Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen II

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.

Vragen

Vraag 1

Door twee kenmerken werd de feodaliteit bepaald. Eén van die kenmerken voor de feodaliteit is een persoonlijk kenmerk. Waarin is het persoonlijk kenmerk gelegen?

Vraag 2

Door twee kenmerken werd de feodaliteit bepaald. Naast het persoonlijk kenmerk wordt de feodaliteit bepaald door een zakelijk kenmerk. Waarin is het zakelijk kenmerk gelegen?

Vraag 3

Theodor Mommsen heeft in zijn testament geschreven dat hij na het ontstaan van het Duitse keizerrijk en na de oorlog van 1870 zich volledig op de wetenschap had gestort en zijn politieke ambities had opgegeven. In 1870 werd er oorlog gevoerd, wie voerde oorlog tegen wie?

Vraag 4

Een oude Eedgenootschap wordt ook wel aangeduid als een bondsstaat. Wat is een bondsstaat?

Vraag 5

Het oude Zwitserse Eedgenootschap was geen bondsstaat en zelfs geen statenbond. Wat is een statenbond?

Vraag 6

Ons recht kent het ‘référé législatif’ niet, dit is een taak die bij de rechter berust. Wat wordt bedoeld met het référé législatif’?

Vraag 7

De oudste Romeinse wetgeving van de Romeinen kan als codificatie worden gekwalificeerd. Waarom zou u dit een codificatie kunnen noemen?

Vraag 8

De Spaanse minister van justitie, Manuel Alonso Martinez, stelde in de zogeheten Fundamentele wet (‘Ley de Bases’) in het Spaanse burgerlijk wetboek een zogenaamde salvatorische clausule op. Wat betekende dit?

Vraag 9

Naast het Spaans burgerlijk wetboek was er nog een wetboek die eveneens een salvatorische clausule kende. Welk wetboek was dit?

Vraag 10

Hendrik II, de Engelse koning, heeft meerdere maatregelen genomen die de verandering van het recht diepgaand beïnvloed heeft. Noem tenminste één maatregel.

Vraag 11

De literator Rousseau, een geboren burger van Genéve, hield zich bezig met de vraag hoe een individu gebonden kon zijn aan een wet (met behoud van zijn natuurlijke vrijheid), waarvan de inhoud niet correspondeerde met zijn individuele wil. Wat was het uitgangspunt van Rousseau betreft de vraag waarom de minderheid gebonden kon zijn aan de wil van de meerderheid?

Vraag 12

In de Middeleeuwen maakte Irnerius gebruik van glossen. Wat zijn glossen?

Vraag 13

Wat voor werk verrichtten glossatoren?

Vraag 14

De rechter maakt gebruik van verscheidene interpretatiemethoden, waaronder de teleologische interpretatiemethode. Leg uit wat deze interpretatiemethode inhoudt.

Vraag 15

De grondslag van het conflict tussen keizer en paus is gelegen in de kerstnacht van het jaar 800 toen Karel de Grote zijn keizerstitel heeft verkregen. Verklaar dit.

Vraag 16

In Duitsland heeft de beoefening van het natuurrecht zicht tot het Vernunftrecht ontwikkelt. Wat wordt er bedoeld met het Vernunftrecht?

Vraag 17

Cornelis van Bijnkershoek, de President van de Hoge Raad van Holland en Zeeland, gaf blijk van een afkeer van de toenmalige natuurrechtelijke denkwijze. Waarom was Cornelis van Bijnkershoek het niet eens met de natuurrechtelijke denkwijze?

Vraag 18

Uit welke onderdelen bestond de wetgeving van Justinianus?

Vraag 19

Geef per onderdeel van de wetgeving van Justinianus aan wat de verschillende onderdelen inhouden.

Vraag 20

Door welke wet kregen besluiten kracht van wet voor het gehele Romeinse volk, inclusief de patriciërs?

Vraag 21

Wat is de mos gallicus?

Vraag 22

Hoe zou men de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kwalificeren? Als een monarchie, oligarchie of democratie?

Vraag 23

In welk jaar werd de eerste civielrechtelijke codificatie in Nederland ingevoerd? En wat was deze eerste civielrechtelijke codificatie?

Antwoordindicatie

Vraag 1

HIV; Feodaliteit, belening en leenrecht

Het leggen van een plichtige eed van trouw, die de leenman onder meer verplichtte om zijn leenheer in krijgsdienst te volgen. Daartegenover was de leenheer verplicht om bescherming te verlenen.

Vraag 2

HIV; Feodaliteit, belening en leenrecht

Het zakelijk kenmerk is gelegen in het feit dat de leenmannen (vazallen) van hun leenheer een stuk land/grond tot hun beschikking kregen.

Vraag 3

HVI; Eenwording ‘durch Eisen und Blut’

Frankrijk voerde in 1870 oorlog tegen Duitsland.

Vraag 4

HVIII; De staatsinrichting

Een bondsstaat is een verbond van afzonderlijke staten, dat naar buiten toe optreedt als een eenheid en ook met betrekking tot de binnenlandse administratie gemeenschappelijke organen gecreëerd heeft. Het zijn dus verscheidene soevereine staten, die onafhankelijk van elkaar opereren.

Vraag 5

HVIII; De staatsinrichting

Een statenbond is een federatie van naar buiten toe als eenheid optredende soevereine staten, die gemeenschappelijke organen in het leven roept ter bewaring van gemeenschappelijke belangen, met meestal beperkte en bepaalde bevoegdheden. Met een aantal gemeenschappelijke organen vormen de staten een soort van eenheid.

Vraag 6

HI; De wetgever

De rechter wordt verplicht om uitleg aan de wetgever te vragen. Justinianus beval bijvoorbeeld dat rechters uitleg aan de keizer moesten vragen in alle gevallen waarin een wet uitleg behoefde. Deze verplichte voorgeschreven uitleg noemt men référé législatif. De rechter bepaalt zelf of de wet naar de wetgever verwezen dient te worden.

Vraag 7

HIII; Patriciërs en plebejers

Hier wordt gedoeld op de wet der twaalf tafelen. Dit kan een codificatie genoemd worden omdat deze wetgeving op twaalf ivoren tafelen waren opgesteld op het Forum, de markt, zodat het gehele Romeinse recht te lezen was. De wet der twaalf tafelen voldeed aan alle kenmerken voor een codificatie, namelijk dat het op schrift is gesteld, de wetgeving was exclusief aangezien er geen andere rechtsbronnen waren en daarnaast was er gezag aan verleend door de gezaghebber.

Vraag 8

HVI; De Habsburgers als Roomse keizers & HIX, paragraaf 4, p. 351; Naar een Spaans burgerlijk wetboek

Een salvatorische clausule, wat ook wel de clausule van voorbehoud genoemd wordt, is het tegenovergestelde van een exclusiviteitsclausule. Behalve in gedeeltes die een ver ontwikkeld costumier recht hadden, was het wetboek goed voor het hele land. Het Spaanse BW had een subsidiaire werking.

Vraag 9

HIX; Het Romeinse recht in Spanje & de koning als wetgever

Het wetboek dat eveneens een salvatorische clausule kende was het wetboek Siete Partidas. Opgesteld door koning Alfonso de Wijze, welke vanaf 1348 kracht van wet kreeg.

Vraag 10

HX; De centralisering van de rechtspraak

Hendrik II heeft de taak overgedragen om ‘writs’ uit te vaardigen aan de Lord Chancellor. Tevens heeft Hendrik II er voor gezorgd dat in zo’n ‘writ’ een opdracht gegeven werd aan het lokale gezag, een jury, bestaande uit twaalf vrije en rechtschapen mannen, die moesten oordelen over de feiten van de zaak. Door de uitbreiding van het aantal writs werden steeds meer gevallen toegankelijk voor de koninklijke rechters.

Vraag 11

HII; Rousseau en het ‘Contrat Social’

Door het Contrat Social moet iedereen zijn eigen individuele vrijheid voor een gemeenschappelijke vrijheid inleveren. Het contrat social is een maatschappelijk verdrag en is een handeling waardoor alle gemeenschapsgenoten zich onder het gezag van de wil van de gemeenschap plaatsen. Een groep individuen constitueert zich door het sluiten van een maatschappelijk verdrag vrijwillig tot een volk (natie). Ieder individu geeft door deze handeling aan tot een gemeenschap te willen horen en geeft zijn natuurlijke vrijheid prijs en wint daardoor vervolgens de burgerlijke vrijheid die onderworpen is van zijn individuele wil aan die van de gemeenschap. Rousseau leidt uit deze vrijwillige onderwerping aan de wil van de gemeenschap, de gebondenheid van de individu af.

Vraag 12

HIV; Glossen en glossatoren

Een glosse is een interpretatie (een commentaar van bijvoorbeeld Irnerius) die een kanttekening bij de wettekst in deze wettekst uitlegt. De commentaren werden in de marge van de tekst en tussen de regels van de betreffende passage geschreven. Daarnaast werden in de glossen ook verwijzingen opgenomen naar andere plaatsen in het Corpus Iuris.

Vraag 13

HIV 5; Glossen en glossatoren

Glossatoren verrichten pionierswerk, de glossatoren maakte het Corpus Iuris leesbaar, in het bijzonder de Digesten. Het Corpus Iuris werd weer actueel en door de navolgende generaties studenten overgenomen. Door het glosseren van de teksten werden oude wetten weer van kracht.

Vraag 14

HI; De rechter

Bij de teleologische interpretatie wordt het doel van een regeling in het oog gehouden en de uitleg wordt aan dat doel ondergeschikt gemaakt. Het doel van de wet is voor de teleologische interpretatie bepalend.

Vraag 15

HIV; Paus en keizer

Doordat de paus Karel de Grote kroonde, werd door deze handeling gesymboliseerd dat de keizer Karel de Grote zijn waardigheid uit handen van de paus ontving en de paus hoger stond dan het wereldlijke gezag of terwijl hoger dan de keizer.

Vraag 16

HII; Vernunftrecht

Het Vernunftrecht was een nieuwe, van de Romeinsrechtelijke autoriteit bevrijde en puur rationalistische benadering van het natuurrecht. Het Vernunftrecht heeft daarnaast een moeilijk te onderschatten invloed gehad op de moderne beoefening van het privaatrecht.

Vraag 17

HII; Natuurrecht en codificatiestreven

Cornelis van Bijnkershoek vreesde in de rechtsbedeling voor willekeur wanneer iedere rechtsgeleerde zijn subjectieve ratio tot wet zou verklaren. Hij beweerde dat wat voor de één billijk was, voor de ander onbillijk zou zijn. Veel meningen zijn verschillend wat tot rechtsonzekerheid zou leiden.

Vraag 18

HIII; Keizer Justinianus

De wetgeving van Justinianus bestond uit de volgende vier onderdelen:

  • Codex Justinianus

  • De Digesten of Pandekten

  • Instituten of Elementen

  • Novellen

Vraag 19

HIII; Keizer Justinianus

De onderdelen van de wetgeving van Justinianus houden het volgende in:

  • Codex Justinianus: bestaat uit keizerlijke constituties.

  • De Digesten of Pandekten: bestaat uit geschriften der oude (klassieke) juristen.

  • Instituten of Elementen: dit is een leerboek voor de eerstejaars rechtenstudenten.

  • Novellen: dit zijn nieuwe keizerconstituties die na de Codex van 534 zijn uitgevaardigd.

Vraag 20

HIII: Lex Hortensia

Door de Lex Hortensia. Door deze wet is de strijd tussen de plebejers en patriciërs afgesloten.

Vraag 21

HV; ‘Mos gallicus’ tegenover ‘mos italicus’

De mos gallicus is een Franse bestuderingswijze. De beoefenaren van de mos gallicus kenmerkten zich doordat zij niet op zoek waren naar de betekenis die de wettekst zou kunnen hebben voor het heden, maar naar welke betekenis de wettekst in het verleden had, toen de wettekst werd geschreven. De mos gallicus is een historische methode.

Vraag 22

HVII; De staatsinrichting

Doordat de landadel en het stedelijk patriciaat de Staten vormden van de afzonderlijke gewesten kan de staatsvorm van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als een oligarchie worden gekarakteriseerd. De leden van de Staten hielden hun ambt niet als vertegenwoordigers van de bevolking van het gewest. Als dit het geval zou zijn dan zou er sprake zijn van een democratie.

Vraag 23

HVII; Eenheidsstaat en codificatie

Op 1 mei 1809 trad de eerste civielrechtelijke codificatie in Nederland inwerking. Dit was het Wetboek Napoleon ingerigt voor het Koninkrijk Holland (WNH).

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
3091