Samenvatting: Farmacokinetiek, wat doet het lichaam met het geneesmiddel?

Er zijn 4 processen betrokken bij farmacokinetiek:

  1. Absorptieprocessen: het medicijn komt na orale inname in het maagdarmkanaal terecht en zal daar, al dan niet ongewijzigd, in het bloed opgenomen worden en in de vena portae terechtkomen. Ook daar kan het nog gemetaboliseerd worden;

  2. Metabolismeprocessen: omzetting in bepaalde producten die gemakkelijk het lichaam kunnen verlaten;

  3. Verdelingsprocessen (wordt behandeld in een ander blok);

  4. Eliminatieprocessen.

Na opname in het bloed (al dan niet nadat het gemetaboliseerd is) zal het geneesmiddel een concentratiestijging in het bloed veroorzaken. Deze stijging wordt steeds minder en gaat uiteindelijk over in een daling van de concentratie door opname en verwerking in de weefsels.

Absorbtie

Indien snel een effect gewenst is, kan ervoor worden gekozen het geneesmiddel via een intraveneuze toediening direct in de circulatie te brengen. Bij alle andere wegen van toedienen moet de werkzame stof eerst uit de toedieningsvorm vrijkomen, waarna het kan worden opgenomen in de circulatie. De opname in de circulatie wordt de absorptie genoemd. De absorptiesnelheid is afhankelijk van de toedieningsweg, toedieningsvorm en de eigenschappen van de werkzame stof zelf. Wanneer het geneesmiddel oraal of rectaal wordt toegediend, moet de werkzame stof eerst de darmwand passeren om in de circulatie te kunnen komen. Het is daarvoor belangrijk dat het geneesmiddel in kleine mate in vet oplosbaar is, zodat de stof door de darmwand kan diffunderen. De absorptiesnelheid is mede bepalend voor de snelheid waarmee een geneesmiddel werkzaam wordt.

Bij absorptie is er sprake van transport over membranen en dit gebeurt in de maag, de lever en de darm. Geneesmiddelen bereiken doorgaans het doelorgaan via het bloed (oraal via de poortader). Voor geneesmiddelen die chronisch worden toegediend, is een langzame absorptie vaak gunstig, omdat de plasmaconcentraties dan min of meer constant blijven. Wanneer een geneesmiddel snel wordt geabsorbeerd, stijgt de plasmaconcentratie snel en plotseling. Dit kan leiden tot bijwerkingen.

In welke mate de werkzame stof wordt geabsorbeerd, bepaalt de biologische beschikbaarheid van de stof. De biologische beschikbaarheid geeft aan hoeveel toegediende stof uiteindelijk in de circulatie terechtkomt. De waarde ligt tussen 0 (helemaal geen werkzame stof in de circulatie) en 1 (alle toegediende stof in de circulatie). Verminderde absorptie in het maagdarmkanaal kan worden veroorzaakt doordat de stof niet geheel vrijkomt, deels wordt afgebroken of niet goed wordt opgenomen. Door middel van de biologische beschikbaarheid kan worden bepaald met welke factor de dosering moet worden aangepast wanneer men gebruikt maakt van een andere toedieningsvorm.

Verschillende geneesmiddelen worden op verschillende plaatsen in het maagdarmstelsel geabsorbeerd. Door veranderingen in de motiliteit (zoals door plotselinge beweeglijkheid) van het maagdarmkanaal, kunnen er veranderingen in absorptie plaatsvinden. Over het algemeen zijn deze veranderingen niet erg van belang, behalve bij een intoxicatie: hierbij kan de opname aanzienlijk worden vertraagd, waardoor het maximale effect pas na dagen merkbaar zal zijn.

Bij de biotransformatie en eliminatie (verwijdering) van geneesmiddelen uit het lichaam is het CYP450-enzymsysteem erg belangrijk. Het vermogen van de enzymen is grotendeels genetisch bepaald. Mutaties in het DNA kunnen daarom leiden tot afwijkende CYP-enzymen, die niet functioneel zijn. Ook kan het zijn dat er helemaal geen, of juist heel veel enzymen worden gesynthetiseerd.

Aangezien de mens dubbelstrengs DNA heeft, zijn er twee genen aanwezig die voor één enzym coderen. Afhankelijk van de hetero- of homozygote toestand van de patiënt metaboliseert hij langzamer of juist minder langzaam. Bij mensen die aanzienlijk kleinere hoeveelheden CYP-enzymen maken, moet minder van een geneesmiddel innemen dat door dit systeem wordt gemetaboliseerd; mensen met een verhoogde CYP-activiteit, moeten juist een hogere dosis krijgen.

Interacties tijdens de absorptie van een werkzame stof treden bijvoorbeeld op in het maagdarmkanaal, waarbij werkzame stoffen door een chemische reactie ongeschikt kunnen worden gemaakt voor absorptie. Van dit mechanisme wordt gebruik gemaakt bij intoxicaties, waarbij bijvoorbeeld grote hoeveelheden kool kunnen worden toegediend om dit effect te bereiken.

Presystematische metabolisering in het maagdarmkanaal is ook van invloed op de absorptie. Hierbij is vooral het darm-CYP3A- enzym belangrijk. Remming van dit enzym kan de absorptie van een geneesmiddel verhogen.

Op verschillende manieren kan de absorptie worden beïnvloed,namelijk door:

  • Diffusie: diffusie is weer afhankelijk van de oplossnelheid (in onopgeloste vorm is er geen transport mogelijk), van de dosering (concentratiegradiënt) en het absorptie-oppervlak (een groter oppervlak betekent meer absorptie).

  • De eigenschappen van het farmacon: dit is onder andere afhankelijk van de lipofilie en de pKa;

  • De samenstelling van de maagdarmvloeistof: denk bijvoorbeeld aan de pH;

  • Het maagdarmkanaal zelf: wanneer de doorbloeding goed is, is er meer absorptie; wanneer de maag slecht ledigt, blijft het farmacon in de maag hangen; verder is de motiliteit van het maagdarmkanaal van invloed, oftewel de snelheid waarmee het farmacon zich door het kanaal kan voortbewegen.

Geladen moleculen kunnen niet over het hydrofobe lipidenmembraan heen, omdat geladen moleculen altijd sterk hydrofiel zijn. Over het algemeen kun je geneesmiddelen het best op een nuchtere maag innemen, dus vlak voor de maaltijd, omdat er dan geen interferentie met het voedsel is. Veel medicijnen irriteren echter het maagdarmstelsel doordat het lichaamsvreemde stoffen zijn, bijvoorbeeld acetylsalicylzuur (aspirine). Het is dan ook beter om dit soort medicijnen gelijktijdig met het voedsel in te nemen, of om ze in de vorm van bruistabletten in te nemen, omdat het door het grotere oppervlak makkelijker oplost.

Leverfunctiestoornissen

Het lichaam kan een stof elimineren via de lever of via de nieren. In de lever gebeurt dit voornamelijk door een chemische verandering aan te brengen (biotransformatie). Afname van eliminatie bij leverfunctiestoornissen is moeilijk te voorspellen. Doordat een deel van het lever niet meer goed functioneert, kan ook de activiteit van CYP-enzymen verminderen. Vaak heeft de lever echter een groot reservevermogen. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de eliminatie via de nieren. Bepaalde metabolieten worden in de lever getransformeerd, zodat zij door de nieren kunnen worden uitgescheiden. Hierdoor kan er soms verminderde nierfunctie bij leverfunctiestoornissen optreden.

Alcohol

Wanneer minder dan 25% van de totale energie-inname uit alcohol bestaat, kan alcohol compleet gebruikt worden als energiebron. Bij hogere inname komt er geen ATP meer vrij bij de afbraak van alcohol, maar alleen maar hitte. De meest alcohol wordt gemetaboliseerd in de lever.

Alcohol wordt gemetaboliseerd met behulp van de volgende katalytische enzymen: alcohol dehydrogenase (in cytosol) en aldehyde dehydrogenase (in mitochondria). Bij enorme alcoholinname speelt ook het ethanoloxidatiesysteem van het ER een belangrijke rol bij de metabolisering van alcohol. Alcohol dehydrogenase katalyseert de omzetting van ethanol (alcohol) in aceetaldehyde. Hierbij wordt NAD omgezet in NADH. De energie van deze NADH wordt vrijgemaakt in het mitochondrium. Het meeste aceetaldehyde wordt vervolgens geoxideerd met behulp van aldehyde dehydrogenase. Hierbij wordt ook NAD omgezet in NADH. 50% van de Aziaten missen aldehyde dehydrogenase in hun mitochondria. De opbouw van aceetaldehyde in het bloedplasma leidt overigens tot de welbekende katersymptomen.

De tweede route van alcoholoxidatie wordt dus belangrijk bij het nuttigen van overmatige hoeveelheden alcohol: het ethanoloxidatiesysteem van het ER. Dit systeem bevat een CYP450-enzym en een ander eiwit. Wanneer de lever gehomogeniseerd is met alcohol, wordt het ER afgebroken in kleine blaasjes (microsomen). Bij de hoge concentratie van alcohol raakt ethanol dehydrogenase namelijk verzadigd en wordt het ethanoloxidatiesysteem belangrijker. Daarnaast past het zenuwstelsel zich aan de grote hoeveelheden alcohol aan. Hierdoor blijven chronische alcoholdrinkers sober wanneer zij relatief grote hoeveelheden alcohol in hun bloed hebben.

In tegenstelling tot bij metabolisering via alcohol dehydrogenase, wordt door het ethanol-oxidatiesysteem geen NADH gevormd, en dus geen ATP gesynthetiseerd. Hierdoor kunnen zware alcoholisten veel energie aan alcohol binnenkrijgen, zonder in gewicht toe te nemen.

Er zijn veel problemen geassocieerd met het drinken van alcohol. Een alcoholconcentratie in het bloed hoger dan 5.4 mM veroorzaakt al vergiftiging, 22 mM alcohol in het bloed veroorzaakt neurale disfunctie en meer dan 109 mM aan alcohol kan fataal zijn vanwege het falen van de ademhaling.

De volgende ziektes kunnen veroorzaakt worden door alcoholisme:

  • Alcoholische hepatitis;

  • Levercirrose;

  • Het foetus alcohol syndroom (FAS);

  • Pancreatitis.

Alcoholische leverziekten hebben drie stadia:

  1. Eerste stadium: vet hoopt zich op in de lever. Er ontstaat een balloneffect waarbij de hepatocyten in grootte toenemen.

  2. Tweede stadium: hepatitis, waardoor de lever gaat ontsteken en vele levercellen dood gaan.

  3. Derde stadium: levercirrose door vorming van bindweefselstructuren en littekenweefsel in de lever.

De vervetting van de lever wordt als volgt veroorzaakt: door het nuttigen van grote hoeveelheden alcohol worden de belangrijkste energiebronnen van de lever, namelijk vetzuren, vervangen door alcohol. Dit resulteert in de accumulatie van vetzuren in de lever, welke worden omgezet tot triglyceriden en zorgen voor de ophoping van vet.

Het foetus alcohol syndroom (FAS) komt voor bij foetussen van moeders die chronisch alcohol drinken gedurende de zwangerschap. FAS wordt gekarakteriseerd door groeiachterstand, karakteristieke gezichtsabnormaliteiten en mentale achterstanden van het kindje. Deze tekortkomingen worden niet hersteld als het kind ouder wordt.

Slechts een klein deel van de alcoholisten ontwikkelt voedingsstofdeficiënties. Deze niet vaak voorkomende deficiënties betreffen dan vooral deficiënties voor folaat, thiamine, riboflavine, vitamine B6, vitamine A en magnesium. Meestal wordt dit veroorzaakt doordat men niet voldoende van deze voedingstof inneemt, maar soms ook doordat de absorptie niet goed verloopt. Chronische alcoholinname leidt tot een toename in het aantal CYP-enzymen, waardoor bepaalde nutriënten sneller en meer inactief worden gemaakt. Dit kan leiden tot de bovengenoemde deficiënties.

Medicijnen en alcohol

De biotransformatie van medicijnen in de lever wordt door alcohol geremd, omdat de afbraak van alcohol zoveel CYP-enzymactiviteit vraagt dat de transformatie van geneesmiddelen vrijwel tot stilstand komt, zodat er ophoping van geneesmiddel dreigt. Het moge dus duidelijk zijn dat de enzymen betrokken bij cytochroom P450 zowel lichaamseigen als lichaamsvreemde stoffen metaboliseren.

Grapefruitsap werkt in op een van de enzymen betrokken bij cytochroom P450, namelijk CYP3A4. Stofjes in grapefruitsap remmen dit enzym in de darmwand, wat de concentratie van de werkzame stof doet stijgen.

Het zogenaamde first-pass effect betreft de metabole omzetting van een geneesmiddel na eerste passage door de darm en lever na orale toediening.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Samenvatting Farmacotherapeutisch Kompas - Zorginstituut Nederland

Samenvatting: Farmacokinetiek, wat doet het lichaam met het geneesmiddel?

Samenvatting: Farmacokinetiek, wat doet het lichaam met het geneesmiddel?

Er zijn 4 processen betrokken bij farmacokinetiek:

  1. Absorptieprocessen: het medicijn komt na orale inname in het maagdarmkanaal terecht en zal daar, al dan niet ongewijzigd, in het bloed opgenomen worden en in de vena portae terechtkomen. Ook daar kan het nog gemetaboliseerd worden;

  2. Metabolismeprocessen: omzetting in bepaalde producten die gemakkelijk het lichaam kunnen verlaten;

  3. Verdelingsprocessen (wordt behandeld in een ander blok);

  4. Eliminatieprocessen.

Na opname in het bloed (al dan niet nadat het gemetaboliseerd is) zal het geneesmiddel een concentratiestijging in het bloed veroorzaken. Deze stijging wordt steeds minder en gaat uiteindelijk over in een daling van de concentratie door opname en verwerking in de weefsels.

Absorbtie

Indien snel een effect gewenst is, kan ervoor worden gekozen het geneesmiddel via een intraveneuze toediening direct in de circulatie te brengen. Bij alle andere wegen van toedienen moet de werkzame stof eerst uit de toedieningsvorm vrijkomen, waarna het kan worden opgenomen in de circulatie. De opname in de circulatie wordt de absorptie genoemd. De absorptiesnelheid is afhankelijk van de toedieningsweg, toedieningsvorm en de eigenschappen van de werkzame stof zelf. Wanneer het geneesmiddel oraal of rectaal wordt toegediend, moet de werkzame stof eerst de darmwand passeren om in de circulatie te kunnen komen. Het is daarvoor belangrijk dat het geneesmiddel in kleine mate in vet oplosbaar is, zodat de stof door de darmwand kan diffunderen. De absorptiesnelheid is mede bepalend voor de snelheid waarmee een geneesmiddel werkzaam wordt.

Bij absorptie is er sprake van transport over membranen en dit gebeurt in de maag, de lever en de darm. Geneesmiddelen bereiken doorgaans het doelorgaan via het bloed (oraal via de poortader). Voor geneesmiddelen die chronisch worden toegediend, is een langzame absorptie vaak gunstig, omdat de plasmaconcentraties dan min of meer constant blijven. Wanneer een geneesmiddel snel wordt geabsorbeerd, stijgt de plasmaconcentratie snel en plotseling. Dit kan leiden tot bijwerkingen.

In welke mate de werkzame stof wordt geabsorbeerd, bepaalt de biologische beschikbaarheid van de stof. De biologische beschikbaarheid geeft aan hoeveel toegediende stof uiteindelijk in de circulatie terechtkomt. De waarde ligt tussen 0 (helemaal geen werkzame stof in de circulatie) en 1 (alle toegediende stof in de circulatie). Verminderde absorptie in het maagdarmkanaal kan worden veroorzaakt doordat de stof niet geheel vrijkomt, deels wordt afgebroken of niet goed wordt opgenomen. Door middel van de biologische beschikbaarheid kan worden bepaald met welke factor de dosering moet worden aangepast wanneer men gebruikt maakt van een andere toedieningsvorm.

Verschillende geneesmiddelen worden op verschillende plaatsen in het maagdarmstelsel geabsorbeerd. Door veranderingen in de motiliteit (zoals door plotselinge beweeglijkheid) van het maagdarmkanaal, kunnen er veranderingen in absorptie plaatsvinden. Over het algemeen zijn deze veranderingen niet erg van belang, behalve bij een intoxicatie: hierbij kan de opname aanzienlijk worden vertraagd, waardoor het maximale effect pas na dagen merkbaar zal zijn.

Bij de biotransformatie

.....read more
Access: 
Public
Samenvatting Farmacotherapie & anticonceptie

Samenvatting Farmacotherapie & anticonceptie

De pil

Anticonceptie kan in de vorm van hormonen worden gegeven in een pil met ofwel oestrogeen en progestageen, ofwel alleen met progestageen. De pil kan onderverdeeld worden in een éénfasepil met dezelfde dosis oestrogeen en progestageen en een drie- of vierfasenpil die een wisselende dosis heeft.

Er bestaat ook onderscheid tussen eerste generatiepillen, ook wel 50-pillen genoemd, die een dosis van 50 microgram oestrogeen bevatten. Tweede en derde generatiepillen, ook wel sub-50-pillen genoemd, bevatten minder dan 50 microgram oestrogeen. Ze worden gecombineerd met progestageen, zoals levonorgestrel, lynestrenol of norethisteron. De derde generatiepillen bevatten desogestrel, of gestodeen.

Werking van de pil

De hypofysehormonen FSH en LH worden geremd, waardoor follikelrijping en eisprong niet tot stand komt. Ook wordt het endometrium anders opgebouwd, waardoor de bevruchte eicel niet goed in kan nestelen. Het cervixslijm zorgt voor een barrière voor de spermatozoa. Er kan interactie optreden met andere medicatie of onzorgvuldig omgegaan worden met het tijdstip, waardoor de betrouwbaarheid van de pil daalt. Ook wanneer de dosis lager is dan 30 microgram ethinylestradiol is de kans vergroot dat de pil faalt. Bijkomende voordelen van de pil zijn dat het risico op ovarium- en endometriumcarcinoom worden verkleind, gunstige effecten op de menstruele cyclus, de kans op goedaardige borstgezwellen en functionele ovariumcysten is verkleind en de kans op PID is verkleint.

Indicaties voor de pil

De pil wordt meestal toegepast als reden voor anticonceptie, maar ook voor menorragie, ovulatiebloedingen, dysmenorroe en middenpijn.

Bijwerkingen voor de pil

De bijwerkingen van de pil zijn vaak alleen tijdens de eerste start van de pil aanwezig en kunnen variëren van hoofdpijn, tot misselijkheid en gevoelige borsten of doorbraakbloedingen bij pillen met een lage dosis. Androgene effecten zoals vet haar, acne, toename van de eetlust en hirsutisme treden meer op bij progestagenen van de tweede generatiepil dan bij de derde generatiepil. Andere bijwerkingen zijn nog bloeddrukverhoging, cholelithiasis en verminderde glucosetolerantie en een vlekkerige pigmentering van de huid, ook wel melasma genoemd. In het eerste jaar van het gebruik van de pil is het risico op een veneuze trombose en longembolie vergroot. Wanneer iemand 35 jaar of ouder is en rookt, kan de pil zorgen voor een verhoogd risico op arteriële trombose. Verder kan een foliumzuurdeficiëntie veroorzaakt worden door pilgebruik.

Contra-indicaties voor pilgebruik

Contra-indicaties zijn een doorgemaakt hartinfarct, CVA, DVT of longembolie, migraine met aura in combinatie met roken, trombofilie, hormoon-afhankelijke tumoren en een ernstig gestoorde leverfunctie en cholestatische icterus tijdens zwangerschap. Als er ernstige nierfunctiestoornissen aanwezig zijn kan ethinylestradiol/drospirenon niet gebruikt worden. Er kunnen doorbraakbloedingen plaatsvinden in combinatie met anti-epileptica, sint-janskruid.

Behandeling voor pilgebruik

Er wordt in eerste instantie gestart met een orale combinatiepil van oestrogeen en progestageen. Er wordt gestart met een tweede generatiepil levonorgestrel en 30 microgram ethinylestradiol (Mycrogynon, Stederil), omdat deze pil de laagste oestrogeendosis heeft. Wanneer de pillen verschillende doses bevatten kan dit problemen geven met de juiste inname ervan. Levonorgestrel wordt ook als morning-afterpil gebruikt. Deze moet het liefst zo snel mogelijk na de geslachtsgemeenschap ingenomen worden (binnen 12 uur). Ulipristal kan ook

.....read more
Access: 
Public
Samenvatting Geneesmiddelengebruik tijdens zwangerschap

Samenvatting Geneesmiddelengebruik tijdens zwangerschap

Zorginstituut Nederland

Doordat er tijdens de zwangerschap vele lichamelijke veranderingen optreden die de werking van geneesmiddelen kunnen beïnvloeden, moeten geneesmiddelen bij zwangeren uitsluitend op strenge indicatie worden voorgeschreven. Een paar van die veranderingen die de farmacokinetische eigenschapen van geneesmiddelen beïnvloed zijn onder andere het toenemen van het circulerend- en verdelingsvolume. Indien de zwangere een chronische ziekte heeft zoals diabetes mellitus, epilepsie of hypertensie, is het gebruik van geneesmiddelen tijdens de zwangerschap niet altijd te voorkomen. Er is nog weinig onderzoek naar het precieze effect van geneesmiddelen op de oorzaak van aangeboren afwijkingen bij de foetus. Wel is het bekend dat het metabolisme van de foetus tekort kan schieten bij het omzetten en ontgiftigen van geneesmiddelen. Daarnaast is het tijdstip in de zwangerschap waarop het middel wordt gebruikt van belang. Hierbij is vooral de periode van de organogenese van de foetus belangrijk, waarbij het nemen van medicatie ongewenste effecten kan hebben op de vrucht.

De mogelijke teratogene effecten van geneesmiddelen worden vooral bepaald door dierexperimenteel onderzoek. Voor het geneesmiddelengebruik bestaat een categorisering van de categorie A tot en met D en X. Hieronder worden de definities besproken.

  • Categorie A: zijn de meest veilige geneesmiddelen die gebruikt kunnen worden tijdens de zwangerschap. Hierbij zijn er geen schadelijke effecten waargenomen.

  • Categorie B: bij deze geneesmiddelen zijn er slecht een beperkt aantal stoornissen of schadelijke effecten waargenomen. Deze categorie wordt verder ingedeeld in categorie B1, B2 en B3.

  • Categorie C: dit zijn geneesmiddelen die niet rechtstreeks teratogeen zijn maar wel met hun farmacologische effecten stoornissen veroorzaken. Dit betekent dat deze middelen een risico voor de foetus kunnen inhouden.

  • Categorie D: van deze geneesmiddelen is bekend dat ze een verhoogde incidentie van foetale misvormingen kunnen geven. Deze geneesmiddelen geven primaire teratogene effecten.

  • Categorie X: deze geneesmiddelen zijn bijna zeker van de kans op het krijgen van teratogene schade.

Het betekent niet dat een middel gecategoriseerd in klasse D nooit tijdens de zwangerschap kan worden voorgeschreven. Een voorbeeld hiervan zijn de anti-epileptica. Deze zijn met uitzondering van benzodiazepinen als D gecategoriseerd. Indien deze middelen noodzakelijk zijn voor de zwangere vrouw, worden deze middelen ondanks dat ze in categorie D zitten, toch voorgeschreven.

Borstvoeding

Er is nog minder bekend over de inname van geneesmiddelen tijdens het geven van borstvoeding aan de zuigeling. Voor de meeste geneesmiddelen is hiervoor geen informatie beschikbaar. Het effect van de geneesmiddelen op de borstvoeding wordt gebaseerd op de hoeveelheid van het geneesmiddel dat kan worden aangetroffen in de moedermelk. De aanbevelingen bestaan uit het voorschrijven van het geneesmiddel, indien dit volstrekt noodzakelijk is. Daarnaast kan de borstvoeding worden gestaakt indien het geneesmiddel kortdurend wordt gegeven.

Access: 
Public
Samenvatting geneesmiddelengebruik bij kinderen

Samenvatting geneesmiddelengebruik bij kinderen

Farmacokinetiek en farmacodynamiek

Er zijn grote verschillen tussen kinderen en volwassenen wat betreft de werking van de farmacokinetiek en farmacodynamiek van geneesmiddelen. Ook wat betreft geneesmiddelen is er bij veel weinig of geen onderzoek naar de effecten hiervan. In de praktijk worden deze ingedeeld in off-label of unlicensed geneesmiddelengebruik. Onder off-label gebruik worden geneesmiddelen verstaan waarbij een andere indicatie bij kinderen is geregistreerd onder unlicensed gebruik worden geneesmiddelen verstaan zonder dat er hiervoor een registratie is bij kinderen. Het is belangrijk om te realiseren dat geneesmiddelen bij kinderen hele andere bijwerkingen of van een hogere frequentie kunnen zijn dan bij volwassenen. Het is belangrijk om geneesmiddelen bij kinderen in de juiste dosering te geven.

De farmacokinetiek van het geneesmiddel wordt onder andere bepaald door de absorptie, distributie, het metabolisme en de eliminatie. Al deze processen veranderen voortdurend bij kinderen. Bij sommige geneesmiddelen staat er expliciet de kinderdosering vermeld. Bij deze geneesmiddelen zijn de doseringen klinisch bij kinderen onderzocht. Ook zijn er geneesmiddelen waarbij er uitdrukkelijk staat aangegeven, dat het geneesmiddel niet aan kinderen van een bepaalde leeftijd moet worden gegeven. Ten slotte zijn er geneesmiddelen waarover geen gegevens over het gebruik van het middel bekend zijn.

Dosering

De dosering van het middel mag niet af geleid worden van de dosering van de volwassenen. Vroeger werd de kinderdosering berekend aan de hand van de een volwassen dosering. Er werd een fractie van een volwassenen dosering gegeven en rekening gehouden met de leeftijd. Deze methode heeft vaak tot onderdosering bij kinderen geleid. Tegenwoordig wordt de kinderdosering bepaald aan de hand van het lichaamsgewicht. In bepaalde situaties is dosering per lichaamsoppervlak een betere maat voor een goed therapeutisch effect. Het lichaamsoppervlak wordt berekend aan de hand van het gewicht in kilogram maar de lengte in centimeter. De dosis en de frequentie van toedienen van het middel kunnen bij kinderen anders zijn dan bij volwassenen. Hieronder staan de processen genoemd die een rol spelen bij het toedienen van geneesmiddelen:

  • Opname: de absorptie van het maag-darmkanaal kan van vele factoren afhangen. Tijdens de neonatale periode treden de grootste verschillen bij orale absorptie op. De zuurgraad van de maag, de snelheid van de maaglediging, de darmflora, de doorbloeding van het gastro-intestinale stelsel en eventuele onderliggende ziekten wordt de absorptie bepaald vanuit het maag-darmstelsel. Doordat het first-pass-metabolisme bij neonaten nog niet helemaal ontwikkeld is, kan de rectale absorptie van geneesmiddelen verhoogd zijn. Bij pasgeborenen is de opperhuid dunner en relatief groot ten opzichte van het lichaamsgewicht, waardoor een lokaal toegepast geneesmiddel beter opgenomen wordt bij jongere kinderen.

  • Verdeling: het geneesmiddel wordt verdeeld over verschillende weefsels. Door de grote hoeveelheid extracellulair water bij pasgeborenen, zal het verdelingsvolume van hydrofiele stoffen vergroot zijn. Dit betekent dat pasgeborenen een hogere dosis van hydrofiele stoffen nodig hebben op een adequate piekconcentratie te bewerkstelligen. Ook hebben de meeste geneesmiddelen bij kinderen een lagere plasma-eiwitbindig dan bij volwassenen. Dit betekent dat de extracellulaire ruimte een hogere concentratie wordt bereikt waardoor een toegenomen effect te verwachten zal zijn.

.....read more
Access: 
Public
Samenvatting geneesmiddelengebruik bij ouderen

Samenvatting geneesmiddelengebruik bij ouderen

Bij ouderen is er naast polyfarmacie en langdurig gebruik van medicatie (t.g.v. chronische aandoeningen), ook sprake van symptoommaskering, -omkering of –armoede, wat de diagnostiek en evaluatie van medicatie bemoeilijkt. De behandelaar moet extra kritisch zijn bij voorschrijven en moet goed evalueren. Het is verder van belang de oudere te begeleiden bij het gebruik en eventueel hulp in schakelen.

Verandering bij de oudere vindt plaats in de lichaamssamenstelling, homeostase, weefsel en organen met als gevolg verandering in farmacokinetiek (absorptie, distributie, eiwitbinding, eliminatie door lever en excretie door de nier) en –dynamiek (beschrijft reactie van werkzame stof na interactie met receptoren).

Bij ouderen worden meer bijwerkingen gezien omdat ze gevoeliger zijn voor bijwerkingen en meer geneesmiddelen tegelijkertijd gebruiken. De dosering moet ook worden aangepast bij ouderen. Om overdosering te voorkomen begint men met een lage dosering en aan de hand van klinisch beeld kan de dosering worden aangepast.

Slechte therapietrouw is een belangrijke oorzaak voor het falen van behandeling. Hoe meer medicatie, hoe groter de kans op therapieontrouw.

Richtlijnen behandeling ouderen:

  • Waak voor onderbehandeling

  • Waak voor overbehandeling

  • Weet wanneer geneesmiddelen moeten worden aangepast

  • Weet hoe doseringen worden aangepast.

  • Ken de belangrijkste bijwerkingen

  • Vraag naar gebruik van middelen niet op recept

  • Wees bedacht op interacties

  • Bevorder therapietrouw

  • Beoordeel geneesmiddelenregime periodiek

  • Geneesmiddelen kunnen kwaliteit van leven verbeteren

  • Rekening houden met farmacokinetiek en –dynamiek.

Bij ouderen neemt de vitaliteit af. Endocriene functies veranderen en ziekten kunnen ontstaan (o.a. diabetes mellitus, glucosetolerantie etc.). Anemie komt ook vaker voor bij ouderen. Verder zijn ouderen ook vatbaarder voor infectie. Veiligheid en effectiviteit van de behandeling moet van groter invloed zijn bij het bepalen van medicatie. Veroudering leidt tot verandering in biologische en psychologische factoren relevant voor werkingsmechanismen van medicijnen.

Daarom is het van belang rekening te houden met:

  • Interactie van factoren met betrekking tot leeftijdsgebonden veranderingen.
  • Wijde interindividuele variatie op psychologisch gebied, leeftijdsgebonden.
  • Klinische status van elke patiënt.
  • Onderzoeken naar nieuwe medicatie.

Let op bij voorschrijven van psychotrope middelen:

  • Psychologische symptomen (depressie, angstig, geagiteerd, insomnia) kunnen het gevolg zijn van andere medicatie.
  • Psychiatrische symptomen zijn valide indien bevestigd door familieleden en verzorgers.
  • Symptomen kunnen aspecifiek zijn.
  • Middelen kunnen op individueel niveau verschillende effectiviteit, bijwerkingen en mogelijke interacties hebben.
  • Dosis moet lager bij ouderen, omdat ze sensitiever zijn voor medicijnen.
  • Monitor bijwerkingen.
Access: 
Public
Follow the author: Medicine Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1206