Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht

HC3 Diagnostiek

Diagnostiek van onderwijsleerproblemen

Hans van LUit

27-2-2018

 

Doelstelling college

  • Het opdoen van kennis en inzichten m.b.t

    • Diagnostiek van onderwijsleerproblemen (in het bijzonder dyslexie en dyscalculie)

    • De hierbij relevante aspecten in de onderwijsleersituatie en de gehele ontwikkeling van het kind

    • Enkele testmiddelen die veel gebruikt worden

 

Implicaties voor het toepassen van de diagnostische cyclus

  • Klachtanalyse: brede screening: alert zijn op signaleren in intakegesprek (doorvragen!) en eventueel verkennende observatie

  • Probleemanalyse en verklaringsanalyse. Indien indicaties: nader onderzoek onderwijsleersituatie of kindfactoren (naast leren/cognitie)

  • Indicatieanalyse. Indien nodig: verandering bewerkstelligen in onderwijsleersituatie of in kindfactoren (naast leren/cognitie)

 

Onderwijsleersituatie

  • Uitgangspunt: leren vindt plaats in voortdurende interactie met de omgeving

  • Analyse van de totale onderwijsleersituatie

  • Bronfenbrenner gespecialiseerd voor onderwijssituatie

 

Uitleg schema

1a. Leergedrag

  • Leertaakgerichtheid

  • Taakgedrag

    • Oriëntatie, doel vasthouden, controleren

  • Actief vs Passief (leerstrategieën)

            • Observatie in de klas

            • Individuele observatie tijdens leren

            • Gesprek met leerling

2. Leerkrachtfactoren

  • Overtuigingen (bijvoorbeeld m.b.t intelligentie)

  • Gehanteerde attributies m.b.t succes en falen

  • Mate van zelfreflectie: mogelijkheid onderwijs bij te stellen

            • Gesprek met leerkracht

            • Vragenlijst ‘Pedagogische stijl’ (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht

 

2a. Leerkracht-leerlingrelatie

  • Affectieve kwaliteit van de relatie

  • Rolverdeling (autonomiebevorderend vs beperkend)

            • Leerkracht-leerling Relatie Vragenlijst (LLRV; Kroomen, Verschueren, & Pianta, 2007) laten invullen door leerkracht

  • Interactiepatronen (Roos van Leary):

    • Afhankelijk leerlinggedrag directief/sturend leerkrachtgedrag

    • Aangeleerde hulpeloosheid leerkracht als redder

            • Interactiewijzer (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht

            • Kijkwijzer voor interactie of ABC-schema bij observatie

 

2b. Instructiegedrag leerkracht

  • Goed klassenmanagement (structuur)

  • Direct instructiemodel (Veenman, 1993): Voorkennis activeren > leerstof presenteren > begeleide inoefening > zelfstandige verwerking > veelvuldige feedback.

  • Zone van Naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978): instructie differentiatie

            • Gesprek met leerkracht

            • Observatie tijdens instructie

            • Handelingsplannen evalueren

 

3. Leertaak

  • Aansluiting methode en instructiebehoefte

  • Geschiktheid van gehanteerde leerprincipes

            • Nagaan gebruikte lesmethode

            • Gesprek met leerkracht

            • Handelingsplannen evalueren

 

4. Klasgenoten/groep

  • Leerproblemen risicofactor voor lagere sociale acceptatie

  • Invloed pesten

            • Sociogram van de klas

            • CompetentieBelevingsSchaal voor kinderen (Veerman et al., 1997) afnemen bij de leerlingen

 

5. Gezin

  • Ouders:

    • Problemen ontlokken vaak specifieke houding naar kind en school

    • Bijstellen van verwachtingen

    • Herkenning problematiek, oude pijn

            • Gesprek met ouders en leerling: Hoe gaan ouders met leerproblemen kind om, wat roepen problemen bij ouders op?

 

6. School/beleid

  • Zorgbeleid

  • Mogelijkheden Remedial Teaching / Interne Begeleiding

  • Attitude t.o.v. afwijking van gemiddeld leerpatroon

            • Gesprek met ouders

            • Gesprek met leerkracht: Navragen (on)mogelijkheden en visie.

 

Het lerende kind

  • Psychosociaal functioneren/gedrag en leerprestaties zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden

  • Affectieve ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling interacteren

    • Vooral met dyscalculie : faalangst staat hiermee in verband. 

    • Zit het kind niet goed in zijn/haar vel, gaat het leren ook niet

Signalen leerproblemen

  • Periodieke screening:

    • Lage scores leerlingvolgsysteem

      • Is indicatief voor een leerprobleem

    • Disharmonisch leerprofiel

  • Algemeen:

    • Kind heeft geen plezier in leren/school

    • Onzekerheid/onmacht bij leerkracht

 

Richtlijnen voor de diagnostiek bij dyslexie

  • In Nederland:

    • Stichting Dyslexie Nederland (SDN; 2016)

en

  • Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling (PDDB; 2013)

 

Richtlijn SDN

  • Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking. 

  • Onderkennende diagnose

    • Criterium van significante achterstand

    • Criterium van persistente achterstand & didactische resistentie

    • Exclusiefactoren uitsluiten

  • Verklarende diagnose

  • Indicerende diagnose

 

Onderkennende diagnose SDN

  • Cliënten die tot de zwakste 10% van hun leeftijdscohort behoren op een genormeerde lees- en/of spellingtest, hebben een significante achterstand.

  • De achterstand is persistent indien deze is aangetoond gedurende een periode van drie opeenvolgende meetmomenten. 

  • Er is sprake van didactische resistentie indien tijdens deze aaneengesloten periode (minimaal 6 maanden) door de school gedurende minimaal twee perioden extra instructie c.q. (casu quo, betekent: in welk geval) interventies op zorgniveau 3 zijn aangeboden.

 

Richtlijn PDDB

  • Dyslexie is een specifieke lees- en spellingstoornis met een neurobiologische basis, die wordt veroorzaakt door cognitieve verwerkingsstoornissen op het raakvlak van fonologische en orthografische taalverwerking (...)

  • Stap 1: is er sprake van ernstige lees- en spellingsproblemen? (laagste 10% lezen OF laagste 16% lezen + laagste 10% spellen)

  • Stap 2: zijn er aanwijzingen voor dyslexie?

  • Stap 3: Is er sprake van een dyslexietyperend cognitief profiel? (laagste 10% op minstens 2 van de 6 indicatoren)

  • Stap 4: Is er sprake van alternatieve verklaringen? Dus geen algemene leerstoornis of taalstoornis.

 

Onderkennende diagnostiek

  • Deze is gericht op classificatie: is er wel of geen sprake van dyslexie?

    • Als je uitgaat van handelingsgerichte diagnostiek (HGD), dan is de onderkennende diagnostiek ook gericht op het beschrijven van de aard en de ernst van de lees- en/of spellingproblemen

 

Kwantitatief: instrumenten PO

  • Technisch lezen: woord-leestaken

    • DMT

    • EMT

    • Klepel

  • Spellingvaardigheid: PI-dictee

 

Kwalitatief: hoe doe je dat?

  • Analyseren…

  • Luisteren…

  • Kijken…

  • ---- zonder het gedrag van het kind te beÏnvloeden!

 

Foutenanalyses

  • Zie richtlijnen voor foutenanalyses bij technisch lezen en spelling H. 10 (Tak et al., 2014).

  • Vier hoofdcategorieën fouten:

    • Basisfouten (Bij klankzuivere woorden)

    • Regelfouten (bij lees- en spellingregels)

    • Keuzetekenfouten (bij verschillende mogelijkheden)

    • Weetwoordfouten (leenwoorden)

 

Procesonderzoek lezen en spellen

  • Hoe verloopt het proces van lezen en spellen?

    • Leesgedrag (spellend versus radend lezen)

    • Spellingsgedrag en beheersing spellingsregels

      • Geautomatiseerd?

    • Nagaan beheersing deelvaardigheden

      • Kan het kind het verschil tussen klanken horen?

    • Leerbaarheid

 

 

Onderzoek naar leervorderingen (H. 10)

  • Genormeerde toetsen vs criteriumtoetsen

  • Didactische leeftijd (d.l)

    • Leerervaring in systematisch situatie

  • Didactische leeftijdsequivalent (d.l.e.)

    • Op welke manier d.l. de hypothetisch gemiddelde leerling een bepaald beheersingsniveau bereikt

    • Toepassing: inzicht in aantal onderwijsmaanden achterstand (per vaardigheid)

    • Kanttekeningen: gaat uit van lineair verloop scores

      • M4: RS = 25 → DLE = 15

      • E4: RS = 34 → DL = 20

      • per maand 2 pnt in RS erbij

      • Kleine ruwe scoreverschillen kunnen leiden tot aanzienlijke verschillen in dle

  • Leerrendement Quotiënt (LRQ)

    • LRQ: verhouding leerervaring en leerresultaat

    • Toepassing:

      • Inzicht hoeveel rendement het genoten onderwijs heeft gehad (per vaardigheid)

      • Relatieve ernst van de achterstand

        • Dyscalculie: LRQ < .67 (vergelijk: 2 jr achterstand)

            • Genormeerde toets: percentielscore van 10% (van de 11-jarigen haalt 10% een lagere score, 90% een hogere score)

            • Criteriumtoets: prestatie ligt op niveau 5 (gemiddelde leerling levert deze prestatie halverwege groep 5)

 

Taaldiagnostiek (H. 14)

  • Vaak doorverwijzen naar specialist in taal en taalontwikkeling (Bijvoorbeeld in audiologisch centrum of spraaktaal ambulatoria (Kentalis))

  • Genoeg basale kennis hebben om het te kunnen signaleren

 

Dyscalculie en de DSM-5

  • DSM-5 (APA, 2014, p. 118-121)→ Neurologische ontwikkelingsstoornissen → 315.1: Specifieke leerstoornis met beperkingen in het rekenen.

  •  Dyscalculie is een patroon van moeilijkheden door een problematische verwerking van cijfermatige informatie, met het leren van rekenkundige feiten en het accuraat of vlot uitvoeren van berekeningen. Als dyscalculie wordt gebruikt om dit specifieke patroon van rekenmoeilijkheden te specificeren, is het belangrijk om ook bijkomende problemen te specificeren, zoals problemen met cijfermatig redeneren of accuratesse in het verbaal redeneren. Deze stoornis kent drie varianten: licht, matig of ernstig.” (p. 120)

  • Dyscalculie wordt door de prof van dit college niet gebruikt

 

Diagnostiek van dyscalculie en rekenproblemen

  • Protocol Dyscalculie: Diagnostiek voor Gedragsdeskundigen (Van Luit, BLoemert, Ganzinga, & Mönch, 2014)

  • Dyscalculie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen met het leren en vlot en/of accuraat oproepen en/of toepassen van reken-/wiskundekennis (feiten/afspraken)

 

3 criteria voor dyscalculie

  • Er is sprake van een significante rekenachterstand ten opzichte van leeftijd- en/of opleidingsgenoten, waar de persoon in het dagelijks leven door gehinderd wordt (criterium van ernst). 

  • Er is sprake van een significante rekenachterstand ten opzichte van datgene wat op basis van de individuele ontwikkeling van de persoon verwacht mag worden (criterium van achterstand). 

  • Er is sprake van een hardnekkig rekenprobleem, dat resistent is tegen gespecialiseerde hulp (criterium van didactische resistentie)

 

Diagnostiek van dyscalculie

1.-Tempo Test Automatiseren (De Vos, 2010)

   -Rekenprocesonderzoek (bijvoorbeeld CITO-taken)

2.Cognitieve capaciteiten meten (Verklaringsanalyse) 

Analyse leerlingvolgsysteemgegevens

3.Evaluatie handelingsplannen: effect geboden hulp

 

Procesonderzoek

  • Observeren van open handelingen, verborgen handelingen en taakaanpak

  • Vragen naar oplossingswijze

  • Variëren van opgaven door rekentaken aan te bieden die qua oplossingswijze dichtbij net goed of net fout opgeloste opgaven liggen.

  • Helpen door middel van het doorlopen van de ‘vijf niveaus van hulp’:

    • Meer structuur aanbrengen (S+)

    • Complexiteit verminderen (S+/C-)

    • Verbale hulp geven (VH)

    • Materiële hulp geven (MH)

    • Modelleren (voordoen-samen doen - nadoen) van de oplossingsprocedure) MOD)

 

 

Primaire verklaringen (je hoeft er maar aan 1 te voldoen)

  • Planningsvaardigheid

  • Benoemsnelheid

  • Verbaal en/of visueel-ruimtelijk geheugen

  • Aandacht en concentratie

  • Number sense (onder voorbehoud)

 

Testmiddelen planning

  • De schaal Planning van de Cognitive Assessment System 2 (CAS2; Naglieri, Das, & Goldstein, 2014). 

  • De subtest ‘Tower’ van de NEuroPSYchologische test (NEPSY-II-NL; Korkman, Kirk, & Kemp, 2010). 

  • Aanvullend als screeningsinstrument: de NL-versie van de Behavior Rating Inventory of Executive Functions gedragsvragenlijst (BRIEF; Smidts & Huizinga, 2009): ‘Oudervragenlijst’ en ‘Leerkrachtvragenlijst’.

 

Testmiddelen benoemsnelheid

  • Continu Benoemen en Woorden Lezen (CB&WL; Van de nBos & Lutje Spelberg, 2007) (7-16)

 

Testmiddelen verbaal en/of visueel-ruimtelijk geheugen

  • Automated Working Memory Assessment (AWMA; Alloway, 2007): de visueel-ruimtelijke subtests. Geen Nederlandstalige tekst en NL-normen. 

  • 15 Woorden Test voor kinderen (Kingma & Van den Burg, 2005). 

  • Het domein Geheugen en leren van de NEPSY-II-NL (Korkman et al., 2010).

  • Cijferreeksen WISC V (2017).

 

Testmiddelen aandacht

  • Test of Everyday Attention for Children (TEA-Ch; Manly, Robertson, Anderson, & Nimmo-Smith, 2004). 

  • Bourdon-Vos (Vos, 1998). 

  • Stroop kleur-woord test (Hammes, 1978).

 

Testmiddelen number sense

  • Er zijn nog geen expliciete number sense tests voorhanden. Wel kunnen enkele onderdelen van de Zareki-R-NL, Tedi-Math, NDS of 3DM daarvoor gebruikt worden. 

  • Belangrijkste taken zijn opgaven op de getallenlijn (schatten van plaatswaarde van getallen) en presentatie van cijfersymbolen van verschillende grootte, bijvoorbeeld d.m.v. de vraag “welk getal is het grootst”: (je ziet een grote 4 en een kleine 8) → grote 4 wordt gezien als grootste getal

 

Secundaire verklaringen

  • Werkhouding en motivatie

  • Competentiebeleving

  • (faal)angst

  • Leesproblemen

  • Sociaal-emotionele ontwikkeling

  • Comorbide

 

Testmiddelen werkhouding en motivatie

  • Teachers Report Form (TRF; Verhulst et al., 1997) 

  • Observaties gedurende de onderzoeksdagen en eventuele schoolobservaties; • LeerMotivatie Test (LMT; De Vos, 2009) 

  • Leervoorwaardentest (LVT; Scholte & Van der Ploeg, 2011); 

  • Prestatie Motivatie Test voor Kinderen (PMT-K-2; Hermans, 2011).

 

Testniveau competentiebeleving

  • Competentie Belevingsschaal voor Kinderen (CBSK; Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh, & Ten Brink, 1997) 

  • Competentie Belevingsschaal voor Adolescenten (CBSA; Treffers et al., 2002)

 

Testmiddelen (faal)angst

  • Rekenbelevingsschaal (RBS; Van der Beek, Toll, & Van Luit, 2017) 

  • De Vragenlijst voor Angst bij Kinderen (VAK; Oosterlaan, Prins, Hartman, & Sergeant, 1995) 

  • Situatie Specifieke Angst Test (SSAT; Bergen & Poulie, 2001) 

  • Opvallend bij faalangst (observatie): verstijven of zich vastklampen, zweten, snel opgeven, aangeven onderdelen niet te kunnen, voortdurend vragen om bevestiging en klagen over de moeilijkheid van de taken (Putwain, 2009). 

 

Vier schalen van RBS

  • Copingstrategieën bij moeilijkheden tijdens het rekenen (het gedragsmatige aspect): 

    • Adaptieve copingstrategieën Relativeren (bijvoorbeeld tegen jezelf zeggen dat het niet zo erg is) 

    • Maladaptieve copingstrategieën Actieve vermijding (bijvoorbeeld uit de stressvolle situatie stappen) 

    • Rekenzelfbeeld (het cognitieve of rationele aspect) 

    • Rekenangst (het affectieve of emotionele aspect).

 

Testmiddelen leesproblemen

  • Eén-Minuut-Test (Brus & Voeten, 1999). 

  • Klepel (Van den Bos, Lutje Spelberg, Scheepstra, & De Vries, 1999). 

  • Afnemen van een spellingtoets kan aanvullende informatie opleveren ten aanzien van het functioneren met betrekking tot schoolse vaardigheden.

 

Testmiddelen sociaal-emotionele ontwikkeling

  • De sociaal-emotionele vragenlijst (SEV; Scholte & Van der Ploeg, 2005)

 

Co-morbiditeit

  • Rekenproblemen van kinderen kunnen samengaan met andere stoornissen of problemen

    • Dyslexie of (ernstig) leesprobleem

    • ADHD

    • DCD

    • ASS

 

 

Waarom kinderen met dyslexie rekenproblemen hebben (Moll, Göbel, & Snowling, 2014)

  • Rekenproblemen bij kinderen met dyslexie zijn gelinkt aan de dyslexie: vooral problemen met talige aspecten van rekenen. 

 

Verdieping

  • Cursus Leerproblemen, Dyslexie en Dyscalculie

  • Cursus Gedrag en gedragsproblemen in school

  • Master Clinical Child, Family and Education Studies (Orthopedagogiek): stage binnen leerlingenzorg

  • Research master Educational Sciences (EDSCI)

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Hoorcollegeaantekeningen Diagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht

HC1 Diagnostiek

Intelligentieonderzoek

 

Wat is intelligentie?

  • Intelligentietest

    • Eerste IQ test: Binet, 1905

  • Nationale IQ-test

  • Slim versus minder slim

  • Theorieën

  • Resing en Drenth, 2007

    • Intelligentie is een conglomeraat (samenstelling) van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals:

      • Abstract, logisch en consistent kunnen redeneren 

      • Relaties kunnen doorzien

      • Regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal

      • Met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen

      • Problemen kunnen oplossen

      • Zich flexibel kunnen aanpassen in nieuwe situaties

      • Leervermogen vertonen zonder directe en volledige instructies

  • Wechsler (1974)

    • ‘Intelligence is the overall capacity of an individual to understand and cope with the world around him. This definition conceives of intelligence as an overall or global entity; that is, a multi-determined and multi-faced entity rather than an independent, uniquely-defined trait. It avoids singling out any ability, however esteemed (e.g. abstract reasoning), as crucial or overwhelmingly important’

 

Benaderingen m.b.t intelligentie

  • Psychometrische benadering

    • Differentiële psychologie (Binet)

    • Zwak: theoretische onderbouwing

    • Sterk: instrumentontwikkeling

    • Binet (1905): 1e intelligentietest

      • Eerst intelligentie meten dan pas bestuderen

    • WISC-RN, WISC-III, WISC-V ontwikkeld binnen deze traditie

    • G-factor & factoranalyse

      • Charles Spearman

      • Structuur van intelligentie:

        • G-factor

      • Factoranalyse

    • Vervolg structuur intelligentie

      • Primary mental abilities

        • Thurstone (1938): 7 primaire intelligentiefactoren

        • Uitgangspunt voor o.a. RAKIT

        • Guilford (1967): 3 dimensies, leidend tot 120 intelligentiefactoren

        • Er is een zwakke samenhang tussen de 7 factoren en die samenhang noemt Thurstone dan de G-factor

      • Three-stratum theory

        • Carroll (1993): hiërarchisch model met 3 niveaus:

        • G-factor (niveau 3), 7 groepsfactoren (niveau 2) en specifieke factoren (niveau 1)

        • Factoren op niveau 2 samen te vatten in: proces, inhoud en capaciteit

          • Proces: hoe wordt informatie verwerkt

          • Inhoud: welke informatie wordt verwerkt

          • Capaciteit: hoeveel informatie wordt verwerkt en hoe snel gaat dat (werkgeheugen)

      • CHC-model

        • Cattell en Horn (1978): fluid en crystallized intelligence (niveau 2 Carroll)

          • Fluid: taken die gaan om relatief nieuwe problemen, waarbij je niet goed kan terugvallen op eerdere ervaringen (nieuwe problemen snel op kunnen lossen)

          • Crystallized: cultuur beïnvloed dit omdat het je ervaringen in het leven beïnvloed. Crystallized is dus dat je kan terugvallen op ervaringen. 

Herziene IQ-test

  • Waarom een herziening?

    • Actualisering van de normen

      • Flynn-effect

        • Intelligentie is niet constant over generaties. Als je niks zou doen aan de intelligentietest, zouden er 10 punten bijkomen per generatie. Dus zouden de volgende

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht

HC2 Diagnostiek

 

Neuropsychologie

 

Belangrijke begrippen 

  • Neuropsychologie en ontwikkelingsneuropsychologie

  • Klinische neuropsychologie en klinische kinderneuropsychologie

  • Neurologie en kinderneurologie

  • Biologische psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie

 

Neuropsychologie en klinische neuropsychologie

  • De Neuropsychologie onderzoekt de relaties tussen hersenen en gedrag bij zowel interactie als beschadigde individuen, bij zowel dieren als mensen (Deelman & Eling, 1997).

  • Neuropsychologie = wetenschappelijke discipline

  • Klinische neuropsychologie = toegepaste discipline

  • Een neuropsycholoog is een psycholoog die zich gespecialiseerd heeft in de klinische neuropsychologie of een neurowetenschapper (soms beide). 

 

Ontwikkelingsneuropsychologie

  • De ontwikkelingsneuropsychologie of kinderneuropsychologie houdt zich bezig met het bestuderen van de relatie tussen hersenen en gedrag bij kinderen en adolescenten binnen de dynamische context van het zich ontwikkelde brein (Anderson et al, 2001).

  • Engels: Developmental neuropsychology, child neuropsychology, developmental cognitive neuroscience.

  • Jonge wetenschap: 30 jaar geleden ontstaan

    • Vroeger: M (Minimal) B (Brain) D (Dysfunction)-kinderen

    • Dus alle kinderen die symptomen hadden van nu bv ADHD vielen onder de MBDkinderen

    • Nu: ADHD, ODD, CD, DCD, etc. (vanaf jaren 80 ongeveer)

 

Klinische kinderneuropsychologie

  • Swaab, Bouma, Hendriksen, & Köning (2015): ‘...richt zich op het leggen van verbanden tussen problematisch of afwijkend gedrag en disfuncties van de zich ontwikkelende hersenen bij kinderen en jeugdigen”.

    • Toepassen van kennis over (verstoorde) hersen-gedragrelaties in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen die problemen ervaren die mogelijk samenhangen met disfuncties van het zich ontwikkelende brein. 

  • Attentional Bias 

 

Neurologie en kinderneurologie

  • Neurologie is de wetenschap die zich bezighoudt met ziektes van het zenuwstelsel

  • Een neuroloog is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de neurologie. Deze arts doet neurologische onderzoek.

    • Lichamelijk onderzoek

    • Aanvullende onderzoek (hersenmetabolisme, hersenstructuur, neuropsychologisch onderzoek)

 

Assumpties

  • Volwassenen neuropsychologie: onderzoek naar de symptomatologie geeft inzicht in het onderliggende neurologisch defect. Er is een één-op-één relatie tussen structuur en functie (modulaire benadering).

    • Bv. een lage score op het WIsconsin Card Sorting Task verwijst naar een dysfunctie van de prefrontale cortex

    • Modulaire benadering wordt steeds minder dominant

  • Ontwikkelingsneuropsychologie: de symptomatologie (=gestoord of afwijkend gedrag) geeft NOOIT een duidelijke verwijzing naar een onderliggend neurologisch defect.

    • Bv. impulsiviteit kan het gevolg zijn van een niet-aangeboren hersenbeschadiging, genetisch defect, vroege sociale deprivatie, etc. 

 

Neuropsychologische diagnostiek bij kinderen

  • Een klinische kinderneuropsycholoog:

    • Zoek naar verklaringen voor de gedrags- en leerproblemen

    • Doet uitspraken over de onderliggende cognitieve processen, obv theorieën over de relaties tussen hersenontwikkeling en omgeving

    • Kan het bestaan van hersenbeschadigingen/dysfuncties niet aantonen

    • Kan geen uitspraken doen over de exacte locatie van de hersendysfunctie. 

 

Relatie hersenen en gedrag

 

Disciplines en verklaringsniveaus

  • Orthopedagogiek: omgeving > gedrag

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht

Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht

HC3 Diagnostiek

Diagnostiek van onderwijsleerproblemen

Hans van LUit

27-2-2018

 

Doelstelling college

  • Het opdoen van kennis en inzichten m.b.t

    • Diagnostiek van onderwijsleerproblemen (in het bijzonder dyslexie en dyscalculie)

    • De hierbij relevante aspecten in de onderwijsleersituatie en de gehele ontwikkeling van het kind

    • Enkele testmiddelen die veel gebruikt worden

 

Implicaties voor het toepassen van de diagnostische cyclus

  • Klachtanalyse: brede screening: alert zijn op signaleren in intakegesprek (doorvragen!) en eventueel verkennende observatie

  • Probleemanalyse en verklaringsanalyse. Indien indicaties: nader onderzoek onderwijsleersituatie of kindfactoren (naast leren/cognitie)

  • Indicatieanalyse. Indien nodig: verandering bewerkstelligen in onderwijsleersituatie of in kindfactoren (naast leren/cognitie)

 

Onderwijsleersituatie

  • Uitgangspunt: leren vindt plaats in voortdurende interactie met de omgeving

  • Analyse van de totale onderwijsleersituatie

  • Bronfenbrenner gespecialiseerd voor onderwijssituatie

 

Uitleg schema

1a. Leergedrag

  • Leertaakgerichtheid

  • Taakgedrag

    • Oriëntatie, doel vasthouden, controleren

  • Actief vs Passief (leerstrategieën)

            • Observatie in de klas

            • Individuele observatie tijdens leren

            • Gesprek met leerling

2. Leerkrachtfactoren

  • Overtuigingen (bijvoorbeeld m.b.t intelligentie)

  • Gehanteerde attributies m.b.t succes en falen

  • Mate van zelfreflectie: mogelijkheid onderwijs bij te stellen

            • Gesprek met leerkracht

            • Vragenlijst ‘Pedagogische stijl’ (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht

 

2a. Leerkracht-leerlingrelatie

  • Affectieve kwaliteit van de relatie

  • Rolverdeling (autonomiebevorderend vs beperkend)

            • Leerkracht-leerling Relatie Vragenlijst (LLRV; Kroomen, Verschueren, & Pianta, 2007) laten invullen door leerkracht

  • Interactiepatronen (Roos van Leary):

    • Afhankelijk leerlinggedrag directief/sturend leerkrachtgedrag

    • Aangeleerde hulpeloosheid leerkracht als redder

            • Interactiewijzer (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht

            • Kijkwijzer voor interactie of ABC-schema bij observatie

 

2b. Instructiegedrag leerkracht

  • Goed klassenmanagement (structuur)

  • Direct instructiemodel (Veenman, 1993): Voorkennis activeren > leerstof presenteren > begeleide inoefening > zelfstandige verwerking > veelvuldige feedback.

  • Zone van Naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978): instructie differentiatie

            • Gesprek met leerkracht

            • Observatie tijdens instructie

            • Handelingsplannen evalueren

 

3. Leertaak

  • Aansluiting methode en instructiebehoefte

  • Geschiktheid van gehanteerde leerprincipes

            • Nagaan gebruikte lesmethode

            • Gesprek met leerkracht

            • Handelingsplannen evalueren

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht

HC4 Diagnostiek

Vroegkinderlijke diagnostiek

 

Pijlers van de cursus Diagnostiek

  1. De Diagnostische cyclus: een systematische aanpak

    1. Onderkenning (klacht- probleemanalyse), verklaring, indicatie, advies

  2. Het Hypothese Toetsend Model: een onderzoeksmatige aanpak. 

    1. Onderkennende, verklarende hypothese, onderzoekshypothese

  3. Functioneren en gedrag op diverse ontwikkelingsdomeinen. 

    1. Cognitief, sociaal-emotioneel, neuromotorisch

  4. Diagnostische meetinstrumenten: Operationalisatie

    1. IQ test, vragenlijsten, observaties enz.

  5. Ontwikkelingsfases: vroegkinderlijke diagnostiek

 

Het functioneren van jonge kinderen

  • Hoe gaat het met het kind?

  • Hoe gaat het met de ouders?

  • Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen ouders en kind?

  • Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?

 

Baby’s: Bewustzijnstoestand → vormt de basis van reactiemogelijkheden (diepe slaap, lichte slaap, slaperig, alert (weinig motorische activiteit maar wakker), mopperig (veel motorische activiteit), huilen)

 

Ontwikkelingsdomeinen

  • Somatische ontwikkeling; groei en gezondheid

  • Neuromotorische ontwikkeling

    • Neurologisch functioneren; kwaliteit van bewegen; fijne en grove motorische vaardigheden

  • Cognitieve ontwikkeling

    • Logisch redeneren; executieve functies; ruimtelijk inzicht; geheugen; kennis; taalvaardigheden

  • Sociaal emotionele ontwikkeling

    • Temperament; hechting; gedragsproblemen; emotionele expressie; sociale vaardigheden; morele ontwikkeling

 

Normen: welk gedrag is goed, goed genoeg, gewenst of niet goed?

  • ‘Communication referenced’: kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag

  • Criteriumgericht - ‘Criterion referenced’: instrumenten waarmee bekeken wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet (bijv. didactische toetsen)

  • ‘Norm-referenced’: genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd. 

 

Bayley Ontwikkelingsschalen

  • Mentale en motorische ontwikkeling en gedragsobservatie

  • BOS 2-30

  • BSID II

  • Bayley - III- NL

    • Cognitie

    • Fijne en grove motoriek

    • Taalbegrip en taal expressie

 

Ages and Stages Questionnaire ASQ: 24 mnd

  • Problemen oplossen:

    • Zet vier voorwerpen zoals blokken of auto’s in een rij, terwijl uw kind kijkt. Doet uw kind dit na of imiteert het u door vier voorwerpen in een rij te plaatsen? 

 

  • Grove motoriek

    • Kan het kind met twee voeten tegelijk van de grond omhoog springen?

 

ASQ social emotional: 24 mnd

  • Luistert het kind graag naar verhaaltjes of zingt hij liedjes?

  • Wanneer u weggaat, blijft uw kind dan langer dan een uur van streek en huilerig?

 

Temperamentsvragenlijsten ITSEA

  • Infant-Toddler Social Emotional Assessment; meet sociaal emotionele competentie 12-36 maanden

  • Huilt of klampt zich aan uw vast wanneer u weg probeert te gaan

  • 139 items

  • BITSEA = verkorte versie; 42 items

 

Vragenlijst naar gedragsproblemen CBCL 1.5 - 5

  • Totaal, Internaliserende en

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht

Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht

HC5 Diagnostiek

Diagnostiek van de psychosociale problemen

 

Psychosociale problemen

  • Problematische psychische emotionele en sociale ontwikkelingen en ernstig belemmerende opvoed-processen bij kinderen en jeugdigen. 

 

Sociaal-emotionele ontwikkeling

  • Sociale ontwikkeling

  • Emotionele ontwikkeling

 

Sociale ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie

  • Relaties

  • Gehechtheid

  • Relaties met andere kinderen

  • Wenselijk gedrag

  • Spel (ontwikkeld zich met de tijd, bv spelregels)

  • Bewustzijn van anderen (interesse gaan tonen in anderen, sympathie/empathie ontwikkelen)

  • Bewustzijn van het zelf

  • Sociale cognitie

 

Emotionele ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie

  • Expressie van emoties

  • Begrip van emoties

  • Regulatie van emoties

    • Emotie als regulator van sociale interacties

    • Emotieregulatie

 

Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met internaliserende psychopathologie

  • Angst  (ongeveer 5% van de kinderen)

    • Zelfrapportage: VAK4-12; ZBV-K, SAS-k, PMT-K-2 

    • Ouders als informant: CBCL of laten registreren 

  • Depressie  (1% vd kinderen, hoe ouder, hoe meer kans)

    • Zelfrapportage: CDI-2, DVK, BDI-II-NL, NPDK, CASQ, PSWQ-C, PNG-k, FEEL-KJ 

    • Ouders als informant: CBCL of uitvragen concrete situaties

  • Hechtingsstoornis 

    • Instrumenten voor normale gehechtheidsproblematiek 

 

Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met externaliserende psychopathologie

  • ODD/CD  (5-10%, vaker bij jongens, vaker in steden, gemiddeld lager IQ, vaak samengaan met bv ADHD)

    • Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VFO, ECBI, SNAP-IV, MOAS 

    • Zelfrapportage liefst gestructureerd, bv. SIV-interview 

  • ADHD  (5 op 100 kinderen, vaker bij jongens, sterk situatie afhankelijk)

    • Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VISK, SEV, AVL 

    • Observatie in natuurlijke situatie

 

Algemene en partiële ontwikkelingsbeperkingen

  • Kinderen met verstandelijke beperkingen 

    • Vineland-Z/screener, BSA, SEO, ESSEON-R 

  • Kinderen met autismespectrumstoornissen (1 op 100 kinderen)

    • CHAT, ESAT, ADI-R, ADOS-2, VABS, VISK, CCC2 

    • ToM test-R, SCVT, SIT 

  • Kinderen met een visuele beperking 

    • Materiaal voor ziende kinderen, vergroot of braille 

  • Kinderen met een auditieve beperking 

    • Dezelfde instrumenten als bij kinderen zonder stoornissen.

 

Onderzoeksinstrumenten

  • Vragenlijsten (CBSA/CBSK, CDI-2, SSAT)

    • Subjectief: gaat heel erg om perceptie. 

    • Voordelen: gestandaardiseerd, efficiënt, kwantificeren

    • Soms voor screening, soms tijdens onderzoek, soms als evaluatie (of allemaal)

  • Expressie Tests en projectiemateriaal

    • Vertelplaten (CAT, Columbus)

      • Kind krijgt tekening te zien waar hij/zij verhaal bij moet vertellen met begin en eind.

    • Zinaanvultesten (ZALC)

      • Aan de hand van het afmaken van de zin kijken in welke fase kind zit: impulsief, zelfbeschermend, conformistisch, zelfbewust,

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht

Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht

HC6 Diagnostiek

Gezinsdiagnostiek

 

Doelen

  1. Theoretische domeinen van het systeemdenken herkennen

  2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken

  3. Vanuit verschillende perspectieven naar gezinnen kijken

  4. Relevante technieken inzetten om informatie te verzamelen

 

Waar zijn we: aanmelding, klachtanalyse, probleemanalyse

 

Systeemdenken

  • Het geheel begrijpen door te kijken naar de interactie tussen de delen

  • Het systeemdenken is onderliggend aan verschillende perspectieven

 

  1. Theoretische domeinen

    1. General Systems Theory

  • Vorige eeuw

  • Streven naar een overkoepelende theorie

  • Multidisciplinair onderzoek

  • Filosofische theorie

  • Geen empirisch onderzoek

 

Systeem

  • ‘Een systeem is samengesteld uit elementen die georganiseerd zijn door de consistente aard van de relatie tussen deze elementen’

Natuurlijke systemen

  • Belangrijkste kenmerken

    • Regels & codes door onderlinge omgang

    • Processen die verandering promoten & processen die verandering tegengaan

    • Organisatie ontwikkelt zich door de tijd

 

  1. Theoretische domeinen

b. Cybernetica: gebruik van feedback

Feedback & duurzaam bestaande gezinssystemen

Kritiek:

  • Individu/mensbeeld

  • Historie

  • Betekenisgeving

 

 

Communicatietheorie is er bij gekomen omdat er kritiek kwam, omdat er niet gekeken wordt naar het individu, de historie en de betekenisgeving

 

2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken

 

Eerst…

We kunnen niet NIET communiceren

  • Aanvaarden - verwerping (afsluiten van de bejegening)- verandering (veranderen van onderwerp die niet past bij de manier waarop je in eerste instantie bejegend wordt)- symptoomvorming (bv meteen zeggen dat je hoofdpijn hebt, zodat de ander denkt van als ze geen hoofdpijn had gehad was ze best gezellig geweest)

 

Gesloten vs. open systemen

  • Informatie-uitwisseling met de omgeving

  • Open systeem: altijd in interactie met de omgeving

 

Context

  • Context is bepalend voor de betekenis

 

Lineaire causaliteit & circulariteit

  • Lineair: oorzaak en gevolg onderscheiden

    • Vaste rollen

    • Rollen verstarren verder

    • Parallelproces

    • Eenzijdige (of enkelvoudige) partijdigheid

  • Circulair

    • Onderkennen complexiteit communicatie

    • Onderkennen circulariteit

    • GGG: meer van hetzelfde

    • Exploreren onderliggende patronen & motieven

    • Ruimte voor verandering & beïnvloeding

    • Meerzijdige (of meervoudige) partijdigheid

 

Kritiek

  • Verwaarlozing?

  • Mishandeling?

  • Misbruik?

 

Interpunctie, binnen een systeem

  • Interactie Ketens

  • Structuur aanbrengen in reeksen uitwisselingen

  • Begin/eind om groep te krijgen op geheel

  • Vanuit begin oorzaak gevolg relaties.

 

Wat zien we?

  • Wederzijdse verwijten over gedrag

  • Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag

  • Zich niet meer kunnen verplaatsen in standpunt vd ander

  • Interventie: circulair denkende derde om tot

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht

Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht

HC7 Diagnostiek

 

Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking

 

Jolanda Venema en Brandon

  • 1988 Ouders van Jolanda zoeken publiciteit

  • Jolanda: Isoleercel, naakt vastgebonden, Zweedse band, veel medicatie

  • Kamervragen, Minister stelt ruim 300.000 gulden ter beschikking

  • Oprichting Centra voor Consultatie en Expertise

  • 2011: ‘Brandon’

  • Waarom deed men daar niets aan?

 

Handelingsverlegenheid

  • ‘Onbegrepen gedrag’ of uitdagend gedrag (challenging behavior)

    • Kennis ontbrak over de oorzaak van gedragsproblemen bij deze doelgroep

      • Geen idee over hoe deze problemen verholpen kunnen worden

  • Gebrek aan handelingen die evidence-based zijn

    • Psychofarmaca als controlemiddel. Werd en wordt nog steeds veel voorgeschreven. Vaak zonder duidelijke diagnose. 

 

Waar was de diagnostiek?

  • Verleden: Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking is NIET zinvol

    • De gedrags- en psychiatrische problemen en zijn het gevolg van de cognitieve problemen (diagnostic overshadowing)

    • Geen of onvoldoende genormeerde en gevalideerde instrumenten

    • Een deel van de doelgroep is niet test- of onderzoekbaar: gebrekkige communicatie, geen zelfinzicht, etc.

    • Kennis van de oorzaken (bv genen of hersenbeschadiging) levert niet altijd informatie op over wat de beste behandeling is.

    • ‘Diagnosticeren is stigmatiseren’. Het gaat om een respectvolle bejegening

      • Wel: Beeldvorming. Wie is deze persoon?

      • Diagnostisch rapport ging niet echt over diagnoses. Eerder over wat de persoon doet in dagelijks leven/familiegeschiedenis etc. 

 

Controverses in de diagnostiek

 

Psychiatrie/traditionele gehandicaptenzorg

Psychologie/empirisch gefundeerde gehandicaptenzorg

‘De persoon leren kennen in een dialoog’

Testen en verklaren

Ideografische beschrijving

Nomothetische beschrijving

Klinisch oordeel

Statistisch oordeel

Subjectief

Objectief

Eclectisch

Wetenschappelijk

(Meta-) theoretisch (visie op de mens)

Empirisch, evidence-based

Classificerend, labelen

Verklarend

 

Nu: Diagnostiek is wel zinvol!

  • Mensen met een VB vertonen dezelfde psychiatrische stoornissen als mensen in de normale populatie

  • Wetenschappelijk onderzoek naar prevalentie van gedragsproblemen en psychiatrische problemen

    • Kinderen met een VB hebben 2.8-4.5 keer grotere kans op het ontwikkelen van psychopathologie

    • Co-morbiditeit: 30-50%

  • Gebruik classificatiesystemen

    • DSM-IV-TR/ DSM-5 is bruikbaar:

      • Bij zwakbegaafdheid en licht verstandelijke beperking is goed

    • Maar:

      • De toepasbaarheid neemt sterk af bij een dalend niveau van functioneren

      • Vrijwel onbruikbaar bij mensen met een diepe verstandelijke beperking

    • Aparte classificatiesystemen

      • DC-LD = Diagnostisch criteria for psychiatric disorders for use with adults with learning disabilities/mental retardation. Royal College of Psychiatrists (2001)

      • DM-ID (Diagnostic Manual-Intellectual Disability, 2007), kinderen en volwassenen)

.....read more
Access: 
Public
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Countries and regions
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1454