Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

 

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Bundle items:
Interculturele pedagogiek: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Testtheorie en testgebruik: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Neuropsychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Onderzoekspracticum: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Het jonge kind: visies en beleid: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Diagnostiek en behandeling: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Psychopathologie kind en jeugdige: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Statistische modellen 2: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Personen met beperkingen: Diagnostiek: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Gesprekspracticum: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Kwalitatieve methoden in de sociale wetenschappen: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen
Crossroads: activities
Crossroad: goals
Follow the author: Social Science Supporter
This content is used in bundle:

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B1 aan de Rijksuniversiteit Groningen
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Testtheorie en testgebruik: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017

College-aantekeningen bij Testtheorie & Testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2016/2017

Image


Hoorcollege 1

Vakvoorwaarden en het tentamen

Een voorwaarde voor het vak: zelfstandig een betrouwbaarheidsonderzoek en een factoranalyse uitvoeren bij de NEO-PI-R om ervaring op te doen. Dit dient gedaan te worden in tweetallen. De tweetallen hoeven niet te worden doorgegeven aan de docent. De beoordeling is een voldoende of een onvoldoende. Het moet duidelijk zijn dat serieus aan de opdracht gewerkt is (zinnige en complete antwoorden op alle vragen). De opdracht is een voorwaarde voor deelname aan het tentamen. Elke student moet de opdracht individueel inleveren, maar beide namen moeten op het voorblad worden ingevuld. In Hoorcollege 4 komt meer informatie over factoranalyse.

Het tentamen gaat over H2-9 van het boek, plus alle inhoud van de hoorcolleges. Afleidingen van formules zijn geen tentamenstof. Op nestor komt een document met voorbeeldopgaven; de opgaven in het boek hoeven niet te worden gemaakt (kan wel voor oefening, maar bij de opgaven zijn geen antwoorden).

Algemene inleiding

Dit vak gaat over soorten tests, hoe tests tot stand komen en hoe je kunt bepalen of een bepaalde psychologische test een goede test is. McKeen Cattell was erg gericht op het kwantificeren van individuele verschillen. Hij heeft de eerste stappen gezet in het systematisch onderzoeken van en naar individuele verschillen. Hij was ook de eerste hoogleraar psychologie in 1887.

Het doel van testtheorie is het kwantificeren van individuele verschillen. Dit kan worden gedaan door metingen te verrichten. Het doel daarbij is het doen van een uitspraak die een voorspelling, classificatie of beschrijving mogelijk maakt met betrekking tot het onderzochte individu. Psychologische tests meten psychologische eigenschappen die niet direct observeerbaar/meetbaar zijn. Daarom worden indicatoren (items) geconstrueerd die gedrag oproepen dat iets zegt over het te meten construct.

Het is belangrijk om te onthouden dat een test een hulpmiddel is; het is niet de waarheid. Er dient dus opgelet te worden met het verabsoluteren van testscores.

Meten in de sociale wetenschappen

Een bepaald construct wordt als uitgangspunt genomen. Daarbij wordt een meetinstrument ontwikkeld. Vervolgens wordt de testscore berekend. Testscores krijgen pas betekenis als er een criterium aan verbonden wordt (bijvoorbeeld: geslaagd bij minstens vijftien vragen goed), of als ze worden vergeleken met andere scores.

Notatie

  • K: totaal aantal items in een test;

  • Items: kennen indices g en h, die lopen tot k;

  • Xg en Xh zijn scores op de items (toevalsvariabelen):

Dichotome scores (ja/nee) kennen de scores 0 en 1.

Polytoom: meerdere aantwoordcategorieën: Xg = 0, ..., m

  • X = ruwe testscore. Ook wel de totaalscore;

  • i: Personen. Er wordt uitgegaan van scores van n personen;

  • Xig= score van de persoon i op item g;

  • Xi= ruwe

.....read more
Access: 
JoHo members
Samenvatting Testtheorie: inleiding in de theorie van de psychologische test van Drenth et al

Samenvatting Testtheorie: inleiding in de theorie van de psychologische test van Drenth et al

Image


Historische testontwikkeling - Chapter 1

De ontwikkeling van testdiagnostiek kent grofweg vier perioden, namelijk

  1. de periode tot het verschijnen van de Binet-Simon-test,
  2. de periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog (WOI),
  3. de periode tussen het begin van WOI tot de Tweede Wereldoorlog (WOII), en
  4. de periode tussen het begin van WOII tot heden.

1.1 Testontwikkeling tot de BinetSimon-test

1905 is een belangrijke mijlpaal voor de ontwikkeling van de testdiagnostiek; in dit jaar verscheen de eerste versie van de Binet-Simon-test – de eerste waardevolle intelligentietest.  Uiteraard gingen hier een hoop ontwikkelingen aan vooraf, te beginnen met de ontwikkelingen binnen de psychiatrie in Frankrijk en Duitsland. In Frankrijk ontstond eind 18e eeuw een verhoogde interesse in de geestelijke abnormaliteit en zwakzinnigheid. Men begon krankzinnigheid en zwakzinnigheid van elkaar te onderscheiden, waarbij mensen als Esquirol, Séguin, Charcot, Janet en Binet zwakzinnigheid niet beschouwden als ziekte, maar als een gebrek aan intellectuele vaardigheden. Ook in Duitsland veranderde de visie op geestelijke abnormaliteit. In beide landen werd hier steeds meer onderzoek naar gedaan, waardoor er een behoefte ontstond aan methoden om verschillen tussen geesteszieken en verschillende niveaus in zwakzinnigheid te kunnen duiden.

Naast de psychiatrie, ontstond ook binnen de experimentele psychologie – voornamelijk beoefend in Duitsland – een toegenomen interesse in geestelijke abnormaliteit en onderzoek hiernaar. Met de oprichting van zijn experimentele laboratorium in Leipzig, luidde Wundt in 1879 het begin in van systematisch grootschalig experimenteel onderzoek. Aanvankelijk richtte men zich vooral op generaliseerbaarheid en werden afwijkingen en individuele verschillen toegeschreven aan experimenteerfouten en beperkte het onderzoek zich tot primaire sensorische en motorische functies. Later, met de publicatie van een artikel van Cattell in het tijdschrift Mind in 1890, kwam er meer aandacht voor individuele verschillen. In 1893 werd er binnen de American Psychological Association (APA) een commissie ingesteld met als taak tests te registreren en de gebruiksmogelijkheden van deze tests te formuleren.

eEen derde ontwikkelingslijn die van invloed is geweest op testontwikkeling, is de genetica. Eind 19e eeuw verrichtte Galton diverse antropometrische onderzoekingen die gekenmerkt werden door drie elementen die later een pijler van het wetenschappelijk testonderzoek zouden gaan vormen, namelijk: (1) de wenselijkheid van het onderzoek van individuele verschillen, (2) systematisering van onderzoekstechnieken, en (3) normatief denken en weergeven van onderzoeksresultaten in statistische termen.

1.2 Testontwikkeling van verschijnen Binet-Simon-test tot WOI

In 1905 verscheen de eerste intelligentietest – ontwikkeld door Binet en Simon – die ook echt een.....read more

Access: 
JoHo members
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Neuropsychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Onderzoekspracticum: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Practice Exams with Introduction to the Practice of Statistics Chapter 1-7
Samenvatting How to design and evaluate research in education - Fraenkel & Wallen - 8e druk

Samenvatting How to design and evaluate research in education - Fraenkel & Wallen - 8e druk

grafiekje

Uitgebreide samenvatting van het boek. Gebaseerd op de 8e druk. Let op: hoofdstuk 3, 10, 11 en 12 ontbreken.

Gebaseerd op de voorgeschreven stof voor M&T II-2 (Pedagogische Wetenschappen, RUG)


1. Introductie

De waarde van onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek levert ons zo betrouwbare en accuraat mogelijke kennis.

Manieren van kennis opdoen zijn:

  • zintuiglijke kennis;

  • overeenstemming met anderen;

  • de mening van een expert;

  • logica;

  • de wetenschappelijke methode.

De wetenschappelijke methode

De wetenschappelijke methode is ideeën te testen in het publieke domein (de werkelijkheid).

De hypothese is de mogelijke verklaring voor het probleem. De procedure ten aanzien van probleemoplossing die ten grondslag ligt aan onderzoek is als volgt:

  1. Er wordt een probleem geconstateerd.

  2. Dit probleem moet duidelijk worden gedefinieerd.

  3. Welke informatie hebben we nodig om het probleem op te lossen?

  4. De informatie moet worden georganiseerd.

  5. Er moet worden besloten hoe de informatie moeten worden geïnterpreteerd.

Onderzoekstypen

Research: het zorgvuldig, systematisch, geduldig bestuderen en onderzoeken in een veld van kennis.

Basic research: het verklaren van onderliggende processen waarin de hypothese vaak gepresenteerd wordt als theorie.

Experimenteel onderzoek: de effecten van verschillende behandelingen meten (manipulatie van onafhankelijke variabele).

Chaos theorie: sommige wetenschappers zeggen dat natuurkundige wetten meer uitzondering zijn dan regel. De oorzaak van verschijnselen is te wijden aan chaotische verbanden in plaats van duidelijke regels.

Correlatie studie: het onderzoek naar samenhang (geen oorzaak en gevolg!)

Causaal comparatief: onderzoek dat zoekt naar de oorzaak van het verschil tussen groepen.

Survey: het afleiden van karakteristieken (hoe denkt een populatie ergens over).

Historical research: het bestuderen van het verleden

Actieonderzoek: bijvoorbeeld de leesvaardigheid verbeteren in een specifieke klas. Actieonderzoek verschilt fundamenteel van ander onderzoek, want:

  • Generalisatie is van minimaal belang;

  • De aandacht voor de actieve betrokkenheid van het subject.

Algemene onderzoekstypen

Descriptief onderzoek: het beschrijven van informatie.

Associatie onderzoek: het ontdekken van relaties:

  • correlatie studie;

  • causaal comparatief.

Interventiestudies: experimentele studies die de effecten van behandeling onderzoeken (onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd).

Kwantitatief onderzoek: uitkomsten zijn numeriek; gaat uit van één werkelijkheidsidee dat opgedeeld wordt in meetbare onderdelen (operationalisatie).

Kwalitatief onderzoek: beschrijvend; niet één werkelijkheid, maar werkelijkheid is een

.....read more
Access: 
JoHo members
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Het jonge kind: visies en beleid: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Boeksamenvatting - In verzekerde bewaring. Honderdvijftig jaar kinderen, ouders en kinderopvang - Vandenbroeck - 2009

Boeksamenvatting - In verzekerde bewaring. Honderdvijftig jaar kinderen, ouders en kinderopvang - Vandenbroeck - 2009


Hoofdstuk 1: het begin van de twintigste eeuw

Maatschappelijke en politieke context

De 19e eeuw wordt gekenmerkt door mechanisatie en industrialisatie. Er gaan steeds meer arbeiders in fabrieken werken waardoor het aantal arbeiders in de steden groeit (urbanisatie). De gevolgen hiervan zijn o.a. een scheiding tussen woning en werkplaats en een verschuiving van gezinsinkomen naar een individueel loon. Aanvankelijk staat de liberale politiek centraal tijdens deze industrialisatie, waarbij de sociale orde als een feit wordt beschouwd waarvan de staat zich afzijdig houdt.

Eind 19e eeuw treedt er een politieke verandering op, waarbij begeleidende (sociale) maatregelen als noodzakelijk worden gezien, o.a. ter bescherming van de lagere klassen. Er ontstaan nieuwe politieke krachten als socialisten, progressieve katholieken en progressieve liberalen. Zij streven na dat de staat wel invloed heeft op de verhouding werkgever-werknemer en kan interveniëren in gezinnen. Er worden wetten opgesteld o.a. over arbeidsvoorwaarden en vrouwen- en kinderarbeid. In 1912 komt er een wet op de kinderbescherming, welke het mogelijk maakt dat de Staat de opvoeding overneemt (‘ontzetting uit de ouderlijke macht’).

Ondanks deze maatregelen blijven de levensomstandigheden van arbeiders te wensen overlaten: lange werkdagen,lage lonen en gebrekkige huisvesting. Dit alles leidt tot het ontstaan van een (bedreigende) solidariteit en arbeidersbeweging. De rol van de vrouwen is hierin ondergeschikt. De arbeidersparticipatie van vrouwen in de industrie ligt tot het eind van de 19e eeuw vrij hoog vanwege de financiële noodzaak. Zij werkten echter voor minder loon onder dezelfde miserabele omstandigheden.

De gedachte van geïsoleerde kerngezinnen in deze tijd blijkt een mythe. De hoge kindersterfte is typerend voor het einde van de 19e eeuw. Deze hoge mortaliteit van jonge kinderen is een oorzaak van ongenoegen en onrust bij de arbeidersklasse. De voedingsgewoonten, o.a. leidend tot diarree en darminfecties, zijn de belangrijkste reden voor de hoge kindersterfte. Dit speelt met name in de arbeidersklasse, waar financiële middelen beperkt zijn én moeders genoodzaakt zijn te werken. De kindersterfte wordt duidelijk verbonden met de arbeidersklasse en met name toegeschreven aan opvoedingsgewoonten. Rond de eeuwwisseling doen arbeiders bewust aan geboortebeperking en maakt abortus provocatus opgang.

De burgerij ziet zich eind 19e eeuw, net als de arbeidersklasse en een stedelijk fenomeen, als zeer belangrijk voor de maatschappij. Zij willen zelfstandig handelen en willen geen bemoeienis van de Staat, die alleen mocht interveniëren als de individuele vrijheden in gevaar zijn (l’Etat Gendarme). De filantropie ontstaat, die zich het lot van de nieuwe armen aantrekken. Deze nieuwe armen zouden een gevaar vormen voor de samenleving, haar sociale cohesie en haar morele waarden. Zowel verlichte liberale

.....read more
Access: 
JoHo members
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Diagnostiek en behandeling: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Notes Diagnostiek en Behandeling, Jaar 2, Pedagogiek, RUG

Notes Diagnostiek en Behandeling, Jaar 2, Pedagogiek, RUG


College 1

 

Klinische psychodiagnostiek is:

  • Het analyseren van problemen van mensen en het zoeken naar verklaringen en oplossingen hiervoor, ondersteund vanuit wetenschappelijke kennis.

  • Een zoek- en beslissingsproces dat in dialoog met de cliënt en diens omgeving wordt uitgevoerd met het oog op het ontwerpen van een zo adequaat mogelijke aanpak van problemen zoals die ervaren worden door de cliënt of diens omgeving.

  • Een systematisch opgezet en te evalueren besluitvormingsproces waarin een formele en inhoudelijke relatie wordt gelegd tussen klacht, probleem, diagnose en advies/ behandeling.

 

In deze cursus gaat het om diagnostiek bij jeugdigen met problemen en een problematische opvoeding. Er wordt nadrukkelijk onderzocht in hoeverre opvoedingskenmerken en gezinskenmerken een rol spelen. In de hulpverlening is diagnostiek erg belangrijk en willen we beter kunnen begrijpen om beter te kunnen beslissen bij het ingrijpen.

 

Uitgangspunten van diagnostisch handelen zijn:

  • Methodisch proces, cyclus

  • Wetenschappelijk gebaseerd antwoord zoeken op de vraag van de cliënt

  • Start vanuit hulpvraag, participatief. De cliënt/ het cliëntsysteem nemen deel aan het proces en hebben ook de verantwoordelijkheid om mee te beslissen.

  • Genereren, toetsen en modificeren van hypothesen

  • Het is een multidisciplinair proces. Er kunnen bijvoorbeeld ook psychologen, psychiaters, scholen, huisartsen of justitie bij betrokken zijn: de diagnosticus werkt dus niet alleen.

  • Diagnostiek is veel meer dan afname van testen, vragenlijsten en observaties. Het gaat echt om de besluitvorming en daar wordt de laatste jaren dan ook vooral de nadruk op gelegd. Alle middelen om tot een besluit te komen (zoals testen, vragenlijsten en observaties) zijn hulpmiddelen.

  • Goede hulpverlening zonder diagnostiek is ondenkbaar. Aan de behandeling gaat altijd diagnostiek vooraf.

 

Het doel van diagnostiek is het voorkomen van fouten, want ons klinische oordeel (=beslissen op basis van ervaring en intuïtie) is gauw vertekend. Wel is ons klinische oordeel een belangrijke informatiebron – je baseert iets vaak op ervaring en ervaring heb je nu eenmaal – maar het is riskant om al je beslissingen hierop te baseren, want er is dan een grote kans op fouten.

Mensen hanteren allerlei strategieën en vuistregels om met informatie om te gaan en daarom bestaan er verschillende soorten fouten bij het maken van oordelen. Een aantal belangrijke hiervan zijn:

  • Het vasthouden aan je eigen mening, ondanks dat je daarna nog informatie krijgt die bewijst dat deze niet klopt. Je hebt een mening gevormd en daar blijf je dan bij.

  • Vasthouden aan informatie die als eerste binnenkomt. De informatie die als eerste binnenkomt maakt de meeste indruk en hierdoor denk je dat dit ook de belangrijkste informatie is. Informatie die als eerste

.....read more
Access: 
JoHo members
Samenvatting: Voor het goede doel, werken met hulpverleningsdoelen in de jeugdzorg van Yperen & Van der Steege

Samenvatting: Voor het goede doel, werken met hulpverleningsdoelen in de jeugdzorg van Yperen & Van der Steege


Hoofdstuk 1 - Inleiding

Vroeger was hulpverlenen een vorm van liefdadigheid tegenwoordig is het een beroep . Als cliënten de hulp inroepen van jeugdzorg, omdat er een opgroei - of opvoedingsprobleem is, dan is de hulp erop gericht deze problemen te helpen oplossen of draaglijk te maken. Er wordt dan doelgerichte hulp geboden. Het stellen van goede doelen en het bieden van gerichte hulp is echter niet altijd makkelijk.

Als een cliënt hulp krijgt worden er doelen gevormd. Deze doelen zijn een soort richtlijn voor de hulp. Ook bij de geformuleerde doelen kunnen zich nog verschillende vragen voordoen. De casus van Bas is hier een voorbeeld van.

Hoofdstuk 2 - Achtergronden en essentie

GAS (Goal Attainment Scaling)

Sinds langer tijd is het opstellen van doelen in het behandelproces een belangrijk methodisch principe. Dit principe is in de loop van de jaren steeds belangrijker geworden. In de jaren zestig kwam GAS (Goal Attainment Scaling) sterk in opgang. Deze methode werd geïntroduceerd in de psychotherapie door Kiresuk en Sherman. Deze methode geeft een aantal stappen aan die de cliënt en hulpverlener moeten doorlopen. De stappen zijn:

  1. Op grond van een intake en een eerste screening worden de voor de behandeling relevante probleemgebieden genoteerd. Wat wel en niet relevant is bepalen de hulpverlener en cliënt in overleg.

  2. Per probleemgebied kiezen de hulpverlener en de cliënt één of meerdere doelen.

  3. Per doel verzinnen de cliënt en hulpverlener een meetlat waarop is aan te geven in welke mate het doel is bereikt en een norm die aangeeft bij welke score op de meetlat het doel is bereikt.

  4. De cliënt en hulpverlener proberen per doel aan te geven hoe belangrijk ze dit aandachtspunt vinden. Hierdoor ontstaan er doelen die uiterst belangrijk zijn en doelen van geringe betekenis.

  5. Er wordt een periode afgesproken waarbinnen elk doel bereikt moet zijn.

  6. Alles wordt op een formulier genoteerd.

Deze methode zorgt ervoor dat er geen impliciete verwachtingen zijn bij de cliënt en de hulpverlener. Voor beide partijen is helder waaraan ze werken. Ook is het belangrijk dat de cliënt en de hulpverlener de doelen samen hebben geformuleerd.

In de jaren zeventig is deze methode geïntroduceerd in Nederland. Hierna is de methode een tijdje op de achtergrond geraakt. In de jaren negentig

.....read more
Access: 
JoHo members
Bijlage: Voor het goede doel, werken met hulpverleningsdoelen in de jeugdzorg van Yperen & Van der Steege
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Psychopathologie kind en jeugdige: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvatting bij Kinder- en Jeugdpsychiatrie: behandeling en begeleiding van Verheij en Verhulst

Samenvatting bij Kinder- en Jeugdpsychiatrie: behandeling en begeleiding van Verheij en Verhulst


1. Stoornissen bij zuigelingen en peuters

1.1 Reactieve hechtingsproblematiek

Psychoeducatie
Ziektebeeld: DSM-V-TR geeft de volgende beschrijving bij een reactieve hechtingsstoornis: er zijn vanaf het vijfde levensjaar problemen in het aangaan van sociale relaties in verschillende situaties, waarbij de band tussen het kind en verzorger niet goed tot stand komt (hechting), doordat deze band niet stabiel is en er niet ingegaan wordt op de lichamelijke en emotionele behoeften van het kind (pathogene zorg).

Er zijn twee vormen van de reactieve hechtingsstoornis:

  • Geremde type: dit type lijkt gerelateerd te zijn aan ernstige mishandeling. Er is sprake van een gebrek aan initiatief en het kind kan niet op een passende manier inspelen op sociale relaties. Kenmerkend voor dit type is een geremde, angstige wantrouwende en dubbelzinnige houding in het aangaan of vermijden van contacten. Troost wordt afgewezen.

  • Ontremde type: dit type komt voor bij kinderen waar in de eerste jaren van de ontwikkeling weinig zorg is geweest en bij kinderen die opgroeiden in kindertehuizen. Het ontremde type maakt geen onderscheid in contacten en maakt gemakkelijk contact met zowel bekenden als onbekenden.

Etiologie

Hechting is de emotionele band tussen kind en ouder waarbij de gedragingen van het kind leiden tot nabijheid van de moeder/verzorger wanneer het kind troost, steun, voeding of bescherming nodig heeft. Pasgeborenen kunnen de geur of het geluid van hun moeder herkennen. Tussen twee en zeven maanden kunnen kinderen door anderen getroost worden. Bij zeven en negen maanden worden kinderen angstig bij onbekenden en gaan in verzet bij scheiding van de moeder/verzorger. Vanaf negen maanden kunnen kinderen zich hechten aan een nieuwe verzorger, wat bijvoorbeeld voor komt bij kinderen die bij pleegouders terecht zijn gekomen na een verblijf in een kindertehuis. Wel blijkt deze hechting wat beperkt te zijn.

Behandeling: Met behulp van de klassieke methode Strange Situation Procedure wordt gekeken wat de reactie van het jonge kind is op het vertrek en de terugkeer van de belangrijkste opvoeder om hechting te kunnen classificeren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier vormen van hechtingsgedrag: 1) veilig, 2) angstig-vermijdend, 3) angstig-afwerend en 4) gedesorganiseerd. Deze gedragspatronen zijn gerelateerd aan verschillende opvoedingsstijlen van ouders in het eerste jaar. Daarbij blijken deze patronen in hechting invloed te hebben op het aanpassingsvermogen van peuters en oudere kinderen in nieuwe situaties. Wel moet hierbij vermeld worden dat dit hechtingsgedrag geen specifiek kenmerk is van.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Statistische modellen 2: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvatting syllabus Statistische modellen II, Pedagogiek, Rijksuniversiteit Groningen, van Huisman

Samenvatting syllabus Statistische modellen II, Pedagogiek, Rijksuniversiteit Groningen, van Huisman


Hoofdstuk 1 – Regressie: Aannames

De belangrijkste assumpties in regressieanalyse zijn:

  • De steekproef bestaat uit onafhankelijke waarnemingen.

  • Er is sprake van een lineair model, dat betekent dat er een lineair verband is tussen de afhankelijke en de onafhankelijke variabelen.

  • De variantie van de residuen is gelijk voor alle mogelijke waarden van de onafhankelijke variabelen (homoscedasticiteit).

  • De residuen zijn normaal verdeeld.

Onafhankelijke waarnemingen

De assumptie dat de steekproef moet bestaan uit onafhankelijke waarnemingen betekent dat de waarnemingen onafhankelijk van elkaar zijn getrokken en dat er geen samenhang tussen de cases is. De verwachte correlatie tussen de residuen uit de regressieanalyse moet dus gelijk zijn aan nul. Deze assumptie wordt de onafhankelijkheidsassumptie genoemd.

Als er sprake is van afhankelijkheid zullen de geschatte standaardfouten niet meer kloppen. Ze zijn dan vaak kleiner dan dat ze eigenlijk moeten zijn. Daardoor zullen de regressiecoëfficiënten minder nauwkeurig geschat worden, de betrouwbaarheidsintervallen zullen te smal zijn en bij het toetsen zal de nulhypothese te vaak verworpen worden. Hierdoor zal er te vaak geconcludeerd worden dat er een significante relatie bestaat.

Er bestaan weinig geschikte methoden om de onafhankelijkheidsassumptie te onderzoeken in een dataset. Als er sprake is van groepen of clusters in de dataset kan je gebruik maken van de intraklasse-correlatie. Deze correlatie geeft de samenhang aan tussen cases binnen de groepen. Als er meerdere niveaus of levels van clusters zijn kan je gebruik maken van de multilevelanalyse.

Lineair model

De assumptie dat er sprake moet zijn van een lineair model betekent dat het verband tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele een rechte lijn geeft. Deze assumptie kan je onderzoeken door te kijken naar de residuen. (Het verwachte) gemiddelde van de residuen moet gelijk zijn aan nul. Als je systematische afwijkingen ziet van dit gemiddelde geeft het aan dat het verband tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele niet lineair is.

Het onderzoeken van de residuen kan je het beste doen met een spreidingsdiagram, ook wel residual plot genoemd. Als je in dit diagram een willekeurig verspreide puntenwolk ziet, betekent het dat je er een lineair verband bestaat tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele.

In het geval van multipele regressie kan je het beste gebruik maken van zogenaamde partial plots. In deze grafiek is de helling van de regressielijn gelijk aan de geschatte regressiecoëfficiënt uit het multipele model.

Als blijkt dat de relatie tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele niet lineair is, zal je een ander verband moeten definiëren. Eventueel kan je dit doen door variabelen te transformeren. Het verband kan dan bijvoorbeeld kwadratisch of logistisch zijn.

Homoscedasticiteit

De assumptie dat de variantie van de residuen constant moet zijn wordt

.....read more
Access: 
JoHo members
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Personen met beperkingen: Diagnostiek: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Personen met Beperkingen, overzicht deel 5: Zeven onbrekende artikelen

Personen met Beperkingen, overzicht deel 5: Zeven onbrekende artikelen

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Verstandelijke beperkingen

A. Modellen van menselijk functioneren, ondersteuning en kwaliteit van leven

B. Wat ouders belangrijk vinden in de ondersteuning van een kind met een ernstige meervoudige verstandelijke beperking

 
Zintuigelijke beperkingen
 
Motorische beperkingen
 
 

In dit artikel beschrijven de auteurs de context en de sleutelcomponenten van modellen van het menselijk functioneren, ondersteuning en kwaliteit van leven. Ook wordt beschreven hoe de modellen zich tot elkaar verhouden door het beschrijven van de overeenkomsten en de verschillen. De modellen waar het om gaat zijn de AAIDD, de ICF en 'quality of life' (QOL). Kennis van deze modellen en hun relatie vergemakkelijkt de communicatie tussen professionals en tussen professionals en beleidsmakers. Daarnaast maken de modellen de aard van de beperking en de betekenis van persoonlijk welzijn duidelijk. Ook leggen de modellen de nadruk op de belangrijke rol die individuele ondersteuning speelt in de verbetering van het menselijk functioneren en kwaliteitsvol leven.

 

Wat men zich afvraagt in dit artikel is gericht op drie vragen, namelijk::

  • Welk model kan men het beste gebruiken als het gaat om klinische functies gerelateerd aan diagnose, classificatie en planning van de individuele ondersteuning?

  • Wat zijn de implicaties voor goede professionele hulpverlening?

  • Dient een individueel ondersteuningsplan gebaseerd te zijn op de ICF / AAIDD of QOL?

 

De drie doeleinden van het artikel zijn:

  • Het beschrijven van de sleutelcomponenten van de drie relevante modellen met betrekking tot professioneel werken in het veld van de verstandelijke beperkingen;
  • Het omschrijven van de overeenkomsten en verschillen tussen deze modellen;
  • Het bediscussiëren van de implicaties voor professionele hulpverlening in  het veld van de verstandelijke beperkingen.

 

Historische context

Drie ontwikkelingen die een significante invloed hebben op de professionele hulpverlening in het veld van de verstandelijke beperkingen zijn:

  • Een ecologische opvatting over beperkingen;
  • Het belang van het focussen op een persoon zijn kwaliteit van leven;
  • De rol die individuele ondersteuning speelt in verbetering van de invloed van iemands beperking, de verbetering van het menselijk functioneren en de verbetering van de kwaliteit van leven.

De sociaal-ecologische opvatting legt de nadruk op het begrijpen van het menselijk functioneren en de beperking gebaseerd op de interacties tussen persoonlijke en omgevingskenmerken. Deze opvatting verbetert niet alleen het begrijpen van verstandelijke beperkingen, maar verandert ook de kijk op diagnose, classificatie, beoordeling en planning van individuele ondersteuning. De verstandelijke beperking wordt dus gezien als een probleem van de persoon en zijn situatie.

Daarom eist het begrijpen en onderzoeken van verstandelijke beperkingen in een individueel geval een.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Leer- en onderwijsproblemen: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Boeksamenvatting bij de 1e druk van Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie van Groenestijn en Borghouts

Boeksamenvatting bij de 1e druk van Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie van Groenestijn en Borghouts


Visie en uitgangspunten - Chapter 1

Dit protocol is ontwikkeld in het kader van Passend onderwijs van het ministerie van OCW. Het doel is om elke leerling onderwijs te bieden dat aansluit bij zijn of haar mogelijkheden.

Onderwijs is een samenspel tussen leerling, leerstof en leraar. Iedere leerling heeft recht op onderwijs dat goed afgestemd is op zijn of haar mogelijkheden. De leraar moet professioneel zijn, heeft kennis van de (rekenkundige) ontwikkeling van leerlingen. Leraren zorgen voor een optimale ontwikkeling van elke individuele leerling van de school. Dit protocol biedt handvatten om het rekenwiskunde-onderwijs zo goed mogelijk te kunnen afstemmen op de ontwikkeling van iedere leerling. Het ultieme doel is het bereiken van functionele gecijferdheid. De volgende uitgangspunten dienen als leidraad:

  • Functionele gecijferdheid

    Bruikbare kennis en vaardigheden op het gebied van rekenen en wiskunde. Het adequaat kunnen handelen in functionele, dagelijkse situaties. Rekenen is een tool om in de maatschappij goed te functioneren.

  • Ontwikkeling van rekenwiskundige concepten als fundament

    Het is noodzakelijk dat leerlingen goede rekenwiskundige concepten ontwikkelen en er de verbanden tussen leren zien.

    • Het begrijpen van de relaties tussen maateenheden binnen het metriek stelsel
    • Inzicht hebben in het systeem van rekenen met geld
    • Het begrijpen van het systeem van klokkijken en de kalender
    • Begrijpen dat breuken en procenten iets met elkaar te maken hebben
    • Weten dat berekeningen als 4x 125, 2x 250 dezelfde uitkomst hebben

Goede rekenwiskundige concepten zijn een noodzakelijke voorwaarde voor het ontwikkelen en begrijpen van goede oplossingsprocedures. Jonge kinderen ontwikkelen rekenwiskundige concepten intuïtief op basis van ervaringen en door informeel handelen (spelsituaties). Naarmate kinderen ouder worden raken zij meer vertrouwd met denken en rekenen op een hoger, formeel niveau.

  • Ieder kind is anders

    Iedere leerling ontwikkelt via een eigen route rekenkundige concepten. Kinderen verschillen van nature in hun ontwikkelingsmogelijkheden en in hun vermogen om te leren rekenen. Ze kunnen meer of minder gevoelig zijn voor het ontwikkelen van rekenproblemen. Rekenzwak noemen we kinderen die gevoelig zijn voor het ontwikkelen van rekenproblemen. De voorschoolse periode en de culturele en de sociaal-economische status van het gezin zijn belangrijke factoren voor de rekenkundige ontwikkeling van kinderen.

  • Afstemming van het onderwijsaanbod op de onderwijsbehoeften van de leerling

    Goed rekenwiskunde-onderwijs is optimaal afgestemd op de ontwikkeling van de individuele leerling. Elke stap bouwt voort op eerder verworven inzichten, kennis en vaardigheden. Onvoldoende of onjuiste afstemming brengt het proces van leren tot stilstand en kan

.....read more
Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 8e druk van Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen van Struiksma

Boeksamenvatting bij de 8e druk van Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen van Struiksma


Inleiding - Chapter 1

Technisch lezen is een middel om toegang te krijgen tot informatie, als alles goed gaat. Op het moment dat er problemen optreden bij het technisch lezen kan dit het belangrijkste doel van onderwijs worden. Zonder goede leesvaardigheid zal de leerling in alles achterblijven, van begrijpend lezen tot kennisverwerving bij de zaakvakken en rekenen.

Het zwaartepunt voor technisch lezen ligt in de groepen drie tot en met zes. Op het moment dat een kind in de bovenbouw zit zal het voldoende technische leesvaardigheden moeten bezitten. In de bovenbouw is het nog maar moeilijk om een leesachterstand weg te werken.

Uit onderzoek blijkt dat zo’n 14 procent in groep vier onder de maat leest. Dit heeft niets te maken met etnische of sociale achtergrond van de leerlingen. Ook heeft het niets met de school te maken.

Wanneer is er sprake van uitval en wanneer is er sprake van achterstand?

In de beleidsredactie heeft de Onderwijsinspectie het volgende gezegd; “er is behoefte aan referentieniveaus en leerstandaarden voor de basisvaardigheden op verschillende momenten in het onderwijstraject van elke leerling, met daarbij behorende toetsen”. Met het referentieniveau wordt de leerstof bedoeld waarvan we als samenleving vinden dat leerlingen die op een bepaald moment moeten beheersen. Dat oordeel staat niet los van wat we weten op basis van toetsgegevens uit het leerlingvolgsysteem over het vaardigheidsniveau van groepen leerlingen. Tegelijkertijd is dat wat LVS-toetsen meten, een weerslag van de inhouden van het gebruikelijke curriculum. Het curriculum is op zijn beurt weer een neerslag van wat we met elkaar vinden dat leerlingen op een bepaald niveau moeten kunnen. En zo is de cirkel weer rond.

De term referentieniveau wordt gereserveerd voor een inhoudelijk gedefinieerd eindresultaat. Een leerstandaard is de weg er naartoe, het is dus een ordening van concrete tussendoelen die de leerlijn vormen.

Het begrip leerstandaard wordt door de Onderwijsraad al gebruikt in 1999. De raad pleitte voor een voldoende en een minimum standaard. De voldoende standaard is het niveau dat de school met driekwart van haar leerlingen wil bereiken. Voor de leerlingen die dit niet halen geldt de minimum standaard. In 2009 is de gevorderde standaard toegevoegd, dit gaat om de 25% van de beste leerlingen. De minimum standaard is vervangen door de basisstandaard.

Geoperationaliseerde standaarden mogen door de scholen zelf bepaald worden, al worden vaak de technisch lezen genormeerde toetsen van het CITO-leerlingvolgsysteem voor de hand. Dit systeem werkt met een niveau-indeling gebaseerd op de letters A t/m E.

  • Niveau A: goed tot zeer goed, de 25% hoogst scorende leerlingen.

  • Niveau B: ruim voldoende tot goed, de 25% net boven

.....read more
Access: 
JoHo members
Samenvatting Zorg om dyslexie - Verhoeven et al - 1e druk

Samenvatting Zorg om dyslexie - Verhoeven et al - 1e druk

Deze samenvatting is gebaseerd op de 1e druk uit 2010


1. Introductie

Het doel van dit boek  is de onderkenning en aanpak van leesproblemen en dyslexie vanuit een perspectief van kwaliteitszorg te beschrijven. Twee centrale aspecten hierbij zijn de definitie van dyslexie en de noodzakelijke zorg om dyslexie.

Definiëren van dyslexie

Dyslexie wordt gekenmerkt door een hardnekkig probleem met de verwerking van talige informatie, wat zich uit in het lezen en spellen op woordniveau. De oorzaken hiervoor zijn bepaalde neurobiologische afwijkingen in gebieden van de hersenen die betrokken zijn bij de verwerking van taaleenheden, vooral het verwerken van letters en klanken. Dyslexie is aangeboren ten gevolge van afwijkingen in verschillende genen. Naast dyslexie bestaan er ook mildere vormen van leesproblemen, die door passende opvang binnen de school kunnen worden aangepakt. Ook bestaan er leesproblemen die het gevolg zijn van complexere problematiek, zoals aandachtsproblemen.

Leesproblemen kunnen al vroeg worden herkend. Voor zwakke lezers op jonge leeftijd is het analyseren van de samenstelling van woorden erg lastig. Hierdoor wordt de klank-letterkoppeling niet of nauwelijks gelegd. Hoewel er verschillende oorzaken voor leesproblemen zijn, is het kernprobleem voor zwakke lezers het omzetten van een geschreven letterreeks in de corresponderende klankcode. Lees- en spellingsproblemen gaan vaak samen.

Voor het vaststellen van dyslexie moeten verscheidene testen afgenomen worden, omdat de persistentie aangetoond moet worden. Er moet bepaald worden of de lees- en spellingsproblemen resistent zijn tegen planmatige, systematische en taakgerichte hulp door de leerkracht en de remedial teacher, intern begeleider, gespecialiseerde logopedist of andere leesspecialist op school. Dyslexie wordt als aparte diagnostische categorie gezien en gedefinieerd, omdat de behandeling van dyslexie afwijkt van reguliere remedial teaching. De behandeling van dyslexie is individueel, intensief en heeft een lange duur.

Zorg om dyslexie

Door het Expertisecentrum Nederlands zijn verschillende protocollen ontwikkeld voor de groepen in het basisonderwijs. Ook zijn er protocollen ontwikkeld voor het speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. In deze protocollen wordt een systematische aanpak voor het verhogen van de kwaliteit van drie niveaus van handelen beschreven: Het handelen in de groep, het handelen op instellingsniveau en het handelen op het niveau van de zorg.

De behandeling van dyslexie is ofwel psycholinguïstisch, ofwel orthodidactisch ingesteld. De psycholinguïstische instelling gaat ervan uit dat leerlingen met.....read more

Access: 
JoHo members
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Kwalitatieve methoden in de sociale wetenschappen: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvatting An introduction to qualitative research 4e druk - Flick

Samenvatting An introduction to qualitative research 4e druk - Flick

Deze samenvatting is gebaseerd op de 4e druk uit 2009.

Let op: alle samenvattingen en collegeaantekeningen worden ieder jaar gecontroleerd op juistheid en verbeterd. Het kan zijn dat de oude samenvattingen niet meer volledig aansluiten bij het huidige studieprogramma. Voor het meest actuele overzicht van beschikbare en verwachte samenvattingen, zie de startpagina voor JoHo samenvattingen: www.joho.org/nl/samenvattingen.


Een introductie in kwalitatief onderzoek

De interesse in kwalitatief onderzoek voor het bestuderen van sociale relaties is de afgelopen decennia toegenomen. Een belangrijke reden hiervoor is de ‘pluralization of life worlds’: het verdwijnen van oude, sociale lagen en klassen, en de opkomst van een diversiteit aan milieus, subculturen en lijfstijlen door individualisering van de maatschappij. Een samenhangend verschijnsel is het postmodernisme, een sociale theorie waarin niet meer wordt geloofd in grote, almachtige theorieën. De diversiteit moet worden onderscheiden, door meer specifieke theorieën. Sociaal wetenschappers moesten op zoek naar nieuwe sociale contexten en perspectieven. De traditionele deductieve methode, waarbij een onderzoek start vanuit een bepaalde theorie, moest plaats maken voor ‘sensitizing concepts’: richtinggevende, relevante begrippen (concepten), waarnaar moet worden gekeken bij dataverzameling en analyse. Vaak zijn de concepten licht gebaseerd op bestaande theorieën.

 

De beperkingen van kwantitatief onderzoek

Naast de sociale ontwikkelingen, liggen de beperkingen van kwantitatief onderzoek aan de basis van kwalitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek volgt dezelfde principes als de natuurwetenschappen en besteedt aandacht aan het ontwikkelen van algemene wetten. Generalisatie, het trekken van algemeen geldende ‘conclusies’ uit onderzoeksresultaten, en validiteit, zowel binnen het onderzoek (intern) als voor generalisatie (extern), zijn belangrijke pijlers binnen kwantitatief onderzoek. Met kwantitatief onderzoek was sprake van ‘disenchantment of the world’: onbekende verschijnselen werden met empirische analyses verklaard. Ook worden de uitkomsten in een meer praktische context bekeken: ‘utilization research’. Een belangrijke beperking van kwantitatief onderzoek is dat het echter te ver weg staat van de ‘echte’ wereld, en dan ook weinig in de praktijk wordt gebruikt. Daarnaast komt de objectiviteit in het geding: door de volledige controle van de onderzoekssituatie gaan sociale en culturele achtergronden verloren.

 

De vier kenmerken van kwalitatief onderzoek

Binnen kwalitatief onderzoek worden vier.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Pedagogiek B2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Deze bundel bevat relevant studiemateriaal voor Pedagogische wetenschappen, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1578 1
Last updated
08-11-2022