Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2013


Vragen

Vraag 1a

In een land maken 3 miljoen fietsers dagelijks gebruik van de weg. Die fietsers staan voortdurend bloot aan de verleiding om door rood te rijden of een illegale ‘shortcut’ te nemen, over de autoweg bijvoorbeeld. Binnen de totale groep fietsers zijn drie deelgroepen van gelijke omvang te onderscheiden. Deze deelgroepen verschillen van elkaar in maatschappelijke positie. Binnen de drie deelgroepen is het persoonlijke gewin van illegaal fietsgedrag respectievelijk € 30, 20 en 10 per dag. Het vermogen van de fietsers in deze groepen is respectievelijk € 30.000, 20.000 en 10.000.

Illegaal fietsgedrag veroorzaakt maatschappelijke schade vanwege de grote toename van verkeersonveiligheid. Deze schade bedraagt bij alle overtredingen € 25 per dag.

De overheid neemt zich voor de naleving van de verkeersregels te gaan handhaven en stelt op illegaal fietsgedrag een geldboete van € 150. Verder organiseert de overheid een pakkans van 10%. Dat brengt opsporingskosten met zich mee van € 10 miljoen per dag.

Wat is het effect van illegaal fietsgedrag op de maatschappelijke welvaart als de overheid niet handhaaft?

Vraag 1b

Wat zal het effect zijn van de voorgenomen handhavingsinspanningen van de overheid op

  • het aantal overtredingen,

  • de overheidsbegroting en

  • de maatschappelijke welvaart?

De overheid vraagt zich af of het voorgenomen handhavingsbeleid vanuit efficiëntieoogpunt optimaal is. Ze zou de hoogte van de geldboete en/of de hoogte van de pakkans kunnen veranderen. Daarbij kan worden aangenomen dat een verhoging of verlaging van de pakkans de opsporingskosten evenredig doet toe- of afnemen. Dat wil zeggen dat, bijvoorbeeld, een verdubbeling of halvering van de pakkans ook de opsporingskosten doet verdubbelen of halveren.

Vraag 1c

Hoe hoog is het optimale strafrisico in dit geval? Moet dat worden bereikt via een aanpassing van het boetebedrag en/of via een aanpassing van de pakkans?

De opsporingskosten zijn mede zo hoog, omdat de overheid veel aandacht besteedt aan rechtsbescherming. Fietsers die menen dat ze ten onrechte een boete hebben gekregen, kunnen bezwaar aantekenen en in beroep gaan.

Vraag 1d

Waarom is rechtsbescherming niet alleen vanuit het oogpunt van de betrokken individu, maar ook vanuit efficiëntieoogpunt van belang?

Vraag 2a

Neem aan dat de markt voor snackbarkroketten wordt gekenmerkt door volledige mededinging. Figuur 1a geeft de marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve A. Op deze markt zijn 100 identieke snackverkopers actief. Figuur 1b geeft de kostenstructuur weer van één snackbar. GTK staat voor gemiddelde totale kosten, GVK voor gemiddelde variabele kosten en MK voor marginale kosten. Alle producenten streven naar winstmaximalisatie.

Zie bijlage 1 Figuur 13a en 13b.

Leg uit dat het marktevenwicht een langetermijnevenwicht is. Waarom is het voor de 100 snackverkopers de moeite waard om op deze markt actief te zijn?

De snackverkopers hebben vergevorderde plannen om te fuseren tot één nieuwe onderneming.

Vraag 2b

Als er verder niets verandert, welke consequentie zou de fusie hebben voor de prijs en hoeveelheid op de markt voor kroketten?

Vraag 2c

Als er verder niets verandert, welke consequentie zou de fusie hebben voor het consumenten- en het producentensurplus? Zou er een Hicks-Kaldor-verbetering optreden?

Voor de fusie is nog wel de toestemming nodig van de mededingingsautoriteit.

Vraag 2d

Leg uit dat de mededingingsautoriteit vanuit efficiëntieoogpunt diverse goede redenen heeft om geen toestemming voor de fusie te geven. Maar wanneer mede rekening wordt gehouden met de te verwachten ontwikkelingen op langere termijn, zijn er ook argumenten die in een andere richting wijzen. Welke?

Vraag 3a

Stel dat u na uw afstuderen gaat werken als wetgevingsjurist. Rond die tijd vinden er nogal wat aanrijdingen plaats. Dat komt doordat automobilisten onvoorzichtig zijn en bromfietsers aanrijden. De gedachte dringt zich op dat het aansprakelijkheidsrecht gebruikt kan worden om het gedrag van automobilisten en bromfietsers aan te passen. Aan u wordt gevraagd vanuit rechtseconomisch perspectief te adviseren over de vormgeving van aansprakelijkheid. Daarbij kunt u uitgaan van de volgende gestileerde casus.

De baten van een automobilist zijn afhankelijk van zijn gedrag. Hetzelfde geldt voor een bromfietser. Deze baten staan in onderstaande tabel. De kans dat een bromfietser schade lijdt, is afhankelijk van het gedrag van beide partijen. Ook deze kansen staan in onderstaande tabel. Als de bromfietser schade lijdt, heeft die een omvang van 3.000. Beide partijen zijn risiconeutraal.

Zie bijlage 1 Figuur 14.

Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

Stel dat sprake is van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld, waarbij de automobilist aansprakelijk is tenzij de bromfietser onvoorzichtig was.

Vraag 3b

Laat met behulp van een uitkomstenmatrix zien welk gedrag de automobilist en de bromfietser zullen kiezen.

Stel dat sprake is van schuldaansprakelijkheid van de automobilist, waarbij het recht als norm voor zorgvuldig gedrag aanhoudt dat de automobilist voorzichtig is.

Vraag 3c

Laat met behulp van een uitkomstenmatrix zien welk gedrag de automobilist en de bromfietser zullen kiezen.

In de praktijk kunnen er redenen zijn om te verwachten dat beide systemen tekortschieten in het genereren van prikkels voor efficiënt gedrag.

Vraag 3d

Bespreek twee redenen waarom bij beide systemen in de praktijk inefficiënt gedrag kan ontstaan.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Als de overheid niet handhaaft zijn er 3 miljoen overtredingen per dag. Het gevolg voor de maatschappelijke welvaart is:

  • fietsers persoonlijk gewin: (30 + 20 + 10) x 1 mln = 60 miljoen per dag

  • derden schade: 25 x 3 miljoen = 75 miljoen per dag,

in totaal een negatief saldo van 15 miljoen per dag.

Vraag 1b

De handhaving zorgt voor een strafrisico van 0,10 x 150 = 15. Deelgroep 3 wordt daardoor afgeschrikt, de deelgroepen 1 en 2 blijven illegaal fietsgedrag vertonen. De maatschappelijke welvaart wordt:

  • fietsers persoonlijk gewin (30 + 20) x 1 miljoen = 50 miljoen

    minus te betalen boetes: 0,10 x 2 miljoen x 150 = 30 miljoen

    netto: 20 miljoen

  • derden schade: 25 x 2 miljoen = 50 miljoen

  • overheid opbrengst boetes: 30 miljoen

minus opsporingskosten: 10 miljoen

netto: 20 miljoen,

in totaal een negatief saldo van 10 miljoen per dag.

Kortom, het aantal overtredingen zal door de handhaving afnemen met 1 miljoen, de overheidsbegroting incasseert een winst van 20 miljoen, de maatschappelijke welvaart neemt af met 10 miljoen.

Vraag 1d

Het beste is om het strafrisico af te stemmen op de schade van € 25, zodat de inefficiënte overtredingen van deelgroepen 2 en 3 wél en de efficiënte overtredingen van deelgroep 1 níet worden afgeschrikt.

De pakkans kan het beste worden verlaagd, dat spaart op opsporingskosten, mits het boetebedrag gelijktijdig wordt verhoogd. Bij een pakkans van 1% zou het boetebedrag dan uitkomen op € 2.500. De hoogte van dat boetebedrag is, gegeven de vermogens van de fietsers geen probleem.

De maatschappelijke welvaart wordt dan:

  • fietsers persoonlijk gewin 30 x 1 mln = 30 mln, minus te betalen boetes 0,01 x 1 mln x 2500 = 25 mln, geeft netto-resultaat van 5 mln

  • derden schade: 25 x 1 mln = 25 mln

  • overheid opbrengst boetes 25 mln, minus opsporingskosten van 1 mln (1/10e van 10 mln), geeft netto-resultaat van 24 mln, in totaal een positief saldo van 4 miljoen per dag.

[Om groepen 2 en 3 wèl en groep 1 níet af te schrikken kan de overheid, als ze de persoonlijke gewinnen zou kennen, ook volstaan ook een strafrisico van € 20, ofwel een boete van € 2.000 bij een pakkans van 1%. Ook dan komt de totale welvaart uit op 4 miljoen.]

Vraag 1d

In verband met het belang van faire procesvoering.

Vraag 2a

Volgens figuur 1a is er een marktevenwicht bij p = 30 (eurocent), q = 15.000. Die p is voor de individuele snackbars een gegeven. Onder winstmaximalisatie (MO = MK) kiezen ze elk voor een productie van 150 stuks. Bij p = 30 en q = 150 is de winst van een producent precies nul. Er is dan op langere termijn geen toe- of uittreding te verwachten, zodat inderdaad sprake is van een langetermijnevenwicht.

Bij een winst van nul is deze bedrijfstak voor de bestaande snackbars toch interessant, omdat alle kosten (inclusief een fatsoenlijke beloning voor de arbeid van de ondernemer/ eigenaar en een marktconform rendement op het eigen vermogen) worden gedekt.

Vraag 2b

Door de fusie ontstaat een monopolie. De MO-curve loopt dan 2x zo steil als de vraagcurve. Winstmaximalisatie (MO = MK) leidt tot q = 10.000 en p = 40.

Vraag 2c

CS was: ½ x (60 – 30) x 15.000 = 225.000, en wordt ½ x (60 – 40) x 10.000 = 100.000. Het CS neemt dus af met 125.000.

PS was: ½ x (30 – 0) x 15.000 = 225.000, en wordt: (40 – 20) x 10.000 + ½ x (20 – 0) x 10.000 = 300.000. Het PS neemt dus toe met 75.000.

Per saldo neemt de welvaart af met 50.000 (het deadweight loss). Er is dus geen sprake van een Hicks-Kaldor-verbetering, integendeel.

Vraag 2d

Een monopolie leidt niet alleen tot inefficiëntie vanwege het deadweight loss, maar kan ook leiden tot productieve en dynamische inefficiëntie en rent seeking.

Die problemen zijn hier echter minder erg, als de markt openblijft voor nieuwe toetreders. Bij een prijs van 40 is er voor nieuwe aanbieders immers winst te halen. Verder is het denkbaar dat de gefuseerde onderneming op termijn schaalvoordelen kan behalen, in de vorm van lagere productiekosten. En kroketten vormen natuurlijk een vette hap. Met het oog op de volksgezondheid is een hogere prijs mogelijk zo gek nog niet.

Vraag 3a

Efficiënt als beiden voorzichtig zijn, want dan is het saldo van de baten en kosten van alle partijen gezamenlijk maximaal.

Zie bijlage 1 Figuur 15.

Vraag 3b

Uitkomstenmatrix bij risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld:

Zie bijlage 1 Figuur 16.

De bromfietser is altijd het beste af met voorzichtig gedrag (dominante strategie), dan is ook de scooterrijder het beste af met voorzichtig gedrag.

Vraag 3c

Uitkomstenmatrix bij schuldaansprakelijkheid:

Zie bijlage 1 Figuur 17.

De automobilist is altijd het beste af met voorzichtig gedrag (dominante strategie), dan is ook de bromfietser het beste af met voorzichtig gedrag.

Vraag 3d

  1. Bewijsproblemen bij een rechtszaak. Bij risicoaansprakelijkheid met verweer van eigenschuld is het voor de automobilist niet altijd eenvoudig om te bewijzen dat de bromfietser onvoorzichtig was. Bij schuldaansprakelijkheid ontstaat een probleem indien de bromfietser niet goed in staat is de schuld van de automobilist te bewijzen. Dat leidt tot een afname van de prikkel tot voorzichtig gedrag aan de kant van de bromfietser resp. de automobilist. En daardoor dreigt inefficiëntie.
  2. Het aantal verkeersdeelnames is te groot. Zelfs als beide partijen een prikkel krijgen om efficiënte zorg te betrachten, hoeft uiteindelijk slechts één van beide de schade te dragen. Voor de ander is het deelnemen aan het verkeer dan te ‘goedkoop’. Zijn verkeersdeelname draagt immers ook bij aan de verwachte schade; zou hij zijn thuisgebleven, dan was de verwachte schade nihil zijn geweest.

[Daarnaast kan nog worden gewezen op de verplichte WA-verzekering voor automobilisten, die bij hen de prikkel tot voorzichtig gedrag zou kunnen verminderen.]

Check more related content in this bundle:

Rechtseconomie - Rechten - UL - B2 - Oefententamens

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2018

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2018


Vragen

Vraag 1a

In een land zijn er 100 personen die elk eens per jaar in de gelegenheid verkeren om zichzelf met corruptie te verrijken. Een delict levert de delinquent een persoonlijk gewin op van € 2.000. Met zo’n delict wordt aan anderen een schade toegebracht van € 3.000. De (potentiële) delinquenten zijn risiconeutraal en beschikken ieder over een vermogen van € 10.000. Om corruptie te bestrijden heeft de overheid een beleid ontwikkeld, waardoor de pakkans uitkomt op 10%. Verder is op deze vorm van criminaliteit een forse geldboete gezet van € 4.000. De kosten van het realiseren van de pakkans bedragen € 2.500 per procent per jaar. De pakkans kan in stapjes van steeds 1% worden veranderd. De pakkans die zo wordt gerealiseerd is algemeen en geldt voor alle delinquenten. De tenuitvoerlegging van gevangenisstraf kost de overheid € 250 per persoon per dag. Voor een delinquent correspondeert een dag gevangenisstraf met een boetebedrag van € 200. Aangenomen mag worden dat als een delinquent gepakt wordt, de buit niet meer te achterhalen valt.

Wat wordt verstaan onder een efficiënt delict? Waarom zal het bij corruptie in het algemeen niet om efficiënte delicten gaan?

Vraag 1b

Hoeveel delicten worden er per jaar gepleegd? Leidt het door de overheid ontwikkelde criminaliteitsbeleid tot een Hicks-Kaldor-verbetering ten opzichte van de situatie waarbij de overheid de criminaliteit ongemoeid zou laten?

Vraag 1c

Stel dat aan iedere pleger van een delict, naast de genoemde geldboete, ook nog standaard de maatregel wordt opgelegd die verplicht tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 2.000. In hoeverre veranderen uw antwoorden onder b.?

Vraag 1d

Hoe zou de efficiënte aanpak van de criminaliteit eruit zien?

Vraag 2

Transportbedrijf T is een particuliere onderneming die streeft naar maximale winst. T vervoert met zijn tankwagens gevaarlijke stoffen over het Nederlandse wegennet. Er bestaat een risico dat er iets mis gaat. De kans daarop is gelukkig zeer klein, maar als het mis gaat kan de schade aanzienlijk zijn. De verwachte schade hangt samen met de voorzorgsmaatregelen die T neemt. Die voorzorgsmaatregelen kunnen worden samengevat in het zorgniveau, dat waarden kan aannemen van 0 tot 100 procent. Figuur 1 geeft de verwachte schade (S) en de kosten van zorg (K) voor alle mogelijke zorgniveaus. De lijn die als hoogste eindigt is de S+K, die eronder is de K en de laagste is de S.

                                                             Figuur 1

Vraag 2a

Wat is het efficiënte niveau van zorg? Leg uit waarom het niet efficiënt is als T alle voorzorgsmaatregelen treft die in zijn macht liggen om.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2017

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2017


Vragen

Vraag 1

Een Scheveningse strandtenthouder heeft een nieuwe keuken besteld bij een Italiaanse producent van professionele kwaliteitskeukens. Voor de strandtenthouder is het van groot belang dat de keuken aan het begin van het seizoen bedrijfsklaar is. De producent verwacht geen enkel probleem te hebben met tijdige levering. De partijen komen overeen dat de producent in geval van te late levering een schadevergoeding van € 5.000 zal betalen aan de strandtenthouder voor elke dag dat hij te laat levert. Door logistieke problemen dreigt de producent toch niet op tijd te kunnen leveren. Zonder extra inspanningen zal de levering 5 dagen te laat plaatsvinden. Indien de strandtenthouder 5 dagen later dan gepland zijn deuren kan openen, kost hem dat naar verwachting € 20.000. Door het maken van extra kosten, zoals het inhuren van snel transport, zou de producent toch tijdig kunnen leveren. Die extra kosten bedragen € 22.500. Door hoge transactiekosten vindt geen heronderhandeling over het contract plaats.

Vraag 1a

Beredeneer of de producent maatregelen zal nemen om tijdig te kunnen leveren.

Vraag 1b

Welke consequenties heeft de beslissing van de producent voor de maatschappelijke welvaart? Stel dat de producent een mogelijkheid ziet om zich op overmacht te beroepen waardoor hij bij te late levering toch geen schadevergoeding zou hoeven te betalen. De producent denkt een kans van 20% te hebben op het winnen van een rechtszaak over de te betalen schadevergoeding. De strandtenthouder is ook niet helemaal zeker van de uitkomst en denkt een kans van 80% te hebben op het winnen van een door hem aangespannen rechtszaak. De proceskosten bedragen € 2.500.

Vraag 1c

Als de producent te laat levert en de strandtenthouder vervolgens met het aanspannen van een rechtszaak dreigt, hoe zal dit geschil dan eindigen?

Vraag 1d

Zal, gegeven het antwoord bij c., de producent maatregelen nemen om tijdig te kunnen leveren?

Vraag 2

T is een particuliere transportonderneming die streeft naar winstmaximalisatie. T vervoert met tankwagons gevaarlijke stoffen over het spoorwegnet. Er bestaat een risico dat er iets mis gaat. De kans daarop is gelukkig zeer klein, maar als het mis gaat kan de schade aanzienlijk zijn. De verwachte schade hangt samen met de voorzorgsmaatregelen die T neemt. Die voorzorgsmaatregelen kunnen worden samengevat in het zorgniveau dat waarden kan aannemen van 0 tot 100 procent. Figuur 1 geeft de verwachte schade en de kosten van zorg voor alle mogelijke zorgniveaus. De lijn die als hoogste eindigt, zijn de totale kosten. De middelste lijn zijn de kosten van zorg. De laagste lijn is de verwachte schade.



                                                       Figuur 1

Vraag 2a

Stel dat er voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een systeem.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2016

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2016


Vragen

Vraag 1a

Draaipil, een groot farmaceutisch bedrijf, heeft dankzij octrooien een monopolie voor geneesmiddel Positivol. De marginale kosten (MK) van de productie van het geneesmiddel en de vraag (V) naar het product staan afgebeeld in figuur 2.

Zie Bijlage 2

Bepaal de winstmaximaliserende prijs en productieomvang.

Vraag 1b

Winstmaximalisatie en welvaartsmaximalisatie zijn verschillende begrippen. Wat wordt in dat verband verstaan onder het deadweight loss? Bepaal gegeven uw antwoord onder a. de omvang van het deadweight loss.

Vraag 1c

Zou Draaipil een hogere winst kunnen behalen door middel van prijsdiscriminatie? Zo ja, wat zou de weerslag hiervan zijn voor de maatschappelijke welvaart?

Vanuit efficiëntieoogpunt zou men monopolieposities op grond van octrooien kunnen verdedigen, maar alleen gedurende een bepaalde duur.

Vraag 1d

Welke elementen zijn van belang voor de bepaling van de optimale levensduur van een octrooi?

Vraag 2a

Marketingbedrijf Peertje heeft met klant Alfredo een contract gesloten voor de levering van een nieuwe huisstijl. Alfredo zal de overeengekomen prijs van € 700.000 betalen zodra de huisstijl is geleverd.

Alfredo verwacht met de nieuwe huisstijl aanzienlijk meer klanten te kunnen aantrekken. De opbrengsten zullen daardoor toenemen met € 1.000.000.

Bij het sluiten van het contract heeft Peertje de ontwikkelingskosten van het nieuwe huisstijlpakket geschat op € 600.000. Nu Peertje toe is aan de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht blijkt dat de ontwikkelingskosten zullen uitkomen op € 900.000. Peertje meldt daarop aan Alfredo te willen afzien van nakoming van het contract.

Op dat moment ontstaat er een geschil. Alfredo claimt bij niet-nakoming recht te hebben op een schadevergoeding conform het positieve contractbelang. Volgens Peertje is restitutie de remedie die bij niet-nakoming van toepassing is, zodat hij Alfredo niets schuldig is. Immers, de contractprijs is nog niet voldaan.

Om zijn schadevergoeding zeker te stellen dreigt Alfredo met een rechtszaak. (De advocaat van) Alfredo wil zijn pleidooi baseren op wanprestatie van Peertje en denkt op grond daarvan een kans van 70% te hebben om de rechtszaak te winnen. (De advocaat van) Peertje daarentegen wil zijn pleidooi baseren op overmacht en schat zijn winstkans op 50%. De proceskosten bedragen naar verwachting € 100.000.

Laat zien dat Alfredo geloofwaardig kan dreigen met het aanspannen van een rechtszaak.

Vraag 2b

Ga na of het tot een rechtszaak of een schikking komt. Hoe groot is het eventuele schikkingsbedrag?

Vraag 2c

Zal Peertje, gelet op de uitkomst van het geschil onder b., besluiten tot contractbreuk?

Vraag 2d

Welke consequenties heeft een en ander voor de maatschappelijke welvaart?

Vraag 3a

Stel dat op de markt voor diesel sprake is van volledige mededinging. Het marktaanbod (A) en de marktvraag (V) voor diesel in de uitgangssituatie staan weergegeven in figuur 1. (zie bijlage)

Zie Bijlage 2

De overheid is bekend met de vervuilende kwaliteiten van de uitstoot van dieselmotoren. In economisch jargon: ze brengen negatieve externe effecten.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen oktober 2015

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen oktober 2015


Vragen

Vraag 1a

Een grote bank genaamd Bonk heeft een contract gesloten met softwareontwikkelaar Slok voor de levering van een nieuw computerprogramma. Bonk heeft de overeengekomen prijs van € 8 miljoen vooruit betaald.

Bonk verwacht met het nieuwe computerprogramma aanzienlijk goedkoper te kunnen werken. De brutowinst zal daardoor toenemen met € 12 miljoen. In dat bedrag is de aanschafprijs van het nieuwe computerprogramma echter nog niet meegenomen. Ook niet meegenomen zijn de kosten van de voorbereidingsinvestering van € 1 miljoen; voorafgaand aan de ingebruikneming van het programma moeten namelijk alle PC’s vervangen worden. Bonk wacht met deze voorbereidingsinvestering totdat het nieuwe programma daadwerkelijk beschikbaar is.

Bij het sluiten van het contract heeft Slok de ontwikkelingskosten van het nieuwe computerprogramma geschat op € 7 miljoen. Omdat eerst nog een andere opdracht moest worden afgemaakt, neemt Slok de opdracht van Bonk pas na enige tijd ter hand. Als dat moment is aangebroken, komt Slok tot de conclusie dat de opdracht aanzienlijk ingewikkelder is dan eerder gedacht. De ontwikkelingskosten zullen niet uitkomen op € 7, maar op € 9 miljoen. Slok vraagt zich af of nakoming van het contract nog wel zinvol is.

In het contract is overeengekomen dat Bonk bij niet-nakoming recht heeft op restitutie. De transactiekosten zijn zo hoog zijn, dat ze heronderhandeling uitsluiten.

Zal Slok het contract nakomen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 1b

In hoeverre veranderen de antwoorden onder a. als de transactiekosten verwaarloosbaar klein zouden zijn?

Stel dat de partijen in het contract niet zouden hebben geopteerd voor restitutie bij niet-nakoming, maar voor schadevergoeding op basis van het positieve contractbelang.

Vraag 1c

Zou Bonk in dat geval ook hebben gewacht met de voorbereidingsinvestering?

Vraag 1d

Uitgaande van het antwoord onder c., zou SlokSlok het contract nakomen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 2a

Een land heeft 2 miljoen woningen, die door hun specifieke ligging verschillen wat betreft het inbraakrisico. Op basis van postcode en huisnummer kunnen twee even grote groepen worden onderscheiden: voor de woningen in groep 1 is het inbraakrisico 20%, voor de woningen in groep 2 is het inbraakrisico 40%.

Overigens zijn de woningen in de twee groepen volstrekt vergelijkbaar. Per woning verdienen de bewoners € 30.000 per jaar. Als er in een woning wordt ingebroken, bedraagt de schade €  20.000. De nutsfunctie, die aangeeft welk nut de bewoners ontlenen aan het beschikbare inkomen, is voor elke woning gelijk en wordt gegeven door figuur 2. Zie Bijlage 2

Er zijn tal van particuliere verzekeringsmaatschappijen die verzekeringen aanbieden om het risico van woninginbraak te dekken. De uitvoeringskosten per polis bedragen € 1.000. De verzekeringsmarkt wordt gekenmerkt door volledige mededinging en verkeert in een lange termijn evenwicht.

Hoe hoog is de premie die de bewoners van de twee onderscheiden groepen woningen maximaal voor een verzekering tegen woninginbraak willen betalen?.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2014

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2014


Vragen

Vraag 1a

Een bedrijf is gevestigd in het midden van een stad. Het bedrijf opereert op een markt van volledige mededinging en kan zijn product daar verkopen voor een prijs van € 100 per geproduceerde eenheid. De productie van het bedrijf gaat met vervuiling gepaard. De inwoners van de stad ondervinden daarvan nadeel. Zo lang het bedrijf geen maatregelen neemt om de vervuiling tegen te gaan, levert elke geproduceerde eenheid voor de inwoners gezamenlijk een nadeel op ter waarde van € 15. Als het bedrijf geen maatregelen neemt om vervuiling tegen te gaan, bedragen de productiekosten € 90 per eenheid product. De constante kosten zijn verwaarloosbaar. Door het nemen van maatregelen kan het bedrijf de vervuiling voorkomen. De kosten daarvan bedragen € 5 per eenheid product. Aangenomen wordt dat het bedrijf het recht heeft om de vervuiling te veroorzaken. Stel dat het bedrijf en de omwonenden kosteloos kunnen onderhandelen over maatregelen om vervuiling tegen te gaan.

Zullen deze onderhandelingen ertoe leiden dat de producent maatregelen neemt om vervuiling te voorkomen?

Vraag 1b

Waarom zullen dergelijke onderhandelingen in de praktijk moeizaam verlopen?

Stel nu dat de transactiekosten zo hoog zijn, dat onderhandelingen tussen het bedrijf en de omwonenden niet tot stand komen. Het gemeentebestuur vraagt advies over de te volgen aanpak. Een consultant adviseert een uniforme heffing van € 15 per eenheid product op te leggen. Dit omdat elke eenheid product een schade van € 15 aan de omwonenden toebrengt.

Vraag 1c

Waartoe leidt deze heffing?

Een concurrerende consultant adviseert een proportionele heffing op te leggen, dat wil zeggen een heffing die gelijk is aan de toegebrachte schade.

Vraag 1d

Waartoe leidt deze heffing?

Vraag 1e

Welk type heffing verdient vanuit efficiëntieoogpunt de voorkeur?

Vraag 2a

Bedrijf X heeft een monopolie op het verzorgen van reizigersvervoer per trein in een bepaald land. Aanleg, beheer en onderhoud van de infrastructuur (rails, wissels, seinen enz.) worden verzorgd door een apart bedrijf Y.

In figuur 1 geeft V de vraag naar treinreizen in het land weer, uitgedrukt in miljoenen per jaar. De marginale kosten van X (personeel, materieel, elektriciteit) zijn € 10 per treinreis.

Daarnaast heeft X te maken met constante kosten, doordat het bedrijf voor het gebruik van de infrastructuur jaarlijks een vast bedrag van € 300 miljoen aan Y moet betalen.

Zie bijlage 1 Figuur 1. De vraagcurve van bedrijf X.

Wat zouden de winstmaximaliserende prijs en hoeveelheid zijn, als X winstmaximalisatie zou nastreven en één uniforme prijs per treinreis zou hanteren? Bereken voor dat geval de grootte van het consumenten- en het producentensurplus.

Vraag 2b

Zou X de winst kunnen vergroten door toepassing van prijsdiscriminatie? Zou de maatschappelijke welvaart dan toe- of afnemen?

Stel dat de overheid ertoe overgaat om het gedrag van X te reguleren.

Vraag 2c

Welke prijs zou de overheid volgens.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2014

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2014


Vragen

Vraag 1a

In een land zijn twee grote particuliere transportbedrijven actief. A maakt gebruik van vrachtschepen en B van goederentreinen. Uitgaande van de gegeven omvang van de te transporteren goederen (die in deze opgave verder als vaststaand wordt genomen) is A verantwoordelijk voor een uitstoot van 8.000 ton CO2 per jaar, B voor een uitstoot van 4.000 ton CO2. De overheid heeft zich door deskundigen laten verzekeren dat de uitstoot van CO2 op termijn tot ernstige aantasting van ons leefmilieu kan leiden. De kosten hiervan worden geraamd op € 1.250 per ton CO2 per jaar.

De overheid overweegt daarom maatregelen om de CO2 uitstoot terug te dringen. Dat kan ook. Zowel A als B kunnen de uitstoot van CO2 terugdringen door milieumaatregelen te nemen. Dat zou voor A kosten met zich meebrengen van € 1.000 per ton per jaar; voor B zouden de kosten uitkomen op € 2.000 per ton per jaar. Na langdurig beraad besluit de overheid tot de invoering van verhandelbare emissierechten voor CO2. De totale hoeveelheid emissierechten wordt vastgesteld op 9.000 ton per jaar. De overheid wil het bedrijfsleven niet onnodig op kosten jagen en hecht aan verdelende rechtvaardigheid. Daarom worden de emissierechten gratis en naar rato van de bestaande uitstoot toegekend aan A en B. A krijgt 6.000 ton emissierechten CO2 per jaar en B 3.000 ton.

Voor de registratie van en controle op de verhandelbare emissierechten stelt de overheid een apart agentschap in. De kosten van dat agentschap zijn een vast bedrag van € 250.000 per jaar.

Stel dat de transactiekosten prohibitief hoog zijn. Welk effect heeft invoering van de verhandelbare emissierechten voor:

  • het milieu;

  • de kosten van A en B;

  • de maatschappelijke welvaart.

Vraag 1b

Stel dat de transactiekosten verwaarloosbaar klein zijn. In hoeverre ontstaat er dan handel in de CO2 emissierechten? Welke prijs wordt er voor die emissierechten betaald, als A en B elkaar bij onderhandelingen halverwege tegemoet komen?

Vraag 1c

Voortbordurend op uw antwoord onder b., welke gevolgen heeft de invoering van de verhandelbare emissierechten uiteindelijk voor:

  • het milieu;

  • de kosten van A en B;

  • de maatschappelijke welvaart.

Vraag 1d

Het antwoord onder c. heeft betrekking op de situatie dat de overheid voor 9.000 ton CO2 emissierechten in omloop brengt. Daarmee is nog niet gezegd dat die 9.000 ton de maatschappelijk optimale hoeveelheid emissierechten is. Zou het aantal emissierechten vanuit efficiëntieoogpunt omhoog of omlaag moeten? Tot hoeveel?

Vraag 2a

Zie bijlage 1 Figuur 6. De nutsfunctie van de werknemers.

Een grote stad en haar agglomeraten heeft een beroepsbevolking ter grootte van 2 miljoen mensen. Alle werknemers hebben een maandinkomen van € 2.000. De werknemers lopen het risico door arbeidsongeschiktheid hun inkomen mis te lopen. Alle werknemers zijn even risicoavers;.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2013

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2013


Vragen

Vraag 1a

In een land maken 3 miljoen fietsers dagelijks gebruik van de weg. Die fietsers staan voortdurend bloot aan de verleiding om door rood te rijden of een illegale ‘shortcut’ te nemen, over de autoweg bijvoorbeeld. Binnen de totale groep fietsers zijn drie deelgroepen van gelijke omvang te onderscheiden. Deze deelgroepen verschillen van elkaar in maatschappelijke positie. Binnen de drie deelgroepen is het persoonlijke gewin van illegaal fietsgedrag respectievelijk € 30, 20 en 10 per dag. Het vermogen van de fietsers in deze groepen is respectievelijk € 30.000, 20.000 en 10.000.

Illegaal fietsgedrag veroorzaakt maatschappelijke schade vanwege de grote toename van verkeersonveiligheid. Deze schade bedraagt bij alle overtredingen € 25 per dag.

De overheid neemt zich voor de naleving van de verkeersregels te gaan handhaven en stelt op illegaal fietsgedrag een geldboete van € 150. Verder organiseert de overheid een pakkans van 10%. Dat brengt opsporingskosten met zich mee van € 10 miljoen per dag.

Wat is het effect van illegaal fietsgedrag op de maatschappelijke welvaart als de overheid niet handhaaft?

Vraag 1b

Wat zal het effect zijn van de voorgenomen handhavingsinspanningen van de overheid op

  • het aantal overtredingen,

  • de overheidsbegroting en

  • de maatschappelijke welvaart?

De overheid vraagt zich af of het voorgenomen handhavingsbeleid vanuit efficiëntieoogpunt optimaal is. Ze zou de hoogte van de geldboete en/of de hoogte van de pakkans kunnen veranderen. Daarbij kan worden aangenomen dat een verhoging of verlaging van de pakkans de opsporingskosten evenredig doet toe- of afnemen. Dat wil zeggen dat, bijvoorbeeld, een verdubbeling of halvering van de pakkans ook de opsporingskosten doet verdubbelen of halveren.

Vraag 1c

Hoe hoog is het optimale strafrisico in dit geval? Moet dat worden bereikt via een aanpassing van het boetebedrag en/of via een aanpassing van de pakkans?

De opsporingskosten zijn mede zo hoog, omdat de overheid veel aandacht besteedt aan rechtsbescherming. Fietsers die menen dat ze ten onrechte een boete hebben gekregen, kunnen bezwaar aantekenen en in beroep gaan.

Vraag 1d

Waarom is rechtsbescherming niet alleen vanuit het oogpunt van de betrokken individu, maar ook vanuit efficiëntieoogpunt van belang?

Vraag 2a

Neem aan dat de markt voor snackbarkroketten wordt gekenmerkt door volledige mededinging. Figuur 1a geeft de marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve A. Op deze markt zijn 100 identieke snackverkopers actief. Figuur 1b geeft de kostenstructuur weer van één snackbar. GTK staat voor gemiddelde totale kosten, GVK voor gemiddelde variabele kosten en MK voor marginale kosten. Alle producenten streven naar winstmaximalisatie.

Zie bijlage 1 Figuur 13a en 13b.

Leg uit dat het marktevenwicht een langetermijnevenwicht is. Waarom is het voor de 100 snackverkopers de moeite waard om op deze markt actief te zijn?

De snackverkopers hebben vergevorderde plannen om te fuseren tot één nieuwe onderneming.

Vraag 2b

Als er verder niets verandert,.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2012

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2012


Vragen

Vraag 1a

Een natie kent 2 miljoen landeigenaren. Onder de landeigenaren kunnen twee even grote groepen worden onderscheiden. Groep 1 wordt gevormd door personen met een laag inkomen, die een klein stuk land, net genoeg voor een huis, hebben. Groep 2 bestaat uit personen met een relatief hoog inkomen, die een groot stuk land bezitten, waar een huis en een grote tuin op past. De landeigenaren in groep 1 verdienen € 15.000 per jaar, die in groep 2 € 30.000.

Het land wordt met een zekere regelmaat geteisterd door natuurrampen, zoals overstromingen en aardbevingen. De kans dat een stuk land daarvan schade ondervindt, is 20% per jaar. Als er schade is, bedraagt die € 15.000 voor de kleine stukken land en € 30.000 voor de grote stukken land.

De nutsfunctie, die aangeeft welk nut een landeigenaar ontleent aan het beschikbare inkomen, is voor iedereen in een groep gelijk. De nutsfunctie voor groep 1 is weergegeven in figuur 1a, die voor groep 2 in figuur 1b.

Zie bijlage 1 Figuur 18a (Nutsfunctie groep 1) en 18b (Nutsfunctie groep 2).

Bepaal voor elke groep hoe hoog de premie is die een landeigenaar maximaal voor een verzekering tegen de schade van natuurrampen zou willen betalen.

Stel dat het aanbieden van verzekeringen tegen de schade van natuurrampen volledig aan de markt wordt overgelaten. Aangenomen mag worden dat de markt dan wordt gekenmerkt door volledige mededinging op lange termijn. De uitvoeringskosten bedragen € 1.200 per polis per jaar.

Vraag 1b

Welke premies brengen de verzekeringsmaatschappijen in rekening? Hoe is de bijdrage aan de welvaart van de afgesloten verzekeringscontracten?

Vraag 1c

Leg uit wat wordt verstaan onder de problemen van adverse selectie en moreel risico. Waarom zullen die problemen zich niet voordoen bij verzekeringen tegen de schade van natuurrampen in deze natie?

Vraag 1d

Kan de overheid, gezien uw antwoorden onder b. en c., de verzekering tegen de schade van natuurrampen aan de markt overlaten? Of zijn er vanuit efficiëntieoogpunt redenen voor overheidsingrijpen?

Vraag 2a

In een land zijn 10 energiecentrales actief. Ze zijn allemaal rationeel en risico-neutraal. Elke centrale heeft een vermogen van € 500.000. Als een centrale zijn zwavelgassen en co2 niet volgens de regels verwerkt maar illegaal uitstoot, kan het een aanzienlijke (extra) winst maken. Die (extra) winst van illegaal uitstoten bedraagt € 25.000 per centrale per dag.

Het illegaal uitstoten zorgt echter voor ernstige milieuvervuiling. De maatschappelijke schade van het illegaal uitstoten bedraagt € 50.000 per centrale per dag.

De overheid overweegt om deze vorm van milieucriminaliteit aan te pakken. Door het inzetten van extra middelen kan de pakkans in stapjes van 1% worden opgevoerd van 0 tot 100%. Elke verhoging van de pakkans met 1% brengt (extra) kosten met zich mee van € 6.000 per dag.

Bestraffing kan de vorm krijgen van een geldboete,.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2012

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2012


Vragen

Vraag 1a

Een fabriek overweegt een machine aan te schaffen en in gebruik te nemen. Die machine is voor de fabriek aantrekkelijk. Gerekend over de levensduur van de machine resulteren voor de fabriek netto baten ter grootte van 53.000 euro. Het gebruik van de machine gaat echter gepaard met immense rookwolken, waardoor de naburige school schade lijdt. Die schade kan worden begroot op 60.000 euro.

Stel dat de partijen er niet zeker van zijn wie een eventuele rechtszaak zal winnen. De school denkt een kans van 90% te hebben en de fabriek meent een kans van 20% te hebben. De proceskosten bedragen 5.000 euro.

Zal de fabriek de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak?

De overheid wil bezuinigen en verhoogt de griffierechten. Effectief komen de proceskosten daardoor uit op 12.000 euro.

Vraag 1b

Zal de fabriek de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak?

Vraag 1c

Welke consequenties heeft de verhoging van de griffierechten in het onderhavige geval voor de maatschappelijke welvaart?

Stel, in tegenstelling tot het voorgaande, dat zowel de fabriek als de school er zeker van zijn dat de school een eventuele rechtszaak over schadevergoeding zal winnen. De proceskosten bedragen 5.000 euro.

Vraag 1d

Zal de fabriek de machine dan aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak? Is deze uitkomst efficiënt?

Vraag 2a

Op een markt van volledige mededinging wordt een bepaald product verhandeld. Ter wille van de eenvoud kan worden aangenomen dat alle producenten identiek zijn; hetzelfde geldt voor de afnemers. Na aankoop kan er door een gebrek in het product schade ontstaan bij een afnemer. De kans op een gebrekkig product is afhankelijk van de zorg die de producent bij de productie betracht. Maar de kans op schade wordt ook beïnvloed door de zorg die de afnemer bij het gebruik betracht. Onderstaande tabel geeft aan hoe de kans op schade varieert met de zorg van producent en afnemer. Als er schade ontstaat, is die schade gelijk aan 1.000. Verder geeft de tabel de zorgkosten van de producent enerzijds en de afnemer anderzijds; zie daarvoor de getallen tussen haakjes.

Zie bijlage 1 Figuur 21.

Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

Vraag 2b

In het algemeen is het niet efficiënt als een producent altijd verplicht zou zijn om alle maatregelen te treffen die binnen zijn macht liggen om schade te voorkomen. Leg uit waarom dat zo is.

Stel dat er een systeem van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld bestaat, waarbij de producent aansprakelijk is tenzij de afnemer weinig zorg heeft betracht.

Vraag 2c

Bepaal aan de hand van de uitkomstenmatrix welke mate van zorg producent en afnemer zullen betrachten. Is dit de.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2011

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2011


Vragen

Vraag 1a

Een fabriek produceert goed X. Bij de productie vinden lozingen in een nabij gelegen meer plaats, en dit tast het leefgenot van de omwonenden aan. Door zorg te betrachten kan de fabriek de omvang van de schade beïnvloeden. Figuur 1 geeft het verband tussen het zorgniveau en de omvang van de schade. Ook zijn de zorgkosten weergegeven. De zorgkosten en de schade in figuur 1 zijn per eenheid product.

Leg uit dat het niet efficiënt is als de fabriek de schade volledig zou elimineren.

Stel dat er sprake is van risicoaansprakelijkheid. Aangenomen kan worden dat de fabriek de schade inderdaad vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is.

Vraag 1b

Leidt dit tot de keuze van het efficiënte zorgniveau? Leidt dit tot het efficiënte aantal producten?

Stel dat er geen sprake is van risicoaansprakelijkheid, maar van schuldaansprakelijkheid. Ook nu kan weer worden aangenomen dat de fabriek de schade vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is.

Vraag 1c

Onder welke conditie leidt schuldaansprakelijkheid tot dezelfde resultaten als risicoaansprakelijkheid?

In het voorgaande is aangenomen dat de fabriek zonder mankeren de schade vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is. Zo vanzelfsprekend is dat echter niet. De fabriek kan immers ook afwachten of de slachtoffers een rechtszaak aanspannen en dan proberen om de zaak te schikken. In een rechtszaak zullen slachtoffers onder risicoaansprakelijkheid in het algemeen minder bewijsproblemen hebben dan onder schuldaansprakelijkheid.

Vraag 1d

Is het dan nog steeds denkbaar dat schuldaansprakelijkheid zoals besproken onder c. tot dezelfde resultaten leidt als risicoaansprakelijkheid? Of verdient een van beide nu op efficiëntiegronden de voorkeur?

Vraag 2a

Stel dat er in de markt van passagiersvluchten sprake is van volledige mededinging. De marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve Ap staan afgebeeld in figuur 2. Elke vlucht gaat gepaard met omvangrijke negatieve externe effecten, waardoor de maatschappelijke kosten hoger zijn dan de private kosten. De curve Am geeft de marginale maatschappelijke kosten weer.

Wat wordt hier verstaan onder negatieve externe effecten? Hoe groot zijn de totale externe kosten in het marktevenwicht?

Vraag 2b

Bepaal het maatschappelijk optimale aantal vluchten.

De overheid wil de efficiëntie bij passagiersvluchten bevorderen en besluit tot het invoeren van een vliegtaks in de vorm van een proportionele heffing.

Vraag 2c

Ga voor elk van de betrokken partijen (consumenten, producenten, derden en de fiscus) na of deze er door deze maatregel op vooruit dan wel op achteruit gaat. Met hoeveel verandert per saldo de maatschappelijke welvaart?

De overheid ontdekt dat de stand van de techniek ook een andere types metaal gebruikt kunnen worden om vliegtuigen te maken. Wanneer deze metalen worden gebruikt, dan leidt dat ertoe dat de externe kosten geheel verdwijnen. Bij gebruik van de nieuwe metalen liggen de private kosten per passagiersvlucht wel 40 hoger dan bij gebruik van de oude metalen.

Vraag 2d

Wat gebeurt er met het aantal.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2011

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2011


Vragen

Vraag 1a

Afnemer A koopt een product van producent B. Er is een kans dat bij het gebruik van het product schade ontstaat. Als er schade ontstaat, is die schade gelijk aan 500. De kans op schade is afhankelijk van de zorg die de producent bij de productie betracht en van de zorg die de afnemer bij het gebruik betracht. De kans op schade staat in onderstaande tabel. De getallen tussen haakjes zijn zorgkosten.

Zie bijlage 1 Figuur 32.

Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

Stel dat er een systeem van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld bestaat, waarbij de producent aansprakelijk is tenzij de afnemer een laag zorgniveau heeft betracht.

Vraag 1b

Bepaal de mate van zorg die A en B zullen betrachten.

Indien de afnemer schade ondervindt en de producent de schade niet onmiddellijk vergoedt, kan de afnemer overwegen een rechtszaak tegen de producent aan te spannen. Als de afnemer een hoog zorgniveau heeft betracht, is het voor beiden zeker dat de afnemer de rechtszaak wint. Als de afnemer een laag zorgniveau heeft gekozen, dan meent hij toch 80% kans op het winnen van de rechtszaak te hebben. De producent denkt in dat geval een kans van 20% op het winnen van de rechtszaak te hebben. De proceskosten zijn gelijk aan 250.

Vraag 1c

Leg uit dat het tot een schikking komt indien er schade is ontstaan en de afnemer een laag zorgniveau heeft betracht. Bepaal de hoogte van de schikking.

Vraag 1d

Bepaal de mate van zorg die A en B zullen betrachten. Leg uit waarom in dit geval een inefficiëntie ontstaat.

Vraag 2a

Een land heeft 4 miljoen fietsers, die alle risiconeutraal zijn. Ze kunnen worden opgedeeld in 4 gelijke groepen van 1 miljoen fietsers, aangeduid met A t/m D, die elk gemiddeld 10x per dag in een positie komen waarin ze de verkeersregels zouden kunnen overtreden. De groepen verschillen van elkaar doordat het persoonlijk gewin van verkeersovertredingen (de tijdwinst, de kick) varieert. Ook het persoonlijke vermogen van de fietsers (denk aan de waarde van de fietsen) varieert. Zie de volgende tabel.

Zie bijlage 1 Figuur 33.

Alle overtredingen dragen in gelijke mate bij aan de maatschappelijke schade vanwege milieuvervuiling, geluidshinder en verkeersongelukken. Die schade komt uit op 40 per verkeersovertreding.

De overheid besluit de verkeersregels te gaan handhaven door het opleggen van geldboetes. De boete per overtreding bedraagt 300. De pakkans is 2 procent. Het realiseren van een pakkans in het verkeer kost 100 miljoen per procent pakkans per dag.

Waarom is het vanuit efficiëntieoogpunt gewenst dat de overheid zich met de handhaving van verkeersregels bezig houdt?

Vraag 2b

Hoeveel verkeersovertredingen worden er gepleegd? Hoe groot is het totale maatschappelijk welvaartsverlies vanwege het overtreden en handhaven van de verkeersregels? Hoe groot is de verwachte netto opbrengst.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Rechtseconomie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Rechtseconomie voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2, aan de Universiteit Leiden.

Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie

Page access:
Public
This content is related to:
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2013
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer