TentamenTests bij Groepsdynamica aan de Universiteit Leiden - 3

MC-vragen

Vraag 1

Jeffrey heeft het gevoel dat hij door zijn groep wordt uitgebuit. Hij heeft besloten om zich niet meer in te zetten voor de groep, omdat de anderen weten dat hij anders al het werk zal doen. Zijn reactie illustreert:

  1. ongelijkheid
  2. een affectief conflict
  3. het sucker effect
  4. een distributief conflict

Vraag 2

Welke van de volgende opties zal het meest waarschijnlijk zorgen voor meer conflicten in een groep?

  1. sterke wederzijdse normen
  2. doelstructuren die zorgen voor competitie tussen de leden
  3. hoge risico’s
  4. een taak die een hoge mate van interdependentie van de leden vereist

Vraag 3

Welke van de volgende opties met betrekking tot het Prisoners Dilemma is juist?

  1. Competitie van één speler zorgt voor meer competitieve reacties van de andere spelers.
  2. Een gebrek aan vertrouwen kan samenwerking teweegbrengen.
  3. Wederzijdse competitie zal zorgen voor de hoogste winsten op de lange termijn.
  4. De beste actie in het Prisoners Dilemma is terugtrekking.

Vraag 4

De resultaten van de “trucking game” simulatie suggereren dat conflict het ergste is wanneer:

  1. beide participanten elkaar kunnen bedreigen
  2. een van de participanten de ander kan bedreigen
  3. beide participanten niet met elkaar kunnen communiceren
  4. de onderzoeker de beide participanten kan bedreigen

Vraag 5

Onderzoeken naar primaten (mensen, chimpansees, etc.) suggereren dat:

  1. mensen op een unieke manier als soort niet kunnen samenwerken
  2. primaten gevoelig zijn voor biases wanneer het gaat om hoe hulpbronnen onder de leden worden verdeeld
  3. rechtvaardigheidsgevoel door ervaring wordt aangeleerd
  4. het menselijk rechtvaardigheidsgevoel is een kenmerk is dat de homo sapiens als soort uniek maakt

Vraag 6

Donald en Martin komen in een conflict terecht wanneer Donald zegt dat hij geen toestemming van de baas nodig heeft om zijn project te beginnen, terwijl Martin stelt dat alle projecten eerst door de baas moeten worden goedgekeurd. Dit is een ………… conflict.

  1. persoonlijk
  2. affectief
  3. mixed-motive
  4. proces (substantief)

Vraag 7

Welke van de volgende beweringen is onjuist?

  1. In de meeste Westerse culturen wordt toegeven beschouwd als een passieve manier van conflictoplossing.
  2. Groepen die proactieve stappen nemen om conflicten op te lossen zorgen vaak voor meer tevredenheid bij de leden.
  3. Groepen die teveel tijd besteden aan het omgaan met onhandelbare conflicten zijn minder productief dan groepen die zulke conflicten negeren.
  4. De beste oplossing voor conflictoplossing is openlijk praten over de problemen.

Vraag 8

Welke bewering over interventies van een derde partij is juist?

  1. Deelnemers in conflict zijn vaak blij met de interventie van een derde partij.
  2. De invloed van een derde partij op conflict is deels afhankelijk van de relatieve macht die de derde partij heeft.
  3. Mensen die deelnemen in een conflict zijn vaak niet bezorgd over het feit dat ze in verlegenheid kunnen worden gebracht.
  4. Interventies die effectief zijn wanneer een conflict een lage intensiteit heeft, werken vaak ook wanneer een conflict een hoge intensiteit heeft.

Vraag 9

Welke van de volgende beweringen is juist?

  1. Individuen die van nature competitief zijn, hebben het vaker mis wanneer zij de intenties van anderen proberen te beoordelen.
  2. Conflicten in online groepen zijn intenser, omdat zij geen normen hebben die hun acties reguleren.
  3. De expressie van woede tijdens face-to-face onderhandelingen wordt ook wel ‘flaming’ genoemd.
  4. Wederzijdse normen stimuleren individuen om met vriendelijkheid op agressie te reageren.

Vraag 10

Welke van de volgende beweringen is juist?

  1. Het effect van communicatie op conflict is deels afhankelijk van de inhoud van de discussie en de intenties van de groepsleden.
  2. Wanneer groepsleden de mogelijkheid hebben om te communiceren, zullen zij hun doelen en voorkeuren bespreken.
  3. Leden die met elkaar communiceren zullen conflicten snel oplossen.
  4. In de “trucking game” zorgde communicatie voor betere probleemoplossing en minder conflict.

Vraag 11

De realistische groep conflicttheorie suggereert dat:

  1. de overtuigingen van de leden over de realiteit leiden tot conflicten.
  2. groepsleden geloven dat conflicten echt zijn.
  3. het realistisch en niet pessimistisch is om te geloven dat conflict onvermijdelijk is.
  4. conflicten tussen groepen ontstaan door competitie over tastbare hulpbronnen en materialen.

Vraag 12

In het Robbers Cave experiment deden Sherifs e.a. onderzoek naar conflict door:

  1. groepsnormen experimenteel te manipuleren om zo het discontinuïteiteffect te testen.
  2. te vergelijken hoe twee typen groepen (vreedzame groepen en agressieve groepen) reageren op bedreigingen.
  3. de ontwikkeling van conflict tussen twee groepen zonder conflictgeschiedenis te observeren.
  4. in elke groep een getraind persoon te introduceren die zich agressief gedraagt tegen de groep.

Vraag 13

Louisa komt uit Berlijn. Op een conventie luistert zij naar een aantal presentaties. De presentaties die worden gegeven door Europeanen vindt zij heel goed, terwijl ze de presentaties van de Amerikanen misplaatst vindt. Zij vertoont:

  1. extremiteitbias
  2. ingroep differentiatie
  3. groepsattributie bias
  4. ingroup-outgroep bias

Vraag 14

Welke van de volgende opties is een voorbeeld van een intergroep conflict dat in stand wordt gehouden door zondebokvorming (scapegoating)?

  1. Groep A wordt slecht behandeld door groep B en vindt het gerechtvaardigd om groep B aan te vallen.
  2. Groep B wordt slecht behandeld door groep A en begint groep C slecht te behandelen.
  3. Groep A ziet een alliantie tussen groep B en C en valt daardoor beide groepen aan.
  4. Groep A en B werken samen tegen groep C.

Vraag 15

In de laatste fasen van het Robbers Cave experiment:

  1. hielden de Sherif’s een aantal counselingsessies.
  2. stelden de Sherif’s dat zij het conflict niet konden verminderen.
  3. probeerden de Sherif’s om een samenwerkingsgevoel te creëren tussen de groepen door het creëren van overkoepelende doelen.
  4. voorkwamen de Sherif’s geweld door de groepen uit elkaar te halen tot het einde van de studie.

Vraag 16

Chris is ervan overtuigd dat zijn eigen school beter is dan de school van Joe. Hij gelooft dat, ook al zijn de leerlingen op de school van Joe aardig, ze allemaal intellectueel incompetent zijn. Volgens het stereotype content model voelt Chris ……… voor de leerlingen van de school van Joe.

  1. empathie
  2. minachting
  3. walging
  4. medelijden

Vraag 17

Een overkoepelend doel kan alleen worden bereikt door:

  1. twee groepen die tegen elkaar werken
  2. twee groepen die samenwerken
  3. groepsinzet
  4. één groep

Vraag 18

De Jigsaw methode vermindert vooroordelen door:

  1. het geven van indirecte positieve gevolgen
  2. het mengen van etniciteiten op dezelfde school
  3. leden van verschillende groepen te laten samenwerken om doelen te behalen
  4. het verwijderen van overkoepelende doelen in het klaslokaal

Vraag 19

Het toepassen van een onderzoek naar adolescente jongens op schoolkamp naar het onderwerp van raciale vooroordelen suggereert dat:

  1. contact tussen individuen vooroordelen zal vermeerderen
  2. geforceerde integratie vooroordelen zal verminderen
  3. vooroordelen vermindert kunnen worden door te werken aan een gedeeld doel
  4. overtuigingskracht, wanneer het op een goede manier wordt uigevoerd, vooroordelen zal verminderen.

Vraag 20

Het onderzoek van Pettigrew en Tropp naar de contacthypothese stelt dat:

  1. contact alleen werkt wanneer de situatie de nadruk legt op samenwerking, positief contact, gelijke status en steunende normen.
  2. vermindert contact op school het conflict meer dan contact in recreationele settings.
  3. vermindert contact het intergroep conflict zelfs in minder ideale omstandigheden.
  4. contact alleen werkt wanneer groepen samenwerken om overkoepelende doelen te behalen.

Vraag 21

Lui verklaart over het festival dat zij bezocht: “Er gebeurden te veel dingen tegelijk. Er waren teveel mensen, er waren overal honden, er waren overal kunst exhibities. Ik voelde me overweldigd”. Haar reactie kan worden omschreven als:

  1. een probleem met de persoonlijke ruimte
  2. territoriumdrift
  3. overload
  4. attributie

Vraag 22

De leden van een bepaalde groep omschrijven de omgeving van hun groep als zijnde triest, kalm en somber. Volgens de ‘analysis of space’ van Russel kan hun setting het beste worden omschreven als:

  1. genot
  2. activatie
  3. context
  4. sfeer

Vraag 23

Welke van de volgende opties hoort er niet bij?

  1. organisatie
  2. groep
  3. regio
  4. gemeenschap

Vraag 24

Sophie zegt over haar werk het volgende: “Ik voelde me zo gestrest en nerveus en ik kon er niet achterkomen waarom. Totdat ik me realiseerde dat het de overweldigende werkomgeving was”. Haar reactie kan het beste worden verklaard door:

  1. interferentie theorie van crowding
  2. staffing theorie van crowding
  3. densiteit-intensiteit theorie van crowding
  4. attributionele theorie van crowding

Vraag 25

Volgens de Equilibrium theorie controleren groepsleden de intimiteit van een situatie door het monitoren van interpersoonlijke afstand, lichaamsoriëntatie en:

  1. territorium
  2. oogcontact
  3. geslacht
  4. isolatie

Vraag 26

Tijdens het onderzoeken van culturele verschillen in groepen benadrukt Van de Vliert het effect van:

  1. populatiegrootte
  2. tradities
  3. oorlog
  4. temperatuur

Vraag 27

Een voorbeeld van een setting die ‘overstaffed’ is, is:

  1. Central Park om drie uur ’s nachts
  2. een universiteit met alleen mannen
  3. een snelweg
  4. een metro tijdens spitsuur

Vraag 28

“Third places” betreft:

  1. semipublieke gebieden, zoals slagers en restaurants, waar leden van de gemeenschap elkaar informeel ontmoeten.
  2. gebieden waar taakgerichte groepen ongestoord kunnen werken.
  3. sociale netwerksites zoals Myspace.
  4. publieke gebieden in natuurlijke settings, zoals parken en speeltuinen.

Vraag 29

Nadat Lucy eindelijk een vrije tabel in de bibliotheek heeft gevonden, besluit ze om haar boeken en papieren te verspreiden over de tafel en haar tas op de stoel naast haar te zetten. Zij vertoont:

  1. territoriumdrift
  2. persoonlijke ruimte versterking
  3. counternormatief gedrag
  4. verdedigbare persoonlijke ruimte

Vraag 30

Kleine, informele groepen werken vaak effectiever in ………. settings.

  1. sociopomic
  2. sociofugal
  3. sociometrische
  4. sociopetal

Vraag 31

De leider van je groep is getraind in de therapeutische methoden van Sigmund Freud.

  1. Je zit in een groepspsychoanalyse.
  2. Je zit in een interpersoonlijke groepspsychotherapie.
  3. Je zit in een wederkerige gezondheidsgroep.
  4. Je zit in een psychodrama.

Vraag 32

John heeft psychologische problemen en wil graag hulp ontvangen van een therapeut. Hij zal lid moeten worden van een ………… groep.

  1. steun
  2. interpersoonlijk leren
  3. wederkerige steun
  4. psychotherapie

Vraag 33

Welke van de volgende series beschrijft de cyclus van experimenteel leren?

  1. oriënteren, ervaren, discussiëren, analyseren, toepassen
  2. voelen, denken, begrijpen, voorspellen
  3. voelen, beschrijven, begrijpen, plaatsing, toepassing
  4. vorming, stormen, normen, reformeren, vervormen

Vraag 34

Welke van de volgende opties hoort er niet bij?

  1. transferentie
  2. modeling
  3. oefenen
  4. feedback

Vraag 35

Het publiekelijk erkennen van een probleem (zoals “Ik ben een alcoholist”) is consistent met welke therapeutische factor die vaak wordt gebruikt in behandelingsgroepen?

  1. altruïsme
  2. catharsis
  3. universaliteit
  4. begeleiding

Vraag 36

Anonieme Alcoholisten is een voorbeeld van een ………. groep.

  1. steun
  2. psychoanalystische therapie
  3. gestructureerd leren
  4. ontmoetings-

Vraag 37

Welke van de volgende opties is niet een van de herkende therapeutische factors die voorkomen in therapeutisch, op verandering gerichte groepen?

  1. zelfliefde
  2. hoop
  3. zelfonthulling
  4. altruïsme

Vraag 38

Leiders van therapeutische groepen:

  1. veranderen hun stijl vaak aan de hand van de behoeftes van de groep.
  2. zijn vaker vrouwen dan mannen.
  3. zijn het meest effectief wanneer zij gebruik maken van een besturende stijl.
  4. zijn vaker taakgericht in plaats van sociaal-emotioneel.

Vraag 39

Welke van de volgende opties is geen voorspeller van de effectiviteit van groepsbehandeling?

  1. Het gebruik van cognitieve gedragsmethoden.
  2. Het aanbieden van mogelijkheden voor de leden om hun sterke emoties te uiten (catharsis).
  3. Het gebruik van pre-groep voorbereiding.
  4. Een hogere mate van structuur in de eerste sessies.

Vraag 40

Mensen die zelf niet in de buurt van een terroristische aanslag woonden kunnen alsnog …………. ervaren, als het gevolg van de angst die wordt geassocieerd met deze traumatische gebeurtenissen.

  1. catharsis
  2. post-traumatische stress stoornis
  3. zelfonthulling
  4. premature terminatie

Vraag 41

De Arabische Lente is een voorbeeld van een ………. sociale beweging.

  1. revolutionaire
  2. communistische
  3. reactionaire
  4. politieke

Vraag 42

Een hele week lang worden er bij de ziekenafdeling op een school dezelfde klachten gerapporteerd. Leerlingen spreken over misselijkheid en hoofdpijn. Toch kan het personeel bij geen van de leerlingen een fysieke oorzaak vinden. De ‘ziekte’ is hoogst waarschijnlijk veroorzaakt door:

  1. drugs
  2. roddels
  3. stress
  4. massa hysterie

Vraag 43

Milgram onderzocht de formatie van massa’s (crowds) door:

  1. het ondervragen van individuen die in een rel deelnamen gelijk na een concert.
  2. het infiltreren van massa’s en het opschrijven van de acties van de leden.
  3. mensen in kleine anonieme groepen te plaatsen.
  4. te kijken wat mensen op straat deden als zij andere mensen naar een gebouw zagen staren.

Vraag 44

Leden van collectieven hebben de neiging om:

  1. gelijkenissen te vertonen met betrekking tot gedrag.
  2. ongebruikelijke persoonlijkheidskenmerken te hebben.
  3. te proberen te ontsnappen van de situatie.
  4. ruzie met elkaar te krijgen over status.

Vraag 45

Welke van de volgende opties hoort er niet bij?

  1. Publiek
  2. Rij
  3. Mob
  4. Jury

Vraag 46

Welke van de volgende opties is juist?

  1. Individuen die lid worden van massa’s worden vaak overtuigd om deel te nemen door sterke psychologische krachten.
  2. Individuen worden vaak gek gemaakt in massa’s.
  3. Wanneer een massa gebruik maakt van geweld, is het vaak een vorm van een intergroep conflict.
  4. Leden van massa’s vertonen ongebruikelijk gedrag.

Vraag 47

Welke van de volgende opties is onjuist?

  1. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat leden zich meer zelfbewust voelen naarmate hun groep groter wordt.
  2. De Halloween trick-or-treat studie vond de grootste transgressie wanneer de kinderen anoniem en in groepen waren.
  3. De ongeïndividueerde staat gaat gepaard met een verlies van zelfbewustzijn en nieuwe ervaringen.
  4. Zimbardo vond in zijn onderzoek dat ongedeïndividueerde participanten langere schokken toedienden dan geïndividueerde participanten.

Vraag 48

Welke van de volgende opties is niet geassocieerd met toenames in deïndividuatie?

  1. extreme relaxatie
  2. lagere verantwoordelijkheid
  3. lager zelfbewustzijn
  4. anonimiteit

Vraag 49

Welke van de volgende opties is consistent met de convergentie theorieën over collectieve bewegingen?

  1. Groepsleden delen een enkele, convergente sociale identiteit.
  2. Zeer verschillende individuen ervaren convergente emoties wanneer zij zich in een groep bevinden.
  3. Leden van bewegingen vertonen gelijkenissen in behoeftes, waarden en doelen.
  4. Wanneer individuen zich in een groep bevinden veranderen hun individuele ideeën in een gedeelde geest.

Vraag 50

Wanneer Rayna haar benen over elkaar doet, doet Jennifer dat ook. Wanneer een man in de wachtkamer niest, niezen binnen een minuut een aantal anderen ook. Dit zijn voorbeelden van:

  1. besmetting
  2. uniformiteit
  3. conformiteit
  4. collectief bewustzijn

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. C

  2. B

  3. A

  4. A

  5. B

  6. D

  7. D

  8. B

  9. A

  10. A

  11. D

  12. C

  13. D

  14. B

  15. C

  16. D

  17. B

  18. C

  19. C

  20. C

  21. C

  22. B

  23. C

  24. D

  25. B

  26. D

  27. D

  28. A

  29. A

  30. D

  31. A

  32. D

  33. A

  34. A

  35. C

  36. A

  37. A

  38. A

  39. B

  40. B

  41. A

  42. D

  43. D

  44. A

  45. C

  46. C

  47. A

  48. A

  49. C

  50. A

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:
WorldSupporter and development goals:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2611