoeksche Renners. Is die rechtshandeling publiekrechtelijk van aard?
De Drank- en Horecawet (nu art. 35 DHW) biedt het gemeentebestuur
.....read moreGeef voor alle onderdelen aan in hoeverre het daar al dan niet gaat om krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen, bestuursorganen ex art. 1:1 lid 1 sub a Awb, bestuursorganen ex art. 1:1 lid 1 sub b Awb dan wel uitgezonderde organen ex art. 1:1 lid 2 Awb.
Vragen naar aanleiding van het arrest Het Belgisch diploma voor sociale hygiëne Rb. Den Haag 20-03-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6929
Wat is de rechtsvraag?
Wie is eiseres en wie is verweerster?
Blijkens haar uitspraak heeft de rechtbank ambtshalve een oordeel gegeven over de vraag of verweerster een bestuursorgaan is. Leg aan de hand van de relevante bepaling uit de Awb uit op welke wijze de rechtbank tot een antwoord is gekomen.
De rechtbank stelt het volgende: “uit het voorgaande volgt dat verweerster een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 sub b Awb. Is het naar uw oordeel relevant of verweerster een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb of in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb is?
De rechtbank vervolgt: “hieruit volgt dat de brief van 27 februari 2012 als besluit in de zin van de Awb moet worden aangemerkt waartegen bezwaar gemaakt kon worden”. Is naar uw oordeel –gelet op de relevante bepalingen uit hoofdstuk I van de AWB- steeds sprake van een besluit in de zin van de awb als een bestuursorgaan een brief schrijft?
De rechtbank overweegt ook: “Anders dan verweerster betoogt is de rechtbank van oordeel dat voor het in rekening brengen van kosten voor een aanvraag door verweerster een wettelijke grondslag is vereist” – Bent u het –gelet op de stof van de eerste collegeweek van het vak Bestuursrecht 1- eens met het oordeel van de Rechtbank?
Vragen naar aanleiding van het arrest Stichting Stek Jeugdhulp ABRvS 06-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3318
Beschrijf de casus.
Waarom meent de appellant van doen te hebben met een bestuursorgaan?
Vragen naar aanleiding van het arrest Het vooringenomen gemeenteraadslid ABRvS 20-03-2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4957
Wat is de casus en welke rechtsvraag moet er beantwoord worden?
Is een gemeenteraadslid een bestuursorgaan? En de gemeenteraad?
Geef aan waarom de Afdeling oordeelt dat artikel 28 van de Gemeentewet strikt moet worden uitgelegd.
Onder welke omstandigheden zal de bestuursrechter volgens de afdeling moeten oordelen dat een besluit (op bezwaar) van de gemeenteraad in strijd is met artikel 2:4
.....read moreVragen naar aanleiding van het arrest Stichting Leefbaar Buitengebied & Stichting VROM? ABRvS 21-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3431
Waar gaat dit arrest over?
In het arrest Stichting Openbare Ruimte heeft de Afdeling bepaald dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Wat is de ratio daarvan?
Waarom concludeert het college dat de Stichting Leefbaar Buitengebied geen feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken?
Wat is de beslissing van de Afdeling over de feitelijke werkzaamheden van Stichting Leefbaar Buitengebied?
Lees in r.o. 2.4 en 2.5 de statutaire doelstellingen van de Stichting Leefbaar Buitengebied en de Stichting VROM?. Wat valt u op aan deze doelstellingen in het licht van de stan- daarduitspraak Stichting Openbare Ruimte en het oordeel van de Afdeling ten aanzien van de statutaire doelstellingen?
Vragen naar aanleiding van het arrest Het belanghebbende bestuursorgaan ABRvS 29-11-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3274
Beschrijf de casus.
Op welke wijze moet in het algemeen worden beoordeeld of een bestuursorgaan belanghebbende in de zin van de Awb is?
Leg aan de hand van de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 oktober 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:3970) uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de rechtbank geen belanghebbende is in de zin van de Awb.
Leg uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de Afdeling bestuursrechtspraak wel belanghebbende is in de zin van de Awb.
Vragen naar aanleiding van het arrest Mestbassin Mechelen ABRvS 23-08-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271
Beschrijf de casus.
Sinds maart 2016 hanteert de Afdeling bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het bepalen van de belanghebbendheid een gelijkluidende standaardoverweging als bij andere besluiten die leiden tot activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, de verlening van een evenementenvergunning of een omgevingsvergunning bouwen).
Hoe luidt de standaardoverweging?
Leg uit op welke van de EPOAD-criteria uit het redeneerschema deze standaardoverweging betrekking heeft. Was dat ook het geval in de uitspraak van maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737)?
Hoe past de Afdeling in deze uitspraak de standaardoverweging toe?
Bespreek aan de hand van de annotatie van Tolsma in AB 2017/348 (punt 3 en 4) welke kanttekening kan worden gezet bij het vaststellen van de kring van belanghebbendheid zoals de Afdeling in r.o. 3.2 schetst.
Vragen naar aanleiding van het arrest Evenementenvergunning defilé Veteranendag ABRvS 09-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3764
Geef de casus van dit arrest weer.
Is bij het beoordelen van de belanghebbendheid relevant of de Vereniging Veterans MC Netherlands feitelijke werkzaamheden verricht? Waarom wel/niet?
Welke redenering volgen de
.....read moreVragen naar aanleiding van het arrest Monumentale schapenboet ABRvS 06-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3352
Waarover gaat dit arrest?
Beargumenteer of u het eens bent met het standpunt van de Afdeling dat sprake is van beoordelingsruimte;
In de uitspraak komt naar voren dat sprake is van een monumentale schapenboet. Stel dat het college van B&W deze schapenboet heeft geplaatst op de lijst van beschermde monumenten op grond van de Erfgoedverordening 2013 gemeente Bergen:
Artikel 1
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder: gemeentelijk monument: een onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.
Artikel 3
Leg uit dat het college van B&W zowel beoordelingsvrijheid als beleidsvrijheid heeft bij aanwijzen van een gemeentelijk monument
Wat betekent dit voor de wijze van toetsing door de bestuursrechter?
Beredeneer welke belangen een rol spelen bij de belangenafweging om een onroerende zaak al dan niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Vragen naar aanleiding van het arrest Ongeldigverklaring rijbewijs ABRvS 01-02-2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2415
Beschrijf de casus
Beargumenteer of het CBR volgens de Afdeling bestuursrechtspraak over beoordelingsruimte of bestuursvrijheid beschikt bij de uitoefening van artikel 132 lid 2 Reglement rijbewijzen.
Waarom is appellant van oordeel dat de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd?
Is de afdeling bestuursrechtspraak het op dit punt eens met appellant?
Artikel 2:37 Kennisgeving voetbalwedstrijden
Artikel 2:39 Verboden voetbalwedstrijd
Vragen naar aanleiding van het arrest Jetski ABRvS 18-09-2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE7801
Beschrijf de casus
Op grond van welke wettelijke bepaling(en) heeft de minister de bevoegdheid om de regeling snelle motorboten Rijkswateren vast te stellen?
Bevat de bevoegdheid van Minister beleidsvrijheid?
Wat bepaalt de betreffende regeling over de belangen die bij het uitoefenen van de betreffende bevoegdheid kunnen worden meegenomen?
Waarom had de minister volgens de appellanten de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 moeten wijzigen?
Bij toepassing van het specialiteitsbeginsel wordt onderscheid gemaakt tussen algemene, openbare belangen en concrete particuliere belangen. Wat is het verschil tussen deze belangen?
Welke algemene belangen doen zich voor in deze casus?
Welke particuliere belangen doen zich voor in deze casus?
Bij toepassing van het specialiteitsbeginsel voor het verlenen van vergunning wordt onderscheid gemaakt tussen precieze, de gematigde en de rekkelijke opvatting. Welke belangen kunnen volgens de gematigde opvatting leiden tot het weigeren van een aangevraagde vergunning?
Welke belangen kunnen volgens de gematigde opvatting leiden tot het stellen van voorschriften aan een vergunning?
Waarom is uiteindelijk een wijziging van de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 terecht geweigerd?
Bestuursrechters zullen niet snel een bestreden besluit vernietigen vanwege strijd met specialiteitsbeginsel. Ook niet in deze uitspraak. Hoe komt dat?
Vragen naar aanleiding van het arrest Sinterklaasintocht en zwarte Piet ABRvS 12-11-2014, ECLI:NL:RVS:2014:4117
Beschrijf de casus
Waarom had de burgemeester volgens appellanten geen evenementenvergunning mogen verlenen voor de jaarlijkse sinterklaasoptocht in 2013?
Wat is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak de kernvraag die in hoger beroep beantwoord moet worden?
Leg uit aan de hand van welke bepaling(en) uit de APV van Amsterdam de burgemeester om een evenementenvergunning te verlenen dient te beoordelen. Betrek in uw antwoord of deze bevoegdheid beleidsvrijheid bevat.
Wat bepaalt de betreffende regeling over het verbinden van voorschriften/beperkingen aan de vergunning?
Hoe bepaal je welke belangen mee mogen wegen bij de belangenafweging in het geval een vergunning is aangevraagd?
Waarom is de burgemeester het niet eens met de uitspraak van de Rechtbank?
Leg uit hoe de Afdeling bestuursrechtspraak in deze uitspraak vaststelt wat de reikwijdte is van de belangenafweging?
Waarom is de burgemeester naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak in dit geval niet gehouden om te beoordelen of artikel 8 EVRM aan verlening van de vergunning in de weg staat?
Vragen naar aanleiding van het arrest Ligplaatsvergunning Delfzijl ABRvS 03-02-2016, ECLI:NL:RVS:2016:196
Beschrijf de casus
Beredeneer op welke bepaling(en) uit de APV van Delfzijl het besluit van het college van B&W van 15 januari is gebaseerd.
bevat deze bevoegdheidsgrondslag beleidsvrijheid?
Bij besluit van 13 juni
.....read moreVragen naar aanleiding van het arrest College van Beroep voor het bedrijfsleven 17-08-2010, ECLI:NL:CBB:2010:BN4328
En de volgende brief van het college van B&W Noordenveld
Brief van het college van B&W van de gemeente Noordenveld aan de heer Van der Weide
---------------------------------------------
Aan de heer H.D. van der Weide
Roterij 23
9876 AB Peize
Roden, 28 augustus 2017
Geachte heer Van der Weide,
U bent eigenaar van een bruin-witte Drentsche Patrijshond, roepnaam Quibus. Op grond van ingediende klachten dient deze Drentsche Patrijshond te worden aangemerkt als gevaarlijk in de zin van artikel 29, aanhef en onder d, APV Noordenveld. Daarom gelasten wij u er zorg voor te dragen dat uw hond Quibus zich niet op de openbare weg kan be- vinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf of muilband.
De door u voor deze hond gebruikte muilband beschouwen wij niet als doelmatig, daar de hond ondanks deze band uw buurman, de heer Tollema, heeft kunnen verwonden. Deze last gaat in met ingang van de dag na ontvangst van deze brief.
Hoogachtend,
Namens het college van B&W van Noordenveld
De Burgemeester
De Secretaris
---------------------------------------------
Artikel 29 APV Noordenveld bepaalt dat de rechthebbende op een hond verplicht is er voor zorg te dragen dat: (...) d. die hond zich niet op de openbare weg kan bevinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf en muilba
Leg uit op welke grond het CBb in de casus "Herplantplicht" tot de conclusie is gekomen dat de beslissing van het bestuursorgaan wel/geen rechtsgevolgen had.
Welke vier beslissingen zijn in de brief van het college van de gemeente Noorderveld te vinden?
leg uit op grond van welke argument(en) de bestuursrechter ter zake van elk van die vier beslissingen tot de conclusie zou komen dat deze wel/geen rechtsgevolgen hebben?
Waar hangt het blijkens de casus “Herplantplicht” en “aanlijnplicht” vanaf of een beslissing van een bestuursorgaan rechtsgevolg heeft?
Zoek en lees via rechtspraak.nl de recente uitspraak van 20 december 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:3514. Welke conclusie kunt u na lezing trekken over het begrip ‘rechtshandeling’?
Vragen naar aanleiding van het arrest Melding uitweg o.g.v. de APV Leeuwarden, ABRvS 14-01-2015, ECLI:NL:RVS:2015:14
Stel dat het college van B&W van de gemeente Leeuwarden een melding ontvangt in de zin van art. 2.12 lid 1 APV Leeuwarden en onmiddellijk schriftelijk beslist de uitweg te verbieden. Is die beslissing een besluit in de zin van art. 1:3 Awb? Leg uit.
Stel dat degene die een uitweg wil aanleggen daarvoor een stuk grond van 4 bij 2 meter nodig heeft dat in eigendom is bij de gemeente (bijv. een strook openbaar groen). Het college
.....read moreVragen naar aanleiding van het arrest Reiskosten MBO-scholier, ABRvS 08-07-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2162
Zet in het kort de casus uiteen.
Waarom had de rechtbank (in eerste aanleg) het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard?
Tegen welk besluit is het beroep van appellante gericht? Wat is het rechtskaraker van dat besluit?
In hoger beroep spelen de nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding minderjarige mbo-scholieren 2013-2015 (de Regeling) een belangrijke rol. Wat is het rechtskarakter van het besluit?
De aanvraag van appellante is geweigerd gelet op artikel 4 en 7 van de Regeling. Beschikte het college van gedeputeerde staten van Limburg over beleidsvrijheid bij het uitoefenen van die bevoegdheid?
Het geschil illustreert duidelijk het verschijnsel van gelede normstelling in het publiekrecht. Geef de verschillende lagen van de normstelling weer tot aan het besluit van 11 oktober 2013
De afdeling verwijst in bovenstaande uitspraak naar de standaarduitspraak Landbouwvliegers. Op welke wijze kan een algemeen verbindend voorschrift ondanks art. 8:3 Awb toch worden voorgelegd aan de bestuursrechter?
Aan welke twee eisen dient een algemeen voorschrift volgens bovenstaande uitsprak te voldoen en op welke wijze moet de bestuursrechter toetsen en waarom?
Ziet u een verschil met de overwegingen van de afdeling in bovenstaande zaak?
Kunt u de verschillen in de formulering vinden? Verwacht u na lezing van de nieuwe overweging een minder of een meer terughoudende wijze van toetsing?
Kunt u verschillen aanduiden tussen de toetsing door de HR in de standaarduitspraak landbouwvliegers, de ABRvS in de bovenstaande zaak en die van de CRvB in de standaarduitspraak PGB thomashuis-bewoners? Welke wijze acht u het meest geschikt in de huidige democratische rechtsstaat?
Acht u het mogelijk dat een AVV onverbindend wordt verklaard of buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met het motiveringsbeginsel?
In hoeverre sluit de Awb aan bij de overwegingen van de Afdeling in bovenstaande uitspraak en/of bij de standaarduitspraak Landbouwvliegers van de Hoge Raad?
Voorafgaand aan de standaarduitspraak Landbouwvliegers was de rechter van oordeel dat algemeen verbindende voorschriften niet aan ongeschreven recht mochten worden getoetst (zelfs niet als deze afkomstig waren van een bestuursorgaan). Waarom?
Vragen naar aanleiding van het arrest Aanwijzingsbesluit Zijkanaal D, ABRvS 18-11-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3510
Zet de casus uiteen
In r.o. 7.1 is de volgende zin te lezen: ‘De gemeente heeft aan de Regionale directie te kennen gegeven handhavend te willen optreden, omdat zij rijksgronden en -water in strijd met het bestemmingsplan aan [persoon 2] in gebruik had gegeven.’ Prof. mr. L.J.A. Damen valt in een publicatie over bovenstaande uitspraak over het onzorgvuldige taalgebruik van de Afdeling. Wat zou hij bedoelen?
Wat is het rechtskarakter van de Woonschepenverordening Zaanstad 2010? Leg uit.
Wat is volgens de Afdeling het rechtskarakter van het besluit van de gemeenteraad van
.....read moreIn deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !
Werkzaamheden: o.a.
Interesse? Reageer of informeer
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution