Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen VI

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.

Vragen

Vraag 1

Het neerleggen van een regel van gewoonterecht kan makkelijk zijn als het bestaan van de regel ooit bewezen moet worden. Waarom is dit alsnog geen sluitend bewijs?

Vraag 2

In Nederland werd in 1992 een nieuw Burgerlijk Wetboek ingevoerd. De overheid wilde iedere burger hier een exemplaar van cadeau doen, zodat men daadwerkelijk de wet kende en kon naslaan. Dit moest de rechtszekerheid dienen. Met hetzelfde doel werd in 450 voor Christus een codificatie neergelegd op twaalf stenen tafelen en op het Forum openbaar gemaakt. Is deze vorm van kennisgeving voldoende om de rechtszekerheid voor burgers te bewerkstelligen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 3

Wat was volgens de Romeinse jurist het verschil tussen het ius naturale (natuurrecht) en ius gentium (het recht der volken)?

Vraag 4

De zaak over Oades speelde zich af in het Amerikaanse stadje San Bernardino. De burgers van San Bernardino hadden grote verwachtingen van de codificatie, de Civil Code, die in Californië was ingevoerd. In welke verwachting werden zij teleurgesteld, zoals blijkt uit de zaak Oades.

Vraag 5

In het boek Inleidinghe tot de Hollandsche Rechts-Geleerdheid van Hugo de Groot legt uit waarom in Holland niet alleen Nederlands recht van kracht is, maar ook oud Romeins recht. Welke reden geeft hij voor het opnieuw in gebruik nemen van Romeins recht in Holland en de overige gewesten

Vraag 6

De Romeinse praetor speelde een belangrijke rechtsvormde rol in het Romeinse recht. Dankzij hem bleef het recht in ontwikkeling. Hoe hield de praetor het Romeins recht actueel?

Vraag 7

Frankrijk was opgedeeld in twee verschillende gebieden voor wat betreft rechtsbronnen bij de invoering van codificatie van het privaatrecht. Welke twee gebieden waren dat?

Vraag 8

Aan het begin van de Romeinse keizertijd trok de keizer langzamerhand alle wetgevende macht naar zich toe. Op welke manier probeerde hij daarnaast meer greep te krijgen op Romeinse juristen.

Vraag 9

  1. Het Allgemeines Landrecht für die Preussischen Staaten (ALR) moest in 1794 de bestaande rechtsbron vervangen. Welke rechtsbron was dit?

  2. Noem een overeenkomst en verschil tussen het ALR en het ABGB van Oostenrijk uit 1811.

Vraag 10

  1. Waarom procedeerden burgers in de Middeleeuwen vaak liever voor een kerkelijke rechtbank dan voor een wereldlijke?

  2. De bestudering van het Corpus Iuris Civilis in Bologna na 1100 heeft geresulteerd in vele glossen. In deze hoeveelheid glossen heeft Accursius met zijn Glossa Ordinaria ordening aangebracht in de dertiende eeuw. Zijn glosse kent een eerdere tegenhanger in het canonieke recht die gemaakt was door Johannes Teutonicus. Over welk onder deel van het Corpus Iuris Canonici heeft Teutnoicus zijn standaardglosse geschreven?

Vraag 11

Waarom werd de Noord Nederlandse opstand tegen Filips II – die uiteindelijk tot het Placaet van Verlatinghe in 1581 heeft geleid – ook wel een conservatieve revolutie genoemd?

Vraag 12

De Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland zette het wettelijke verbod op verzekeringen – van in dit geval kolen – tegen ‘denkbeeldige winst’ opzij op grond van het gewoonterecht. Hierbij greep het terug op een Digestentekst van Julianus. Op welke manier verklaarde Julianus dat een wettelijke regel door gewoonterecht opzij gezet kon worden?

Vraag 13

In 1872 zei Rijkskanselier Otto von Bismarck in zijn ‘Kulturkampf’ tegen de katholieken het volgende: “Naar Canossa gaan we niet, noch lijfelijk noch in de geest”. Op welke historische strijd doelde hij hiermee?

Vraag 14

Waarom kan de Europese rechter minder makkelijk volstaan met het toepassen van de grammaticale interpretatiemethode dan een Engelse rechter?

Vraag 15

Waarom liet Frederik I Barbarossa – Keizer van het Heilige Roomse Rijk – zijn wetten in de middeleeuwse uitgaven van de Justiniaanse Codex opnemen?

Vraag 16

Franse rechters in de parlementen (rechtbanken) konden voor de tijd van de codificatie zogeheten ‘arrêts de règlement’ uitvorderen? Wat wordt hiermee bedoeld?

Vraag 17

Waarom noemde Jeremy Bentham de Common Law hondenrecht en was hij van mening dat het recht moest worden gecodificeerd?

Vraag 18

Hitler wilde het Volksgesetzbuch invoeren in de plaats van het Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) dat in 1900 ingevoerd was. Het Volksgesetzbuch was bedoeld om het privaatrecht nationaalsocialistisch te maken. Waarom bleek de invoering van het Volksgesetzbuch toch niet nodig, omdat het nationaalsocialistisch gedachtegoed alsnog in het BGB doordrong?

Vraag 19

Waarom heeft de receptie van het Romeins recht niets te maken met de grenzen van het Romeinse Rijk?

Vraag 20

Men hield tot voor kort vol dat het vonnis van de Engelse rechter niet rechtscheppend, maar declaratoir is? Wat wordt er bedoeld met een declaratoir vonnis?

Vraag 21

De drang naar codificatie is karakteristiek voor de Verlichting. In deze tijd was ook het natuurrecht populair. Waarom is het wat vreemd dat de vraag naar codificatie juist van natuurrechtelijke juristen kwam?

Vraag 22

  1. Welke omissie in het EVRM verhindert uniforme interpretatie van het verdrag, dat wel gewaarborgd is in de Europese Unie?

  2. Wat het doel van de oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) in 1952, waaruit later de Europese Unie is voorgekomen?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Hoofdstuk IV; ‘Renovatio imperii’

Gewoonte wordt gewoonterecht als het 1) langdurig wordt gebruikt en 2) men gelooft dat iedereen zich ernaar hoort te gedragen. Hoewel het neerleggen van een regel een indicatie van beide factoren kan zijn, ontleent de regel er geen autoriteit aan. Tenzij het uiteraard wordt neergelegd in wetgeving, maar dan is het niet meer te classificeren als gewoonterecht.

Vraag 2

Hoofdstuk III; ‘Patriciërs en plebejers’

Nee, deze vorm van kennisgeving is onvoldoende om de rechtszekerheid voor de burgers te bewerkstelligen. De uitleg van de wettekst is belangrijker dan de tekst zelf. De interpretatie van de wet bleef in de handen van de patriciërs die hun interpretatie niet openbaar maakten. De plebs voelden zich daarom nog altijd machteloos.

Vraag 3

Hoofdstuk II; ‘Ius gentium en ius naturale’

Het ius gentium is puur feitelijk, terwijl het ius naturale een sterk morele lading heeft. Het ius gentium is het recht dat iedereen hanteert en het ius naturale het recht dat de rede biedt. Het verschil verloor praktische betekenis na de codificatie van keizer Justinianus.

Vraag 4

San Bernadino wordt voornamelijk bevolkt door mormonen. Zij pleiten voor het legaliseren van polygamie. Uit de zaak Oades blijkt dat de Oades onmogelijk vervolgd kan worden, gezien de omstandigheden. Dit ten ongunste van de rest van de bevolking; zij zijn mede dankzij de codificatie strafbaar wanneer zij bigamie begaan.

Vraag 5

Hoofdstuk II; ‘Hugo de Groot en het natuurrecht’

Hugo de Groot stelt dat als er in een land – zoals Nederland – geen recht is over een bepaald onderwerp, rechters graag teruggrijpen op ratio. Deze ratio kan gevonden worden in het Romeins recht, dat gevormd is op grond van reden, wijsheid en billijkheid. Hierdoor werd Romeins recht door langdurig gebruik gewoonterecht. Kort gezegd was het de wijsheid en billijkheid van het Romeins recht.

Vraag 6

Hoofdstuk III; ‘Ius civile en ius praetorium’

De praetor vormde het ius praetorium; het Edict en zijn toepassing. Het praetorische recht was enkel voor één jaar van kracht en diende het civiele recht te ondersteunen, aan te vullen of te verbeteren. Het feit dat het slechts voor korte duur was hield het recht actueel. Het was afgestemd op die specifieke tijd met de maatschappelijke situatie van het moment.

Vraag 7

Hoofdstuk V; ‘De koning als keizer in zijn koninkrijk’

Er was verschil tussen het noorden en het zuiden. Het noordelijke deel hanteerde het gewoonterecht en het zuidelijke deel het Romeins recht. De Franse koningen waren niet gesteld op het Romeinse recht en beweerden daarom dat het gold in het zuiden op grond van gewoonte, niet vanwege de autoriteiten die het hadden uitgevaardigd. Daarnaast probeerden ze de invloed van het recht terug te dienen. Zo verbood koning Philippe Auguste in 1219 het doceren van Romeins recht aan het Panthéon Sorbonne in Parijs, toen een pauselijke universiteit.

Vraag 8

Hoofdstuk III; ‘Keizerrecht en juristenrecht’

Keizer Augustus en zijn opvolgers gaven enkel vergunningen uit om publiekelijk te spreken aan juristen die hem gezind waren. Enkel deze juristen mochten op zijn gezag adviseren en deze adviezen waren bindend voor de rechters. Deze bindende kracht steunde daarmee de kracht van de keizer. Eerst golden de adviezen alleen voor de specifieke zaak waarin de rechter moest beslissen, maar al snel kregen ze algemene gelding.

Vraag 9

  1. Hoofdstuk VI; ‘Het allgemene landrecht für die preussischen staaten (ALR)’

Het moest het Romeinse recht vervangen dat subsidiaire rechtskracht had in de Duitse landen. Het ALR bleef tevens subsidiair, aangezien de inheemse wetten zouden blijven gelden.

  1. Hoofdstuk VI; ‘Het allgemein bürgerliche gesetzbuch’

Een belangrijk verschil tussen het ALR en het ABGB is dat het ALR een encyclopedische codificatie was, waarmee bedoeld werd dat het ALR burgerlijk, straf- en publiekrecht bestreek. Het ABHB was een deelcodificatie en enkel gericht op privaatrecht. Een ander verschil is dat het ALR een subsidiaire rechtsbron was, maar het ABGB een exclusieve codificatie. Een derde verschil is dat het ABGB nog altijd van kracht is, maar het ALR niet.

Een overeenkomst is dat beide wetboeken op het natuurrecht gebaseerd zijn.

Vraag 10

  1. Hoofdstuk IV; ‘Canoniek recht’

De kerkelijke rechtbank had een veel aantrekkelijker procesrecht. Daarnaast was het canonieke recht veel minder strikt, aangezien het getemperd werd door de billijkheid.

  1. Hoofdstuk IV; ‘Het Romeinse recht en zijn glossatoren’

Over het Decretum; het boek van Gratianus. Het Decretum heeft nooit het gezag van een codificatie gehad, maar werd wel de kern van het Corpus Iuris Canonici.

Vraag 11

Hoofdstuk VII; ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden’

De Bourgondische gewesten voelden zich bedreigd door de centralisatie die hen de autonomie zou afnemen. Ze zagen hun costumen en privileges verdwijnen. De belastingen gingen omhoog en de burgers van de gewesten leden onder de aanwezigheid van de Spaanse troepen. Daarnaast werd er hard tegen ketterij opgetreden. Men verlangde aldus terug naar de goede oude tijd.

Vraag 12

Hoofdstuk IV; ‘Het Romeinse recht en zijn glossatoren’

Julianus stelt dat aangezien wetten gemaakt worden door de volksvertegenwoordiging, het volk de wetten ook kan terugdraaien. Dit kan door een uitdrukkelijke wilsverklaring, maar ook door een stilzwijgende wilsverklaring, die zich uit door middel van het gewoonterecht.

Vraag 13

Hoofdstuk VI; ‘Rooms keizer en rooms recht’

Bismarck verwijst naar de knieval van keizer Hendrik IV in het Italiaanse plaatsje Canossa in 1077. Hendrik had drie dagen lang geknield in de sneeuw, gekleed in een boetekleed, voor de poort van de stad, totdat Paus Gregorius VII de banvloek van hem verlost had. Bismarck verwijst kort gezegd naar de machtsstrijd tussen de Paus en de wereldlijke machten.

Vraag 14

Hoofdstuk IX; ‘’Common law’ en statutory law’’

Continentale juristen zijn geneigd aan te nemen dat een woord een grammaticale én een aparte juridische duiding heeft. Engelsen hebben deze neiging niet; zij kennen objectieve betekenissen toe. Daarnaast is de teleologische interpretatie impopulair in Engeland. Simpelweg gezegd kent Engeland een restrictievere interpretatie.

Vraag 15

Hoofdstuk VI; ‘Rooms keizer en rooms recht’

Om de continuïteit van het keizerschap te benadrukken en ter ondersteuning van zijn aanspraken als wereldheerser.

Vraag 16

Hoofdstuk V; ‘De parlementen (gerechtshoven)’

Arrêts de règlement waren rechterlijke uitspraken van algemene gelding voor de burgers binnen de jurisdictie van de rechtbank die ze uitspraken. Het was een vorm van verkapte wetgeving. De arresten hebben grote invloed gehad op de rechtsontwikkeling van het ancien régime. Het was daarnaast een belangrijk machtsmiddel en leidde tot een machtsstrijd die het hevigst was ten tijde van Louis XIV.

Vraag 17

Hoofdstuk X; ‘Common law’ en equity na 1876’

De creatie van de common law door de koninklijke rechters vergelijkt Jeremy Bentham met de manier waarop een hond gedragsregels leert. Eerst wachten tot het beest iets doet wat niet gerespecteerd wordt en dan wordt het vervolgens bestraft. Bij de common law vinden de rechters eerst het recht, wat betekent dat de justitiabele niet weet waar hij aan toe is tot de rechter tot zijn uitspraak gekomen is. Dit is hetzelfde als de situatie met de hond: elk moment kan de hond bestraft worden voor de overtreding van een regel die niet aan zijn kennis is gekomen, het is immers niet in een wetboek te vinden wat de rechten en plichten zijn. Hij is dus totaal overgeleverd aan de rechters, die pas lang nadat een bepaalde handeling verricht is rechtsgevolgen aan allerlei uitspraken verbinden, die hij op het tijdstip van de handeling zelf niet kon kennen. Om deze reden heeft Jeremy Bentham een oplossing gevonden, namelijk het codificeren van het formele en materiële recht.

Vraag 18

Hoofdstuk VI; ‘Codificatie en ideologie’

De rechters legden de paragrafen uit op een nationaalsocialistische manier. Er veranderde geen woord, maar alleen de interpretatie was anders. Dit betrof zowel vage bepalingen als vrij duidelijke bepalingen. Denk hierbij aan termen als goede trouw en redelijkheid en billijkheid. Daarnaast werd jodendom bijvoorbeeld een “gewichtige grond” voor ontslag op staande voet. Echter, in sommige gevallen leende het BGB zich niet voor een andere interpretatie en moest er een aparte wet worden gevormd. Zo werd er een huwelijkswet en een wet op testamenten ingevoerd met een nationaalsocialistische lading.

Vraag 19

Hoofdstuk IV; ‘Canoniek recht’

De verspreiding van het Romeins recht kwam door het canoniek recht. Het Romeins recht was enkel in Italië een officiële rechtsbron, maar doordat canonieke juristen het Romeins recht als subsidiair hanteerden en elke christen geregeerd werd door het canoniek recht, verspreidde het zich over het Europese continent. Hierdoor waren het canonieke en het Romeinse recht de gehele middeleeuwen met elkaar verbonden. Het heeft dus niets met de grenzen te maken, omdat het christendom zich verspreidde buiten de grenzen van het Romeinse Rijk.

Vraag 20

Hoofdstuk IX; ‘Stare decisis’

Een declaratoir vonnis is een uitspraak die niet rechtsvormend, maar rechtsvindend is. Het is simpelweg een verklaring dat het recht zo is, zonder hiermee nieuw recht te scheppen. In het geval van het common law systeem van Engeland is dit een juridische fictie, wat men recent ook toegegeven heeft.

Vraag 21

Hoofdstuk II; ‘Natuurrecht en codificatiestreven’

Het natuurrecht kent de veronderstelling dat er naast en boven het door mensen gestelde recht ook een ideaal recht bestaat. Men komt tot dit recht door een rationele deductie. Het recht bestaat onafhankelijk van de mens. Hierdoor zou men kunnen stellen dat wetboeken niet nodig zijn. Men hoeft alleen rede te gebruiken om tot een rechtsregel te komen. Toch vonden natuurrechtjuristen codificatie van belang. Zo zal niet alles zichzelf door rede wijzen. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde procesrechtelijke regels. Daarnaast geloofden ze in het legaliteitsbeginsel voor het strafrecht; iemand kan enkel veroordeeld worden voor een strafbaar feit als de handeling ook daadwerkelijk wettelijk strafbaar was ten tijde van het plegen daarvan. Dit beginsel vereist dus codificatie van het strafrecht. Tot slot was het makkelijk als men een wetboek open kon slaan, in plaats van het moeilijke proces van beredenering te doorlopen.

Vraag 22

  1. Hoofdstuk X; ‘De raad van Europa, het EVRM en het EHRM’

De mogelijkheid tot het stellen van een prejudiciële vraag ontbreekt in het EVRM. De lagere rechters hebben de mogelijkheid en de hoogste rechters zijn verplicht een vraag te stellen aan het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie als ze een vraag hebben over Europees recht. Het Hof van Justitie beantwoordt dan de vraag over Europees recht, op grond waarvan de nationale rechter de nationale beslissing kan maken. Het EVRM kent deze procedure niet. Als een rechter een vraag heeft over het EVRM, dan kan hij alleen kijken naar de jurisprudentie van het EHRM, maar hij heeft geen formele mogelijkheid om vragen te stellen. Dit kan tot verschillende interpretaties van het EVRM leiden, die het EHRM pas kan uniformeren als iemand toevallig een zaak over dat onderwerp aan het EHRM voorlegt.

  1. Hoofdstuk X; ‘De Europese Unie, het Gemeenschapsrecht en het Europese Hof van Justitie’

Het herstel van de Duitse staat in 1949 maakte het onmogelijk om Duitsland ondergeschikt te houden. Het in stand houden van de Ruhr-autoriteit werd steeds lastiger en er was spanning tussen Duitsland en de buurlanden, met name Frankrijk. Men wilde deze spanning wegnemen, want het geeft mogelijkheid tot een nieuwe oorlog. Met name de Duitse kolen- en staalindustrie was een pijnlijk punt, aangezien hiermee wapens gevormd kunnen worden en dit een sterke economische kracht was toen ter tijd. Frankrijk kwam daarom met het idee om de kolen en staal aan de zelfstandige Duitse beschikkingsmacht te ontnemen en een supranationaal orgaan op te richten. Dit leidde bij Jean Monnet uiteindelijk tot het idee voor de EGKS. Een andere reden voor het samenvoegen was een al langer gewenste Europese samenwerking, met verdere integratie in het verschiet. De EGKS was in eerste instantie een Frans-Duits initiatief, maar de Benelux en Italië besloten zich ook aan te sluiten.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2795