Oefententamens Inleiding Strafrecht - UvA
- 5348 keer gelezen
De heersende leer bij het vaststellen van causaliteit is de:
Bij de vergelijking tussen accusatoire en inquisitoire stelsels komt de vraag aan de orde welk stelsel gelet op zijn theoretische uitgangspunten zich beter zou lenen voor de bescherming van mensenrechten.
Welke van de volgende mensenrechten zijn minder goed beschermd in een accusatoir systeem van strafvordering, met juryrechtspraak?
Agent Alric surveilleert in het pittoreske Harlingen, als er opeens een Libaneese man hard voorbij komt rennen. Alrics Fingerspitzengefühl zegt hem dat hier iets aan de hand is en hij zet de achtervolging in. De Libaneese man versnelt zijn pas. Vlak bij de veerhaven weet Alric hem toch in te halen.
Alric heeft:
Arista rijdt met haar auto over de A44 in Den Haag. Sinds kort is daar een wisselstrook aangelegd om files terug te dringen. Arista maakt gebruik van de wisselstrook maar wordt aangehouden door twee opsporingsambtenaren. Zij wijzen haar op het bord dat je
alleen van de wisselstrook gebruik mag maken als je met drie of meer mensen in de auto zit.
Arista wordt vervolgd en aan haar wordt ten laste gelegd dat “zij op 2 maart 2017 te Den Haag gebruik heeft gemaakt van de wisselstrook, terwijl zij alleen, althans niet met drie of meer mensen, in haar auto zat”.
Ter zitting stelt ze dat ze onterecht vervolgd wordt omdat er geen wettelijke bepaling is die dit verkeersgedrag strafbaar stelt. De officier van justitie voert aan dat er wél een strafbepaling is die het gedrag van Arista strafbaar stelt, omdat die wet per 15 maart 2017 is ingevoerd en het verbod tevoren duidelijk uit de bebording bleek. Uit het Staatsblad blijkt dat de wet inderdaad per 15 maart 2017 is ingevoerd.
De rechter zal Arista:
Royce en Hadrian zijn aan het picknicken in het Vondelpark in Amsterdam. Het is een zwoele zomeravond en ze hebben gezamenlijk al meerdere sixpacks bier weggewerkt. Royce raakt in een woordenwisseling met een andere parkbezoeker nadat die hem aanspreekt op haar luidruchtige gedrag. Vervolgens smijt Royce zijn zak friet met mayonaise naast de prullenbak op de grond en geeft daar nog een flinke trap tegenaan. Als een agent hem hier op aanspreekt scheldt Royce hem vakkundig uit. De agent maakt hier vervolgens een proces-verbaal van op.
Twee maanden later ontvangt Royce een dagvaarding per post. Hij wordt vervolgd voor het overtreden van een bepaling in de Amsterdamse APV die luidt: Het is verboden op de openbare weg of in de openbare ruimte zich onbehoorlijk te gedragen.
Ter zitting stelt de raadsman van Royce dat de rechter hem niet kan veroordelen omdat het voor Royce niet duidelijk was dat haar gedrag strafbaar was gesteld.
De rechter zal het verweer van de raadsman:
Dirk is eigenaar van de fietsenstalling bij treinstation Meppel. Hij ergert zich aan het feit dat een aantal jongeren hun fiets niet in de stalling plaatsen voor € 1,- per dag, maar die vastzetten aan de overkant aan het hek. Dirk verzoekt de gemeente een bord te plaatsen aan het hek met de tekst: ‘Hier geplaatste fietsen worden verwijderd.’ Miranda, wethouder van verkeer in de gemeente Meppel, geeft aan niet voor een bepaling te zijn die verbiedt fietsen tegen het betreffende hek te plaatsen. Zij stelt dat de fietsen geen
overlast bezorgen en Dirk hieraan niet failliet zal gaan. Bovendien bezit de gemeente niet over het budget om de fietsen te laten verwijderen.
Op welke criteria voor strafbaarstelling van De Roos baseert Miranda haar standpunt?
Frodo en Sam zijn beste vrienden. Frodo zijn verkering is net over en uiteraard is Sam er om hem op te vangen en samen Frodo's verdriet te verdrinken. Op een gegeven moment gaat bij Frodo het licht uit en zet Sam hem in de taxi naar huis. Net op het moment dat Froda weg is, komt Arwen, Frodo's ex-vriendin de kroeg binnen. Sam raakt met haar aan de praat en op een gegeven moment wordt het net iets té gezellig tussen beiden. De volgende dag kan Sam zichzelf wel voor zijn kop slaan: hij heeft de ‘brocode’ gebroken; iets ergers bestaat er niet. Frodo heeft er inmiddels via Arwen al lucht van gekregen en staat bij Sam op de stoep. Hij belt aan en zodra Sam opendoet, geeft Frodo Sam een rechtse. De buurman ziet dit gebeuren en belt de politie. Nadat Frodo is aangehouden en weer heengezonden, heeft hij een goed gesprek met Sam en ze besluiten hun vriendschap niet te laten verwoesten door een vrouw. Ze schrijven de officier van justitie een brief en vragen of hij de zaak tegen Frodo wil seponeren, omdat ze beste vrienden zijn en het al uit hebben gepraat. De officier van justitie gaat hiermee akkoord.
Vanuit welk oogpunt is een dergelijke beslissing te begrijpen?
Cesare Beccaria wordt wel gezien als geestelijk vader van het klassieke strafrecht.
Geef aan welke drie begrippen kenmerkend zijn voor Beccaria’s visie.
Martin heeft als getuige in de strafzaak tegen zijn vriend John onder ede een leugenachtige verklaring afgelegd. Martin wordt vervolgd wegens het misdrijf van art. 207 lid 1 Sr. Als verdachte voert Martin op de zitting aan dat hij niet veroordeeld kan worden nu de rechter in de zaak tegen John zijn meinedige getuigenverklaring direct al als ongeloofwaardig beschouwde en deze niet heeft gebruikt voor het bewijs.
De rechter zal dit verweer niet honoreren nu sprake is van een:
Art. 13 Wet wapens en munitie (WWM) bevat een:
Met functioneel daderschap wordt bedoeld:
Welke voorwaarde voor strafbaarheid werd niet vervuld in het Melk en Water-arrest?
Indien art. 450 Sr zoals hierna geformuleerd zou zijn, welk bezwaar levert dat dan volgens Remmelink op? (Zoals verwoord in de tekst uit de reader ‘Inleiding tot de studie van het Nederlandse Strafrecht’).
“Hij die nalaat een ander die in ogenblikkelijk levensgevaar verkeert die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van de hulpbehoevende volgt, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.”
In zijn essay ‘Bestraft zonder iets gedaan te hebben’ wijst Buruma er op dat er gaandeweg een verruiming van strafrechtelijke aansprakelijkheid heeft plaats gevonden met betrekking tot ‘gebeurtenissen’ die nog maar met veel moeite als een ‘gedraging’ gekwalificeerd kunnen worden. Dat staat zijns inziens op gespannen voet met het uitgangspunt dat iemand alleen aansprakelijk kan worden gesteld als er sprake is van een gedraging en een bepaalde mentale gesteldheid.
Geef aan welke strafbepaling volgens Buruma niet ‘in de gevarenzone’ verkeert:
Waarom heeft de wetgever in bepaalde delictsomschrijvingen het woord wederrechtelijk opgenomen?
Dit heeft de wetgever gedaan omdat:
Pim gaat af en toe langs bij zijn vriend Milan die in de Belgische stad Leuven woont. Bij het kopen van treinkaartjes via internet blijkt dat als je de betreffende pagina open laat staan en op verschillende tijdstippen vervoersbewijsbiljetten print er steeds een andere barcode op de biljetten komt te staan. Pim neemt de proef op de som en reist die week met vijf vriendinnen naar Leuven en terug. De biljetten worden in de trein een aantal maal gecontroleerd en het komt niet aan het licht dat zes personen reizen voor de prijs van één. Teruggekomen in Amsterdam meldt Pim het voorval bij de reisorganisatie Travel waar de kaartjes betrokken zijn. Travel doet aangifte van oplichting (art. 326 Sr). Pim wordt hiervoor vervolgd.
Zijn advocaat voert ter zitting aan dat Pim de vervoersbiljetten heeft geprint en gebruikt om aan te tonen dat er een lek in het systeem zit van Travel. Travel zou er voorlopig niet achter zijn gekomen als Pim dit niet had gemeld. Pim heeft hierdoor juist de schade voor Travel beperkt en verdient geen straf.
De rechter zal het beroep van de advocaat op:
Tijdens een vakantie in Zweden leent Wesly € 500,- van Suzan. Wesley maakt echter geen enkele haast om het bedrag terug te betalen. Steeds heeft hij een anders smoesje als Suzan aandringt haar het geld terug te geven. Suzan weet dat Wesley ook een huurachterstand heeft. Ze schrijft hem een e-mail met een gefingeerde naam en doet zich voor als medewerker van een incassobureau. Ze sommeert Wesly binnen twee dagen een bedrag van € 500,- te betalen, anders zal hij uit zijn huis worden gezet. Zij geeft in de nota haar eigen rekeningnummer op. Wesly betaalt prompt.
Suzan heeft zich:
Gian is als vrachtwagenchauffeur gespecialiseerd in het vervoeren en afleveren van vloeibare afvalstoffen. In februari 2016 moet hij een tank vol giftige afvalstoffen lossen bij afvalverwerker De Vries BV in Utrecht. Als Gian met zijn vrachtwagen is gestopt bij de container van De Vries BV, nadert een auto van de milieupolitie. De controleur geeft Gian te kennen dat hij een monster van de afvalstoffen wil nemen om de mate van giftigheid vast te stellen. Na controle zegt de controleur dat hij de lading moet lossen met behulp van een gecertificeerde afsluiter, namelijk die van het type Alphaforce. Daarmee is de kans het kleinst dat afvalstoffen vrijkomen. Gian blijft in de cabine zitten en de controleur loopt naar de pompinstallatie. Op een gegeven moment hoort Gian de controleur ‘OK’ roepen waarop Gian het pompen in werking zet. Gian weet niet dat de controleur nog onder de pompinstallatie staat. Deze wordt bedolven onder een enorme waterstroom en loopt een forse hoofdwond op. Als Gian dit merkt stopt hij direct met pompen.
De officier van justitie besluit Gian te vervolgen ter zake van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld (art. 308 lid 1 Sr). Gian verklaart ter zitting dat hij de pompinstallatie heeft ingeschakeld omdat hij dacht dat de ambtenaar van de milieupolitie met ‘OK’ bedoelde dat hij kon beginnen met pompen en dat hij niet de bedoeling heeft gehad de controleur in gevaar te brengen.
Gian doet hiermee een beroep op:
Welke van de volgende deelnorm van het legaliteitsbeginsel ziet op het lex certa-vereiste?
Dimitri is wielrenner. Hij staat stil op het fietspad voor de geopende brug in Ouderkerk aan den Amstel. De brug staat open om een plezierjacht door te laten. Vanwege het mooie weer is het druk op de Amstel. Als de brug weer zakt ziet Dimitri dat een kind van een jaar of 10 van boord valt en moeite heeft tussen de golven die het jacht veroorzaakt, het hoofd boven water te houden. Dimitri zet zijn fiets tegen het hek van de brug, rent een aan het water grenzende Japanse tuin door en springt in het water. Hij pakt het kind en zwemt ermee naar de oever. Inmiddels is ook het jacht teruggekeerd. De ouders pikken het kind op en bedanken Dimitri voor zijn oplettendheid. Enige tijd later ontvangt Dimitri een dagvaarding, hij wordt vervolgd voor het vernielen van de kostbare planten die in de Japanse tuin stonden waar hij doorheen is gerend (art. 350 Sr). Dimitri voert als verweer aan dat hij die planten wel gezien heeft, maar dat dit de snelste weg was om het te water geraakte jongetje te kunnen bereiken.
De rechter zal Dimitri’s beroep op:
Mandy rijdt ’s avonds laat naar huis. Als zij voor een rood stoplicht staat te wachten duikt er opeens een man op voor haar auto. Hij richt een vuurwapen op haar en roept iets onverstaanbaars. Mandy voelt zich ernstig bedreigd, ze kan geen kant op; naast haar en achter haar staan ook auto’s. Als waarschuwing trapt ze eerst het gaspedaal in zonder de koppeling los te laten, maar als de man daar niet van onder de indruk blijkt te zijn en gewoon blijft staan met zijn vuurwapen op haar gericht, rijdt ze de man aan. Zijn rechterbeen wordt verbrijzeld en zal nooit meer helemaal genezen.
Mandy wordt vervolgd voor zware mishandeling (art. 302 Sr). Het slachtoffer bleek geen overvaller te zijn, zoals Mandy dacht, maar een zeer verward persoon.
De rechtbank zal Mandy’s beroep op:
Uit het Bijlmer noodweerarrest (NJ 1986, 56) blijkt dat het hof had geoordeeld dat er:
Wat wordt in het strafrecht verstaan onder verwijtbaarheid?
De bejaarde heer Slyper wordt in zijn middagslaapje gestoord door kinderen die voortdurend hun voetbal tegen zijn huis schieten. Slyper heeft al een paar keer gewaarschuwd maar zonder resultaat. Als bij hem de maat vol is loopt hij naar buiten, grijpt Tobias, één van de voetballende kinderen, bij zijn kladden en stopt hem in een kolenhok dat tegen de achterwand van zijn schuurtje staat. Daarna gaat Slyper naar binnen, drinkt een borrel en valt in slaap. Pas na een uur wordt hij wakker. Hij loopt naar het kolenhok en laat het slachtoffer gaan. Tobias heeft door zijn verblijf in het kolenhok een zware astma-aanval gekregen vanwege ingeademd kolengruis. De kwaal waaraan hij in lichte mate leed is daardoor veel ernstiger geworden. Zijn ouders besluiten aangifte te doen wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving die ook nog eens zwaar lichamelijk letsel teweeg heeft gebracht.
Slyper wordt vervolgd ter zake van art. 282 lid 2 Sr. Slyper stelt ter zitting dat hij inderdaad opzet heeft gehad om Tobias van zijn vrijheid te beroven en dat hij daartoe niet het recht had, maar dat zijn opzet ontbreekt op het zwaar lichamelijk letsel. Als hij namelijk had geweten dat Tobias aan astma leed had hij hem nooit in het kolenhok gestopt.
Stel dat de rechter het aannemelijk acht dat Slyper inderdaad niet wist dat Tobias aan astma leed, dan zal de rechter Slyper:
In het arrest Aanmerkelijke Kans (HR 19 februari 1985, NJ 1985, 633) liet de Hoge Raad het oordeel van de feitenrechter – dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met een in art. 2 eerste lid onder A Opiumwet gegeven verbod – in stand omdat:
Welk stelling(en) is/zijn juist?
Stelling I: Of er een begin van uitvoering is, wordt in de subjectieve pogingsleer voornamelijk gebaseerd op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging;
Stelling II: Het onderscheid tussen medeplegen en medeplichtigheid is dat medeplegen het leveren van een wezenlijke bijdrage aan het delict vereist.
Een kenmerkend verschil tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld is volgens de Hoge Raad in het arrest HIV I (HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552):
FC Oss supporter Gilles heeft met een stoeptegel de voorruit van een bus met supporters van de Graafschap verbrijzeld door deze tegen de voorruit te gooien terwijl de bus 60 km per uur reed. De chauffeur heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Gillis wordt vervolgd ter zake van art. 302 lid 1 Sr. Gilles verklaart dat hij geen opzet op de mishandeling had. Hij wilde de chauffeur laten schrikken, meer niet, hij wist niet dat de tegel zo gemakkelijk door de ruit zou gaan. Volgens zijn raadsman ontbreken aldus twee belangrijke voorwaarden voor het bewijs van voorwaardelijk opzet.
Heeft de raadsman gelijk?
Jonas wordt vervolgd voor doodslag (art. 287 Sr). Na een ruzie in de kroeg met een portier heeft hij namelijk op de deur van de kroeg geschoten waar de portier achter zat. Niet de portier maar een andere vrouw komt om het leven. Ter zitting zegt hij dat het niet zijn bedoeling was de vrouw te raken en hij geen opzet had op haar dood. De rechter meent echter dat gelet op de aard en de omstandigheden van de gedraging het (voorwaardelijk) opzet bewezen is.
Welke van de volgende stellingen is van toepassing op de uitspraak van de rechter?
De filosoof Nagel heeft nagedacht over het begrip ‘determinisme’ en de veronderstelde – maar niet gemakkelijk met het determinisme te verenigen – menselijke vrije wil. Zijn bespiegelingen zijn van groot belang voor het strafrecht.
Geef aan met welke opvatting Nagel het eens is.
Beoordeel de volgende stellingen en ga er daarbij vanuit dat de vereiste bestanddelen zijn opgenomen in de tenlastelegging.
I. Indien een rechtvaardigingsgrond aanwezig is leidt dit alleen bij delicten met wederrechtelijkheid als bestanddeel tot een vrijspraak;
II. Alleen bij opzetdelicten leidt het aannemen van een schulduitsluitingsgrond tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Welke stelling(en) is/zijn juist?
Mikkie is aangehouden omdat hij in Amsterdam zijn echtgenote Robina heeft mishandeld (art. 300 lid 1 jo 304 sub 1 Sr). Nadat hij heeft bekend wordt hij heengezonden. Mikkie keert niet meer terug naar de echtelijke woning in Amsterdam, maar vertrekt naar Delft waar hij een appartement huurt en zich bij de gemeente inschrijft. Kort daarna wordt hij gedagvaard bij de rechtbank Amsterdam. De dagvaarding is verstuurd naar het adres van Robina. Robina heeft consequent alle post die voor Mikkie bezorgd wordt verscheurd.
Indien de rechter van deze omstandigheden ter zitting op de hoogte zou zijn, dan zou hij tot de volgende uitspraak komen:
Anita verkoopt op Koningsdag broodjes beenham. Zij doet dit voor de eigenaar van het slagersbedrijf waar zij vroeger heeft gewerkt. De slager staat als keurslager bekend en verkoopt alleen artikelen van goede kwaliteit. Wat Anita niet weet is dat een andere medewerker van de slager de beenham buiten de koeling heeft bewaard en dat deze bedorven is. Mensen die de broodjes beenham bij Anita hebben gekocht worden ziek en één mevrouw, Beatrice, overlijdt zelfs aan de voedselvergiftiging.
Anita wordt vervolgd ter zake van art. 175 Sr en verweten ‘dat zij op 27 april 2016 te Amsterdam, aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, door waren, zijnde beenham, die schadelijk zijn voor de gezondheid, te verkopen, zonder dat de koper, zijnde Beatrice, met dat schadelijke karakter bekend is, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat Beatrice is komen te overlijden.’(art. 175 lid 1 jo 2 Sr).
Voor de rechter doet Anita een beroep op het feit dat zij in de veronderstelling verkeerde en ook mocht verkeren dat het vlees van goede kwaliteit was.
Als de rechter dit verweer aanvaardt dan is de uitspraak:
Jelle ergert zich aan het bouwvallige schuurtje van zijn buurvrouw. Hij heeft haar al een paar keer aangeboden het af te breken maar dat wil zij niet. Ze bewaart haar tuinstoelen daar als het regent. Als de buurvrouw een paar weken op vakantie is breekt Jelle het schuurtje vakkundig af en brengt het hout naar de vuilstort. Als de buurvrouw thuis komt van vakantie doet zij aangifte. Jelle ontkent niet het schuurtje te hebben afgebroken maar stelt dat hij haar daar juist een plezier mee wilde doen.
Aan Jelle wordt ten laste gelegd dat hij ‘op of omstreeks 5 augustus 2016 te Amsterdam aan het perceel Herculesstraat 70, zonder daartoe gerechtigd te zijn, althans zonder toestemming van de rechthebbende, te weten zijn buurvrouw, een schuur te hebben vernield door deze af te breken en het hout te hebben afgevoerd.’ (art. 350 Sr)
De rechter zal Jelle:
Annemarie loopt ’s avonds vanaf het station naar haar huis in Haarlem. In de voetgangerstunnel wordt zij overvallen door André en bedreigd met een mes. Annemarie geeft haar tasje echter niet af waarop André een stekende beweging in haar richting maakt. Op dat moment nadert Berta, die elke avond een rondje gaat hardlopen. Zij heeft als het donker is voor de zekerheid een illegaal wapen op zak. Bij het zien van de schermutseling schiet zij André met één kogel dood.
Aan Berta wordt ten laste gelegd dat zij: ‘Op 23 mei 2016 te Haarlem opzettelijk André van het leven heeft beroofd door hem met een vuurwapen een kogel door het hoofd te schieten waarop deze André is overleden.’ (art. 287 Sr)
Voor de rechter legt Berta uit dat ze binnen een seconde heeft moeten handelen en dat ze hevig aangedaan was toen ze zag hoe de overvaller op het punt stond Annemarie neer te steken.
De rechter aanvaardt het beroep op noodweerexces. De uitspraak luidt dan:
Roi is rechtmatig aangehouden. Hij wordt ervan verdacht een ruit van een tramhalte te hebben vernield (art. 350 Sr). Omdat hij dit met een scherp voorwerp zou hebben gedaan wordt hij door de verbalisanten Rachel en Mick, voordat ze hem meenemen naar het politiebureau, onderzocht aan zijn kleding.
Welk wetsartikel kan in ieder geval geen grondslag bieden voor het uitoefenen van deze bevoegdheid?
De 18-jarige Janneke wordt vervolgd voor winkeldiefstal (art. 310 Sr). Ze heeft op een middag na school samen met een aantal vriendinnen een paar oorbellen in haar tas gestopt bij de H&M en is vervolgens zonder te betalen de winkel uitgelopen. Het is de eerste keer dat ze een strafbaar feit pleegt en ze neemt geen advocaat mee naar de zitting. Ter zitting vraagt de politierechter aan de officier van justitie waarom Janneke geen transactie is aangeboden. De Richtlijn van het OM schrijft dit beleid immers voor bij first-offenders. De officier van justitie moet de rechter het antwoord verschuldigd blijven en de rechter oordeelt dat het OM niet-ontvankelijk is.
Op grond van welk strafvorderlijk beginsel kan de rechter tot dit oordeel komen?
Welke stelling over de Minister van Veiligheid en Justitie is niet juist?
Frank werkt bij computerbedrijf My PC BV. Dit bedrijf heeft een aantal belangrijke kostbare softwareprogramma’s op de harddisc staan die nodig zijn voor het updaten van boekhoudprogramma’s. Frank heeft zelf ook een bedrijfje dat 02 Computer heet. Via 02 Computer beheert Frank de boekhoudprogramma’s van een aantal kleine ondernemingen. Als hij opdracht krijgt via 02 Computer een boekhoudprogramma te updaten voor een taxibedrijf, kopieert Frank de software van de harddisc van My PC BV omdat hij niet voldoende geld heeft om die zelf aan te schaffen. Uiteindelijk wordt Frank vervolgd wegens verduistering van het softwareprogramma van My Computer BV (art. 321 Sr).
Frank wordt ten laste gelegd dat hij:
“Op of omstreeks 3 februari 2017 te Veenendaal opzettelijk softwareprogramma’s, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele toebehoorde aan My Computer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als werknemer, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.” (art. 321 Sr)
De raadsman van Frank stelt zich op het standpunt dat software geen goed is in de zin van art. 321 Sr en dat het desondanks Frank daarvoor veroordelen in strijd is met art. 1 Sr. Daarnaast stelt de raadsman dat er geen bepaling in de wet is opgenomen die het wederrechtelijk toe-eigenen van software strafbaar stelt en een veroordeling dus ook om die reden in strijd is met art. 1 Sr.
Op welke deelnormen van het legaliteitsbeginsel heeft het verweer van de raadsman van Frank betrekking?
Vervolg op vorige MC-vraag. Beoordeel de verweren van de raadsman van Frank.
Zal de rechter Frank veroordelen?
Sander zit in café ‘Ruk en Pluk’ aan de bar en verkeert in een toestand van dronkenschap. De barman vindt dat wel aardig en zet steeds nieuwe biertjes voor hem neer. Hij weet dat Sander toch altijd met zijn pasje komt betalen ook al kan hij nauwelijks meer op zijn benen staan. Later blijkt dat Sander door een etalageruit is gevallen, nadat hij het café heeft verlaten. Daarbij is hij ernstig gewond geraakt aan zijn hand. Als bij de politie bekend wordt dat de barman van ‘Ruk en Pluk’ Sander steeds bier heeft voorgezet terwijl hij dronken was, brengt politieambtenaar Arend, die tevens hulpofficier van justitie is, een bezoek aan ‘Ruk en Pluk’.
Daar aangekomen vraagt Arend aan de barman of hij degene is die Sander zwaar dronken heeft gevoerd. De barman bekent. Dat betekent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan art. 252 lid 1 sub 1 Sr. Arend overlegt vervolgens telefonisch met de officier van justitie wat hij met de barman moet doen.
Arend kan de barman hierna:
De bewezenverklaring in een strafproces kan afwijken van wat er daadwerkelijk is voorgevallen. Zowel accusatoire als inquisitoire systemen van strafvordering proberen zo veel mogelijk in strafrechtelijke vonnissen de waarheid te benaderen. Het kan voorkomen dat dat niet gebeurt vanwege een veelheid aan factoren.
Welke situatie kan in de Nederlandse strafrechtspleging niet leiden tot een grote discrepantie tussen de strafvorderlijke waarheid en wat er daadwerkelijk is voorgevallen?
Welke stelling(en) is/zijn juist?
I. Eén op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van een opsporingsambtenaar dat de verdachte het feit heeft begaan is voldoende voor een bewezenverklaring.
II. De rechter mag een feit reeds bewezen verklaren wanneer hij de overtuiging heeft dat de verdachte het feit heeft begaan.
Gerechtelijke dwalingen worden in de media vaak beschreven als schokkende gebeurtenissen en leiden tot een discussie over de kwaliteit van waarheidsvinding in onze strafrechtspleging. Er vallen verschillende maatregelen te bedenken waarmee je gerechtelijke dwalingen verder zou kunnen voorkomen. Deze maatregelen zijn of kostbaar of hebben als resultaat dat onterechte veroordelingen weliswaar afnemen, maar dat onterechte vrijspraken dan weer toenemen.
Welke van de volgende maatregelen zal niet leiden tot een toename in het aantal onterechte vrijspraken?
Saami heeft in januari 2016 een auto gehuurd waarmee hij betrokken is geweest bij een wedstrijd op de openbare weg.
Hij wordt vervolgd ter zake van art. 10 lid 1 jo 177 lid 1 onder a Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De officier van justitie eist een geldboete van € 100,-. De rechtbank volgt de eis niet en veroordeeld Saami tot een geldboete van € 45,-.
Staat er hoger beroep open voor de officier van justitie en/of Saami?
Welke stelling naar aanleiding van het De auditu arrest (HR 20 december 1926, NJ 1927, 85) is niet juist?
Tegen Chantal is proces-verbaal opgemaakt omdat zij van een stuk weiland, dat toebehoort aan de gemeente Hoorn, een hoeveelheid paardenmest heeft weggenomen om haar moestuintje mee te bemesten. Zij wordt vervolgd wegens stroperij (art. 314 Sr). Haar verweer ter terechtzitting dat het hier om een antieke bepaling gaat vindt weinig gehoor. De rechter veroordeelt haar en legt haar, gezien het feit dat het maar om een kleine hoeveelheid paardenmest ging, een geldboete op van € 40,- .
Tegen dit vonnis staat:
Lotte en Sem zijn in hoger beroep veroordeeld wegens naaktrecreatie buiten een daarvoor aangewezen plek (art. 430a Sr). Lotte en Sem overleggen met hun raadsman over of zij beroep in cassatie moeten aantekenen. Het geval wil namelijk dat de gemeente Almere, waar het feit heeft plaatsgevonden, jarenlang gedoogde dat aan het strandje bij het Gooimeer naakt gerecreëerd werd. Plotseling, zonder te waarschuwen is men toch gaan handhaven.
De raadsman raadt het beroep in cassatie af. Hij stelt dat het hier gaat om een van de beginselen van behoorlijk procesrecht (het vertrouwensbeginsel) en dat dit niet in cassatie kan worden getoetst. Hij stelt dat het zal uitlopen op een niet-ontvankelijkheid.
De raadsman heeft:
Lotfy is een straatvechter. Hij is al meerdere keren in vechtpartijtjes verzeild geraakt en heeft met behulp van zijn neef een uitsmijter op het Leidseplein zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem een gebroken neus te slaan (art. 302 lid 1 Sr). Lotfy is drie jaar geleden ook al eens veroordeeld wegens mishandeling. Hij heeft toen op grond van art. 22g Sr 110 dagen in hechtenis gezeten. Ter zitting verzoekt de raadsman Lotfy een taakstraf op te leggen die hij in het weekend mag verrichten in plaats van een gevangenisstraf, omdat Lotfy een baan heeft gekregen en zijn contract kwijt zal raken als hij nu langere tijd afwezig is.
De rechter kan Lotfy:
Finn heeft tijdens een voetbalwedstrijd de scheidsrechter met een rechtse hoek neergehaald. De scheidsrechter heeft hierbij zijn kaak gebroken. Finn wordt veroordeeld wegens mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge (art 300 lid 2 Sr).
De rechter zou Finn kunnen veroordelen tot een:
C
A
D
D
B
B
B
A
A
B
A
C
B
B
C
C
B
B
C
C
A, B, C en D zijn juist, omdat de casus teveel ruimte open laat voor discussie.
C
C
D
B
D
C
C
B
C
D
D
B
C
D
A, B, C en D zijn juist, omdat de casus teveel ruimte open laat voor discussie.
B
B
D
C
D
B
D
D
D
C
C
D
C
C
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefententamens te gebruiken bij het vak Inleiding Strafrecht aan de UvA.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3533 |
Add new contribution