Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018


Vragen deel A

Vraag 1

Wat voegde Simmenthal toe inzake de voorrang van EU recht ten opzichte van Costa v. E.N.E.L.?

  1. Dat in lijn met artikel 4(2) VEU de voorrang van Europees recht rekening dient te houden met de constitutionele tradities van een lidstaat.
  2. Dat de voorrang van Europees recht absoluut is en derhalve ook niet rechtstreeks werkende verdragsbepalingen voorrang hebben boven nationaal recht.
  3. Dat EU recht ook altijd voorrang heeft boven nationaal constitutioneel recht en latere nationale wetten in formele zin.
  4. Dat lidstaten een deel van hun soevereiniteit aan de EU hebben overgedragen, waardoor EU-recht zelf bepaalt wanneer en waarom het voorrang heeft op nationaal recht.

Vraag 2

Wanneer kan het HvJEU overgaan tot het opleggen van boetes of dwangsommen aan lidstaten die het EU-recht schenden?
  1. Zodra het Hof van Justitie concludeert dat er sprake is van een schending van EU-recht.
  2. Wanneer Lidstaten geen gehoor geven aan een eerdere uitspraak van het HvJEU waarin een schending van EU-recht was geconstateerd.

Vraag 3

De gemeente Weesp heeft de aanvraag van Antonio en Anneke voor vergoeding van kinderopvang afgewezen. Antonio stelt beroep in tegen dit besluit bij de rechtbank Leeuwarden. Hij voert aan dat hij op basis van artikel 14 VWEU recht heeft op toegang tot een “dienst van algemeen economisch belang.” De rechtbank weet niet zeker of kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is en wijst de vordering van Antonio af. In hoger beroep bij de Raad van State voert Antonio aan dat het Spaanse Hooggerechtshof heeft bepaald dat kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is. De gemeente Weesp voert echter aan dat zowel de Franse Court de Cassation als de Belgische Raad van State bepaald hebben dat kinderopvang geen dienst van algemeen economisch belang is en dat Artikel 14 überhaupt geen rechtstreekste werking heeft. Is de Nederlandse Raad van State verplicht een prejudiciële vraag te stellen over de uitleg van Artikel 14 VWEU?

  1. Ja, op basis van het arrest Ferreira da Silva is de Raad van State verplicht om een uitleggingsvraag te stellen nu er een conflict is tussen hogere rechtscolleges.
  2. Ja, omdat het hier gaat om de rechtsgeldigheid van de weigering tot vergoeding is de Raad van State onder Artikel 267 VWEU verplicht een geldigheidsvraag te stellen.
  3. Nee, aangezien er hier sprake is van een acte clair in de zin van het arrest CILFIT is de Raad van State niet verplicht een prejudiciële vraag te stellen.
  4. Nee, aangezien het hier gaat om een hypothetisch geschil is de Raad van State niet verplicht om een prejudiciële vraag te stellen.

Vraag 4

Welke van de onderstaande stellingen over Brexit is juist?

  1. Uiteindelijk kan het Verenigd Koninkrijk onder Artikel 50 VEU ook eenzijdig uitde EU stappen, zonder dat hiervoor de instemming van de EU vereist is.
  2. In lijn met artikel 50 VEU kan een lidstaat alleen uittreden na een referendumgehouden te hebben.
  3. Hoewel het Verenigd Koninkrijk formeel lid blijft tot aan uittreding, geldenreeds vanaf de notificatie van de intentie tot terugtrekking beperkingen op hetvrij verkeer tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk.
  4. Het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk moet metunanimiteit door de Europese Raad worden aangenomen en geratificeerdworden door het Europees Parlement.

Vraag 5

Welke twee politieke leiders waren instrumenteel voor de politisering van de EU na de val van de muur?

  1. Jean Monnet en Robert Schuman.
  2. Winston Churchill en Konrad Adenauer.
  3. Helmut Kohl en François Mitterrand.
  4. François Hollande en Angela Merkel.

Vraag 6

Welke van de volgende EU bevoegdheden is exclusief?

  1. Artikel 33 VWEU.
  2. Artikel 46 VWEU.
  3. Artikel 114 lid 1 VWEU.
  4. Artikel 168 lid 4 VWEU.

Vraag 7

Eind 2017 oordeelde de Commissie dat Google in strijd heeft gehandeld met artikel 102 VWEU en legde per besluit een boete van 2,3 miljard euro op aan Google. Welke rechtsmiddelen kan Google aanwenden tegen dit besluit?

  1. Google wordt rechtstreeks en individueel geraakt door het besluit en kan daarom tegen het besluit in beroep gaan bij het HvJEU op basis van artikel 263 VWEU.
  2. Google is de geadresseerde van het besluit en kan daarom tegen het besluit in beroep bij het Gerecht op basis van Artikel 263 VWEU.
  3. Google kan op basis van Artikel 267 VWEU een prejudiciële vraag afdwingen via de nationale rechter inzake de geldigheid van het besluit.
  4. Google kan zowel een direct beroep tegen het besluit starten bij het Hof van Justitie onder Artikel 263 VWEU als een prejudiciële vraag afdwingen via de nationale rechter inzake de geldigheid van het besluit onder Artikel 267 VWEU.

Vraag 8

In de zaak Bayev e.a./Rusland oordeelde het EHRM dat de zaak niet- ontvankelijk was omdat de omstreden wetgeving geen enkel legitiem doel diende.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 9

In Opinie 2/13 gaf het HvJEU aan dat het ontwerpakkoord voor toetreding van de EU tot het EVRM niet te verenigen was met het Unierecht. Wat is volgens Barkhuysen en Bos de meest voor de hand liggende oplossing voor dit conflict?

  1. Het wijzigen van de Verdragen om de rechtsmacht van het Hof van Justitie in te perken.
  2. Het aanpassen van het toetredingsakkoord, met inachtneming van de argumenten van het Hof van Justitie, zodanig dat het EHRM zich niet kan uitspreken over arresten van het Hof van Justitie.
  3. Alle EU-lidstaten tezamen één lid laten worden onder de noemer van de EU om zo het probleem van dubbel lidmaatschap te verhelpen.
  4. De beoogde prejudiciële procedure van het nog niet geratificeerde Protocol 16 bij het EVRM schrappen, zodat er geen conflict meer is met de prejudiciële procedure van het Hof van Justitie.

Vraag 10

Particulieren kunnen op basis van Artikel 263 VWEU een beroep tot nietigverklaring instellen tegen regelgevingshandelingen die hen rechtstreeks raken mits ze aan de Plaumann criteria voldoen.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 11

In het arrest Tabaksreclame:

  1. Heeft het HvJEU Duitsland gelijk gegeven en geoordeeld dat de Tabaksreclamerichtlijn gebaseerd diende te worden op de rechtsbasis voor volksgezondheid.
  2. Oordeelde het HvJEU dat volksgezondheid een exclusieve bevoegdheid is van de Unie, waardoor de Richtlijn in strijd kwam met het evenredigheidsbeginsel.
  3. Heeft het Hof het toepassingsbereik van artikel 114 VWEU nauw geïnterpreteerd omdat deze rechtsbasis geen Kompetenz-Kompetenz verleent aan de EU.
  4. Oordeelde het HvJEU dat een Richtlijn op basis van Artikel 114 VWEU ook grotendeels gericht mag zijn op doelen die niets met de interne markt te maken hebben.

Vraag 12

Richtlijn 118/13 (fictief) stelt: “Teneinde misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd te voorkomen, voeren de lidstaten, na raadpleging van de sociale partners, op een wijze die rekening houdt met de behoeften van bepaalde sectoren en/of categorieën werknemers, passende maatregelen in.” De omzettingstermijn van de richtlijn is in 2016 verstreken. Sansa Stark werkt bij Lannister Inc., het belangrijkste bedrijf in de Zeven Koninkrijken, een lidstaat van de EU. Sansa werkt al jaren onder opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd. CEO Tywin Lannister houdt haar aan het lijntje met de belofte haar ooit voltijds aan te nemen en met het adagium “Een Lannister komt altijd zijn beloftes na”. Na vier jaar meent Sansa recht te hebben op een voltijdse aanstelling. De Zeven Koninkrijken hebben de richtlijn echter niet omgezet en de nationale Grondwet luidt als volgt: “Het contractrecht is vrij. De wetgever bepaalt de uitzonderingen doch deze uitzonderingen kunnen geen verband houden met eerder door de contractpartijen gesloten overeenkomsten.” De Arbeidswet stelt dan weer: “De rechter vernietigt iedere arbeidsvoorwaarde die een kennelijk rechtsmisbruik door de werkgever uitmaakt.” Wat kan Sansa doen?

  1. Zij kan zich voor de nationale rechter rechtstreeks beroepen op de richtlijn nu deze duidelijk, onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is, nu deze niet is omgezet en nu de omzettingstermijn verstreken is.
  2. De richtlijn heeft geen rechtstreekse werking, maar de nationale rechter is wel verplicht het nationale recht conform die richtlijn te interpreteren.
  3. Deze richtlijn heeft geen rechtstreekse werking en de nationale wetgeving kan ook niet conform de richtlijn geïnterpreteerd worden, maar Sansa kan de nationale rechter wel vragen de Zeven Koninkrijken aansprakelijk te stellen voor de niet-omzetting van de richtlijn.
  4. Sansa kan het HvJEU vragen de Zeven Koninkrijken een boete op te leggen op basis van Artikel 260 VWEU.

Vraag 13

Onder artikel 2 EVRM moet het EHRM onder andere toetsen of de inbreuk ‘noodzakelijk in een democratische samenleving’ is.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 14

Sinds 1 januari 2017 is EU Verordening 666/2017 voor beleggingsproducten van toepassing. Deze verordening heeft tot doel de transparantie van beleggingsproducten te vergroten. De Verordening verbiedt onder andere aan banken om zogeheten “rommelhypotheken” te verkopen, en geeft nationale toezichthouders de bevoegdheid om banken die dit wel doen een boete op te leggen. Oostenrijk heeft geen wetgeving aangenomen om deze Verordening in nationaal recht om te zetten. Op 3 februari 2018 blijkt dat de Österreichische Sparkassenbank (ÖSB) duizenden rommelhypotheken heeft verkocht in 2017. Hierop besluit de nationale toezichthouder de ÖSB een boete op te leggen van 55 miljoen euro. Mocht de nationale toezichthouder deze boete opleggen?

  1. De toezichthouder mocht de ÖSB wel een boete opleggen, omdat de Verordening rechten toekent aan particulieren.
  2. De toezichthouder mocht de ÖSB wel een boete opleggen, omdat de Verordening rechtstreeks toepasselijk is.
  3. De toezichthouder mocht de ÖSB niet een boete opleggen, omdat de Verordening niet is omgezet in nationaal recht.
  4. De toezichthouder mocht de ÖSB niet een boete opleggen, omdat de bepalingen uit de Verordening niet horizontaal op een particulier mogen worden toegepast.

Vraag 15

Welke van de volgende uitspraken over de zaak Achbita is onjuist?

  1. In tegenstelling tot directe discriminatie, kan indirecte discriminatie wel worden gerechtvaardigd.
  2. Bij de vraag of het verbod op o.a. religieuze symbolen proportioneel was, moest de nationale rechter ook kijken naar het daadwerkelijke beleid van G4S alsmede de handhaving.
  3. Het verbod op het dragen van een religieus symbool kon alleen noodzakelijk worden geacht als het zou gelden voor alle werknemers van G4S, inclusief medewerkers op het hoofdkantoor.
  4. Het begrip godsdienst heeft zowel betrekking op het forum internum, als op het forum externum, en dekt daarmee ook de vrijheid om religieuze voorkeuren te uiten.

N.B. Gevraagd wordt welke uitspraak onjuist is.

Vraag 16

Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch volgt al enige tijd de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan op de voet. Human Rights Watch is van mening dat Azerbeidzjan stelselmatig oppositieleden opsluit zonder enige grond en zonder eerlijk proces. Human Rights Watch wil daarom een klacht indienen bij het EHRM op grond van artikel 5 en artikel 6 EVRM. Zal het EHRM de klacht van Human Rights Watch in behandeling nemen?

  1. Ja, mits Human Rights Watch zich beroept op één van de EVRM-rechten in artikel 5 of artikel 6 EVRM.
  2. Ja, mits Human Rights Watch eerst alle nationale rechtsmiddelen heeft uitgeput.
  3. Nee, aangezien de klacht van Human Rights Watch kennelijk niet ontvankelijk is wegens het ontbreken van een wezenlijk nadeel.
  4. Nee, Human Rights Watch is zelf geen slachtoffer en kan niet namens de oppositieleden een klacht indienen.

Vraag 17

Welk rechtsinstrument kan geen rechtstreekse werking hebben?

  1. Een richtlijn die correct en tijdig is omgezet en waarvan de omzettingstermijn verstreken is.
  2. Een richtlijn die stelt dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die voor een derde keer hernieuwd wordt, automatisch een contract voor vaste dienst wordt.
  3. Een besluit dat zich enkel tot de lidstaten richt.
  4. Artikel 157 VWEU.

Vraag 18

Gezien de voorrang van EU-recht kan een rechter in eerste aanleg een uitspraak van de Hoge Raad opzij zetten wegens strijd met Europees recht.
  1. Dit is juist, omdat de voorrang van EU-recht ook voor rechterlijke uitspraken geldt.
  2. Dit is onjuist, omdat rechters in laatste instantie onder CILFIT niet altijd verplicht zijn een prejudiciële vraag te stellen.

Vraag 19

Uitspraken van het EHRM zijn bindend.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 20

Richtlijn 456/13 (fictief) stelt dat iedere werknemer recht heeft op uitbetaling van overuren tegen 125% van het normale salaris. Nederland heeft deze bepaling niet geïmplementeerd binnen de implementatietermijn. Joost heeft nog nooit betaald gekregen voor de gewerkte overuren op zijn Zuidas kantoor. Joost stapt daarom naar de Nederlandse rechter om zijn overuren uitbetaald te krijgen en wil zich op Richtlijn 456/13 beroepen. Heeft zijn beroep kans van slagen?

  1. Nee, aangezien richtlijnbepalingen niet ingeroepen kunnen worden in procedures tussen particulieren, zoals vastgesteld in Faccini Dori.
  2. Nee, aangezien de plicht om overuren te betalen niet onvoorwaardelijk is maar afhangt van het normaal aantal gewerkte uren en het normale salaris.
  3. Ja, aangezien de implementatietermijn is verstreken en daarmee, onder de voorwaarden van Van Gend en Loos, wel een direct beroep gedaan kan worden op EU-rechten.
  4. Ja, aangezien de plicht om overuren te betalen voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk is voor de nationale rechter om toe te passen.

Vraag 21

Het EHRM maakt gebruik van het concept margin of appreciation. Welke stelling inzake dit concept is juist?

  1. Onder de margin of appreciation krijgen nationale autoriteiten altijd een kleine beoordelingsmarge bij het vaststellen of er een inbreuk is.
  2. Onder de margin of appreciation krijgen nationale autoriteiten een ruime beoordelingsmarge onder vergaande rechten als vervat in artikel 3 EVRM.
  3. Onder de margin of appreciation stelt het EHRM zich terughoudend op in situaties waarin de nationale autoriteiten zich in een betere positie bevinden om belangen tegen elkaar af te wegen.
  4. Onder de margin of appreciation stelt het EHRM zich terughoudend op wanneer er consensus is tussen de Verdragspartijen over een bepaald onderwerp.

Vraag 22

Het belangrijkste verschil tussen de gewone wetgevingsprocedure en een bijzondere wetgevingsprocedure betreft:

  1. Het rechtsinstrument, aangezien onder bijzondere wetgevingsprocedures enkel richtlijnen en geen verordeningen aangenomen mogen worden.
  2. Het attributiebeginsel, aangezien bij een bijzondere wetgevingsprocedure de bevoegdheid van de EU altijd gegeven is.
  3. De positie van het Europees Parlement, aangezien deze enkel onder de gewone wetgevingsprocedure altijd een volledige veto heeft.
  4. Het subsidiariteitsbeginsel, aangezien bij een bijzondere wetgevingsprocedure lidstaten een ruimere margin of appreciation hebben en de EU dus minder snel mag handelen.

Vraag 23

Een Artikel 7 VEU procedure tegen Polen is niet kansrijk omdat:

  1. De organisatie van de rechterlijke macht niet onder het Europees recht valt.
  2. De benodigde meerderheid in de Raad waarschijnlijk niet gehaald kan worden.

Vraag 24

In het arrest Dataretentie oordeelde het HvJEU dat:

  1. De richtlijn rechtsgeldig was aangenomen op basis van Artikel 114 VWEU.
  2. De richtlijn vernietigd moest worden wegens een schending van het rechtsbasisvereiste.

Vraag 25

Welke van de volgende instellingen kan door het Europees Parlement ‘ontslagen’ worden:

  1. De Europese Raad.
  2. De Europese Commissie.
  3. De Europese Rekenkamer.
  4. De Raad.

Vraag 26

Voor welke voorwaarde voor staatsaansprakelijkheid in Brasserie du Pêcheur geeft Francovich een specifieke uitwerking?

  1. De voorwaarde dat de geschonden regel van gemeenschapsrecht ertoe strekt om rechten toe te kennen aan de particulier.
  2. De voorwaarde dat er sprake dient te zijn van opzet of grove nalatigheid van de lidstaat.
  3. De voorwaarde dat er sprake moet zijn van een voldoende gekwalificeerde schending.
  4. De voorwaarde dat er een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de schending en de schade dient te zijn.

Vraag 27

In het arrest Sturgeon heeft het HvJEU gebruik gemaakt van het gelijkheidsbeginsel op een wijze die in strijd lijkt met de expliciete wil van de wetgever. Deze stelling is:

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 28

Welke uitspraak over de Schumanverklaring is juist:

  1. De Schumanverklaring legde de basis voor de EGKS en daarmee voor de gehele EU met een focus op functionele integratie.
  2. De Schumanverklaring legde de basis voor het grondwettelijke verdrag dat later in een Frans en een Nederlands referendum werd afgeschoten.

Vraag 29

Volgens welk arrest dienen nationale rechters het nationale recht conform het Europese recht te interpreteren, zelfs als dit Europese recht niet direct toegepast kan worden?

  1. Faccini Dori.
  2. Francovich.
  3. Pfeiffer.
  4. Sturgeon.

Vraag 30

Welke stelling met betrekking tot de instellingen van de Europese Unie is onjuist?

  1. De Europese Commissie is de ‘waakhond’ van het gehele Europese recht.
  2. Een Franse EU burger die in Frankrijk woont mag niet op een kandidaat voor het Europese Parlement stemmen die zich in Spanje verkiesbaar heeft gesteld.
  3. De Europeesrechtelijke bevoegdheden van de Europese Raad hangen vooral af van de nationale grondwettelijke stelsels.
  4. De Raad is onderdeel van de wetgevende macht in de EU.

NB: gevraagd wordt welke stelling onjuist is

Vraag 31

Welke van de volgende stellingen inzake de voorrang van EU recht is juist?

  1. Uit de arresten Van Gend en Loos en Costa t. E.N.E.L. blijkt dat de voorrang van EU recht gebaseerd is op het EU recht zelf, en niet op nationaal recht.
  2. Besluiten van de Commissie kunnen als niet-wetgevende handelingen geen voorrang hebben op nationaal recht.

Vraag 32

In de zaak Gard e.a.t. Verenigd Koninkrijk deed de vraag zich voor of de ouders van Charlie Gard namens Charlie een klacht konden indienen onder artikel 2 EVRM. Wat zei het EHRM over deze vraag?

  1. De zaak was niet-ontvankelijk omdat alleen het slachtoffer zelf een klacht kan indienen.
  2. De zaak was niet-ontvankelijk omdat de belangen van de ouders niet overeenkwamen met de belangen van het kind.
  3. Artikel 2 EVRM voorziet niet in het recht op experimentele behandelingen en daarom was de zaak sowieso kennelijk ongegrond en niet ontvankelijk.
  4. De ouders konden niet namens Charlie klagen maar wel namens zichzelf.

Vraag 33

In de Verordening waterbeheer worden lidstaten verplicht elkaar bij te staan bij het beheren van rivierdijken. Rijkswaterstaat vindt dit onzin en neemt een besluit aan waarin staat dat overheden in Nederland de Waterbeheerverordening niet mogen uitvoeren. De provincie Limburg is het hier niet mee eens. In een procedure voor de Raad van State tegen het besluit van Rijkswaterstaat voert Limburg aan dat Rijkswaterstaat in strijd handelt met de voorrang van EU recht. Is de Raad van State verplicht een prejudiciële vraag te stellen inzake de voorrang van EU recht?

  1. Nee, er is hier sprake van een acte éclairé.
  2. Nee, er is sprake van een acte clair.
  3. Ja, er is sprake van een vraag over de rechtsgeldigheid van de Verordening.
  4. Ja, er is hier sprake van een verschillende uitleg van EU recht door verschillende overheden.

Vraag 34

Verschillende landen zijn met verschillende achterliggende motieven toegetreden tot de Europese Unie. Zo zijn het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken met name vanuit economische redenen in 1973 toegetreden, terwijl Griekenland, Portugal en Spanje met name toetraden vanuit een meer politiek doel.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 35

Welke van de volgende rechtsbronnen is geen primair Unierecht?

  1. Artikel 288 VWEU.
  2. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
  3. Besluit 2015/1601 van de Raad, met als rechtsbasis artikel 78 lid 3 VWEU.
  4. Het toetredingsverdrag van Estland tot de EU.

Vraag 36

Een richtlijn is bij uitstek een instrument dat past bij het karakter van de EU, omdat:

  1. Een richtlijn geen horizontale directe werking heeft maar enkel de lidstaten - en dus de partijen bij de EU Verdragen - bindt.
  2. Een richtlijn vorm en middelen aan de lidstaten laat en daarmee aansluit bij de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Vraag 37

Welke stelling met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel is juist?

  1. Op basis van het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid kunnen de nationale regeringen een gele kaartgeven aan EU handelingen in strijd met het beginsel van subsidiariteit.
  2. Indien de Unie een exclusieve bevoegdheid heeft, hoeft niet aan het subsidiariteitsbeginsel te worden getoetst.
  3. Nationale parlementen kunnen een stuk EU-wetgeving enkel blokkeren met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
  4. Nationale parlementen kunnen enkel een gele of oranje kaart geven tegen niet-wetgevende handelingen in de zin van Artikel 289 lid 3 VWEU.

Vraag 38

Op 22 maart 2018 heeft de EU de Verordening inzake de portabiliteit vangegevens geïntroduceerd op basis van Artikel 114 VWEU. Volgens Artikel 3van de Verordening zijn ondernemingen zoals Facebook verplicht omgegevens over hun gebruikers over te dragen aan concurrerende ondernemingen op verzoek van de gebruikers. Deze Verordening ondermijntdaarmee het gehele bedrijfsmodel van Facebook en Facebook wil daarom deVerordening aanvechten. Kan Facebook een actie tot nietigverklaring tegende Verordening instellen?

  1. Ja, Facebook is, als grootste databeheerder ter wereld, immers rechtstreeks enindividueel geraakt door de Verordening.
  2. Ja, omdat het hier gaat om een Verordening zonder verdere nationaleimplementatie is Facebook onder Inuit ontvankelijk onder Artikel 263 VWEU.
  3. Nee, Facebook is noch onder Plaumann, noch onder Inuit ontvankelijk onderArtikel 263 VWEU.
  4. Nee, Facebook is als Amerikaans bedrijf niet ontvankelijk onder Artikel 263 VWEU.

Vraag 39

Het belangrijkste nadeel van een trialoog in de gewone wetgevingsprocedure is:

  1. Het verlies aan macht van het Europees Parlement, dat haar veto verliest.
  2. Het verlies aan transparantie in beraadslaging en besluitvorming.

Vraag 40

Het beginsel van lidstaataansprakelijkheid voor de schending van Unierecht is, net als EU-aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad, niet in de Verdragen terug te vinden maar gebaseerd op rechtspraak van het HvJEU.

  1. De stelling is juist.
  2. De stelling is onjuist.

Vragen deel B

Casus I

Encryptie van communicatie wordt een steeds groter probleem voor veiligheidsdiensten. Steeds meer particulieren kunnen hun onderlinge communicatie via email of instant messaging beschermen met uiterst moderne encryptie. Hierdoor wordt het voor veiligheidsdiensten steeds moeilijker om communicatie tussen criminelen, mogelijke terroristen en onschuldige burgers te monitoren. Zelfs WhatsApp biedt immers al standaard encryptie aan. Vanwege de toenemende encryptie dringen veel nationale veiligheidsdiensten er bij hun nationale overheden op aan om snel wetgeving aan te nemen. Deze wetgeving moet het bieden van high-level encryptiemogelijkheden aan consumenten in email programma’s en instant messaging applicaties verbieden.

Zeker na de recente aanslagen in Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk maakt ook de EU zich zorgen over de risico’s van encryptie voor de veiligheid in de EU. Immers, zij die niets te verbergen hebben, behoeven geen encryptie, en zij die wel iets te verbergen hebben zouden het niet moeten hebben. Bovendien wil de Commissie voorkomen dat lidstaten zelf allerhande verschillende eisen aan encryptie gaan stellen. Daarom neemt de EU een Richtlijn aan op basis van Artikel 114 VWEU die de voorwaarden voor encryptie in digitale producten voor consumenten harmoniseert. Voortaan mogen alleen enkele beperkte vormen van encryptie worden geboden en moeten veiligheidsdiensten ten alle tijden toegang hebben tot berichten met deze encryptie (de zogeheten achterdeur). Waar lidstaten striktere eisen willen stellen in het kader van de nationale veiligheid is dit wel toegestaan.

Vraag 1a

Was de EU bevoegd om deze Richtlijn aan te nemen?

Vraag 1b

Zowel het Verenigd Koningrijk als Cybersafe willen de Richtlijn op iedere mogelijke manier aanvechten. Adviseer hen over hun verschillende opties onder Europees recht.

Antwoordindicatie deel A

1. C

2. B

3. A

4. A

5. C

6. A

7. B

8. B

9. A

10. B

11. D

12. C

13. B

14. B

15. C

16. D

17. A

18. A

19. A

20. A

21. C

22. C

23. B

24. A

25.B

26. C

27. A

28. A

29. C

30. C

31. A

32. A

33. A

34. A

35. C

36. B

37. B

38. C

39. B

40. B

Antwoordindicatie deel B

Vraag 1a

Het Verenigd Koninkrijk was tegen de Richtlijn, maar verloor de stemming in de Raad. Ook Cybersafe, een onderneming gevestigd in Ierland, is fel tegen. Cybersafe is de grootste leverancier van encryptietechnieken voor consumentenproducten, en vooralsnog de enige aanbieder van de nieuwste generatie encryptie, de zogeheten 164-bits encryptie, die verboden wordt.

Vraag 1b

Het antwoord op vraag 1b is niet beschikbaar.

 

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Inleiding Europees Recht - Recht - UL - B1 - Oefenbundel

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018


Vragen deel A

Vraag 1

Wat voegde Simmenthal toe inzake de voorrang van EU recht ten opzichte van Costa v. E.N.E.L.?

  1. Dat in lijn met artikel 4(2) VEU de voorrang van Europees recht rekening dient te houden met de constitutionele tradities van een lidstaat.
  2. Dat de voorrang van Europees recht absoluut is en derhalve ook niet rechtstreeks werkende verdragsbepalingen voorrang hebben boven nationaal recht.
  3. Dat EU recht ook altijd voorrang heeft boven nationaal constitutioneel recht en latere nationale wetten in formele zin.
  4. Dat lidstaten een deel van hun soevereiniteit aan de EU hebben overgedragen, waardoor EU-recht zelf bepaalt wanneer en waarom het voorrang heeft op nationaal recht.

Vraag 2

Wanneer kan het HvJEU overgaan tot het opleggen van boetes of dwangsommen aan lidstaten die het EU-recht schenden?
  1. Zodra het Hof van Justitie concludeert dat er sprake is van een schending van EU-recht.
  2. Wanneer Lidstaten geen gehoor geven aan een eerdere uitspraak van het HvJEU waarin een schending van EU-recht was geconstateerd.

Vraag 3

De gemeente Weesp heeft de aanvraag van Antonio en Anneke voor vergoeding van kinderopvang afgewezen. Antonio stelt beroep in tegen dit besluit bij de rechtbank Leeuwarden. Hij voert aan dat hij op basis van artikel 14 VWEU recht heeft op toegang tot een “dienst van algemeen economisch belang.” De rechtbank weet niet zeker of kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is en wijst de vordering van Antonio af. In hoger beroep bij de Raad van State voert Antonio aan dat het Spaanse Hooggerechtshof heeft bepaald dat kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is. De gemeente Weesp voert echter aan dat zowel de Franse Court de Cassation als de Belgische Raad van State bepaald hebben dat kinderopvang geen dienst van algemeen economisch belang is en dat Artikel 14 überhaupt geen rechtstreekste werking heeft. Is de Nederlandse Raad van State verplicht een prejudiciële vraag te stellen over de uitleg van Artikel 14 VWEU?

  1. Ja, op basis van het arrest Ferreira da Silva is de Raad van State verplicht om een uitleggingsvraag te stellen nu er een conflict is tussen hogere rechtscolleges.
  2. Ja, omdat het hier gaat om de rechtsgeldigheid van de weigering tot vergoeding is de Raad van State onder Artikel 267 VWEU verplicht een geldigheidsvraag te stellen.
  3. Nee, aangezien er hier sprake is van een acte clair in de zin van het arrest CILFIT is de Raad van State niet verplicht een prejudiciële vraag te stellen.
  4. Nee, aangezien het hier gaat om een hypothetisch geschil is de Raad van State niet verplicht om een prejudiciële vraag te stellen.

Vraag 4

Welke van

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2016

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2016


Deel A

Vraag 1

Welk van de volgende taken behoort niet tot de bevoegdheden van de Commissie?

  1. Het houden van toezicht op de toepassing van het EU-recht.
  2. Het voorstellen van wetgevingshandelingen.
  3. Het extern vertegenwoordigen van de EU.
  4. Het goedkeuren van de begroting van de EU.

Vraag 2

Wat voor soort bevoegdheid heeft de Unie op het gebied van de interne markt?

  1. Exclusief
  2. Ondersteunend
  3. Gedeeld
  4. Subsidiair

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot het beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU klopt niet?

  1. Een beroep tot nietigverklaring kan alleen worden ingesteld met betrekking tot handelingen die beogen rechtsgevolgen te hebben.
  2. Een beroep tot nietigverklaring kan alleen worden ingesteld tegen wetgevingshandelingen wanneer een adressaat individueel en rechtstreeks geraakt wordt.
  3. Een semi-geprivilegieerde verzoeker kan enkel een beroep instellen wanneer de bestreden handeling onder diens bevoegdheden valt.
  4. Een particulier kan beroep instellen tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en geen uitvoering door de lidstaten behoeven.

Vraag 4

Het EHRM verklaarde het verzoekschrift in de zaak Franklin-Beentjes (nr 28167/07) niet-onvankelijk op de volgende grond:

  1. Het verzoekschrift was kennelijk niet ongegrond, omdat het verbod op het gebruik van ayahuasca niet kon worden gezien als een inmenging in de vrijheid van godsdienst.
  2. De verzoeker had geen wezenlijk nadeel geleden en niet alle nationale rechtsmiddelen uitgeput.
  3. Het verzoekschrift werd ingediend nadat de termijn van 6 maanden na de datum van de definitieve nationale beslissing voorbij was.
  4. Het verzoekschrift was kennelijk ongegrond, omdat het verbod op ayahuasca noodzakelijk kon worden geacht in een democratische samenleving.

Vraag 5

De EU heeft een richtlijn aangenomen die, ten doelen de consument te beschermen, voorschrijft dat lidstaten verplicht zijn om een speciale verpakking te introduceren voor voedingsmiddelen die op biologische wijze geproduceerd zijn. De vereisten voor biologische productie zoals opgelegd in de richtlijn zijn streng.

België gelooft dat nationale voedselautoriteiten dergelijke aspecten van consumentenbescherming beter kunnen regelen. Ook vindt het land een speciale verpakking onnodig duur en milieuvervuilend – een sticker zou hetzelfde werk kunnen doen.

Welk argument kan België aanvoeren bij een verzoek tot nietigverklaring van de richtlijn?

  1. De richtlijn is in strijd met het attributiebeginsel omdat de EU niet exclusief bevoegd is op het gebied van consumentenbescherming.
  2. De richtlijn schendt het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
  3. Consumentenbescherming is een gedeelde bevoegdheid. Lidstaten moeten dus eerst de kans hebben de kwestie zelf te regelen.
  4. Titel XV van het VWEU dat handelt over consumentenbescherming kent geen bevoegdheid toe aan de EU-wetgever.

Vraag 6

In februari 2015 voerde Portugal ter uitvoering van een EU-richtlijn nieuwe asielwetgeving in. De richtlijn bepaalt dat asielaanvragen binnen een redelijke termijn dienen te worden afgehandeld. Portugal denkt het efficiënt aan te pakken

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

Waartoe leidt een succesvol beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU?

  1. Vernietiging van de Europese rechtshandeling ex nunc.
  2. Nietigheid van de Europese rechtshandeling ex tunc.

Vraag 2

Geef aan welke stelling juist is.

  1. Alleen rechtshandelingen die aangenomen zijn volgens de gewone wetgevingsprocedure, zijn bindende wetgevingshandelingen.
  2. De Commissie, kan zelf bindende rechtshandelingen vaststellen indien zij een gedelegeerde bevoegdheid heeft.

Vraag 3

Wat is waar met betrekking tot verordeningen?

  1. Verordeningen zijn van algemene strekking en rechtstreeks toepasselijk.
  2. Verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen tegenover de adressaten.

Vraag 4

Het EVRM biedt een Europees minimumniveau van mensenrechtenbescherming. Partijen hebben de vrijheid om een hoger beschermingsniveau te bieden.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 5

Ook als er vandaag nog geen belemmeringen merkbaar zijn kan artikel 114 VWEU een rechtsbasis vormen voor maatregelen die toekomstige belemmeringen van het vrij verkeer binnen de interne markt voorkomen,.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Als een EU-lidstaat een van de rechten in het Handvest van Grondrechten van de Europese Unie overtreedt dan kan een beroep gedaan worden op:

  1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
  2. De nationale rechter binnen de werkingssfeer van het EU-recht.

Vraag 7

Op grond van het EVRM bestaat een mogelijkheid voor derden om tussenbeide te komen bij een zaak. Welke stelling met betrekking tot deze derden is juist?

  1. Een derde kan tussenkomen bij een zaak indien hij een wezenlijk nadeel heeft geleden en zich als slachtoffer bij de zaak aansluit.
  2. Een derde kan aan zittingen deelnemen indien hij uitgenodigd wordt door de President van het Hof.

Vraag 8

Wanneer mag een nationale rechter een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie?

  1. Indien de rechter het antwoord op die vraag noodzakelijk acht voor het wijzen van het vonnis.
  2. Indien de rechter in dit geval een rechtelijke instantie is waarbij hoger beroep niet mogelijk is.

Vraag 9

Wat oordeelde het HvJ EU in het Tabaksreclame-arrest (C-376/98)?

  1. Dat de wetgevers het verkeerde rechtsinstrument hadden gekozen.
  2. Dat de wetgevers de verkeerde rechtsbasis hadden gekozen.

Vraag 10

Wat moet er gebeuren met beroepen op staatsaansprakelijkheid voor schending van het EU-recht door een lidstaat?

  1. Deze moeten altijd gehonoreerd worden door de nationale rechter zodra een causaal verband is aangetoond tussen schending en schade.
  2. Deze moeten door de nationale rechter ten minste even gunstig worden behandeld als soortgelijke nationale vorderingen.

Vraag 11

Het Hof erkende in het arrest Defrenne (C-43/75) dat richtlijnen horizontale rechtstreekse werking kunnen hebben.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 12

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

Als een richtlijn rechtstreekse werking heeft…

  1. … is de rechter verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de richtlijn buiten toepassing te laten.
  2. … is het Hof van Justitie verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de Richtlijn te vernietigen.

Vraag 2

Als gevolg van het arrest Marleasing (C- 106/89 Marleasing SA tegen La Comercial Internacional de Alimentacion SA)

  1. … moet de rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.
  2. … mag de nationale rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.

Vraag 3

Als gevolg van het arrest Plaumann (Case 25/62 Plaumann & Co. tegen Commissie van de Europese Economische Gemeenschap) …

  1. … moet een belanghebbende subsidiair en rechtstreeks geraakt zijn als hij derdenberoep wil instellen.
  2. … moet een niet-geadresseerde deel van een historisch gesloten groep uitmaken omeen succesvol beroep tot nietigverklaring in te kunnen stellen.

Vraag 4

Op grond van artikel 267 VWEU…

  1. … is het HvJ EU bevoegd om een uitspraak te doen over de uitleg van Verdragen en ook over de geldigheid en uitleg van handelingen van de instellingen van de Unie.
  2. … moet de nationale rechter een prejudiciële vraag stellen zodra het nationale recht botst met het Unie-recht.

Vraag 5

Wanneer het EHRM oordeelt over de ontvankelijkheid van een klacht, gebeurt doormiddel van…

  1. een beslissing.
  2. een uitspraak.

Vraag 6

Op wie is het EVRM van toepassing?

  1. … op de burgers van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.
  2. …op iedereen binnen de rechtsmacht van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.

Vraag 7

Sinds het Verdrag van Lissabon heeft het Handvest de status van primair Unierecht gekregen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Wat is het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken?

  1. Het verlenen van kredieten aan banken in nood in de EU.
  2. Het verzekeren van prijsstabiliteit.

Vraag 9

Het Bierarrest (C-178/84 Commissie v Duitsland) geeft een goed voorbeeld van hoe het HvJ EU gebruikt maakt van positieve integratie ten behoeve van de interne markt.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 10

In het arrest C-345/95 Frankrijk t, Europees Parlement erkende het HvJ EU dat lidstaten de bevoegdheid hebben om de zetel van de instellingen, ook die van het Europees Parlement, vast te stellen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 11

Stelling I: Een individuele Eurocommissaris (lid van de Europese Commissie) kan door het Europees Parlement gedwongen worden om op te stappen.

Stelling II: Per 1 januari 2016 zal Nederland voorzitter zijn van de Raad van de

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

De doelstellingen van de Verdragen kunnen op grond van artikel 352 lid 1 VWEU worden aangevuld.

  1. Juist
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het HvJ EU heeft in de zaak Grzelczyk (C-184/99) bepaald dat lidstaten EU-burgers in beginsel gelijk moeten behandelen aan hun eigen onderdanen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

De voorzitter van de Raad wordt voor een termijn van zes maanden verkozen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 4

Welke stelling over het attributiebeginsel is juist?

  1. Volgens het attributiebeginsel moet elk besluit van de Unie een geldige rechtsgrondslag of rechtsbasis in een specifieke bepaling van de Verdagen hebben.
  2. Het attributiebeginsel impliceert dat de instellingen een algemene wetgevingsbevoegdheid hebben.

Vraag 5

Welke stelling is de juiste?

  1. Een besluit verbindt slechts de uitdrukkelijk vermelde geadresseerden, een verordening is steeds algemeen verbindend.
  2. Een richtlijn kan alleen in een monistisch stelsel rechtstreekse werking hebben in de nationale rechtsorde.

Vraag 6

Studenten in heel Europa hebben het moeilijk. Ze hebben te lijden onder maatregelen zoals het leenstelsel, het bindend studieadvies en de langstudeerboete. Een aantal studenten afkomstig uit verschillende EU landen organiseert een burgerinitiatief. Het initiatief is succesvol: meer dan twee miljoen studenten uit zes verschillende EU lidstaten ondertekenen het initiatief waarin de Commissie verzocht wordt een wetsvoorstel in te dienen waarbij de lidstaten gedwongen worden om het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor alle studenten, met name voor de minder bedeelden. Uiteindelijk nemen de Raad en het Europees Parlement een verordening aan, waarvan artikel 10a stelt: ‘De lidstaten vergemakkelijken de toegang tot het hoger onderwijs.’

Piet Jansen, een student Rechtsgeleerdheid, kan maar net leven van zijn basisbeurs en daagt de Nederlandse Staat voor de rechter. Hij wil een hogere vergoeding. Heeft zijn actie kans van slagen?

  1. Nee, het Hof bepaalde dat actieve verplichtingen nooit rechtstreekse werking kunnen hebben.
  2. Nee, de bepaling in de verordening is niet voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk.

Vraag 7

Engeland eist van aanvragers tot gezinshereniging dat een inburgeringsexamen met succes wordt afgelegd. De Europese Commissie is van mening dat deze inburgeringseis strijdig is met artikel 3 lid 6 van Richtlijn 2006/78/EG inzake het recht op gezinshereniging. Welke stelling is onjuist?

  1. De Europese Commissie kan een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.
  2. De Europese Commissie moet een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.

Vraag 8

Welke stelling over staatsaansprakelijkheid is de juiste?

  1. Het HvJ EU stelt de hoogte van de schadevergoeding vast en beslist wanneer er sprake is van staatsaansprakelijkheid in verband met het niet correct implementeren van EU-wetgeving.
  2. Het is de taak van de betreffende lidstaat
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

In de zaak Grzelczyk (zaak C-184/99) bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat lidstaten onderdanen uit andere lidstaten die in hun land verblijven het EU-burgerschap moeten verstrekken.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het Economisch en Sociaal Comité is onderdeel van het Europees Parlement en heeft een wetgevende taak.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

Waarvan is het Bierarrest (zaak 178/84) een goed voorbeeld?

  1. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van negatieve integratie.
  2. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van positieve integratie.

Vraag 4

Lees de volgende woorden van Robert Schuman: “De vereniging van Europa kan niet zomaar worden verwezenlijkt en ook niet door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht: het verenigd Europa moet worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij feitelijke solidariteit als uitgangspunt moet worden genomen.”

Wat bedoelt Schuman met de feitelijke solidariteit?

  1. De juridische afhankelijkheid tussen de lidstaten van elkaar en de afhankelijkheid tussen de lidstaten, burgers en bedrijven.
  2. Een gedeelde identiteit in een Europese Superstaat die stapsgewijs gaat worden opgericht.

Vraag 5

Indien een richtlijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is, kan een individu of rechtspersoon zich hier op beroepen voor de nationale rechter vanaf de inwerkingtreding.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Het Europese recht heeft voorrang boven het nationale recht. Daarom mag het HvJ EU strijdig nationaal recht vernietigen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 7

Conforme interpretatie van het Unierecht kan dienen als grondslag voor een contra legem uitleg van het nationale recht.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Welke uitspraak is de juiste?

  1. Het primaire Unierecht heeft voorrang op het secundaire Unierecht.
  2. Het Unierecht heeft voorrang op het Nederlandse recht, zolang het Unierecht voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is.

Vraag 9

Welke stelling over prejudiciële vragen is de juiste?

  1. De hoogste nationale rechter moet altijd prejudiciële vragen stellen aan het HvJ EU als er getwijfeld wordt over de correcte interpretatie van het Unierecht, tenzij er sprake is van een acte clair of een acte éclairé.
  2. Een lagere nationale rechter moet eerst toestemming vragen aan de hoogste nationale rechter voordat hij prejudiciële vragen mag stellen aan het HvJ EU.

Vraag 10

Wanneer kan een onderneming zich tot het HvJ EU wenden?

  1. Als de onderneming rechtstreeks en individueel geraakt wordt door een besluit van de Nederlandse regering waarin nationaal recht toegepast wordt gebaseerd op een richtlijn.
  2. Als de Europese Commissie een besluit aanneemt op grond waarvan de betrokken onderneming en haar handelspartners wegens inbreuk op de Europese mededingingsregels een geldboete moeten betalen.

Vraag 11

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)


Vragen

Vraag 1

Welk recht kwalificeert niet als een burgerlijk en politiek recht:

  1. Recht op leven.
  2. Recht op werk.
  3. Recht op vrijheid van meningsuiting.
  4. Recht op een eerlijk proces.

Vraag 2

De klacht van Verlinden tegen het Koninkrijk der Nederlanden (Verlinden v. Netherlands; Communication No. 1187/2002) werd door het Mensenrechtencomité niet-ontvankelijk verklaard omdat:

  1. Verlinden de nationale rechtsmiddelen niet had uitgeput.
  2. Verlinden onvoldoende duidelijk had gemaakt dat hij zelf slachtoffer was van de schending van art. 14 IVBPR.
  3. De klacht tegelijkertijd behandeld werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
  4. De klacht niet op naam was gesteld.

Vraag 3

Welke rol spelen Nederlandse rechtbanken in de handhaving van internationale mensenrechten?

  1. Nederlandse rechtbanken hebben exclusieve rechtsmacht. De mensenrechtenverdragen waar Nederland partij bij is worden alléén door Nederlandse rechters gehandhaafd.
  2. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Als er sprake is van een verdragsbepaling die naar inhoud een ieder kan verbinden, kan een Nederlandse rechter toetsen of er sprake is van een schending van mensenrechten.
  3. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Hoewel zij formeel alleen kunnen toetsen aan de grondrechten die zijn opgenomen in de Nederlandse Grondwet zullen zij deze interpreteren in het licht van bestaande mensenrechtenverdragen.
  4. Nederlandse rechtbanken spelen géén rol. De vraag of er sprake is van een schending van internationale mensenrechten kan alleen door internationale hoven en mensenrechtencomités worden beoordeeld.

Vraag 4

Kijk naar de onderstaande stellingen:

Stelling I: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens doet slechts uitspraak in zaken tussen particulieren onderling en particulieren tegen lidstaten.
Stelling II: De interpretatie van de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens hangt altijd af van de bedoeling van de verdragsluitende staten.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Kunnen alle rechten van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ingeperkt worden?

  1. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden op basis van de algemene beperkingsclausule in artikel 53 EVRM.
  2. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden zolang de inperking maar proportioneel is.
  3. Nee, enkel de rechten in de artikelen 8-11 EVRM kunnen ingeperkt worden.
  4. Nee, er zijn bepaalde rechten die nooit ingeperkt kunnen worden.

Vraag 6

In zijn verklaring gaf de toenmalige Minister van buitenlandse zaken van Frankrijk Schuman in 1950 een visie van een verenigd Europa. Hij zei dat ...

  1. ... Europa een federale staat moest worden, een Verenigde Staten van Europa.
  2. ... Europa stapsgewijs zou verenigen met als uitgangspunt een feitelijke solidariteit tussen de lidstaten.
  3. ... een verenigd Europa met een groot oprichtingsverdrag in één grote stap moest worden bewerkstelligd.
  4. ...
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Vraag 1

China is momenteel geen partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten (IVPBR). Stel dat China besluit toe te treden tot het IVBPR en het bijhorende Facultatief Protocol. Welk alternatief is juist?

  1. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité kan door middel van onaangekondigde inspecties controleren of China het IVBPR naleeft.
  2. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité controleert door middel van de Universal Periodic Review of China het IVBPR naleeft.
  3. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kan het Mensenrechtencomité economische sancties instellen.
  4. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kunnen individuen een klacht indienen bij het Mensenrechtencomité.

Vraag 2

Artikel 34 en 35 EVRM bevatten de ontvankelijkheidseisen voor een klacht bij het EHRM. In welk van de onderstaande situaties is de klacht sowieso niet-ontvankelijk?

  1. De nationale rechtsmiddelen zijn niet uitgeput, maar er kan sterk getwijfeld worden aan de onafhankelijkheid van het nationale rechtssysteem.
  2. De klacht is reeds eerder behandeld door het IVBPR. Op grond van nieuwe feiten is de klacht nu ook ingediend bij het EHRM.
  3. Jan Gevaar zit al enkele jaren in hechtenis. In de gevangenis wordt hij gediscrimineerd. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen dient hij daarom een klacht in onder de naam ‘prison boy’.
  4. Een groep Scientology-gelovigen uit een klein Brabants dorpje dient een aanklacht in na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, omdat de groep geen publieke bijeenkomsten mag organiseren.

Vraag 3

Een pilootarrest is een arrest waarin …

  1. … het mensenrechtencomité een schending van een positieve verplichting om personeel te beschermen tegen discriminatie vaststelt op basis van art. 26 IVBPR.
  2. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een afwijking van de vrije keuze over de middelen van rechtsherstel door een veroordeelde lidstaat toelaat.
  3. … het Internationaal Gerechtshof vaststelt dat er sprake is van een schending van een onder hoofdstuk VI VN-Handvest afgekondigde no-fly zone.
  4. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt dat een systematisch falen van de rechtbanken om te voorzien in een uitspraak binnen redelijke termijn een schending van artikel 6 EVRM is.

Vraag 4

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Zowel het EVRM als het IVBPR hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  2. Alleen het IVBPR heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  3. Alleen het EVRM heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  4. Geen van beide hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.

Vraag 5

Tijdens de ‘Empty-chair Crisis’ …

  1. ... weigerde Duitsland aan de zittingen van de Raad
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


Vragen

Vraag 1

Wat wordt verstaan onder de zogenaamde ‘eerste’ generatie mensenrechten?

  1. Economische, sociale en culturele rechten.
  2. Collectieve rechten.
  3. Burger- en politieke rechten.
  4. Rechten van diplomaten.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten neemt klachten van individuele personen alleen in behandeling indien:

  1. De klacht van de betrokken persoon reeds wordt onderzocht volgens een andere procedure van internationaal onderzoek of internationale regeling.
  2. Tegen de klacht van de betrokken persoon nog binnenlands hoger beroep open staat.
  3. De betrokken persoon een klacht in het algemeen belang of voor iemand anders indient.
  4. De betrokken persoon een slachtoffer is van een schending van het IVBPR door een staat die het Facultatief Protocol heeft geratificeerd.

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot de benoeming van de Europese Commissie is juist?

  1. Een lid van de Europese Commissie wordt benoemd als vertegenwoordiger van een lidstaat.
  2. De voorzitter van de Europese Commissie wordt samen met het gehele college benoemd door het Europees Parlement.
  3. De voorzitter van de Europese Commissie benoemt het college van Commissarissen.
  4. De Europese Raad benoemt, na goedkeuring, van het Europees Parlement, de Europese Commissie.

Vraag 4

Welke instelling met betrekking tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”) in de zaak Sanoma t. Nederland (2010) is juist?

  1. In deze zaak stelde de Grote Kamer geen schending van artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”) vast.
  2. In deze zaak had dezelfde Nederlandse rechter zitting in zowel de Kamer als de Grote Kamer.
  3. In deze zaak had de Kamer op grond van art. 30 EVRM afstand gedaan van rechtsmacht ten gunste van de Grote Kamer.
  4. In deze zaak werd aan Sanoma Uitgevers een billijke genoegdoening op grond van art. 41 EVRM toegekend.

Vraag 5

Welke van onderstaande stelling(en) over de rol van bepaalde instellingen in de gewone wetgevingsprocedure van de Europese Unie is (of zijn) juist?

Stelling I: De Raad van Europa kan alleen wetgeving aannemen na een voorstel van de Europese Commissie.

Stelling II: Het Europees Parlement kan wetgeving tegenhouden, tenzij de Raad van Ministers met unanimiteit het voorstel van de Europese Commissie aanneemt.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 6

Welke stelling over de Raad van Ministers is juist?

  1. Sinds het Verdrag van Lissabon heeft de Raad van Ministers een vaste voorzitter voor een periode van tweeënhalfjaar.
  2. De Raad Buitenlandse Zaken wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
  3. De Raad van Ministers neemt, tenzij anders is bepaald in
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)


Vragen 

Vraag 1

Utopia is partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten (IVBPR). Op grond van artikel 19 IVBPR – een bepaling waar burgers rechtstreeks rechten aan kunnen ontlenen – kan de vrijheid van meningsuiting slechts op bepaalde gronden worden ingeperkt. Utopia verbiedt in zijn nationale wetgeving echter iedere vorm van vrijheid van meningsuiting. Ten aanzien van doorwerking van het internationaal publiekrecht in de Utopiaanse rechtsorde bevat de grondwet van Utopia twee bepalingen die identiek zijn aan artikel 93 en artikel 94 van de Nederlandse Grondwet. Thomas More, een inwoner van Utopia, beroept zich voor de Utopiaanse rechter op artikel 19 IVBPR. Hoe zal de Utopiaanse rechter moeten oordelen?

  1. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat het niet verenigbaar is met artikel 19 IVBPR dat een ieder verbindend is.
  2. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht altijd voorrang hebben boven regels van Utopiaans recht.
  3. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht geen verbindende kracht hebben in de Utopiaanse rechtsorde.
  4. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van Utopiaans recht altijd voorrang hebben boven regels van internationaal publiekrecht.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten heeft NIET tot taak:

  1. Het beoordelen van interstatelijke klachten.
  2. Het beoordelen van periodieke rapportages van verdragspartijen.
  3. Het beoordelen van individuele klachten.
  4. Het doen van zelfstandig onderzoek naar het mensenrechtenbeleid van verdragspartijen.

Let op: gevraagd wordt wat het Comité voor de Rechten van de Mens van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten NIET tot taak heeft.

Vraag 3

Sinds 1 juni 2010 is Protocol 14 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) van kracht. Dit protocol brengt enkele belangrijke wijzigingen aan in de procedurele regels die gelden voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Welke van de onderstaande uitspraken over dit protocol is juist?

  1. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 is het mogelijk dat, indien een zaak aanleiding geeft tot een ‘ernstige vraag’ betreffende de interpretatie van het EVRM, de Kamer afstand van rechtsmacht doet ten gunste van de Grote Kamer.
  2. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 is het mogelijk dat evident gegronde zaken kunnen worden afgedaan door een alleenzittende rechter.
  3. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 kan het EHRM een klacht niet-ontvankelijk verklaren indien de klager ‘geen wezenlijk nadeel’ heeft geleden.
  4. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 geldt er een ‘pick and choose’ systeem, in die zin dat het EHRM zelf kan bepalen welke zaken het zal gaan behandelen.

Vraag 4

Welke stelling

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010


Vragen

Vraag 1

Welke van de volgende stellingen met betrekking tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is correct?

  1. Het Europees Parlement zal door de uitbreiding van het toepassingsbereik van de gewone wetgevingsprocedures een grotere rol gaan spelen in het besluitvormingsproces.
  2. In de Raad van Ministers zal voornamelijk met unanimiteit gestemd gaan worden.
  3. Het Europees Hof van Justitie zal volledige rechtsmacht krijgen over de tweede pijler (GBVB).
  4. Door de verdere communautisering zullen de nationale parlementen geen partij meer zijn bij het politieke debat over Europese wetgevingsdossiers.

Vraag 2

Dhr. van Rooij is van mening dat hij tijdens zijn verblijf in een zwaar beveiligde gevangenis dusdanig slecht behandeld is dat dit resulteert in een schending van het Verdrag inzake Uitbanning van Foltering. Na geprocedeerd te hebben tot en met de Hoge Raad van Nederland, is hij niet tevreden. Tot welk internationaal orgaan kan Dhr. van Rooij zich nog richten om genoegdoening te krijgen?

  1. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens
  2. De VN-Mensenrechtenraad.
  3. Het Mensenrechtencomité.
  4. Geen van bovenstaande opties is juist.

Vraag 3

Jarenlang leefde Marie-Louise Bokilongo onder erbarmelijke omstandigheden in Kongo, een land dat wordt geteisterd door grote conflicten. In 2008 wist ze te vluchten naar Nederland, maar daar werd zij niet als vluchteling erkend. Gisteren kreeg zij te horen dat ze binnenkort zal worden uitgezet. Marie-Louise is bang dat zij bij terugkeer in Kongo weer in grote armoede zal leven en misschien het slachtoffer wordt van geweld. Een vriendin vindt dat Nederland de mensenrechten schendt door haar terug te sturen naar Kongo, en moedigt haar aan een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft helaas geen enkele kans van slagen, want Kongo maakt geen deel uit van de Raad van Europa
  2. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft alleen kans van slagen, indien Nederland bereid is deze zaak het individueel klachtrecht te accepteren.
  3. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft misschien niet zoveel kans van slagen, maar áls het EHRM haar klacht afwijst kan ze in elk geval nog een beroep doen op het VN-Comité voor de Rechten van de Mens.
  4. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft veel kans van slagen, want zij kan zich in Straatsburg beroepen op artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM én het VN-Verdrag tegen Foltering.

Vraag 4

Tot aan de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bepaalde artikel 211 EG Verdrag (na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon: artikel 17 VEU) dat de Europese Commissie het goed functioneren van de gemeenschappelijke markt dient te waarborgen. Welke van de volgende taken valt NIET onder de bevoegdheid

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2009

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2009

Let op: dit tentamen is gebaseerd op de situatie voor het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.


Vragen

Vraag 1

De Poolse regering is van mening dat het tegen het katholieke geloof indruist om pornografische artikelen toe te staan en dat dergelijke artikelen zedenmisdrijven uitlokken. Er wordt een verbod uitgevaardigd op het bezitten, verkopen en produceren van pornografische artikelen. Wat is juist? Kies het meest toepasselijke antwoord.

  1. Dit verbod is in strijd met het vrij verkeer van diensten.
  2. Een dergelijk verbod kan worden toegestaan volgens de regels van het vrij verkeer van goederen.
  3. Dit verbod kan alleen voor zover het betrekking heeft op uit bet buitenland geïmporteerde artikelen in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
  4. Een dergelijk verbod is toegestaan omdat het maken van nationale regelgeving uit religieuze overwegingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.

Vraag 2

Welke van de volgende stellingen is onjuist?

  1. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief in de eerste pijler
  2. in de medebeslissingsprocedure neemt het Europees Parlement samen met de Raad van Ministers wetgeving aan
  3. In de adviesprocedure kan de Raad van Ministers alleen bij unanimiteit van het advies van bet Europees Parlement afwijken.
  4. In de samenwerkingsprocedure kan het Europees Parlement besluitvorming door de Raad van Ministers niet blokkeren.

Vraag 3

Welke argumenten gebruikte het Hof van Justitie in het Chen arrest?

1. Het betrof geen interne situatie en het vrij verkeer van personen was van toepassing.

2. Mevrouw Chen had misbruik gemaakt van het gemeenschapsrecht.

3. De dochter maakte gebruik van het vrij verkeer van diensten maar hier vloeit geen permanent recht op verblijf uit voort.

4. Art. 18 EG is geen onbeperkt recht.

5. Mevrouw Chen kwam ten Jaste van haar dochter zoals in de zin van richtlijn 90/364 en kon daarom ook blijven.

  1. Argumenten 1,2 en 3.
  2. Argumenten 2,4 en 5.
  3. Argumenten 1,3 en 4.
  4. Argumenten 1, 3 en 5.

Vraag 4

Welke van de volgende voorwaarden vormt geen eis voor ontvankelijkheid van een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

  1. De klacht moet worden ingediend door degene die zelf slachtoffer van een schending is.
  2. de klager moet een aanzienlijk nadeel (“significant disadvantage”) van de schending hebben ondervonden.
  3. De nationale rechtsmiddelen moeten eerst worden uitgeput.
  4. De zaak moet binnen zes maanden nadat de nationale beslissing definitief is geworden bij bet EHRM worden aangebracht.

Vraag 5

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

Stelling I: De samenstelling van de Europese Raad is afhankelijk van het te behandelen beleidsonderwerp. Zo zal de Nederlandse minister van landbouw deelnemen indien het Europese landbouwbeleid op de agenda

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2008

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2008


Let op: De volgende oefentoets is gebaseerd op de situatie vóór het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.

Vragen

Vraag 1

De Poolse regering is van mening dat het tegen het katholieke geloof indruist om pornografische artikelen toe te staan en dat dergelijke artikelen zedenmisdrijven uitlokken. Er wordt een verbod uitgevaardigd op het bezitten, verkopen en produceren van pornografische artikelen. Wat is juist? Kies het meest toepasselijke antwoord.

  1. Dit verbod is in strijd met het vrij verkeer van diensten.
  2. Een dergelijk verbod kan worden toegestaan volgens de regels van het vrij verkeer van goederen.
  3. Dit verbod kan alleen voorzover het betrekking heeft op uit bet buitenland geïmporteerde artikelen in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
  4. Een dergelijk verbod is toegestaan omdat het maken van nationale regelgeving uit religieuze overwegingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.

Vraag 2

Welke van de volgende stellingen is onjuist?

  1. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief in de eerste pijler.
  2. In de medebeslissingsprocedure neemt het Europees Parlement samen met de Raad van Ministers wetgeving aan.
  3. In de adviesprocedure kan de Raad van Ministers alleen bij unanimiteit van het advies van bet Europees Parlement afwijken.
  4. In de samenwerkingsprocedure kan het Europees Parlement besluitvorming door de Raad van Ministers niet blokkeren.

Vraag 3

Welke argumenten gebruikte het Hof van Justitie in het Chen arrest?

1. Het betrof geen interne situatie en het vrij verkeer van personen was van toepassing.

2. Mevrouw Chen had misbruik gemaakt van het gemeenschapsrecht.

3. De dochter maakte gebruik van het vrij verkeer van diensten maar hier vloeit geen permanent recht op verblijf uit voort.

4. Art. 18 EG is geen onbeperkt recht.

5. Mevrouw Chen kwam ten Jaste van haar dochter zoals in de zin van richtlijn 90/364 en kon daarom ook blijven.

  1. Argumenten 1,2 en 3.
  2. Argumenten 2,4 en 5.
  3. Argumenten 1,3 en 4.
  4. Argumenten 1, 3 en 5.

Vraag 4

Welke van de volgende voorwaarden vormt geen eis voor ontvankelijkheid van een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

  1. De klacht moet worden ingediend door degene die zelf slachtoffer van een schending is.
  2. De klager moet een aanzienlijk nadeel (“significant disadvantage”) van de schending hebben ondervonden.
  3. De nationale rechtsmiddelen moeten eerst worden uitgeput.
  4. De zaak moet binnen zes maanden nadat de nationale beslissing definitief is geworden bij bet EHRM worden aangebracht.

Vraag 5

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

Stelling I: De samenstelling van de Europese Raad is afhankelijk van het te behandelen beleidsonderwerp. Zo zal de Nederlandse minister van landbouw deelnemen indien het Europese landbouwbeleid op de agenda

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2755