Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 1985 keer gelezen
Vragen naar aanleiding van het arrest Reiskosten MBO-scholier, ABRvS 08-07-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2162
Zet in het kort de casus uiteen.
Waarom had de rechtbank (in eerste aanleg) het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard?
Tegen welk besluit is het beroep van appellante gericht? Wat is het rechtskaraker van dat besluit?
In hoger beroep spelen de nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding minderjarige mbo-scholieren 2013-2015 (de Regeling) een belangrijke rol. Wat is het rechtskarakter van het besluit?
De aanvraag van appellante is geweigerd gelet op artikel 4 en 7 van de Regeling. Beschikte het college van gedeputeerde staten van Limburg over beleidsvrijheid bij het uitoefenen van die bevoegdheid?
Het geschil illustreert duidelijk het verschijnsel van gelede normstelling in het publiekrecht. Geef de verschillende lagen van de normstelling weer tot aan het besluit van 11 oktober 2013
De afdeling verwijst in bovenstaande uitspraak naar de standaarduitspraak Landbouwvliegers. Op welke wijze kan een algemeen verbindend voorschrift ondanks art. 8:3 Awb toch worden voorgelegd aan de bestuursrechter?
Aan welke twee eisen dient een algemeen voorschrift volgens bovenstaande uitsprak te voldoen en op welke wijze moet de bestuursrechter toetsen en waarom?
Ziet u een verschil met de overwegingen van de afdeling in bovenstaande zaak?
Kunt u de verschillen in de formulering vinden? Verwacht u na lezing van de nieuwe overweging een minder of een meer terughoudende wijze van toetsing?
Kunt u verschillen aanduiden tussen de toetsing door de HR in de standaarduitspraak landbouwvliegers, de ABRvS in de bovenstaande zaak en die van de CRvB in de standaarduitspraak PGB thomashuis-bewoners? Welke wijze acht u het meest geschikt in de huidige democratische rechtsstaat?
Acht u het mogelijk dat een AVV onverbindend wordt verklaard of buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met het motiveringsbeginsel?
In hoeverre sluit de Awb aan bij de overwegingen van de Afdeling in bovenstaande uitspraak en/of bij de standaarduitspraak Landbouwvliegers van de Hoge Raad?
Voorafgaand aan de standaarduitspraak Landbouwvliegers was de rechter van oordeel dat algemeen verbindende voorschriften niet aan ongeschreven recht mochten worden getoetst (zelfs niet als deze afkomstig waren van een bestuursorgaan). Waarom?
Vragen naar aanleiding van het arrest Aanwijzingsbesluit Zijkanaal D, ABRvS 18-11-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3510
Zet de casus uiteen
In r.o. 7.1 is de volgende zin te lezen: ‘De gemeente heeft aan de Regionale directie te kennen gegeven handhavend te willen optreden, omdat zij rijksgronden en -water in strijd met het bestemmingsplan aan [persoon 2] in gebruik had gegeven.’ Prof. mr. L.J.A. Damen valt in een publicatie over bovenstaande uitspraak over het onzorgvuldige taalgebruik van de Afdeling. Wat zou hij bedoelen?
Wat is het rechtskarakter van de Woonschepenverordening Zaanstad 2010? Leg uit.
Wat is volgens de Afdeling het rechtskarakter van het besluit van de gemeenteraad van Zaanstad van 17 oktober 2013? Leg uit hoe de Afdeling tot dat oordeel komt.
Waarvoor is het onderscheid tussen een algemeen verbindend voorschrift (avv) en een concretiserend besluit van algemene strekking (cbas) met name relevant?
Kunt u in het licht van werkgroepcasus I en/of de standaarduitspraak Landbouwvliegers het belang van het onderscheid nog verduidelijken?
In een annotatie onder een andere uitspraak (ABRvS 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1526, JB 2016/50) gaat prof. mr. R.J.N. Schlossels onder punt 5 in op de vraag of het door de Afdeling gehanteerde onderscheid tussen avv’s cbas-en op bezwaren stuit in verband met art. 156 lid 3 Gemeentewet. Leg uit wat dat probleem zou kunnen zijn.
Appellant beroept zich in de procedure op twee materiele beginselen van behoorlijk bestuur die niet in de Awb zijn gecodificeerd. Welke?
Heeft hij succes met het beroep op die beginselen? Leg uit.
Vragen naar aanleiding van het arrest Subsidie Rotterdam, Rechtbank Rotterdam 05-03-2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BL6928
Beschrijf de casus.
Welke beleidsregel staat in deze casus centraal?
Wanneer is er sprake van een beleidsregel in de zin van de Awb en wat is het relevante gevolg van het bestaan van een beleidsregel?
Bespreek aan de hand van het antwoord op de vorige vraag over het begrip ‘beleidsregel’ de in vraag 2 bedoelde beleidsregel.
Wat is het nut van bepalingen als artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a Subsidieverordening Rotterdam 2005?
Hoe toetst de bestuursrechter in casu de in vraag 2 bedoelde beleidsregel?
Had het bestuursorgaan in casu met gebruikmaking van art. 4:84 Awb van deze beleids- regel kunnen afwijken?
Op 26 oktober 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak (ECLI:NL:RVS:2016:2840) uitspraak gedaan in een zaak over de toepassing van een beleidsregel in een geschil over de tijdelijke sluiting van een woning op grond van en in verband met overtreding van de opiumwet. Lees rechtsoverweging 4.3 van die uitspraak en leg uit of u na lezing van die overweging uw antwoord op vraag 6a zou moeten wijzigen.
Het college heeft bij besluit een aanvraag van appellante om een reiskostenvergoeding voor haar zoon naar een school voor technisch secundair onderwijs in België afgewezen. Dit omdat de scholier Technisch Secundair Onderwijs volgt en derhalve niet voldoet aan artikel 4 lid 5 van de Nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding en onder a zodat de aanvraag moet worden afgewezen.
R.O. 3: De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat zij volgens de rechtbank beroep heeft ingesteld tegen een algemeen verbindend voorschrift, hier staat op grond van artikel 8:3 lid 1 aanhef en onder a Awb geen beroep openstaat.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 november 2013 en niet tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3 lid 1 en onder a Awb.
(Het besluit van 18 november 2013 is het besluit waarin het college het bezwaar van appellante ongegrond verklaard).
R.O. 6.1 De regeling is een algemeen verbindend voorschrift.
Beleidsvrijheid; = sprake als het bestuursorgaan de vrijheid heeft om al dan niet een bepaalde bevoegdheid uit te oefenen in een situatie waarin aan alle voorwaarden om die bevoegdheid uit te oefenen is voldaan. Het typische voorbeeld is "het bestuursorgaan kan ...". Art. 4 van de Regeling: Hier is geen sprake van en art. 7 van de regeling: Hier is geen sprake van
Gelede normstelling houdt in: Constructie waarbij de toepasselijkheid van een rechtsregel niet zomaar in de wet te vinden is, maar in een combinatie van met elkaar samenhangende regelingen. Op deze manier kunnen eventuele bevoegdheidsgebreken worden nagegaan.
Via een exceptieve beoordeling; wel getoetst door de bestuursrechter, maar slechts gekeken of het in strijd is met hoger recht
Twee eisen:
De rechter toets terughoudend, marginaal, hij kijkt of de staatssecretaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De rechter heeft bij de toetsing daarvan niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen en heeft daarbij terughoudendheid te betrachten. (de rechter mag niet op de stoel van de wetgever gaan zitten, machtenscheiding! Afwegen van belangen van een AVV is een taak van de wetgever)
In bovenstaande uitspraak mogen ze via algemene rechtsbeginselen toetsen en in landbouwvliegers arrest slechts via het verbod van willekeur (rechtmatigheid en toetsing aan algemene rechtsbeginselen slechts toetsen via het verbod van willekeur). Dit is het kenmerkend verschil.
Blijft min of meer gelijk; Er zijn kleine verschillen:
PGB Thomashuis-bewoners stelt dat ook aan 1 of meer regels van geschreven of ongeschreven recht ook mogelijk; motivering mag hier ook meewegen, en voorbereiding. Dit is een veel ruimere toetsing dan bij het standaarduitspraak (slechts middels het willekeursverbod) en de bovenstaande zaak (tussenin, achten het niet mogelijk om door totstandkomingen de AVV te vernietigen).
(Dit komt doordat er meer controle op de bestuursorganen nodig is omdat ze ook steeds meer bevoegdheden hebben verkregen).
Standaarduitspraak landbouwvliegers; slechts middels willekeursverbod en dus niet motiveringsbeginsel (dus niet mogelijk door de totstandkoming besluit) Bovenstaande zaak; wel gekeken naar motivering, PGB thomashuis; wel gekeken naar motivering. Ja kan mogelijk zijn; dat een AVV onverbindend worden verklaard door het motiveringsbeginsel, al door de totstandkoming van het besluit.
Art. 3:1 lid 1 sub a Awb zegt; afdeling 3.2 slechts toepassing voor zover de aard zich daartegen niet verzet; nog belangrijker dan afdeling 3.6 en 3.7 zijn niet van toepassing op AVV’s. Afdeling 3.7 heeft betrekking op de motivering.
Motivering is niet van toepassing op de toetsing
Landbouwvliegers past het best bij de Awb want hier wordt de motivering volledig buiten de toetsing gehouden.
Dit had alles te maken met het beeld van de machtenscheiding; de rechter diende hiervoor überhaupt niet te kijken naar de rechtmatigheid.
Met het besluit van 17 oktober 2013 heeft de raad ligplaatsen aangewezen in onder meer Zijkanaal D. De plek die appellant met zijn woonschip innam is daarbij niet aangewezen als ligplaats, omdat die plek valt binnen de geluidszone bij de Zuidelijke Randweg. De vraag is of de raad de plek had moeten aanwijzen als ligplaats.
Er werd gesproken over de gemeente, maar die kan helemaal niet handhavend optreden want de gemeente is geen bestuursorgaan (is een rechtspersoon).
Gaat om een verordening en deze zijn altijd een avv;
Nog de voorwaarden van een avv bij langs gaan;
indirect is ontleend aan de Gw of een wet in formele zin; in dit geval is de wettelijke grondslag; 147/149 gemeentewet
Een concretiserend besluit van algemene strekking. De afdeling heeft hierbij gelet op art. 5 lid 1 Woonschepenverordening en het weergegeven toetsingskader. Er zijn namelijk geen verboden of geboden neergelegd in het besluit. En in dit besluit wordt een gebied aangewezen waar een gebod of een verbod geldt. Als je in een nader besluit het gebied gaat aanwijzen, dan is er sprake van een concretiserend besluit van algemene strekking. Dit nader besluit geeft niet de norm want die zit al in de avv, een cbas bevat geen zelfstandige norm (r.o. 4).
Tegen een avv is ex art. 8:3 lid 1 sub a Awb geen beroep mogelijk en tegen een cbas wel.
Soms zetten ze bewust een soort cbas in de bijlage van de AVV zodat geen beroep mogelijk is.
Exceptieve toets, van AVV is mogelijk je kan hier geen beroep tegen instelling.
De afdeling zegt dus in deze uitspraak dat in een AVV waar de aanwijzing al in zit, kan gewijzigd worden door het college. De annotator vraagt zich af of dit wel kan op grond van artikel 156 lid 3 Gemeentewet.
Vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel. R.O. 7 en 8
Geen succes met het aanvoeren;
R.O. 7 vertrouwensbeginsel
R.O. 8 gelijkheidsbeginsel; niet op beroepen beide omdat het niet vergelijkbaar is met de situatie van appellant
Bij besluit van 18 december 2008 heeft het college van B&W Rotterdam een subsidieaanvraag van eiseres voor een structurele subsidie in het kader van het Cultuurplan 2009-2012 afgewezen. Bij besluit van 6 april 2009 heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Hier wordt geprocedeerd omdat de appellant voor culturele activiteiten subsidie wilt.
Uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2009-2012
Kenmerken verschil tussen een AVV en beleidsregel;
1:3 lid 4 Awb definitie beleidsregel; een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Het gaat om een belangenafweging; ene geval wel subsidie en andere geval niet.
Het is het overbodig, omdat het college sowieso al de bevoegdheid heeft om beleidsregels vast testellen.
Marginaal, want sprake van beleidsvrijheid bij de bevoegdheid om subsidie te verlenen.
Soms mag en moet van een beleidsregel worden afgeweken. Dit mag alleen als de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zal hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In dit geval mag er niet van worden afgeweken, omdat het geen nadeel toe brengt aan eiseres. Het besluit is niet in strijd met het recht gekomen.
Het bestuursorgaan dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit verandert uiteindelijk niks aan vraag 6a want geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2017/2018, te gebruiken bij het vak Bestuursrecht: Inleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1958 |
Add new contribution