Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht

HC2 Diagnostiek

 

Neuropsychologie

 

Belangrijke begrippen 

  • Neuropsychologie en ontwikkelingsneuropsychologie

  • Klinische neuropsychologie en klinische kinderneuropsychologie

  • Neurologie en kinderneurologie

  • Biologische psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie

 

Neuropsychologie en klinische neuropsychologie

  • De Neuropsychologie onderzoekt de relaties tussen hersenen en gedrag bij zowel interactie als beschadigde individuen, bij zowel dieren als mensen (Deelman & Eling, 1997).

  • Neuropsychologie = wetenschappelijke discipline

  • Klinische neuropsychologie = toegepaste discipline

  • Een neuropsycholoog is een psycholoog die zich gespecialiseerd heeft in de klinische neuropsychologie of een neurowetenschapper (soms beide). 

 

Ontwikkelingsneuropsychologie

  • De ontwikkelingsneuropsychologie of kinderneuropsychologie houdt zich bezig met het bestuderen van de relatie tussen hersenen en gedrag bij kinderen en adolescenten binnen de dynamische context van het zich ontwikkelde brein (Anderson et al, 2001).

  • Engels: Developmental neuropsychology, child neuropsychology, developmental cognitive neuroscience.

  • Jonge wetenschap: 30 jaar geleden ontstaan

    • Vroeger: M (Minimal) B (Brain) D (Dysfunction)-kinderen

    • Dus alle kinderen die symptomen hadden van nu bv ADHD vielen onder de MBDkinderen

    • Nu: ADHD, ODD, CD, DCD, etc. (vanaf jaren 80 ongeveer)

 

Klinische kinderneuropsychologie

  • Swaab, Bouma, Hendriksen, & Köning (2015): ‘...richt zich op het leggen van verbanden tussen problematisch of afwijkend gedrag en disfuncties van de zich ontwikkelende hersenen bij kinderen en jeugdigen”.

    • Toepassen van kennis over (verstoorde) hersen-gedragrelaties in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen die problemen ervaren die mogelijk samenhangen met disfuncties van het zich ontwikkelende brein. 

  • Attentional Bias 

 

Neurologie en kinderneurologie

  • Neurologie is de wetenschap die zich bezighoudt met ziektes van het zenuwstelsel

  • Een neuroloog is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de neurologie. Deze arts doet neurologische onderzoek.

    • Lichamelijk onderzoek

    • Aanvullende onderzoek (hersenmetabolisme, hersenstructuur, neuropsychologisch onderzoek)

 

Assumpties

  • Volwassenen neuropsychologie: onderzoek naar de symptomatologie geeft inzicht in het onderliggende neurologisch defect. Er is een één-op-één relatie tussen structuur en functie (modulaire benadering).

    • Bv. een lage score op het WIsconsin Card Sorting Task verwijst naar een dysfunctie van de prefrontale cortex

    • Modulaire benadering wordt steeds minder dominant

  • Ontwikkelingsneuropsychologie: de symptomatologie (=gestoord of afwijkend gedrag) geeft NOOIT een duidelijke verwijzing naar een onderliggend neurologisch defect.

    • Bv. impulsiviteit kan het gevolg zijn van een niet-aangeboren hersenbeschadiging, genetisch defect, vroege sociale deprivatie, etc. 

 

Neuropsychologische diagnostiek bij kinderen

  • Een klinische kinderneuropsycholoog:

    • Zoek naar verklaringen voor de gedrags- en leerproblemen

    • Doet uitspraken over de onderliggende cognitieve processen, obv theorieën over de relaties tussen hersenontwikkeling en omgeving

    • Kan het bestaan van hersenbeschadigingen/dysfuncties niet aantonen

    • Kan geen uitspraken doen over de exacte locatie van de hersendysfunctie. 

 

Relatie hersenen en gedrag

 

Disciplines en verklaringsniveaus

  • Orthopedagogiek: omgeving > gedrag

    • Minder aandacht voor cognitie en biologie

  • Ontwikkelingspsychologie: cognitie > gedrag

    • Minder aandacht voor omgeving en biologie

  • Biologische psychiatrie: biologie > gedrag

    • Geen aandacht voor omgeving, biologie is enige factor

  • Klinische kinderneuropsychologie: biologie + cognitie + omgeving > gedrag. 

 

Functionele organisatie hersenen

  • Associatiegebieden en gespecialiseerde gebieden:

    • Bv. fusiform gyrus

  • Snelle en langzame routes

    • Bv. visuele waarneming

  • Corticale-subcorticale routes:

    • Bottom-up (activering, motivatie en emotie)

    • Top-down (controle, onderdrukken)

  • Neurale netwerken (large scale brain networks)

    • Bv. executive network, default mode network, salience network

  • Lateralisatie

    • Links vs rechts verschillen hemisferen

      • Links heeft veel te maken met taalverwerking

      • Rechts meer voor waarnemingen van bewegingen bijvoorbeeld. 

  • Neurotransmittersystemen

    • Serotonerge systeem, dopamine systeem. 

 

Hersendisfuncties

  • Dysfuncties in hersenprocessen: anatomie (aanleg neuronen, migratie, synaptische verbindingen, witte stof banen), fysiologie (processen op celniveau, neurotransmitterstoffen, neuromodulatoren), communicatie tussen hersengebieden (neurale netwerken). 

 

Hersenontwikkeling

  • Anatomisch zijn de hersenen van een pasgeborene volgroeid

  • Alle hersenstructuren zijn aanwezig

  • De hersenontwikkeling na de geboorte kenmerkt zich vooral door veranderingen op celniveau

 

Stadia celontwikkeling

  • Neurogenese of proliferatie

  • Migratie en differentiatie

  • Apoptosis (spontaan afsterven van neuronen)

    • geprogrammeerde celdood

  • Synaptogenese

  • Myelogenesis of myelisering

 

Cellen van het zenuwstelsel

  • Neuronen en gliacellen

  • Neuronen communiceren met elkaar via de synaps

  • Ronde 6e maand zwangerschap zijn alle neuronen aangelegd (=neurogenese)

  • Apoptose = geprogrammeerde celdood (grote aantallen neuronen sterven). 

 

Hersenontwikkeling

  1. 0-5 jaar: explosieve groei aantal synaptische verbindingen tussen neuronen ( = synaptogenese) 

    1. Eerst: sensorische en motorische systemen

    2. Later: associatiegebieden en frontale cortex

  2. Kindertijd: wegsnoeien (pruning) van grote aantallen synaptische verbindingen in de corticale gebieden ( = synapseliminatie)

  3. Specialisering van de hersengebieden (afname plasticiteit) en individuele verschillen

  4. Aanleg en versterking verbindingen tussen hersengebieden (neural circuits of netwerken) door myelisering van de axonen (witte stof)

 

Overproductie en synapseliminatie

  • Use it or lose it

Myelinisatie

  • Myelinisatie = groei myeline (=witte stof) rond het axon door oligodendrocyten en Schwann cellen

  • Myeline verhoogt snelheid actie potentiaal door het acon

  • Sensorische en motorische centra myeliniseren het eerst. De frontale gebieden als laatste (rond 23 jaar of later). 

 

Ontwikkeling witte stof en grijze stof

  • Assumpties:

    • Dikte grijze stof is een maat voor synapsdichtheid en aantal dendrieten

    • Dikte witte stof is een maat voor myelinisering. 

 

Neuroplasticiteit

  • Neuroplasticiteit = het vermogen van het brein om de functie en organisatie te wijzigen  door ervaringen (luciana, 2003).

    • Neurogenese (kleine schaal)

    • Dendrietvorming

    • Synaptogenese en synapseliminatie 

 

Twee vormen van neuroplasticiteit

  • Veranderingen in de functie en structuur van de hersenen als gevolg van ervaringen (Synaptogenese, synaps eliminatie, dendriet vorming): ontwikkelingsplasticiteit

  • Veranderingen in de functie en structuur van de hersenen als gevolg van hersenschade (celdood of necrosis en rewiring): neurale plasticiteit

  • Herstel hersenschade (neurale plasticiteit) is het grootst tussen 2e en 5e levensjaar (= geringe kwetsbaarheid) 

  • Plasticiteit neemt af naarmate de neurale systemen …..

 

Vroege hersenbeschadigingen

  • Twee theorieën over effecten van vroege hersenbeschadigingen:

    • Plasticiteitstheorie: de gevolgen van lokale schade zijn in de eerste levensjaren betrekkelijk gering (Kennard principe)

      • De periode van 2 tot 5 jaar is de periode met de hoogste plasticiteit

      • Crowding ( = overname functies door andere hersengebieden, maar ten koste van de ontwikkeling van de eigen functies)

    • Vroege kwetsbaarheidstheorie: de gevolgen van diffuse schade is in de eerste levensjaren veel groter dan in de volwassenheid.

      • Growing into deficit ( = de gevolgen van vroege hersenbeschadiging kunnen zich pas veel later openbaren). 

 

Conclusies
 

Neuropyschologische diagnostiek

  1. Vijf situaties voor neuropsychologische diagnostiek (Swaab et al, 2015):

    1. Ontwikkelingsproblemen

    2. Hersenschade

    3. Evaluatie behandeling

    4. Evaluatie van de ontwikkeling

    5. Ondersteuning …..

 

Welke groepen kinderen

  • Kinderen met identificeerbare of verdachte hersendisfuncties:

    • Leerstoornissen (dyslexie, taal-spraakstoornissen, dyscalculia …..

 

Neuropsychologische diagnostiek

  • Onderzoek naar sterke en zwakke kanten van iemands neurocognitieve functies

  • Neurocognitieve functies: aandacht, motoriek, geheugen, perceptie, taal, denken, executieve functies etc.

  • Neuropsychologische testbatterij

    • Een serie taakjes die verschillende neurocognitieve functies meten

    • Volledig of deelonderzoek

    • Probleem: tijdrovend, kostbaar, taken zijn niet altijd voldoende gevalideerd (taken voor volwassenen zijn vereenvoudigd), task-impurity problem (probleem om afzonderlijke functie afzonderlijk goed te kunnen meten zonder andere functies ook meteen te meten). 

 

Anamnese

  • Problemen tijdens de zwangerschap

    • bv. roken, drinken, stress

  • Complicaties rond de geboorte

    • Te vroege geboorte of laag geboortegewicht, asfyxia

  • Medische complicaties

    • Hersenvliesontsteking, koortsstuipen, hersenletsel

 

Neurocognitieve ontwikkeling

  • Motoriek

  • Taal en spraak

  • Perceptie, constructief en visuomotoriek

  • Leren en geheugen

  • Aandacht en executieve functies

  • Emotie en sociaal cognitie

  • Algemeen IQ, schoolse vaardigheden en gedragsmatig functioneren. 

 

Benaderingen

  • Gefixeerde testbatterijen (ANT, NEPSY II -vanaf 5 jaar)

  • Eclectische testbatterijen (onderzoeker maakt zelf een test)

  • Kwalitatieve batterijen

  • Procesbenaderingen (TEACH)

  • Functionele evaluatie (Rivermead Test of Behavioral Memory for Children) - heeft kind in dagelijks leven moeite met dingen

 

NEPSY

 

Executieve functies

  • WErkgeheugen (updating) = de capaciteit (verbale of visuele) informatie  voor enige tijd vast te houden, ondanks interferentie en concurrentie met andere responsen, zodat met deze informatie actieve bewerkingen uitgevoerd kunnen worden.

  • Inhibitie

    • Motorische inhibitie = het vermogen een dominante (vaak ongeschikte) respons te onderdrukken)

    • Aandachtscontrole = het kunnen focussen van de aandacht en het tegelijkertijd onderdrukken van de storende invloed van irrelevante of misleidende visuele informatie

 

Voorbeelden van executieve functie taken in ppt slides

 

 

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Hoorcollegeaantekeningen Diagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht

HC1 Diagnostiek

Intelligentieonderzoek

 

Wat is intelligentie?

  • Intelligentietest

    • Eerste IQ test: Binet, 1905

  • Nationale IQ-test

  • Slim versus minder slim

  • Theorieën

  • Resing en Drenth, 2007

    • Intelligentie is een conglomeraat (samenstelling) van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals:

      • Abstract, logisch en consistent kunnen redeneren 

      • Relaties kunnen doorzien

      • Regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal

      • Met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen

      • Problemen kunnen oplossen

      • Zich flexibel kunnen aanpassen in nieuwe situaties

      • Leervermogen vertonen zonder directe en volledige instructies

  • Wechsler (1974)

    • ‘Intelligence is the overall capacity of an individual to understand and cope with the world around him. This definition conceives of intelligence as an overall or global entity; that is, a multi-determined and multi-faced entity rather than an independent, uniquely-defined trait. It avoids singling out any ability, however esteemed (e.g. abstract reasoning), as crucial or overwhelmingly important’

 

Benaderingen m.b.t intelligentie

  • Psychometrische benadering

    • Differentiële psychologie (Binet)

    • Zwak: theoretische onderbouwing

    • Sterk: instrumentontwikkeling

    • Binet (1905): 1e intelligentietest

      • Eerst intelligentie meten dan pas bestuderen

    • WISC-RN, WISC-III, WISC-V ontwikkeld binnen deze traditie

    • G-factor & factoranalyse

      • Charles Spearman

      • Structuur van intelligentie:

        • G-factor

      • Factoranalyse

    • Vervolg structuur intelligentie

      • Primary mental abilities

        • Thurstone (1938): 7 primaire intelligentiefactoren

        • Uitgangspunt voor o.a. RAKIT

        • Guilford (1967): 3 dimensies, leidend tot 120 intelligentiefactoren

        • Er is een zwakke samenhang tussen de 7 factoren en die samenhang noemt Thurstone dan de G-factor

      • Three-stratum theory

        • Carroll (1993): hiërarchisch model met 3 niveaus:

        • G-factor (niveau 3), 7 groepsfactoren (niveau 2) en specifieke factoren (niveau 1)

        • Factoren op niveau 2 samen te vatten in: proces, inhoud en capaciteit

          • Proces: hoe wordt informatie verwerkt

          • Inhoud: welke informatie wordt verwerkt

          • Capaciteit: hoeveel informatie wordt verwerkt en hoe snel gaat dat (werkgeheugen)

      • CHC-model

        • Cattell en Horn (1978): fluid en crystallized intelligence (niveau 2 Carroll)

          • Fluid: taken die gaan om relatief nieuwe problemen, waarbij je niet goed kan terugvallen op eerdere ervaringen (nieuwe problemen snel op kunnen lossen)

          • Crystallized: cultuur beïnvloed dit omdat het je ervaringen in het leven beïnvloed. Crystallized is dus dat je kan terugvallen op ervaringen. 

Herziene IQ-test

  • Waarom een herziening?

    • Actualisering van de normen

      • Flynn-effect

        • Intelligentie is niet constant over generaties. Als je niks zou doen aan de intelligentietest, zouden er 10 punten bijkomen per generatie. Dus zouden de volgende

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht

HC2 Diagnostiek

 

Neuropsychologie

 

Belangrijke begrippen 

  • Neuropsychologie en ontwikkelingsneuropsychologie

  • Klinische neuropsychologie en klinische kinderneuropsychologie

  • Neurologie en kinderneurologie

  • Biologische psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie

 

Neuropsychologie en klinische neuropsychologie

  • De Neuropsychologie onderzoekt de relaties tussen hersenen en gedrag bij zowel interactie als beschadigde individuen, bij zowel dieren als mensen (Deelman & Eling, 1997).

  • Neuropsychologie = wetenschappelijke discipline

  • Klinische neuropsychologie = toegepaste discipline

  • Een neuropsycholoog is een psycholoog die zich gespecialiseerd heeft in de klinische neuropsychologie of een neurowetenschapper (soms beide). 

 

Ontwikkelingsneuropsychologie

  • De ontwikkelingsneuropsychologie of kinderneuropsychologie houdt zich bezig met het bestuderen van de relatie tussen hersenen en gedrag bij kinderen en adolescenten binnen de dynamische context van het zich ontwikkelde brein (Anderson et al, 2001).

  • Engels: Developmental neuropsychology, child neuropsychology, developmental cognitive neuroscience.

  • Jonge wetenschap: 30 jaar geleden ontstaan

    • Vroeger: M (Minimal) B (Brain) D (Dysfunction)-kinderen

    • Dus alle kinderen die symptomen hadden van nu bv ADHD vielen onder de MBDkinderen

    • Nu: ADHD, ODD, CD, DCD, etc. (vanaf jaren 80 ongeveer)

 

Klinische kinderneuropsychologie

  • Swaab, Bouma, Hendriksen, & Köning (2015): ‘...richt zich op het leggen van verbanden tussen problematisch of afwijkend gedrag en disfuncties van de zich ontwikkelende hersenen bij kinderen en jeugdigen”.

    • Toepassen van kennis over (verstoorde) hersen-gedragrelaties in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen die problemen ervaren die mogelijk samenhangen met disfuncties van het zich ontwikkelende brein. 

  • Attentional Bias 

 

Neurologie en kinderneurologie

  • Neurologie is de wetenschap die zich bezighoudt met ziektes van het zenuwstelsel

  • Een neuroloog is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de neurologie. Deze arts doet neurologische onderzoek.

    • Lichamelijk onderzoek

    • Aanvullende onderzoek (hersenmetabolisme, hersenstructuur, neuropsychologisch onderzoek)

 

Assumpties

  • Volwassenen neuropsychologie: onderzoek naar de symptomatologie geeft inzicht in het onderliggende neurologisch defect. Er is een één-op-één relatie tussen structuur en functie (modulaire benadering).

    • Bv. een lage score op het WIsconsin Card Sorting Task verwijst naar een dysfunctie van de prefrontale cortex

    • Modulaire benadering wordt steeds minder dominant

  • Ontwikkelingsneuropsychologie: de symptomatologie (=gestoord of afwijkend gedrag) geeft NOOIT een duidelijke verwijzing naar een onderliggend neurologisch defect.

    • Bv. impulsiviteit kan het gevolg zijn van een niet-aangeboren hersenbeschadiging, genetisch defect, vroege sociale deprivatie, etc. 

 

Neuropsychologische diagnostiek bij kinderen

  • Een klinische kinderneuropsycholoog:

    • Zoek naar verklaringen voor de gedrags- en leerproblemen

    • Doet uitspraken over de onderliggende cognitieve processen, obv theorieën over de relaties tussen hersenontwikkeling en omgeving

    • Kan het bestaan van hersenbeschadigingen/dysfuncties niet aantonen

    • Kan geen uitspraken doen over de exacte locatie van de hersendysfunctie. 

 

Relatie hersenen en gedrag

 

Disciplines en verklaringsniveaus

  • Orthopedagogiek: omgeving > gedrag

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht

Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht

HC3 Diagnostiek

Diagnostiek van onderwijsleerproblemen

Hans van LUit

27-2-2018

 

Doelstelling college

  • Het opdoen van kennis en inzichten m.b.t

    • Diagnostiek van onderwijsleerproblemen (in het bijzonder dyslexie en dyscalculie)

    • De hierbij relevante aspecten in de onderwijsleersituatie en de gehele ontwikkeling van het kind

    • Enkele testmiddelen die veel gebruikt worden

 

Implicaties voor het toepassen van de diagnostische cyclus

  • Klachtanalyse: brede screening: alert zijn op signaleren in intakegesprek (doorvragen!) en eventueel verkennende observatie

  • Probleemanalyse en verklaringsanalyse. Indien indicaties: nader onderzoek onderwijsleersituatie of kindfactoren (naast leren/cognitie)

  • Indicatieanalyse. Indien nodig: verandering bewerkstelligen in onderwijsleersituatie of in kindfactoren (naast leren/cognitie)

 

Onderwijsleersituatie

  • Uitgangspunt: leren vindt plaats in voortdurende interactie met de omgeving

  • Analyse van de totale onderwijsleersituatie

  • Bronfenbrenner gespecialiseerd voor onderwijssituatie

 

Uitleg schema

1a. Leergedrag

  • Leertaakgerichtheid

  • Taakgedrag

    • Oriëntatie, doel vasthouden, controleren

  • Actief vs Passief (leerstrategieën)

            • Observatie in de klas

            • Individuele observatie tijdens leren

            • Gesprek met leerling

2. Leerkrachtfactoren

  • Overtuigingen (bijvoorbeeld m.b.t intelligentie)

  • Gehanteerde attributies m.b.t succes en falen

  • Mate van zelfreflectie: mogelijkheid onderwijs bij te stellen

            • Gesprek met leerkracht

            • Vragenlijst ‘Pedagogische stijl’ (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht

 

2a. Leerkracht-leerlingrelatie

  • Affectieve kwaliteit van de relatie

  • Rolverdeling (autonomiebevorderend vs beperkend)

            • Leerkracht-leerling Relatie Vragenlijst (LLRV; Kroomen, Verschueren, & Pianta, 2007) laten invullen door leerkracht

  • Interactiepatronen (Roos van Leary):

    • Afhankelijk leerlinggedrag directief/sturend leerkrachtgedrag

    • Aangeleerde hulpeloosheid leerkracht als redder

            • Interactiewijzer (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht

            • Kijkwijzer voor interactie of ABC-schema bij observatie

 

2b. Instructiegedrag leerkracht

  • Goed klassenmanagement (structuur)

  • Direct instructiemodel (Veenman, 1993): Voorkennis activeren > leerstof presenteren > begeleide inoefening > zelfstandige verwerking > veelvuldige feedback.

  • Zone van Naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978): instructie differentiatie

            • Gesprek met leerkracht

            • Observatie tijdens instructie

            • Handelingsplannen evalueren

 

3. Leertaak

  • Aansluiting methode en instructiebehoefte

  • Geschiktheid van gehanteerde leerprincipes

            • Nagaan gebruikte lesmethode

            • Gesprek met leerkracht

            • Handelingsplannen evalueren

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht

HC4 Diagnostiek

Vroegkinderlijke diagnostiek

 

Pijlers van de cursus Diagnostiek

  1. De Diagnostische cyclus: een systematische aanpak

    1. Onderkenning (klacht- probleemanalyse), verklaring, indicatie, advies

  2. Het Hypothese Toetsend Model: een onderzoeksmatige aanpak. 

    1. Onderkennende, verklarende hypothese, onderzoekshypothese

  3. Functioneren en gedrag op diverse ontwikkelingsdomeinen. 

    1. Cognitief, sociaal-emotioneel, neuromotorisch

  4. Diagnostische meetinstrumenten: Operationalisatie

    1. IQ test, vragenlijsten, observaties enz.

  5. Ontwikkelingsfases: vroegkinderlijke diagnostiek

 

Het functioneren van jonge kinderen

  • Hoe gaat het met het kind?

  • Hoe gaat het met de ouders?

  • Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen ouders en kind?

  • Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?

 

Baby’s: Bewustzijnstoestand → vormt de basis van reactiemogelijkheden (diepe slaap, lichte slaap, slaperig, alert (weinig motorische activiteit maar wakker), mopperig (veel motorische activiteit), huilen)

 

Ontwikkelingsdomeinen

  • Somatische ontwikkeling; groei en gezondheid

  • Neuromotorische ontwikkeling

    • Neurologisch functioneren; kwaliteit van bewegen; fijne en grove motorische vaardigheden

  • Cognitieve ontwikkeling

    • Logisch redeneren; executieve functies; ruimtelijk inzicht; geheugen; kennis; taalvaardigheden

  • Sociaal emotionele ontwikkeling

    • Temperament; hechting; gedragsproblemen; emotionele expressie; sociale vaardigheden; morele ontwikkeling

 

Normen: welk gedrag is goed, goed genoeg, gewenst of niet goed?

  • ‘Communication referenced’: kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag

  • Criteriumgericht - ‘Criterion referenced’: instrumenten waarmee bekeken wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet (bijv. didactische toetsen)

  • ‘Norm-referenced’: genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd. 

 

Bayley Ontwikkelingsschalen

  • Mentale en motorische ontwikkeling en gedragsobservatie

  • BOS 2-30

  • BSID II

  • Bayley - III- NL

    • Cognitie

    • Fijne en grove motoriek

    • Taalbegrip en taal expressie

 

Ages and Stages Questionnaire ASQ: 24 mnd

  • Problemen oplossen:

    • Zet vier voorwerpen zoals blokken of auto’s in een rij, terwijl uw kind kijkt. Doet uw kind dit na of imiteert het u door vier voorwerpen in een rij te plaatsen? 

 

  • Grove motoriek

    • Kan het kind met twee voeten tegelijk van de grond omhoog springen?

 

ASQ social emotional: 24 mnd

  • Luistert het kind graag naar verhaaltjes of zingt hij liedjes?

  • Wanneer u weggaat, blijft uw kind dan langer dan een uur van streek en huilerig?

 

Temperamentsvragenlijsten ITSEA

  • Infant-Toddler Social Emotional Assessment; meet sociaal emotionele competentie 12-36 maanden

  • Huilt of klampt zich aan uw vast wanneer u weg probeert te gaan

  • 139 items

  • BITSEA = verkorte versie; 42 items

 

Vragenlijst naar gedragsproblemen CBCL 1.5 - 5

  • Totaal, Internaliserende en

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht

HC5 Diagnostiek

Diagnostiek van de psychosociale problemen

 

Psychosociale problemen

  • Problematische psychische emotionele en sociale ontwikkelingen en ernstig belemmerende opvoed-processen bij kinderen en jeugdigen. 

 

Sociaal-emotionele ontwikkeling

  • Sociale ontwikkeling

  • Emotionele ontwikkeling

 

Sociale ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie

  • Relaties

  • Gehechtheid

  • Relaties met andere kinderen

  • Wenselijk gedrag

  • Spel (ontwikkeld zich met de tijd, bv spelregels)

  • Bewustzijn van anderen (interesse gaan tonen in anderen, sympathie/empathie ontwikkelen)

  • Bewustzijn van het zelf

  • Sociale cognitie

 

Emotionele ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie

  • Expressie van emoties

  • Begrip van emoties

  • Regulatie van emoties

    • Emotie als regulator van sociale interacties

    • Emotieregulatie

 

Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met internaliserende psychopathologie

  • Angst  (ongeveer 5% van de kinderen)

    • Zelfrapportage: VAK4-12; ZBV-K, SAS-k, PMT-K-2 

    • Ouders als informant: CBCL of laten registreren 

  • Depressie  (1% vd kinderen, hoe ouder, hoe meer kans)

    • Zelfrapportage: CDI-2, DVK, BDI-II-NL, NPDK, CASQ, PSWQ-C, PNG-k, FEEL-KJ 

    • Ouders als informant: CBCL of uitvragen concrete situaties

  • Hechtingsstoornis 

    • Instrumenten voor normale gehechtheidsproblematiek 

 

Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met externaliserende psychopathologie

  • ODD/CD  (5-10%, vaker bij jongens, vaker in steden, gemiddeld lager IQ, vaak samengaan met bv ADHD)

    • Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VFO, ECBI, SNAP-IV, MOAS 

    • Zelfrapportage liefst gestructureerd, bv. SIV-interview 

  • ADHD  (5 op 100 kinderen, vaker bij jongens, sterk situatie afhankelijk)

    • Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VISK, SEV, AVL 

    • Observatie in natuurlijke situatie

 

Algemene en partiële ontwikkelingsbeperkingen

  • Kinderen met verstandelijke beperkingen 

    • Vineland-Z/screener, BSA, SEO, ESSEON-R 

  • Kinderen met autismespectrumstoornissen (1 op 100 kinderen)

    • CHAT, ESAT, ADI-R, ADOS-2, VABS, VISK, CCC2 

    • ToM test-R, SCVT, SIT 

  • Kinderen met een visuele beperking 

    • Materiaal voor ziende kinderen, vergroot of braille 

  • Kinderen met een auditieve beperking 

    • Dezelfde instrumenten als bij kinderen zonder stoornissen.

 

Onderzoeksinstrumenten

  • Vragenlijsten (CBSA/CBSK, CDI-2, SSAT)

    • Subjectief: gaat heel erg om perceptie. 

    • Voordelen: gestandaardiseerd, efficiënt, kwantificeren

    • Soms voor screening, soms tijdens onderzoek, soms als evaluatie (of allemaal)

  • Expressie Tests en projectiemateriaal

    • Vertelplaten (CAT, Columbus)

      • Kind krijgt tekening te zien waar hij/zij verhaal bij moet vertellen met begin en eind.

    • Zinaanvultesten (ZALC)

      • Aan de hand van het afmaken van de zin kijken in welke fase kind zit: impulsief, zelfbeschermend, conformistisch, zelfbewust,

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht

HC6 Diagnostiek

Gezinsdiagnostiek

 

Doelen

  1. Theoretische domeinen van het systeemdenken herkennen

  2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken

  3. Vanuit verschillende perspectieven naar gezinnen kijken

  4. Relevante technieken inzetten om informatie te verzamelen

 

Waar zijn we: aanmelding, klachtanalyse, probleemanalyse

 

Systeemdenken

  • Het geheel begrijpen door te kijken naar de interactie tussen de delen

  • Het systeemdenken is onderliggend aan verschillende perspectieven

 

  1. Theoretische domeinen

    1. General Systems Theory

  • Vorige eeuw

  • Streven naar een overkoepelende theorie

  • Multidisciplinair onderzoek

  • Filosofische theorie

  • Geen empirisch onderzoek

 

Systeem

  • ‘Een systeem is samengesteld uit elementen die georganiseerd zijn door de consistente aard van de relatie tussen deze elementen’

Natuurlijke systemen

  • Belangrijkste kenmerken

    • Regels & codes door onderlinge omgang

    • Processen die verandering promoten & processen die verandering tegengaan

    • Organisatie ontwikkelt zich door de tijd

 

  1. Theoretische domeinen

b. Cybernetica: gebruik van feedback

Feedback & duurzaam bestaande gezinssystemen

Kritiek:

  • Individu/mensbeeld

  • Historie

  • Betekenisgeving

 

 

Communicatietheorie is er bij gekomen omdat er kritiek kwam, omdat er niet gekeken wordt naar het individu, de historie en de betekenisgeving

 

2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken

 

Eerst…

We kunnen niet NIET communiceren

  • Aanvaarden - verwerping (afsluiten van de bejegening)- verandering (veranderen van onderwerp die niet past bij de manier waarop je in eerste instantie bejegend wordt)- symptoomvorming (bv meteen zeggen dat je hoofdpijn hebt, zodat de ander denkt van als ze geen hoofdpijn had gehad was ze best gezellig geweest)

 

Gesloten vs. open systemen

  • Informatie-uitwisseling met de omgeving

  • Open systeem: altijd in interactie met de omgeving

 

Context

  • Context is bepalend voor de betekenis

 

Lineaire causaliteit & circulariteit

  • Lineair: oorzaak en gevolg onderscheiden

    • Vaste rollen

    • Rollen verstarren verder

    • Parallelproces

    • Eenzijdige (of enkelvoudige) partijdigheid

  • Circulair

    • Onderkennen complexiteit communicatie

    • Onderkennen circulariteit

    • GGG: meer van hetzelfde

    • Exploreren onderliggende patronen & motieven

    • Ruimte voor verandering & beïnvloeding

    • Meerzijdige (of meervoudige) partijdigheid

 

Kritiek

  • Verwaarlozing?

  • Mishandeling?

  • Misbruik?

 

Interpunctie, binnen een systeem

  • Interactie Ketens

  • Structuur aanbrengen in reeksen uitwisselingen

  • Begin/eind om groep te krijgen op geheel

  • Vanuit begin oorzaak gevolg relaties.

 

Wat zien we?

  • Wederzijdse verwijten over gedrag

  • Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag

  • Zich niet meer kunnen verplaatsen in standpunt vd ander

  • Interventie: circulair denkende derde om tot

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht

Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht

HC7 Diagnostiek

 

Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking

 

Jolanda Venema en Brandon

  • 1988 Ouders van Jolanda zoeken publiciteit

  • Jolanda: Isoleercel, naakt vastgebonden, Zweedse band, veel medicatie

  • Kamervragen, Minister stelt ruim 300.000 gulden ter beschikking

  • Oprichting Centra voor Consultatie en Expertise

  • 2011: ‘Brandon’

  • Waarom deed men daar niets aan?

 

Handelingsverlegenheid

  • ‘Onbegrepen gedrag’ of uitdagend gedrag (challenging behavior)

    • Kennis ontbrak over de oorzaak van gedragsproblemen bij deze doelgroep

      • Geen idee over hoe deze problemen verholpen kunnen worden

  • Gebrek aan handelingen die evidence-based zijn

    • Psychofarmaca als controlemiddel. Werd en wordt nog steeds veel voorgeschreven. Vaak zonder duidelijke diagnose. 

 

Waar was de diagnostiek?

  • Verleden: Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking is NIET zinvol

    • De gedrags- en psychiatrische problemen en zijn het gevolg van de cognitieve problemen (diagnostic overshadowing)

    • Geen of onvoldoende genormeerde en gevalideerde instrumenten

    • Een deel van de doelgroep is niet test- of onderzoekbaar: gebrekkige communicatie, geen zelfinzicht, etc.

    • Kennis van de oorzaken (bv genen of hersenbeschadiging) levert niet altijd informatie op over wat de beste behandeling is.

    • ‘Diagnosticeren is stigmatiseren’. Het gaat om een respectvolle bejegening

      • Wel: Beeldvorming. Wie is deze persoon?

      • Diagnostisch rapport ging niet echt over diagnoses. Eerder over wat de persoon doet in dagelijks leven/familiegeschiedenis etc. 

 

Controverses in de diagnostiek

 

Psychiatrie/traditionele gehandicaptenzorg

Psychologie/empirisch gefundeerde gehandicaptenzorg

‘De persoon leren kennen in een dialoog’

Testen en verklaren

Ideografische beschrijving

Nomothetische beschrijving

Klinisch oordeel

Statistisch oordeel

Subjectief

Objectief

Eclectisch

Wetenschappelijk

(Meta-) theoretisch (visie op de mens)

Empirisch, evidence-based

Classificerend, labelen

Verklarend

 

Nu: Diagnostiek is wel zinvol!

  • Mensen met een VB vertonen dezelfde psychiatrische stoornissen als mensen in de normale populatie

  • Wetenschappelijk onderzoek naar prevalentie van gedragsproblemen en psychiatrische problemen

    • Kinderen met een VB hebben 2.8-4.5 keer grotere kans op het ontwikkelen van psychopathologie

    • Co-morbiditeit: 30-50%

  • Gebruik classificatiesystemen

    • DSM-IV-TR/ DSM-5 is bruikbaar:

      • Bij zwakbegaafdheid en licht verstandelijke beperking is goed

    • Maar:

      • De toepasbaarheid neemt sterk af bij een dalend niveau van functioneren

      • Vrijwel onbruikbaar bij mensen met een diepe verstandelijke beperking

    • Aparte classificatiesystemen

      • DC-LD = Diagnostisch criteria for psychiatric disorders for use with adults with learning disabilities/mental retardation. Royal College of Psychiatrists (2001)

      • DM-ID (Diagnostic Manual-Intellectual Disability, 2007), kinderen en volwassenen)

.....read more
Access: 
Public
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Countries and regions
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1191