Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2014


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Er bestaat geen hiërarchie tussen de primaire bronnen van het internationaal recht. Klopt deze stelling?

  1. Dat is juist
  2. Dat is onjuist

Vraag 2

'De Amerikaanse justitie vervolgt een Russische hacker voor het besmetten van honderdduizenden computers met kwaadaardige software. (…) In de staat Texas raakte een bedrijf 211.300 dollar kwijt en een ander bedrijf 165.700. In de staat New York werd een indianenstam voor 256.000 dollar gedupeerd en zo waren er nog een aantal instanties. De hacker maakte deel uit vn een bende die vanuit Rusland werkte.

Het vervolgen van de Russische hacker maakte deel uit van het:

  1. Beschermingsbeginsel
  2. Universaliteitsbeginsel
  3. Subjectieve territorialiteitsbeginsel
  4. Passieve nationaliteitsbeginsel

Vraag 3

Op 20 december 2013 meldt het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat een bilateraal belastingverdrag tussen Nederland en Malawi door Malawi op 5 juni 2013 is opgezegd. Het verdrag is op 1 januari 2014 buiten werking getreden.

Wel alternatief met betrekking tot beëindiging van verdragen is juist?

  1. Een verdrag kan alleen worden beëindigd als het verdrag daarin voorziet of de verdragspartijen daarmee instemmen.
  2. Na beëindiging zijn Nederland en Malawi verplicht om de ontvangen prestaties ongedaan te maken.
  3. Na beëindiging wordt het belastingverdrag geacht nooit tot stand te zijn gekomen.
  4. Als Nederland het belastingverdrag zou hebben geschonden mag alleen Malawi het verdrag beëindigen.

Vraag 4

Uitspraken van het Mensenrechtencomité zijn formeel bindend.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 5

Rusland heeft op 22 november van het jaar 2014 een resolutie voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake een verbod op het verheerlijken van het Nazisme en het ontkennen van oorlogsmisdrijven die gepleegd zijn doro Nazi's ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De VS, Oekraïne en Canada hebben als enige landen tegen de resolutie gestemd.

Welke stelling is juist?

  1. Een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over niet-procedurele zaken moet met twee-derde meerderheid van de stemmen worden aangenomen.
  2. Een resolutie van de Algemene Vergadering over niet-belangrijke zaken moet met een gewone meerderheid van stemmen worden aangenomen.
  3. De vraag of een kwestie als procedureel of niet-procedureel kwalificeert, geldt als een procedurele kwestie en is daarmee niet onderworpen aan het recht van veto door de permanente leden van de Algemene Vergadering.
  4. De vraag of een kwestie als belangrijk of niet-belangrijk kwalificeert, geldt als een belangrijke kwestie en daarmee onderworpen aan het recht van veto door de permanente leden van de Algemene Vergadering.

Vraag 6

In mei 2014 meldde de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken (Timmermans) dat hij een onderzoek zou instellen naar de reikwijdte en handhaving van een belastingmaatregel van Eritrea. Deze belastingmaatregel bepaalt namelijk dat Eritreeërs die in Nederland wonen, 2% van hun inkomen aan Eritrea moeten betalen.

Welke bewering klopt?

  1. Eritrea is in beginsel bevoegd om zijn belastingwetgeving buiten Eritrea te handhaven.
  2. Eritrea is onder geen omstandigheid bevoegd om zijn belastingwetgeving buiten Eritrea te handhaven.
  3. Eritrea is in beginsel bevoegd om wetgeving op te stellen die van toepassing is op onderdanen in het buitenland.
  4. Eritrea is onder geen omstandigheid bevoegd wetgeving op te stellen die van toepassing is op onderdanen in het buitenland.

Vraag 7

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot de toerekening van handelingen van private personen aan een staat is juist?

  1. Voor toerekening is noodzakelijk dat de private personen in kwestie volledig van die staat afhankelijk zijn.
  2. Voor toerekening is noodzakelijk dat de private personen in kwestie kwalificeren als 'de facto' staatsorganen.
  3. Voor toerekening is noodzakelijk dat de private personen in kwestie door die staat worden gefinancierd.
  4. Voor toerekening is noodzakelijk dat de private personen in kwestie onder effectieve controle van die staat staan.

Vraag 8

De plicht om het milieu te beschermen kwalificeert als een norm van jus cogens.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 9

Welke stelling met betrekking tot diplomatieke geschillenbeslechting is juist?

  1. Bij onderhandelingen doet een derde partij voorstellen tot een oplossing van het geschil.
  2. Bemiddeling is de vorm van diplomatieke geschillenbeslechting waar de rol van een derde partij het kleinst is.
  3. Feitenonderzoek kan ook plaatsvinden als één van de betrokken staten daar niet mee instemt.
  4. Bij goede diensten speelt de derde partij een rol bij de inhoud van de oplossing.

Vraag 10

Op 14 maart 2014 heeft de Amerikaanse Senaat ingestemd met de benoeming van Timothy Broas als ambassadeur van de Verenigde Staten in Nederland. Broas heeft zich in het verleden kritisch uitgelaten over politici in Nederland die verdere immigratie willen voorkomen.

Voor het aanstellen van Broas als ambassadeur van de Verenigde Staten in Nederland geldt dat Nederland op voorhand met deze benoeming moet instemmen.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 11

Het teruggeven van gestolen kunstobjecten na een gewapend conflict kwalificeert als genoegdoening, wat een vorm is van rechtsherstel.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 12

Welke van de onderstaande stellingen is onjuist?

  1. De positie van het individu als subject onder internationaal recht en als drager van mensenrechten is niet afhankelijk van de erkenning daarvan door de staat waarvan de persoon onderdaan is.
  2. Samenwerking bij het bevorderen en stimuleren van eerbied voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden voor alles is één van de doelstellingen van de Verenigde Naties.
  3. De eerste generatie mensenrechten bestaat over het algemeen uit eenieder verbindende bepalingen van internationaal recht waar individuen binnen de Nederlandse rechtsorde direct een beroep op kunnen doen.
  4. Bij een conflict tussen een verplichting van een staat op grond van een mensenrechtenverdrag en een verplichting van een staat op grond van het VN Handvest gaat de verplichting op grond van het mensenrechtenverdrag voor.

Vraag 13

Voor het vaststellen van de aansprakelijkheid van een staat onder internationaal publiekrecht is de rechtsbron waar de geschonden internationale verplichting uit voortvloeide niet van belang.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 14

Vernietigbaarheid van een verdrag geldt van rechtswege en hoeft niet te worden ingeroepen door een staat.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 15

In de North Sea Continental Shelf cases beoordeelde het Internationaal Gerechtshof in hoeverre de equidistantieregel, die was opgenomen in artikel 6 van de Geneva Continental Shelf Convention, zich ontwikkeld had tot een regel van Internationaal gewoonterecht.

Welk alternatief met betrekking tot de North Sea Continental Shelf cases juist?

  1. De praktijk van staten die de equidistantieregel hebben toegepast na inwerkingtreding van artikel 6 van de Geneva Continental Shelf Convention en die geen partij waren bij dit verdrag was relevant omdat deze was gebaseerd op een opinio iuris.
  2. De praktijk van staten op het gebied van internationaal ceremoniën is bijna zonder uitzonder gebaseerd op een internationale rechtsovertuiging.
  3. Voor het ontstaan van een regel van het gewoonterecht is het noodzakelijk dat een lange periode van regelmatige statenpraktijk verstrijkt.
  4. Artikel 6 van de Geneva Continental Shelf Convention kwalificeert niet als een norm met een fundamenteel norm creërend karakter.

Vraag 16

In het NRC Handelsblad op 1 juni 2010 schreef de strafrechtadvocaat Willem Jebbink:

'Bouterse kan wel gaan en staan waar wij wil.

(…) Volgens advocaat en voormalig Suriname-adviseur G. Spong kan Desi Bouterse niet onbekommerd naar het buitenland reizen nadat hij tot president is gekozen (Opiniepagina, 28 mei). Bouterse zou het risico lopen te worden gearresteerd als gevolg van een door Nederland uitgevaardigd internationaal arrestatiebevel, omdat hij een hier opgelegde gevangenisstraf van 11 jaar wegens drugshandel nog niet heeft uitgezeten.

Spong ziet echter over het hoofd dat zittende staatshoofden _____ genieten. (…) Om die reden zijn buitenlandse staatshoofden en regeringsleiders in ons land strafrechtelijk onschendbaar.

De basis van die onschendbaarheid is ______ .'

Welke woorden ontbreken in deze tekst?

  1. Diplomatieke immuniteit; het verdragenrecht.
  2. Functionele immuniteit; zijn ambt.
  3. Volledige immuniteit; de staatssoevereiniteit.
  4. Strafrechtelijke immuniteit; de Grondwet.

Vraag 17

In oktober 2010 werd Haïti getroffen door een cholera-epidemie die aan ongeveer 8.500 mensen het leven heeft gekost.

Men vermoedt dat de epidemie is veroorzaakt door nalatigheid van Nepalese VN-militairen, De onzorgvuldige verwerking van het afval en rioolwater van hun legerbasis heeft waarschijnlijk geleid tot de besmetting van een van de centrale rivieren van Haïti, waarvan veel Haïtianen afhankelijk zijn voor hun drinkwater. De Nepalezen maakten deel uit van een VN-vredesoperatie die sinds 2004 in Haïti aanwezig is en die onder commando van de Verenigde Naties (VN) staat.

Een groep Haïtiaanse slachtoffers van de cholera-epidemie heeft om die reden een procedure tegen de VN aanhangig gemaakt voor de rechtbank in New York. In New York is het hoofdkwartier van de VN gevestigd. Volgens de VN is de Amerikaanse rechter echter niet bevoegd om over dit geschil te oordelen.

Volgens de advocaat van de slachtoffers is de Amerikaanse rechter wel degelijk bevoegd om over dit geschil te oordelen, aangezien zij hun vordering tegen de Verenigde Naties niet aan een andere rechter voor kunnen leggen en iedereen het recht heeft op toegang tot een rechter.

Hoe beoordeelt u deze stelling van de advocaat van de slachtoffers, gelet op het Morthers of Srebrenica-arrest van de Hoge Raad?

  1. De stelling is juist. Het recht van de slachtoffers op toegang tot de rechter heeft voorrang boven de immuniteit van de VN in geval van ernstige mensenrechtenschendingen.
  2. De stelling is juist. De VN geniet alleen immuniteit ten overstaan van een nationale rechter als er sprake is van een alternatieve rechtsgang voor de slachtoffers.
  3. De stelling is onjuist. De immuniteit van de VN heeft voorrang boven het recht van de slachtoffers op toegang tot de rechter.
  4. De stelling is onjuist. Het recht op toegang tot de rechter kan in uitzonderlijke gevallen voorrang hebben op de immuniteit van de VN, maar dat geldt alleen in gevallen van betrokkenheid bij genocide.

Vraag 18

Stel: de slachtoffers kiezen ervoor om een procedure te beginnen tegen Nepal voor de rechtbank van Kathmandu, de hoofdstad van Nepal. Tijdens de procedure wordt duidelijk dat het Nepalese Ministerie van Buitenlandse zaken en het Nepalese Ministerie van Defensie opdracht hebben gegeven om het afval en rioolwater van het Nepalese VN-bataljon te lozen in één van de centrale rivieren van Haïti. De VN was niet betrokken bij dit besluit.

Kan de nalatigheid van het Nepalese VN-bataljon in het licht van het internationaal aansprakelijkheidsrecht van het Nuhanovic-arrest van de Hoge Raad aan Nepal worden toegerekend.

  1. Ja, Nepal had immers effectieve controle over het handelen van het Nepalese bataljon.
  2. Ja, het handelen van het Nepalese VN-bataljon moest immers onder alle omstandigheden aan Nepal worden toegerekend.
  3. Nee, het handelen van het Nepalese VN-bataljon moet immers onder alle omstandigheden aan de VN worden toegerekend.
  4. Nee, de VN had immers effectieve controle over het handelen van het Nepalese VN-bataljon.

Vraag 19

In 2009 deed het Internationaal Gerechtshof uitspraak in een geschil tussen Nacaragua en Costa Rica over de uitleg van een grensverdrag, in het bijzonder ten aanzien van de scheepvaart op de San Juan rivier. Partijen verschilden onder meer van mening over de vraag of de zinsnede 'con objetos de comerio' (ten behoeve van de handel) in dit verdrag alleen betrekking had op goederen, of ook op toeristen.

Welk alternatief ten aanzien van verdragsinterpretatie is onjuist?

  1. De betekenis van deze zinsnede moet worden vastgesteld overeenkomstig de gewone betekenis van de gebruikte termen.
  2. De betekenis van deze zinsnede moet worden vastgesteld overeenkomstig doel en strekking van het verdrag.
  3. De betekenis van deze zinsnede moet worden vastgesteld in zijn context waarbij de context ook de overeenstemming omvat die de verdragspartijen bij het sluiten van het verdrag hebben bereikt.
  4. De betekenis van deze sindsnede moet allereerst worden vastgesteld aan de hand van voorbereidende werkzaamheden (travaux préparatoires).

Vraag 20

In oktober 2006 nam de Tweede Kamer een motie aan waarin de Tweede Kamer de regering opriep een onafhankelijke commissie in te stellen om onderzoek te doen naar het systeem van doorwerking van internationale regels in de nationale rechtsorde. Dit verzoek werd gedaan vanwege de door de Tweede Kamer uitgesproken zorg dat dit systeem van doorwerking vergaande beperkingen oplegt aan de beleidsvrijheid van de Nederlandse wetgever.

In haar antwoord op de motie stelde de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder meer het volgende:

'De [staat] is hoe dan ook gebonden aan [zijn] verdragsverplichtingen, ongeacht het systeem van doorwerking van het internationale (…) recht.'

Hoe beoordeel jij deze stelling van de Minister?

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 21

In Oekraïne strijden separatisten al maanden voor zelfbeschikking. Welk alternatief is onjuist?

  1. Het recht op zelfbeschikking leidt niet per definitie tot een recht op afscheiding.
  2. Het recht op zelfbeschikking heeft ertoe geleid dat in toenemende mate eisen aan de representativiteit van het centrale bestuur worden gesteld.
  3. Het intern zelfbeschikkingsrecht speelt in beginsel alleen een rol als het gaat om voormalige koloniën en volken onder vreemde overheersing.
  4. Het intern zelfbeschikkingsrecht houdt met name in dat volken recht hebben op eigen cultuur en op deelname aan politieke besluitvorming

Vraag 22

Welk alternatief met betrekking tot het Reparation for Injuries-advies van het Internationaal Gerechtshof is juist?

  1. Het Internationaal Gerechtshof leidde de rechtspersoonlijkheid van de Verenigde Naties af uit de bedoelingen van de oprichters van de Verenigde Naties.
  2. Het Internationaal Gerechtshof gaf dit advies op verzoek van de VN Veiligheidsraad.
  3. De Verenigde Naties was volgens het Internationaal Gerechtshof te vergelijken met een super-state.
  4. De bevoegdheid van de Verenigde Naties om een staat aansprakelijk te stellen was volgens het Hof een expliciete bevoegdheid die noodzakelijk was om zijn functie uit te kunnen oefenen.

Vraag 23

Op 2 april 2014 plaatste NRC Handelsblad een stuk over duurzame visvangst in de Maldiven. Voor de Maldivianen is het vanzelfsprekend om in evenwicht met de natuur te vissen. Om het koraalrif te beschermen is het verboden om in de kustwateren van de Maldiven met nette te vissen.

Welk alternatief ten aanzien van de Exclusieve Economische Zone is juist?

  1. De EEZ dienst door de staten te worden afgekondigd en heeft de breedte van maximaal 350 zeemijl.
  2. De breedte van de EEZ wordt gemeten vanaf het begint van de Aansluitende Zone.
  3. De Maldiven heeft het recht om regels op te stellen die tot doel hebben om de tonijn binnen de EEZ tegen overbevissing te beschermen.
  4. De Maldiven kan zijn rechten ten aanzien van de visserij op tonijn in de EEZ niet handhaven, omdat handhaving niet is toegestaan ten aanzien van levende natuurlijke hulpbronnen.

Vraag 24

Op 26 november 2014 stelde Turkije dat 'de Turkse gemeenschap in Nederland wordt gediscrimineerd, dat ze het mikpunt wordt van xenofobe, islamofobe en racistische verwijten, opmerkingen en aanvallen.' Volgens Turkije was dit onaanvaardbaar. Volgens sommigen handelde Turkije hiermee in strijd met het beginsel van non-interventie. Beoordeel de volgende stelling.

Het beginsel van de non-interventie verbiedt alleen inmenging in de interne aangelegenheden van een andere staat als er sprake is van dwang.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 25

Duitsland geniet immuniteit voor de rechtbank in Berlijn inzake een geschil betreffende acta iure imperii.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 26

Artikel 7 lid 1 sub a van het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (VN Vrouwenverdrag) bepaalt:

'States Parties (…) [ recognize the right of women]:

(a) To vote in all elections and public referenda and to be eligible for election to all publicly elected bodies;'

Stel: in een rechtelijke procedure in Nederland beroept één van de partijen zich op deze bepaling. De procedure wordt tot in hoogste instantie gevoerd. Als Advocaat-Generaal dient u de Hoge Raad te adviseren over de vraag of deze bepaling directe werking heeft in de Nederlandse rechtsorde.

Hoe luidt uw advies?

  1. De bepaling heeft directe werking op grond van artikel 93 Gw, omdat deze een duidelijke opdracht geeft aan de wetgever.
  2. De bepaling heeft geen directe werking op grond van artikel 93 Gw, omdat deze niet is omgezet naar Nederlands recht.
  3. De bepaling heeft directe werking op grond van artikel 93 Gw, omdat deze zonder meer als objectief recht kan functioneren in de nationale rechtsorde.
  4. De bepaling heeft geen directe werking op grond van artikel 93 Gw, omdat deze slechts een verplichting oplegt aan de wetgever tot het treffen van een nationale regeling met een bepaalde inhoud van strekking.

Vraag 27

Volgens het Internationaal Gerechtshof is een voorbehoud bij de compromissoire clausule in het Genocideverdrag niet in strijd met doel en strekking van het verdrag.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 28

Welke stelling met betrekking tot de totstandkoming van verdragen is onjuist?

  1. Een staat wordt pas partij bij een verdrag als hij zijn instemming om gebonden te worden heeft gegeven.
  2. Een persoon wordt geacht een verdrag te kunnen sluiten indien hij een volmacht kan overleggen waaruit zijn bevoegdheid blijkt.
  3. Staatshoofden, regeringsleiders en Minister van Buitenlandse Zaken worden te allen tijde geacht hun staat te vertegenwoordigen.
  4. Hoofden van diplomatieke missies worden zonder volmacht nooit geacht hun staat te vertegenwoordigen.

Vraag 29

In 2010 hebben 190 landen het Biodiversiteitsverdrag up-to-date gebracht. Dit verdrag voorziet in de bescherming van de diversiteit aan planten- en siersoorten op deze aarde. Het Wereldnatuurfonds heeft kritiek geuit op dit verdrag, omdat het verdrag geen sanctiemogelijkheden bevat.

Welk alternatief is juist?

  1. Gelaedeerde staten kunnen niet hun toevlucht tot retorsies nemen, omdat het biodiversiteitsverdrag daarover niets geregeld heeft.
  2. Gelaedeerde staten kunnen in beginsel hun toevlucht nemen tot represailles, mits de represaille evenredig is aan de aard van de geleden schade.
  3. Niet-gelaedeerde staten kunnen altijd hun toevlucht nemen tot represailles, niet niet tot retorsies.
  4. Niet-gelaedeerde staten kunnen alleen hun toevlucht nemen tot retorsies als er sprake is van erga omnes verplichtingen.

Vraag 30

Artikel 286 van het VN Zeerechtverdrag bepaalt: '[A]ny dispute concerning the interpretation or application of this Convention shall, where no settlement has been reached by recourse to section 1, be submitted at the request of any party to the dispute to the court or tribunal having jurisdiction under this section.'

Dit is een voorbeeld van:

  1. Een compromis
  2. Forum prorogatum
  3. Een facultatieve verklaring
  4. Een compromissoire clausule

Vraag 31

In december 2013 berichtte een grote krant in Nederland: 'Bij een diplomatieke rel tussen India en de Verenigde Staten zijn bulldozers ingezet. Nadat een Indiase diplomaat in Washington is gearresteerd wegens mogelijk gesjoemel met visa, zijn de barricades die normaal gesproken om de Amerikaanse ambassade in Delhi staan, weggehaald.'

Welk alternatief ten aanzien van het diplomatieke recht is onjuist?

  1. India is onder een verplichting die gebouwen van de Amerikaanse ambassade te beschermen.
  2. De Indiase diplomaat is vanwege haar functie niet onderworpen aan de Amerikaanse wet.
  3. De arrestatie van de Indiase diplomaat door de Amerikaanse overheid is in beginsel onrechtmatig.
  4. De Indiase diplomaat geniet volledige immuniteit, die ook geldt voor private gedragingen.

Vraag 32

Eeuwenlang waren staten de enige rechtssubjecten. Tegenwoordig zijn ook andere actoren, zoals internationale organisaties, dragers van rechten en plichten onder internationaal recht.

Deze ontwikkeling noemen we de horizontale uitbreiding van rechtssubjecten.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 33

Bij rechtspraak als vorm van juridische geschillenbeslechting tussen staten hebben de partijen in het geschil een verregaande mate van controle over de samenstelling van het tribunaal of hof en de te volgen procedure.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 34

In november 2014 publiceerde NOS.nl:

'De [Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN)] wil dat het Internationaal Strafhof in Den Haag onderzoek gaat doen naar misdaden tegen de menselijkheid door Noord-Korea. (…) Aanleiding door de resolutie is een vernietigend VN-rapport dat eerder dit jaar verscheen. Daarin schrijft een speciale onderzoekscommissie dat de bevolking van Noord-Korea aan 'afschuwelijke wreedheden' wordt onderworpen. Martelingen en politieke onderdrukking horen bij het dagelijkse leven. Ook maakt het regime stelselmatig schuldig aan executies, uithongering, dwangarbeid, verkrachting, gedwongen abortussen en kindermoord.'

Op welke manier kan de situatie in Noord-Korea tot een strafrechtelijk onderzoek van de Openbaar Aanklager van het Internationaal Strafhof (ISH) leiden, als men er van uitgaat dat

  1. Mogelijke misdrijven enkel in Noord-Korea en door Noord-Koreanen werden gepleegd en

  2. Noord-Korea geen partij is bij het Statuut van Rome.

    1. Een Verdragspartij bij het Statuut van Rome verwijst de situatie naar de Openbare Aanklager van het ISH.
    2. De Openbare Aanklager van het ISH besluit om zelfstandig een onderzoek in te stellen.
    3. De VN Mensenrechtenraad verwijst de situatie naar de Openbaar Aanklager van het ISH via resolutie aangenomen op basis van unanimiteit.
    4. De VN Veiligheidsraad verwijst de situatie naar de Openbaar Aanklager van het ISH via een resolutie aangenomen op grond van Hoofdstuk VII van het VN-Handvest.

Vraag 35

Artikel 2 lid 1 sub b van de Wet Internationale Misdrijven is een manifestatie van het universaliteitsbeginsel met een territoriaal aanknopingspunt.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 36

In oktober 2014 berichtte NOS.nl:

'De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Kerry vraagt het bestuur van Hongkong terughoudend te reageren op de massabetogingen in de stad. Hij deed zijn beroep voor een ontmoeting met zijn Chinese ambtgenoot Wang Yi in Washington. Wang reageerde met de opmerking dat niemand zich moet bemoeien met de binnenlandse aangelegenheid van China. (…) Tot dusver had de Chinese regering gezwegen over de betogingen voor meer democratie in Hongkong. Hoewel Hongkong een aparte positie inneemt binnen de volksrepubliek China, bepaald Peking in hoge mate wie er in de stad aan de touwtjes trekt.'

Op welk basisbeginsel uit het internationaal publiekrecht beroept de Chinese regering zich tegenover de Verenigde Staten?

  1. Immuniteit
  2. Territoriale integriteit
  3. Instemming

Vraag 37

De Algemene Vergadering is bevoegd aanbevelingen te doen over kwesties die de vrede en veiligheid betreffen.

  1. Juist
  2. Onjuist

Vraag 38

Het NRC Handelsblad berichtte in augustus 2014:

'Het Amerikaanse leger voert sinds een aantal dagen luchtaanvallen uit in het noorden van Irak, waar de strijkers van de IS aan een opmars bezig zijn en een bevolkingsgroep, de Yezidi's, met afslachting wordt bedreigd. (…) Een land mag nooit zomaar op andermans grondgebied bombarderen. Maar er zijn uitzonderingen. (…) De Iraakse regering-Maliki zou de VS enkele maanden geleden, toen de IS haar opmars maakte, om luchtsteun hebben gevraagd, zei de Amerikaanse president Obama donderdagnacht toen hij de aanvallen aankondigde. Als dat waar is, zeggen deskundigen, zijn de Amerikaanse luchtaanvallen van de afgelopen dagen rechtmatig.'

Van welk rechtvaardigingsgrond maakt de Verenigde Staten hier gebruik van de bombardementen op Iraaks grondgebied te rechtvaardigen?

  1. Noodzakelijkheid
  2. Overmacht
  3. Instemming
  4. Zelfverdediging

Vraag 39

Kees Homan is als senior onderzoek verbonden aan Instituut Clingendael. In december 2014 werd hij geportretteerd in het laatste nummer van NOVUM, het blad van de juridische faculteitsvereniging. Hij schreef over de Republiek Mali in 2013:

'De Republiek Mali werd tot voor kort beschouwd als een rolmodel voor democratie van West-Afrika. Het land was dan ook de lieveling van westerse donoren. Daar kwam verandering in toen Toearegs in het voorjaar van 2012 vanuit Libië terugkeerden en met andere groeperingen in Noord-Mali in opstand kwamen en onafhankelijkheid c.q. Autonomie eisten voor deze regio.'

Stel dat de Toearegs met de regering overeenkomen om in Noord-Mali de onafhankelijke republiek Azawad vestigen en in het zuiden de Islamitische Republiek Bamako. Mali houdt dan als zelfstandige staat op te bestaan.

Hoe kwalificeert u deze vorm van staatsvorming?

  1. Splitsing
  2. Absorptie
  3. Fusie
  4. Afscheiding

Vraag 40

Volgens Professor van den Herik zijn de resoluties van de VN Veiligheidsraad die zijn aangenomen op grond van Hoofdstuk VII van het VN Handvest per definitie bindend voor de leden van de VN.

  1. Juist
  2. Onjuist

Antwoordindicatie

  1. A
  2. D
  3. D
  4. B
  5. B
  6. C
  7. D
  8. B
  9. C
  10. A
  11. B
  12. D
  13. A
  14. B
  15. D
  16. C
  17. C
  18. A
  19. D
  20. A
  21. C
  22. A
  23. C
  24. A
  25. B
  26. C
  27. A
  28. D
  29. B
  30. D
  31. B
  32. B
  33. B
  34. D
  35. B
  36. D
  37. A
  38. C
  39. A
  40. B
Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Inleiding Internationaal Publiekrecht - Recht - UL - B1 - Oefenbundel

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2017

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2017


Open vragen

Vraag 1a

Op 4 januari 2013 werd op de Vestdijk in Eindhoven een 22-jarige man ernstig mishandeld. Een groep jongens schopte hem op brute wijze. Een aantal van hen heeft de Belgische nationaliteit. Zij keerden na het voorval terug naar België.

Wat is rechtsmacht en in welke vormen komt rechtsmacht voor?

Vraag 1b

Welke staten kunnen ten aanzien van het voorval in Eindhoven rechtsmacht claimen en op grond waarvan? Motiveer uw antwoord.

Vraag 1c

Nederland wil de Belgische verdachten in Nederland vervolgen en claimt daarvoor rechtsmacht. Waarom is er dan nog een uitleveringsverzoek nodig? Als Nederland rechtsmacht heeft kan de Nederlandse politie de verdachten toch in Belgie arresteren? Geef een gemotiveerd standpunt over deze stellingen.

Vraag 2a

Op 11 februari 2011 heeft de VN Veiligheidsraad in resolutie S/RES/1970(2011) de situatie in Libië verwezen naar het Internationaal Strafhof. In reactie hierop heeft de Aanklager op 27 juni 2011 drie Libische mannen gedagvaard:

  • Muammar Mohammed Abu Minyar Gaddafi (Muammar Gaddafi)

    • Commander of the Armed Forces of Libya, houder van de titel Leider van de Revolutie, en daarmee opererend als staatshoofd.

  • Saif Al-Islam Gadaffi

    • Voorzitter van de Gaddafi International Charity and Development Foundation, en de facto functionerend als Minister President van Libië.

  • Abdallah Al-Senussi

    • Colonel in the Lybian Armed Forces en hoofd van de militaire inlichtingendienst.

Alle heren zijn gedagvaard op grond van (kennis van) de wijdverspreide aanvallen op de burgerbevolking, in het bijzonder voor moord en vervolging van politieke tegenstanders.

Stel dat niet het ISH, maar Tunesië de vervolging van deze drie heren aan zich zou hebben getrokken, op basis waarvan zou Tunesië dan rechtsmacht kunnen hebben geclaimd?

Vraag 2b

Beoordeel gemotiveerd of het ISH bevoegd is in deze zaak.

Vraag 2c

Muammar Gaddafi, die in november 2011 om het leven kwam, functioneerde als staatshoofd en bezat in die hoedanigheid immuniteit. Leg uit wat immuniteit is. Verklaar verder op grond waarvan het ISH aan die immuniteit voorbij mocht gaan.

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke stelling ten aanzien van het Internationaal Strafhof is niet waar?

  1. Het internationaal Strafhof is alleen bevoegd ten aanzien van personen; het kan geen oordeel geven over strafbare feiten die door staten zijn verricht.

  2. Het internationaal strafhof heeft geen bevoegdheid meer als een verdachte al voor hetzelfde feit door een nationale rechter is veroordeeld - nebis in idem

  3. Het internationaal Strafhof is uitsluitend bevoegd ten aanzien van staten die de rechtsmacht van het ISH hebben erkend (art 12 lid 1 Statuut ISH)

  4. De rol van de Aanklager bij het ISH

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2016

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2016


Open vraag

Op 15 december 2015 informeerde Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Lodewijk Asscher, de Tweede Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de aanpassing van het bilaterale sociale zekerheidsverdrag tussen Nederland en Marokko. Volgens Asscher is Marokko met nieuwe eisen gekomen waar Nederland niet aan kan voldoen.

Stel dat Nederland overweegt om dit geschil met Marokko over aanpassing van het verdrag voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof.

In 1956 heeft Nederland deze verklaring afgelegd met betrekking tot de bevoegdheid van het Internationaal Gerechtshof:

“I hereby declare that the Government of the Kingdom of the Netherlands recognizes, in accordance with Article 36, paragraph 2, of the Statute of the International Court of Justice, with effect from 6 August 1956, as compulsory ipso facto and without special agreement, in relation to any other State accepting the same obligation, that is on condition of reciprocity, the jurisdiction of said Court in all disputes arising or which may arise after 5 August 1921, with the exception of disputes in respect of which the parties, excluding the jurisdiction of the International Court of Justice, may have agreed to have recourse to some other method of pacific settlement.”

U werkt op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Juridische Zaken. De leidinggevende vraagt u een notitie te schrijven over de voorwaarden waaronder Nederland dit geschil met Marokko aan het Internationaal Gerechtshof voor kan leggen.

Opdracht

Schrijf een advies in maximaal 450 woorden, let hierbij op zinsbouw en taalgebruik (hier kan maximaal 2 punten voor worden afgetrokken).

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Stelling: Als een staat zijn verplichtingen onder een vonnis van het Internationaal Gerechtshof niet nakomt kan de wederpartij een beroep doen op de Veiligheidsraad om maatregelen te nemen om naleving af te dwingen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 2

In oktober 2015 berichtte de krant:

“De Amerikaanse regering is blij met een besluit van het Permanente Hof van Arbitrage over gebieden in de Zuid-Chinese Zee. Het arbitragehof verwierp donderdag de bezwaren van China, dat betoogde dat het in Den Haag gevestigde hof geen rechtsmacht in deze kwestie had. (…) Het kan nog een jaar duren voordat er een (inhoudelijke) uitspraak komt in de zaak. De Filipijnen waren begin 2013 naar het hof gestapt. China kan een uitspraak van het hof terzijde schuiven, maar dat zou het aanzien van de opkomende wereldmacht geen goed doen.”

Het bovenstaande nieuwsbericht is niet juist. Waarom niet?

  1. Het Permanente Hof van Arbitrage voorziet alleen in geschillen tussen private partijen en staten. De auteur bedoelde het Internationaal Strafhof.
  2. Het Permanente Hof van Arbitrage is niet in Den Haag gevestigd maar in
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2015

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2015


Open vraag

In de afgelopen tijd hebben de lidstaten van de Europese Unie met Turkije gepraat en onderhandeld over hoe men de vluchtelingencrisis gaat aanpakken. De fractievoorzitter van VVD, sprak begin maart zijn zorgen uit over de naleving door Turkije van een mogelijk verdrag tussen de betrokken staten.

Ergens in maart van dit jaar zei hij in het televisieprogramma Hallo Holland:

‘Als de Turken het toch niet doen en eigenlijk alleen maar goede wil uitspreken en niet handelen, moeten we ook eens wat harder worden naar hen toe. Dan moeten we gewoon zeggen: u wilt ook heel veel goederen naar Europa exporteren, daar gaan we dan toch een keer wat moeilijker over doen. Slecht gedrag gaan we niet belonen. Als zij slecht gedrag blijven houden, dan moet Europa gewoon zeggen: dat wordt afgestraft en dan gaan we gewoon economische sancties treffen.’

Opdracht

De Minister-president vraagt u naar aanleiding van de opmerkingen van Halbe Zijlstra om een kort memo ter voorbereiding op de verdere onderhandelingen met Turkije. Hij vraagt u om hem te adviseren over de vraag:

Hoe staten de nakoming van verplichtingen onder internationaal publiekrecht kunnen afdwingen en;

Aan welke criteria eventuele maatregelen moet worden voldaan?

Schrijf uw memo van maximaal 400 woorden met aandacht voor de zinsbouw en het taalgebruik.

Er zijn maximaal 10 punten te verdienen. Voor incorrect taalgebruik of zinsbouw kunnen er maximaal 2 punten worden afgetrokken.

Meerkeuzevragen

Vraag 1

In het Nuhanović-arrest oordeelde de Hoge Raad ten aanzien van de aansprakelijkheid van Nederland voor het handelen van Dutchbat dat:

  1. Het niet is uitgesloten dat het handelen van Dutchbat zowel aan Nederland als aan de Verenigde Naties kan worden toegerekend (‘dual attribution’).
  2. Het handelen van Dutchbat ofwel aan Nederland ofwel aan de Verenigde Naties moet worden toegerekend, maar niet aan beide.

Vraag 2

Het VN Handvest legt aan de leden van de VN een aantal verplichtingen op. Wat is geen verplichting voor lidstaten van de VN?

  1. Een staat is verplicht zich te onthouden van het dreigen met het gebruik van geweld tegen een andere staat.
  2. Een staat is verplicht gevolg te geven aan alle resoluties van de Algemene Vergadering.
  3. Een staat is verplicht de Verenigde Naties rechtspersoonlijkheid toe te kennen in de nationale rechtsorde.
  4. Een staat is verplicht voorrang te geven aan verplichtingen uit het VN Handvest als deze in conflict komen met andere internationaalrechtelijke verplichtingen.

Vraag 3

Er zijn drie soorten verdragen die worden onderscheiden in het internationaal publiekrecht, welke?

  1. Traités-constitutions, traités-contrats, traités-universels.
  2. Traités-constitutions, traités-contrats, traités-lois.

Vraag 4

De Verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake de Beginselen van het Internationale Recht

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2014

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2014


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Er bestaat geen hiërarchie tussen de primaire bronnen van het internationaal recht. Klopt deze stelling?

  1. Dat is juist
  2. Dat is onjuist

Vraag 2

'De Amerikaanse justitie vervolgt een Russische hacker voor het besmetten van honderdduizenden computers met kwaadaardige software. (…) In de staat Texas raakte een bedrijf 211.300 dollar kwijt en een ander bedrijf 165.700. In de staat New York werd een indianenstam voor 256.000 dollar gedupeerd en zo waren er nog een aantal instanties. De hacker maakte deel uit vn een bende die vanuit Rusland werkte.

Het vervolgen van de Russische hacker maakte deel uit van het:

  1. Beschermingsbeginsel
  2. Universaliteitsbeginsel
  3. Subjectieve territorialiteitsbeginsel
  4. Passieve nationaliteitsbeginsel

Vraag 3

Op 20 december 2013 meldt het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat een bilateraal belastingverdrag tussen Nederland en Malawi door Malawi op 5 juni 2013 is opgezegd. Het verdrag is op 1 januari 2014 buiten werking getreden.

Wel alternatief met betrekking tot beëindiging van verdragen is juist?

  1. Een verdrag kan alleen worden beëindigd als het verdrag daarin voorziet of de verdragspartijen daarmee instemmen.
  2. Na beëindiging zijn Nederland en Malawi verplicht om de ontvangen prestaties ongedaan te maken.
  3. Na beëindiging wordt het belastingverdrag geacht nooit tot stand te zijn gekomen.
  4. Als Nederland het belastingverdrag zou hebben geschonden mag alleen Malawi het verdrag beëindigen.

Vraag 4

Uitspraken van het Mensenrechtencomité zijn formeel bindend.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 5

Rusland heeft op 22 november van het jaar 2014 een resolutie voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake een verbod op het verheerlijken van het Nazisme en het ontkennen van oorlogsmisdrijven die gepleegd zijn doro Nazi's ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De VS, Oekraïne en Canada hebben als enige landen tegen de resolutie gestemd.

Welke stelling is juist?

  1. Een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over niet-procedurele zaken moet met twee-derde meerderheid van de stemmen worden aangenomen.
  2. Een resolutie van de Algemene Vergadering over niet-belangrijke zaken moet met een gewone meerderheid van stemmen worden aangenomen.
  3. De vraag of een kwestie als procedureel of niet-procedureel kwalificeert, geldt als een procedurele kwestie en is daarmee niet onderworpen aan het recht van veto door de permanente leden van de Algemene Vergadering.
  4. De vraag of een kwestie als belangrijk of niet-belangrijk kwalificeert, geldt als een belangrijke kwestie en daarmee onderworpen aan het recht van veto door de permanente leden van de Algemene Vergadering.

Vraag 6

In mei 2014 meldde de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken (Timmermans) dat hij een onderzoek zou instellen naar de reikwijdte en handhaving van een belastingmaatregel van Eritrea. Deze belastingmaatregel bepaalt namelijk dat Eritreeërs die in Nederland wonen, 2% van hun inkomen aan Eritrea moeten betalen.

Welke bewering klopt?

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2012 (1)

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2012 (1)


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Ten aanzien van de internationale rechtsorde geldt dat:

  1. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties als centrale wetgever optreedt met een algemene bevoegdheid om bindende besluiten te nemen over de onderwerpen die binnen haar bevoegdheid vallen.
  2. De Veiligheidsraad als centrale handhavende instantie toeziet op de naleving van alle regels van internationaal publiekrecht.
  3. Het Internationaal Gerechtshof niet als centrale wereldrechter optreedt omdat staten eerst op ondubbelzinnige wijze de rechtsmacht van dit hof moeten aanvaarden.
  4. Het Internationaal Strafhof als centrale wereldrechter optreedt ten aanzien van strafrechtelijke geschillen tussen staten.

Vraag 2

Prof. Schrijver schrijft dat het internationaal publiekrecht zich ontwikkelt van een afbakeningsrecht (co-existentie) naar samenwerkingsrecht (co-operatie). Enkele hoofdstukken van het internationaal publiekrecht die in dat kader tot ontwikkeling zijn gekomen en die kwalificeren als moderne hoofdstukken van internationaal recht, zijn:

  1. Immuniteit van staten en overheidsfunctionarissen en het internationaal milieurecht.
  2. Immuniteit van staten en overheidsfunctionarissen en het zeerecht.
  3. Mensenrechten en het internationaal strafrecht.
  4. Mensenrechten en het oorlogsrecht.

Vraag 3

Ten aanzien van de uitspraak van het Permanente Hof van Internationale Justitie in de S.S. Lotus zaak van 1927 geldt dat:

I Het Permanente Hof van Internationale Justitie oordeelde dat het internationaal publiekrecht beperkingen op de soevereiniteit meebrengt ook als staten niet met deze beperkingen hebben ingestemd door middel van verdrag of gewoonte.

II De uitspraak van het Permanente Hof van Internationale Justitie is niet relevant omdat rechterlijke beslissingen niet gelden als een bron van internationaal publiekrecht.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 4

Uit de North Sea Continental Shelf arresten blijkt dat voor de totstandkoming van een regel van internationaal gewoonterecht onder meer vereist is dat:

  1. Er sprake is van een overtuiging dat een bepaalde handelswijze juridisch verplicht dan wel toegestaan is.
  2. De regel is vastgelegd in een verdrag.
  3. Een bepaalde praktijk door alle staten wordt nagevolgd.
  4. Een bepaalde praktijk gedurende minimaal dertig jaar wordt nagevolgd.

Vraag 5

Welk alternatief is niet juist?

  1. Een regel van gewoonterecht blijft bestaan ook als deze wordt gecodificeerd in een verdrag.
  2. Een regel van gewoonterecht is in beginsel wereldwijd van toepassing.
  3. Alleen als een staat van begin af aan tijdens het ontstaan van een nieuwe regel van gewoonterecht kenbaar heeft gemaakt niet aan deze regel gebonden te willen zijn, is deze staat niet gebonden aan deze regel.
  4. Internationaal gewoonterecht werkt rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde en heeft voorrand boven wettelijke voorschriften die binnen het Koninkrijk gelden.

Vraag 6

Welk alternatief is gezien de regels van het Weens Verdragenverdrag juist?

  1. Ondertekening van een multilateraal verdrag heeft tot gevolg dat een staat geen voorbehoud meer
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2012 (2)

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2012 (2)


Meerkeuzevragen

Vraag 1

De Vrede van Westfalen (1648) bracht mee:

  1. De erkenning van de onafhankelijkheid van staten op basis van het beginsel ‘cuius regio, eius natio’: één staat, één natie.
  2. De erkenning van de onafhankelijkheid van staten op basis van het beginsel ‘cuius regio, eius religio’: één staat, één godsdienst.
  3. Een statengemeenschap bestaande uit een kring van ‘Beschaafde Naties’.
  4. Een statengemeenschap bestaande uit een kring van ‘Vredelievende Naties’.

Vraag 2

Nederland en Vlaanderen hebben een geschil over de nakoming van een bilateraal verdrag dat zij in 2005 hebben gesloten over de ontwikkeling van de rivier de Schelde. Het verdrag bepaalt dat in geval van een geschil tussen partijen, dit geschil in de eerste plaats moet worden opgelost door middel van onderhandelingen. Stel dat partijen er niet uitkomen en een derde partij, de Secretaris-Generaal van Verenigde Naties, vragen de onderhandelingen tussen Nederland en Vlaanderen te leiden en te onderzoeken of een akkoord mogelijk is. Deze manier van geschillenbeslechting is een vorm van:

  1. Diplomatieke geschillenbeslechting, namelijk bemiddeling.
  2. Diplomatieke geschillenbeslechting, namelijk onderhandelingen.
  3. Juridische geschillenbeslechting, namelijk arbitrage.
  4. Juridische geschillenbeslechting, namelijk rechtspraak.

Vraag 3

Welke alternatief kwalificeert niet als een bron van internationaal recht?

  1. Internationale verdragen.
  2. Eenzijdige handelingen.
  3. Algemene rechtsbeginselen.
  4. Besluiten van non-gouvernementele organisaties.

Vraag 4

Welke van de volgende stellingen is niet juist?

  1. Uit het Nicaragua arrest blijkt dat na codificatie van een regel van internationaal gewoonterecht de gewoonterechtelijke regel blijft bestaan.
  2. Uit de Continental Shelf arresten blijkt dat een regel die is neergelegd in een verdrag zich kan ontwikkelen tot een regel van internationaal gewoonterecht.
  3. Uit het Lotus arrest blijkt dat staten alleen aan regels van internationaal recht gebonden worden als zij daar mee instemmen.
  4. Uit het Reparation for Injuries advies blijkt dat de Verenigde Naties géén rechtspersoonlijkheid heeft onder internationaal recht.

Vraag 5

Welk verdrag valt onder de reikwijdte van het Weens Verdragenverdrag?

  1. Een mondelinge overeenkomst betreffende de handel in kaas tussen Spanje en Frankrijk gesloten in 2011 en beheerst door het internationaal publiekrecht.
  2. De schriftelijke overeenkomst tussen Nederland, België en Luxemburg, betreffende de oprichting van de Benelux gesloten in 1958 en beheerst door het internationaal publiekrecht.
  3. De schriftelijke overeenkomst betreffende de import van wijn uit Afrika, tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor Handel in Wijnproducten, gesloten in 1990 en beheerst door het internationaal publiekrecht.
  4. Een schriftelijke overeenkomst betreffende de textielhandel tussen China en Japan, gesloten in 2010 en beheerst door het internationaal publiekrecht.

Vraag 6

Waar moet je volgens het Weens Verdragenverdrag eerst naar kijken voor de interpretatie van een verdrag?

  1. De voorbereidende werkzaamheden.
  2. De preambule van het verdrag.
  3. Het internationaal gewoonterecht.
  4. De omstandigheden waaronder het verdrag gesloten is.

Vraag 7

Welk middel wordt door het

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2011 (1)

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2011 (1)


Meerkeuzevragen

Vraag 1

De internationale rechtsgemeenschap is:

  1. horizontaal gestructureerd omdat er geen centrale wereldwetgever is, geen centrale wereldrechter en geen centraal gezag dat het recht afdwingen.
  2. horizontaal gestructueerd omdat de rechtssubjecten onder internationaal publiekrecht allemaal dezelfde bekwaamheden hebben.
  3. verticaal gestructueerd omdat er sprake is van een centrale wereldwetgever, een centrale wereldrechter en een centraal gezag dat het recht kan afdwingen.
  4. verticaal gestructueerd omdat de rechtssubjecten onder internationaal publiekrecht niet dezelfde bekwaamheden hebben.

Vraag 2

Welke conclusie kan niet worden getrokken uit de uitspraak van het Permanente Hof van Internationale Justitie inzake de S.S. Lotus?

  1. Staten zijn alleen gebonden aan regels van internationaal publiekrecht als zij daarmee hebben ingestemd.
  2. Het Hof geeft geen blijk van een positiefrechtelijke opvatting van internationaal recht.
  3. De onafhankelijkheid van Staten kan buiten hun wil om worden beperkt.
  4. Staten kunnen zich binden aan regels van internationaal publiekrecht door deze neer te leggen in verdragen.

Vraag 3

Wat betreft de verhouding tussen het Nederlands recht en het internationaal publiekrecht is het juist te stellen dat:

  1. Het internationaal publiekrecht voorschrijft dat internationaal publiekrecht moet worden omgezet in regels van Nederlands recht.
  2. Het internationaal publiekrecht voorschrijft dat internationaal publiekrecht rechtstreeks doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde.
  3. Alleen een ieder verbindende bepalingen van verdragen verbindende kracht hebben na bekendmaking.
  4. Een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties verbindende kracht hebben na bekendmaking.

Vraag 4

Het Weense Verdragenverdrag (1969) geldt ten aanzien van:

  1. geschreven overeenkomsten tussen staten;
  2. geschreven en ongeschreven overeenkomsten tussen staten;
  3. geschreven overeenkomsten tussen staten en intergouvernementele organisaties;
  4. geschreven en ongeschreven overeenkomsten tussen staten en intergouvernementele organisaties.

Vraag 5

De Hoge Raad heeft in het Nyugat arrest de regels ten aanzien van de verhouding tussen Nederlands recht en internationaal publiekrecht nader uitgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat:

  1. In de Nederlandse rechtsorde alle regels van internationaal publiekrecht verbindende kracht hebben nadat zij zijn bekend gemaakt.
  2. In de Nederlandse rechtsorde alleen een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van internationale organisaties verbindende kracht hebben nadat zij zijn bekend gemaakt.
  3. De Nederlandse rechter regels van Nederlands recht niet mag toetsen op strijd met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van internationale organisaties.
  4. De Nederlandse rechter regels van Nederlands recht niet mag toetsen op strijd met het internationaal gewoonterecht.

Vraag 6

Kolonel Gerritsen, president van de Volksrepubliek Libania, wordt bij een staatsbezoek aan Utopia op het vliegveld ontvangen door vertegenwoordigers van de Utopiaanse regering. Tot zijn woede is er geen rode loper uitgerold tot aan de trappen van zijn vliegtuig. Volgens Kolonel Gerritsen heeft Utopia zich schuldig gemaakt aan een schending van een regel van internationaal gewoonterecht. Bij een bezoek van een buitenlands staatshoofd wordt immers altijd een

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2011 (2)

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2011 (2)


Meerkeuzevragen

Vraag 1

De positivering van het volkenrecht in de zeventiende en achttiende eeuw behelsde:

  1. Een toenemende nadruk in de internationale betrekkingen op rechtsregels die zijn vastgelegd in een verdrag of blijken uit internationale gewoonte.
  2. Een toenemend optimisme in de internationale betrekkingen als gevolg van een groeiende internationale handel.
  3. Een toenemende nadruk in de internationale betrekkingen op universeel geldende rechtsregels ongeacht tijd en plaats.
  4. Een toenemend belang van intergouvernementele organisaties in de internationale betrekkingen.

Vraag 2

Uit de uitspraak van het Permanente Hof van Internationale Justitie inzake de S.S. Lotus blijkt dat:

  1. Staten alleen gebonden zijn aan regels van internationaal publiekrecht die door zuiver redeneren kunnen worden afgeleid uit de natuurlijke geaardheid der dingen.
  2. Staten alleen gebonden zijn aan regels van internationaal publiekrecht als zij zich uit vrije wil aan deze regels hebben verbonden.
  3. Staten alleen gebonden zijn aan regels van internationaal publiekrecht wanneer deze regels in een verdrag zijn vastgelegd.
  4. Staten alleen gebonden zijn aan regels van internationaal publiekrecht als zij lid zijn geworden van de Verenigde Naties.

Vraag 3

Utopia is partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten (IVBPR). Op grond van artikel 19 IVBPR – een bepaling waar burgers rechtstreeks rechten aan kunnen ontlenen – kan de vrijheid van meningsuiting slechts op bepaalde gronden worden ingeperkt. Utopia verbiedt in zijn nationale wetgeving echter iedere vorm van vrijheid van meningsuiting. Ten aanzien van doorwerking van het internationaal publiekrecht in de Utopiaanse rechtsorde bevat de grondwet van Utopia twee bepalingen die identiek zijn aan artikel 93 en artikel 94 van de Nederlandse Grondwet. Thomas More, een inwoner van Utopia, beroept zich voor de Utopiaanse rechter op artikel 19 IVBPR. Hoe zal de Utopiaanse rechter moeten oordelen?

  1. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat het niet verenigbaar is met artikel 19 IVBPR dat een ieder verbindend is.
  2. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht altijd voorrang hebben boven regels van Utopiaans recht.
  3. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht geen verbindende kracht hebben in de Utopiaanse rechtsorde.
  4. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van Utopiaans recht altijd voorrang hebben boven regels van internationaal publiekrecht.

Vraag 4

Welk alternatief is NIET juist?

  1. In de North Sea Continental Shelf zaak oordeelde het Internationaal Gerechtshof over de vraag in hoeverre een verdragsrechtelijke bepaling ten aanzien van de afbakening van het continentaal plateau zich ontwikkeld had tot een regel van internationaal gewoonterecht.
  2. In de Nicaragua zaak bevestigde het Internationaal Gerechtshof dat verdragsverplichtingen en regels van gewoonterecht naast elkaar blijven bestaan.
  3. In het Nyugat-arrest
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2010

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2010


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke bewering over het Reparation for Injuries advies van het Internationaal Gerechtshof is het meest volledig?

  1. Het Internationaal Gerechtshof stelde vast dat in het Handvest van de Verenigde Naties expliciet stond dat de VN een internationaal rechtspersoon was.
  2. Het Internationaal Gerechtshof veroordeelde Israel tot het betalen van een schadevergoeding aan de VN voor de moord op Bernadotte.
  3. Het Internationaal Gerechtshof stelde dat de VN lidstaten, door de VN bepaalde bevoegdheden te verlenen, de organisatie impliciet ook erkend hadden als internationaal rechtspersoon.
  4. Het Internationaal Gerechtshof stelde vast dat de VN tegen Israel geen claim kon indienen om tijde van de moord op Bernadotte geen VN lidstaat was.

Vraag 2

In welk opzicht verschillen gewoonterecht en verdragenrecht van elkaar?

  1. Verdragenrecht is hiërarchisch belangrijker.
  2. Burgers kunnen zich in elk rechtssysteem rechtstreeks beroepen op verdragen, maar niet op gewoonterecht.
  3. Gewoonterecht komt altijd over een lange periode tot stand, terwijl verdragenrecht op een concreet moment in werking treedt, namelijk op het moment van de ondertekening van het verdrag.
  4. Gewoonterecht is ongeschreven recht, verdragen zijn meest

Vraag 3

Wat is een verschil tussen de VN Algemene Vergadering en de VN Veiligheidsraad?

  1. De Veiligheidsraad houdt zich bezig met de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, en de Algemene Vergadering houdt zich daar niet mee bezig.
  2. De resoluties van de Veiligheidsraad zijn altijd bindend voor de VN lidstaten, en die van de Algemene Vergadering zijn nooit bindend.
  3. De Algemene Vergadering is permanent in zitting en de Veiligheidsraad alleen wanneer dat nodig is.
  4. In de Veiligheidsraad hebben enkele lidstaten de mogelijkheid om het aannemen van bepaalde besluiten te blokkeren, terwijl geen enkele lidstaat een dergelijke mogelijkheid heeft in de Algemene Vergadering.

Vraag 4

Welke bewering is juist over de doorwerking van internationaal recht in de Nederlandse rechtsorde?

  1. De Nederlandse rechter mag nationaal recht nooit toetsen aan internationaal recht.
  2. De Nederlandse rechter moet nationaal recht toetsen aan eenieder verbindende bepalingen van internationaal gewoonterecht.
  3. De Nederlandse rechter moet nationaal recht toe tsen aan eenieder verbindende bepalingen van internationale verdragen.
  4. De Nederlandse rechter moet nationaal rec ht toetsen aan eenieder verbindende bepalingen van internationaal gewoonterecht en van internationale verdragen.

Vraag 5

Een mondelinge verklaring afgelegd door de minister-president van Nederland…

  1. kan nooit bindend zijn voor Nederland.
  2. kan alleen bindend zijn voor Nederland als de mondelinge verklaring is afgelegd voor de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad van de VN.
  3. is bindend indien blijkt uit de omstandigheden dat het de bedoeling was Nederland te binden.
  4. is altijd bindend voor Nederland omdat de minister-president de Nederlandse staat vertegenwoordigt.

Vraag 6

Internationaal gewoonterecht ontstaat als aan twee elementen is voldaan: statenpraktijk en opinio juris. Wat is opinio

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2009

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2009


Let op: De volgende oefentoets is gebaseerd op de situatie vóór het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Wat zijn zogenoemde 'soevereine' staten?

  1. Staten zijn onafhankelijk en zijn derhalve niet onderworpen aan externe regels, ook niet aan regels die van internationaalrechtelijke natuur zijn.
  2. Staten zijn autarkisch, andere staten mogen zich niet inmengen in hun aangelegenheden.
  3. Staten hebben op hun grondgebied het hoogste gezag en dit gezag wordt niet ontleend aan een andere aardse instantie.
  4. Geen van bovenstaande stellingen is juist.

Vraag 2

Voorbeelden van gespecialiseerde organisaties zijn:

  1. het Internationaal Monetair Fonds, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Wereld Toerisme Organisatie.
  2. de Wereld Post Unie, Amnesty International, de Internationale Arbeidsorganisatie.
  3. Amnesty International, Greenpeace en Artsen Zonder Grenzen.
  4. de VN Veiligheidsraad, de VN Algemene Vergadering en het Internationaal Gerechtshof.

Vraag 3

De centrale vraag die het Internationaal Gerechtshof beantwoordde in het advies over Reparation for Injuries Suffered in the Service of the United Nations, was:

  1. moeten de Verenigde Naties schadevergoeding betalen aan de familie van iemand die gestorven is terwijl zij/hij werkte voor de Verenigde Naties?
  2. zijn adviezen van het IGH bindend?
  3. kunnen de Verenigde Naties als internationale organisatie een internationale claim indienen tegen een staat?
  4. welke zijn de kenmerken waaraan moet voldaan worden op van een regel van gewoonterecht te kunnen spreken?

Vraag 4

Wat zei het Internationaal Gerechtshof in de Nicaragua-zaak over de verhouding tussen verdragen en gewoonterecht?

  1. Een verdragsregel en een regel van gewoonterecht blijven naast elkaar bestaan.
  2. Als gewoonterecht wordt gecodificeerd in een verdrag, houdt de gewoonterechtelijke regel op te bestaan.
  3. Als een verdrag wordt opgezegd blijven de regels van het verdrag als gewoonterecht bestaan
  4. Verdragen zijn een belangrijkere rechtsbron dan gewoonterecht.

Vraag 5

Wat is geen vereiste voor aansprakelijkheid van een lidstaat voor het niet implementeren van een richtlijn?

  1. Causaliteit.
  2. Opzet.
  3. Een toegekend recht onder de richtlijn.
  4. Een duidelijk vast te stellen recht onder de richtlijn.

Vraag 6

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen:

Stelling I. Zowel het Hof van Justitie als het EHRM kennen een systeem van individueel klachtrecht, waarbij een individu bij deze hoven kan klagen voor een schending door een lidstaat van respectievelijk het EG-verdrag dan wel het EVRM.

Stelling II. Artikel 8 EVRM stelt: ‘Eenieder heeft recht op respect voor zijn privéleven (…)’. Dit betekent dat dit recht door een staat die partij is bij het EVRM op geen enkele wijze kan worden beperkt.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I onjuist, stelling II is juist.
  3. Stelling I en
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Internationaal Publiekrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Inleiding Internationaal Publiekrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding Internationaal Publiekrecht voor de opleiding Rechten, jaar 1, aan de Universiteit Leiden.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Europees Recht ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2309 1