College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016


College 1: Filosofie

Cursus informatie

Dit vak bestaat uit twee delen. Deel A en deel B. Deel A is het tentamen bestaande uit 40 MC vragen, waarbij het boek Brabander met zijn thema’s de leidraad is. Deel B bestaat een meeneemopdracht (zie blackboard). In beide gevallen moeten deze een voldoende moeten zijn. De meeneemopdracht bestaan uit 2 delen, deel 2 van de meeneemopdracht is dat je een filosofisch gesprek met kind van 8-14 jaar voert, waarbij wij rekening moeten houden met de NVO beroepscode.

Wat is filosofie?

Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

Een aantal bekende filosofische uitingen zijn:

  • Socrates: “Ik weet alleen dat ik niets weet”

  • Decard: “Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben.”

  • Rousseau / Lo >

    Heraclitus: “Panta rhei” (betkent:alles stroomt,niets blijft het zelfde)

Voor het tentamen hoeven wij niet elk detail te weten van de filosofen die in het boek staat, echter moeten we wel over de basiskennis van deze filosofen beschikken. Een voorbeeld hiervan is bij welke thema’s/stromingen zij horen.

Normatieve professionaliteit

Als praktisch pedagoog moet je je realiseren dat je veel kennis en kunde hebt, maar ook je eigen opvattingen spelen een rol. Je hebt als professional te maken met wetten en regelgeving. Je hebt te maken met regels en instellingen voor wie je werkt (bijvoorbeeld de beroepscode), los van je wetenschappelijke kennis als pedagoog, zoals je eigen opvattingen en gevoel van rechtvaardigheid.

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen visie, inclusief persoonlijke opvattingen over vrijheid, en rechtvaardigheid. Deze mix bepaalt hoe je de pedagogische praktijk opvat. Je moet kijken hoe deze drie perpectieven zich tot elkaar kunnen verhouden.

Typering van de filosofie

Filosofie wordt gezien als denkoefening. Het omvat denkbeelden over vrijheid en gezondheid van mensen, hoe men hier tegen aan kijkt, en enzovoorts. Waar worden wij nu gelukkig van?

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de filosofie is dat er voortdurend maatschappelijke veranderingen zijn. De vraag is dan hoe je daar mee om gaat (bijvoorbeeld dat er nu veel laptops zijn bij colleges).

Robotisering

Robotisering betekent dat er steeds meer zaken gaan via machines. Worden we wel gelukkig als alles via robots gaat, en is het wel een goede ontwikkeling? Dat zijn vragen die de filosofie stelt. Er zijn bijvoorbeeld ook zorgrobots: zeehondjes om een spelletje mee te doen in een verzorgingstehuis in plaats van verzorgend personeel. Of robots voor onderzoek naar de behandeling van autistische kinderen.

Moralisering van apparatuur

In veel apparatuur die we gebruiken wordt ons gedrag al gestuurd. Steeds meer robots worden gebruiksmatig ingezet. We worden steeds meer in de gaten gehouden, onze privacy wordt steeds meer aangetast. Deze ontwikkelingen roepen nieuwe vragen op. Het maatschappelijk gedrag wordt beïnvloed. Moeten we deze veranderingen accepteren en zijn ze gunstig? En hoe gaat dit verder ingericht worden? Worden we niet ondergeschikt gemaakt? Of worden we een verlengstuk van de technologie? Dit zijn vragen die de filosofie oproept.

De manier waarop mensen met elkaar omgaan, geeft aan hoe je als pedagoog met mensen om moet gaan (sociaal/pedagogisch werk). In het onderwijs bijvoorbeeld gaat de onderwijsvorm van klassikaal naar interactie-intensief onderwijs. Een samenleving moet de mogelijkheden bieden om op verschillende manieren om te gaan met bijvoorbeeld verschillende posities, zoals dus vorm van onderwijs. Descriptief is echt alleen maar beschrijvend, prescriptief is ook voorschrijvend (bijvoorbeeld: vind ik onze samenleving beter dan andere samenlevingen?). Dan maak je een normatieve beschouwing.

Prescriptief: van hoe men zou moeten handelen

Descriptief: beschrijving van hoe men handelt

Verhalen

Grote verhalen vatten de werkelijkheid in een theorie samen, deze verhalen worden niet meer gebruikt. De samenleving gaat nu uit van een pluriforme beschouwing. Dat betekent dat er meerdere kleine verhalen een geheel vormen. Dit geldt vooral voor de westerse filosofie; die ervan uitgaat dat de mens een autonoom subject is, dat we eigen rechten en opvattingen hebben en de mens als individu moeten benaderen. Iedereen is in staat zijn eigen bestaan in te richten. Daarbij zijn er nog sterke verhalen, dit zijn verhalen die door iedereen in de pluriforme samenleving gedeeld worden, maar niet per se waar hoeven te zijn.Zo hebben wij mensen de illusie dat wij allen autonoom zijn en kunnen kiezen wat we doen/willen. Echter, men vergeet dat een mens altijd meer/minder beperkingen kan hebben dan een andere mens (SES – Sociaal economische Status, IQ, of kansen die je door de omgeving geboden worden).

Mens als autonoom subject

Deze gedachtegang begint in de 17e eeuw, er is een revolutie aan de gang. De kerk verliest steeds meer invloed en de wetenschap wint juist invloed. De opkomst van de natuurwetenschappen heeft bijvoorbeeld aangetoond dat de aarde niet het middelpunt is, maar dat de aarde gewoon één van de vele planeten is die draaien om de zon.

De wetenschap heeft de kennis over de samenleving meer losgemaakt van het geloof. De mens is geen goddelijk deel, maar is als individu ontstaan (bestaat de vrije wil?). Wij zijn ook niet meer dan een reactie op processen in onze hersenen. Hierin schuilt de discussie of wij wel een vrije wil hebben.

Over de klassieke filosofische vraag; “wie zijn wij?” zijn we nog steeds niet uit.

Filosofische disciplines

Deze 5 stromingen moet je weten:

  1. Ontologie: wat is werkelijkheid? Wat is het “zijn”? En wat is schijn? Denk aan een virtuele reality bril. Is iets echt als je het kan ervaren of als je het kan waarnemen? Daarnaast gaat Metafysica juist over alles wat je niet kan waarnemen. Wat zorgt ervoor dat iets, iets is. Wanneer is iets een stoel of een tafel?.De metafysica wordt ook geassocieerd met god. Bestaat er een god of meerdere goden? Zou je god een energie kunnen noemen?

  2. Kennis- en wetenschapsleer: wat is kennis, hoe komt het tot stand? Is kennis aangeboren of is het misschien aangeleerd? Hoe weten we wat de werkelijkheid is?

  3. Wijsgerige antropologie: studie over mensen. Is de mens anders dan een dier, waarop verschillen wij dan?

  4. Sociale en politieke filosofie: De samenleving, de mens in de maatschappij waar regels gelden en er machtsverschillen zijn. De verhouding tussen de burger en de overheid, hoe is deze verhouding tot stand gekomen en wat houd deze verhouding in? Wat zijn de rechten/plichten van een persoon of instelling in een groep?

  5. Ethiek: De ethiek gaat over wat er goed is, maar ook wat slecht is.

Filosofie en wetenschap

Mens- en Gedragswetenschappen onderzoeken waarneembare kenmerken, gedragingen en situaties. Zij hebben een denkbeweging van onbekend naar bekend.

Filosofie stelt daarnaast juist fundamentele vragen en richt zich op de grondbeginselen van vragen die zich niet zomaar laten beantwoorden. De denkbeweging hierbij is van bekend naar onbekend.

College 2: Ethiek (13 april 2016)

Waarden en normen

De waarden en normen van een mensvormen zijn of haar wegwijzer door het leven. Ze helpen bij het maken van de beslissingen in het leven. Waarden houden in dat onze intenties een bron zijn van ons gedrag, we doen alles met een reden. Het Griekse klassieke volk omschreef de belangrijkste waarden van de mens als volgt; moed, zelfbeheersing en rechtvaardigheid. Christelijken vonden naastenliefde en medeleven belangrijkere waardes. De mensen die de sociaal-humanisme stroming aanhielden hechtten meer waarden aan solidariteit, gelijkwaardigheid en verantwoordelijkheid.

Normen zijn daar in tegen richtlijnen voor ons handelen en ons gedrag. Onze normen vertellen ons welk gedrag bij accepteren en wat wij verkeerd vinden.

Moraal en ethiek

Het moraal is de ethiek toegepast in de praktijk. Iedereen heeft een moraal. Ieder persoon heeft motivaties en redenen om zich op een bepaalde manier te gedragen. Het moraal kan dan ook verscheidene vormen aannemen.

Het moraal en over hoe wij denken is cultuur afhankelijk. Zo vinden sommige culturen voeten inbinden voor kleine voeten en een gat in je kin om een schaaltje er in te kunnen houden moot, maar de westerse beschaving denkt daar anders over. Net zoals de niet westerse wereld waarschijnlijk heel anders denkt over ons gebruik van water en het weggooien van eten.

Je moraal is af te leiden uit je gewoonte/gebruiken (bijvoorbeeld hoe je iemand gewend bent te groeten), regels (opgelegd door jezelf en omgeving), wetten (regels die in het wetboek zitten, waar men zich aan dient te houden) en mores (zeden of morele normen, zoals de Tien geboden bij mensen die het jodendom of het christendom aanhouden of de Sharia bij de islam).

Wij hebben een moraal omdat we een sociaal wezen zijn die een groep nodig hebben om te overleven. Er zijn verschillende soorten moraal:

  • Universele moraal: het moraal die de gehele gemeenschap, land deelt met elkaar deelt

  • Immoreel: als je gedrag o.i.d. op basis van je eigen moraal verwerpelijk vind, dan is iets immoreel

  • Amoreel: een mening of iets wat niet met een moraal te maken heeft. Voorbeeld: je kan bepaalde kleding wel of niet mooi vinden.

Ethiek is een wetenschappelijke discipline die systematisch in kaart probeert te brengen hoe menselijk moraal zich ontwikkelt.

Bij de ethiek gaat het om het wetenschappelijk bestuderen van de motieven van menselijk gedrag. Het gaat om vrijheid van handelen. In situaties waarin een mens niet vrij is om te handelen, kan men niet spreken van ethiek. Als er maar één keuze is vervallen alle ethische afwegingen. De definitie van moreel, normen/waarden en vrijheid kan per situatie veranderen. Zoals in de oorlog was vrijheid zonder angst over straat te lopen, terwijl vrijheid in de jaren 70 iets heel anders was.

De Brabander zegt dat hoe beter de leefomstandigheden zijn, hoe beter jij je leven kan leiden. Onderzoek wijst echter uit dat als het welvaartspeil omhoog gaat, de mate van onbehagen toe neemt. De Grieken zeiden vroeger al dat geluk niet in materie zit.

Keuzevrijheid

Progress paradox: Mensen in welvarende landen ervaren hun bestaan als minder gelukkig en minder tevreden. Door hun overvloed voelen zij zich niet prettig.

Paradox of choice: Door de toename van materiële welvaart is de mate van keuzemogelijkheid toegenomen. Jongeren hebben een enorme keuzemogelijkheid binnen bijvoorbeeld onderwijs.

Maximizer: Dit zijn personen die niet gauw tevreden zijn. Het voorbeeld dat hier wordt gebruikt is het uitzoeken van een tasje. Als je een maximizer bent loop je alle winkels af om het ideale tasje te vinden. Een week later zie je opeens het unieke tasje dat je zocht. Je bent nooit tevreden. Je maakt per definitie de verkeerde keuze, want je wilt altijd het ultieme hebben en er is een voortdurende keuzemogelijkheid. Elke keuze is een gemiste kans.

Satisficer: Satisfiers bepalen dat ze een nieuw tasje willen, en vragen zich af waar het aan moet voldoen. Een satisfier heeft concrete eisen en kiest op van te voren gestelde voorwaarden. De keuze moet enkel voldoen.

Stromingen binnen de filosofie

Determinisme: Het determinisme is begonnen in de 17e eeuw. Een Franse filosoof is hiermee begonnen. Het determinisme zegt dat iedereen wordt geboren zonder dat je iets is gevraagd, je genenpakket krijg je mee en daar heb je het maar mee te doen ook heb je het maar te doen met de ouders die je krijgt. Alles wat wij doen en denken is van buiten onszelf vastgelegd en geprogrammeerd. Er is weinig vrijheid van handelen. De mens is niet meer als een product van chemische processen die in het lijf plaatsvinden. De menselijke wil en vrijheid is niets meer dan een illusie. Alles staat vast en is te bewijzen! Denk aan het voorbeeld met de appel die van de boom valt door de zwaartekracht. Er bestaat geen ethiek bij deze stroming. Jij bepaald je keuzes niet want alles staat vast, je bent dus ook nergens verantwoordelijk voor.

Indeterminisme: James is het er niet mee eens dat er een totale keuze vrijheid is. De maximale vrijheid bestaat niet, maar er is wel een bepaalde marge waarbij mensen keuzes kunnen maken, dus er zou een bepaalde mate van keuzevrijheid bestaan. Hoe ver de vrijheid reikt is gevarieerd. De vraag is in hoeverre je mensen verantwoordelijk kan houden voor hun handelen.

Zo kan je handelen IN onwetendheid. Dit kan bijvoorbeeld wanneer je dronken bent of drugs hebt gebruikt. In dit geval doe je dingen waar jij je eigenlijk niet bewust van bent, maar bent toch verantwoordelijk voor je eigen handelen, omdat je ervoor had kunnen kiezen om niet te drinken.

Ook kan je handelen UIT onwetendheid. Hierbij handel je op basis van verkeerde informatie. Een voorbeeld hiervan is een chirurg die een verkeerd been amputeert op basis van informatie uit het dossier. De chirurg kan dan niet verantwoordelijk worden gehouden, omdat hij dit op basis van verkeerde informatie heeft gedaan.

Descriptieve ethiek: Descriptieve ethiek is beschrijvend, wat doe jij in een bepaald geval? Wat doen mensen, en uit welke overwegingen? Het is erop gericht om feitelijk te registreren welke overwegingen mensen hanteren om hun gedrag te verantwoorden.

Normatieve ethiek: Normatieve ethiek gaat over opvatting die beschrijven hoe we ons horen te gedragen. Hierbij zijn er principes die leidend zijn voor hoe een persoon zich hoort te gedragen.

Grondprincipes

Aristoteles ging uit van de redelijkheid; je moet streven naar een deugdelijk leven. Hij koos voor de gulden middenweg. Probeer in balans te blijven en matig te leven. Je moet je het geluk zoeken en verwerven. Hieronder worden een aantal grondprincipes toegelicht:

  • Natuur: Hier kan een persoon zijn of haar handelen op baseren. Soms moet je lijden en soms heb je geluk. Dit moet je accepteren en actief je weg in vinden.

  • Geloof: Vooral in het westen hangt men het christendom aan. Mensen die hun handelen op geloof baseren geloven dat god richtlijnen heeft gegeven die aangeven hoe men moet leven.

  • Nut: Hoe je mensen gaat behandelen hangt af van nut. Niet alleen nu voor je zelf, maar ook voor anderen. Met andere woorden: waar is de samenleving het meest mee gediend? (Bentham).

  • Plicht: Kant had principes zoals waarheid, eerlijkheid en naastenliefde. Dit zijn plichten waarnaar men moet handelen.

  • Humanisme: wij als mensen moeten voor elkaar zorgen, wanneer mensen rekening met elkaar houden is er sprake van juist handelen.

Teleologie (gevolg-ethiek)

Teleologie is gevolg-ethiek. Je doet dingen om een goed doel te realiseren. Een voorbeeld hiervan is één mens doden om dertig mensen te redden, het doel heiligt de middelen. Het handelen weeg je af aan de gevolgen die je gedrag heeft.

Deontologie (handelingsethiek)

De deontoloog kijkt niet naar het doel, maar naar de handeling zelf. Uitgaand van het bovengenoemde teleologische voorbeeld, zouden deontologen niet uitgaan van het doel heiligt de middelen. Een deontoloog zou zeggen dat het redden van dertig mensen geen reden is om één mens te doden.

Focault heeft gezegd dat men het leven zo veel mogelijk in de eigen hand moet nemen en dat de maatschappij en media niet moeten dicteren hoe je moet leven. Men moet zonder de medemens een zo goed mogelijk leven voor zichzelf organiseren. Ook vond hij dat men moet kunnen experimenteren met nieuwe levensvormen. Je bent niet voor altijd de zelfde persoon dus je moet aan je identiteit werken. Hij stimuleerde andere manieren voor leven. Zelftechnieken: wees zoveel mogelijk dirigent over je eigen bestaan.

Kant ging uit van vaststaande principes waaraan men zich dient te houden, men moet altijd naar de waarheid streven. Hij ging uit van het categorisch imperatief, wat wilt zeggen dat er vaststaande principes/voorschriften zijn waar men zich aan dient te houden. Hij formuleerde principes die een richtlijn zijn voor goed handelen. Zo mag je niet liegen, ongeacht de nadelen die er aan zitten. Ook geen leugens om bestwil dus.

Hedonisme

Je kiest voor het gedrag wat jou het meeste genot oplevert. Je kan denken aan fysiek genot, maar ook aan intellectueel genot, dingen die het bestaan aangenamer maken.

Stoïcijn

Seneca geloofde dat vrijheid staat voor een permanente toestand van rust in het lichaam en hoofd, onverstoorbaarheid en dat men accepteert dat het leven vaststaat en gaat zoals het gaat. Hij vond dat men moest leven naar wat de natuur ons biedt. Men vond dat een mens die rationeel handelt, niet geleid wordt door emoties, dat je dan een weldenkend mensen was, oftewel emoties werden maar irrationeel gevonden. Emoties waren maar ondoordacht. Seneca was van mening dat wanneer je je tijd niet plant, je je tijd verspilt en niet daadwerkelijk aan leven toekomt.

Utilisme

Bentham zegt dat je met berekenen het juiste handelen kan bereiken. Je moet dan berekenen hoeveel pijn en hoeveel genot een handeling oplevert. Bentham zocht naar een manier waarop je zo weinig mogelijk pijn en zo veel mogelijk genot kon bereiken. Hij had letterlijk een uitgerekende moraal. Utilisme houdt in dat je voor elke handeling een kosten-baten analyse maakt.

Normatieve ethiek: Is utilisme ook van toepassing op dieren of planten? Als je een oor op een muis laat groeien, levert dat veel genot op voor de mens, maar hoe zit dat met de muis?

Depressie epidemie (afhankelijk door de tijden heen): vroeger was je depressief als je je niet bij je lot als huisvrouw neer kon leggen, hedendaags ziet ment depressief als dat je niet ondernemend en succesvol genoeg bent. Je moet nu continu bezig zijn. Door de hoge druk voelen meer mensen zich waardeloos. Definities zoals depressief zijn kunnen door de jaren heen veranderen.

College 3: Wetenschap en Ethiek

Integer betekent iets wat heel is en niet corrupt, het is dus eerlijk

De wetenschappelijke integriteit heeft drie doodzonden:

  1. Het verzinnen van gegevens: eerst werd er beweert dat intelligentie niet voor het grootste deel erfelijk is. Maar nadat iemand na zijn dood ging twijfelen aan zijn data. Omdat de date te mooi en hoog waren, kwam men erachter dat het onderzoek met te hoge en te mooie data. Een ander voorbeeld is van Diederik Stapel, hij verzon hele studies met data’s en conclusies. Ook Don Poldermans verzon onderzoeken, hij was een internist en deed dus onderzoeken naar het hart

  2. Het manipuleren van gegevens: als er in de verzamelde gegevens iets veranderd wordt zodat de data beter bij de hypothese past. Het accent ligt bij deze doodzonde op zorgvuldigheid, accuratesse, eerlijkheid en openheid. Er kan bij alle fasen in het onderzoek fouten gemaakt worden, maar als dit expres gebeurd dan kan dit manipulatie. laksheid en/of slordigheid genoemd worden

  3. Plagiaat: het overnemen van informatie zonder bronvermelding. Voorbeelden in de wetenschap hiervan is Rene Diekstra, hij schreef de letterlijke vertaling van boeken over in zijn artikelen. Een ander voorbeeld is Annete Schavan: zij is nu de Duitse minister van onderwijs, maar zij heeft plagiaat gepleegd bij haar proefschrift, wat ironisch genoeg ging over filosofie: met als titel vorming van het geweten.

Misrepresentatie

Misrepresentatie zit tussen een fout en fraude in.

Men laat selectief een onderdeel van je onderzoek zien en een ander onderdeel niet. Er is geen verandering aan de data gebeurd, maar men is niet volledig door een onderdeel van je totale onderzoek niet meer mee te nemen. Dit wordt ook wel cooking genoemd, want alleen het lekkerste eten word opgediend.

Een andere vorm van misrepresentatie is trimming: de onderzoeker werkt naar zijn verwachte resultaten toe door te schuiven met statistisch toetsen zodat je resultaten er beter uit komen te zien.

De derde vorm van misrepresentatie is fudging: er wordt een mooiere conclusie gegeven dan men had kunnen constateren op basis van de onderzoeksdata.

De Sokal-affaire

Als iemand een artikel hebt en wilt publiceren gaat die anoniem naar drie mensen toe, zij beoordelen het artikel en geven feedback op het schrijfwerk. Er kunnen dan drie opties gegeven worden 1) major changing (het artikel kan gepubliceerd worden nadat er grote verandering hebben plaats gevonden.) 2) reject (niet goed genoeg voor deze paper. of wetenschappelijk onmogelijk.) en 3) minor change (een paar kleine wijziging en het artikel wordt gepubliceerd) .

Deze man stuurde zijn artikel naar een journal die de controle niet uitvoerde. Het artikel zag er qua uiterlijk goed uit, moeilijke termen, de conclusies waren aannemelijk, maar de inhoud klopt van geen kanten

Beweegredenen voor doodzonde, misrepresentatie en de Sokal affaire

Door het publiceren van artikelen krijg je macht, men kan er makkelijk mee weg komen, en door de prestatiedruk. De publicatiedruk houd in dat men zich wilt bewijzen goed te zijn als onderzoeker, hierdoor moet je veel publicaties op je naam hebben en het liefst in high impact journals. Daardoor wordt de kans om subsidies binnen te slepen groter.

Subsidies zijn toch afhankelijk van het geen wat je wil onderzoeken? je onderzoeksvraag. en je aansluiten bij een onderzoeksgroep? wetenschap is zwaar.

Wetenschappelijke integriteit

Wetenschappelijke integriteit streeft naar:

  • streeft naar kennis en macht

  • streven naar macht en machtsuitoefening

  • maar is er wel een waarheid? En als die waarheid er is, is die wel te bewijzen?

  • Nee, maar die waarheid kan wel aannemelijk en waarschijnlijk gemaakt worden.

Zoals Descartes zei: “ik denk wat ik ben”. Hij probeerde de waarheid te achterhalen, door alles in twijfel te trekken. Ik kan niks weten alleen maar twijfelen, maar doordat ik twijfel besta ik. Wetenschap is voortdurend vragen blijven stellen en blijven twijfelen, dat zorgt ervoor dat je nadenkt. En als het je aan twijfelachtigheid ontbreekt dan kunnen er problemen ontstaan.

De gevolgen zijn dan tunnelvisie en misleiding.

Verleidelijkheid van speculatieve diagnose

Na de oorlog waren heel veel mensen psychisch ziek. Toen was de gedachte gang als ik iets doe en het probleem is opgelost dan is dat het geen wat gedaan moet worden. Zo bedacht Henry Cotton dat als mensen psychische problemen hadden dit opgelost kon worden door de tanden weg te halen. Als dat niet werkte ging hij organen weghalen, tot dat de psychische problemen opgelost waren. Egas Moniz en Walter Freeman bedachten dat een psychische ziekte in de hersenen zat. Moniz loste de geestziek op door de schedel te doorboren en Freeman deed aan icepick lobotomie (via de ogen een doorgang maken om in de hersenen dingen te kunnen wijzigen).

Het resultaat was dat men beter werd, maar de mensen die dood gingen werden niet meegenomen in de berekening.

Als je niet meer twijfelt dan kunnen er gekke dingen gebeuren.

Termen van plagiaat

Parafraseren: het weergeven van andermans ideeën in je eigen woorden.

Citeren: tussen aanhalingstekens een tekst van iemand anders gezegd.

Zelfplagiaat: je mag een artikel niet aan verschillende journals aanbieden. Net zoals studenten niet twee dezelfde soort verslagen mogen inleveren. Want dan kan er bij ons een ludicium Abeundi intreden (oordeel tot vertrek).

Beroepsethiek: je kan weggestuurd worden als je als professional voor de rechter word gesleept voor dingen die je niet had mogen doen. De NVO voor pedagogen is een wegwijzer voor ons.

Netiquette voor mailen

Maak duidelijk wie je bent. Verstuur conservatief , loop niet het risico dat je verkeerd begrepen word, ontvang liberaal, ga er niet vanuit dat iemand het zo ruw bedoelt als het er staat. Richt je aan het juiste adres. Beperk je tot relevante informatie.

Mail niks dat je niet in iemand gezicht zou zeggen.

Ethisch gedrag bij dieren

De moraal van het verhaal: zijn mensen gelijk aan dieren? De aap en de filosoof, is een boek waarbij vier filosofen hun verhaal vertellen. De auteur kwam met twee theorieën, de fermist theorie (moraal is een dun laagje tot de kern, het is aangeleerd en zit niet in ons zelf. De andere theorie beweert dat onze componenten niet ingebakken zitten maar door alle jaren heen evolueert de mens in een eigenlijk goed mens.

Thomas Hobbes: Hij was van mening dat moraal puur eigen belang is, voor interactie hebben met anderen. Dat mensen dus van nature niet sociaal zijn.

Thomas Huxley: Hij was het eens met Darwin, behalve over het moraal, dat zag hij namelijk meer als tuinieren, je moet veel schoffelen om dingen recht te kunnen zetten.

Kan moraal niet een basis hebben, die alle dieren hebben, maar dat ons moraal complexer is geworden. Bewijzen hiervoor zijn:

  • Emotionele aanstekelijkheid: als iemand huilt, dan ga je meehuilen. dit hebben dieren en kleinere kinderen ook. Het is een soort van eigen belang, maar ook een sociale neiging om iemand te troosten. Wat door kan gaan in sympathie en empathie. verplaatsen in een ander, zoals volwassenen kunnen.

  • Wederzijds altruïsme: we hebben beide profijt met elkaar te helpen = wederkerigheid (jij helpt mij als ik jou help),

  • Besef van rechtvaardigheid (door de ogen van de andere kan je zien wat de ander begrijpt. Actor je doet iets, maar je bent ook toeschouwer. Je hebt een moreel oordeel over je eigen gedrag. Dit zei Kant ook, het normatieve gevoel. Wat inhoud dat je op jezelf moet kunnen reflecteren.

Ethisch dilemma van de trolley (2 voorbeelden)

Je mag nooit een persoon als middel gebruiken om andere mensen te redden. Bij het tweede voorbeeld komt er veel meer de emotie en cognitie bij. Gooi je die dikke man voor de trolley om 5 mensen te redden of niet?

Organenhandel (ethiek)

Arme mensen staan één van de twee nieren af en verdienen hier geld aan, de donorpatiënt krijgt een nier. Maar is dit eerlijk, de tussenhandelaar verdient er aan. En de arme mensen worden gedwongen want die hebben het geld hard nodig.

De uitdijende morele gemeenschap

In de wereld heeft de mens hedendaags weinig levensgevaar van de natuur. maar onze morele gemeenschap wordt ook groter. Er moet ook goed gezorgd worden dieren. Hebben dieren rechten? Rechten aan dieren geven is moeilijk, maar wij mensen hebben wel plichten aan dieren.

Wet op de dierproeven (1977), ontstond veel eerder dan voor mensen. In 2014 is de herziende wet op de dierproeven ingetreden.

De 3 V’s (ethiek) = vervanging, vermindering, verfijning

Regelgeving bij dieren is strakker geregeld dan bij de mens omdat dieren moeilijk kunnen weigeren. Gemodificeerde vissen gaan we in Nederland niet eten, want het is een laboratorium bewerkt. Is deze groene appel wel veilig, want andere genen?

Men zoekt naar een substantiële gelijkwaardigheid, zijn de groene genetisch gemodificeerde appel en de Elstar appel wel wezenlijk gelijkwaardig? Wat we dan testen is of het veilig is voor het milieu, dieren en mens. De overheid vind dat de mensen biotechnologische ontwikkelingen niet tegen moeten houden, maar je kan wel een kostenbaten analyse doen, zorgvuldig kijken, of je iets wel of niet invoert.

College 4: Children rights and childhood

Deel I

Hoofdstuk 1: Childhood

We hebben in Nederland geen duidelijk begrip van het concept childhood. Dit is een periode die kenmerkend is voor het kind. Vragen die hier bij komen kijken zijn: wat is de maatschappelijke status? Hoe kunnen we hier een algemeen begrip aan hangen? En wat is een kind?

Archard over Locke

Archard vindt de ideeën van Locke inhoudelijk van belang, omdat hij in zijn tijd kwesties naar voren bracht waar wij in deze tijd nog mee worstelen. Zeven punten van het moderne debat zijn:

  • Eerste kwestie: de discrepantie tussen hoe vanuit de psychologie, pedagogiek en ethiek naar kinderen gekeken wordt en hoe vanuit de politiek juridische kant gekeken wordt (kind wordt gedefinieerd aan de hand van leeftijd). Dit levert in de praktijk moeilijke situaties op.

  • De tweede kwestie: hoe beschouwen we kinderen; als mankerende volwassenen of als persoonlijkheden die als kind al een volwaardig mens zijn.

  • De derde kwestie: rechten, ouders hebben bepaalde rechten in de opvoeding van het kind, hoever gaan deze rechten?

  • De vierde kwestie: caretaking thesis, hoever reikt de ouderlijke macht over de opvoeding en zorg van kinderen? In hoeverre hebben kinderen hier keuzevrijheid in of zijn ze afhankelijk van mensen en keuzes van de ouder?

  • De vijfde kwestie: Power and duty to educate op maatschappelijk niveau; leerplicht en ouders hebben de plicht om op te voeden

  • De zesde kwestie: Hoe is de verdeling tussen ouders en overheid. Sources of authority, waar ligt de primaire macht voor opvoeding (tussen gezin en staat)?

  • De zevende kwestie: guaranty of a childs welfare; zijn de biologische opvoeders per definitie de beste opvoeders?

John Locke (1632 – 1794)

John Locke is een belangrijk persoon als het gaat om de rechten van het kind. In zijn tijd (17e eeuw) had de wetenschap nog een andere betekenis. Wetenschappers waren geleerde types die van allerlei zaken af wisten (kerk en natuur). Locke was een bekende arts en één van de eerste die nieuwe chirurgische ingrepen durfde toe te passen, hiermee heeft hij het leven van een graaf gered. Zo kreeg hij een belangrijke positie. In 1662 moest hij vluchten met deze graaf, omdat zij werden verdacht van een aanslag op de Engelse koning.

Lockes belangstelling voor de opvoeding is ontstaan doordat hij zeven jaar in Nederland is geweest. Het viel hem op dat volwassenen in Nederland heel coulant zijn richting hun kinderen. Dit was anders dan in het strenge puriteinse Engeland. Dit heeft hem gemotiveerd om te pleiten voor child centered education. Voor een kind was het typerend dat het weinig feitelijke en morele kennis had. De rol van opvoeding was het kind tot redeneren brengen: “Coming to reason”. Dit betekent een kind tot redelijkheid en bezinning brengen. Hiervoor was ook onderwijs belangrijk. Hij zag dat je dit niet door straffen en belonen moest doen, maar door rede in het kind te praten, om ze zo tot hogere processen te brengen. Dit was een revolutionair idee. Volgens Locke komt het kind op de wereld als vreemdeling en volwassenen hebben het recht om namens het kind besluiten te nemen en moeten het kind de weg wijzen, omdat het kind een beperkte mate van verstandelijke kennis heeft en informatie mist. Volwassenheid is een stadium van rationaliteit die niks met leeftijd te maken heeft. Het kind wordt daarnaast niet als eigendom gezien.

Via de Romeinse wetgeving werd er heel anders naar het conceptie (klinkt vreemd maar dit woord klopt echt. Er is namelijk uitgelegd over concept en conceptie) kind gekeken: van oorsprong werd de vader gezien als de soeverein die over leven en dood kon beslissen, wat betreft iedereen die onder zijn dak leefde. De heer des huizes was de alleenheerser. Locke vond dit geen goede fundering van de ouderlijke macht. Ouders bezitten hun nageslacht niet, ze hebben hun kinderen alleen in bruikleen, naarmate het kind ouder wordt en meer kan redeneren neemt de zeggenschap van de ouder af en dat van het kind toe. Ouderlijke macht is legitiem, maar moet wel proportioneel afhankelijk van de rede van het kind zijn.

Jean-Jaques Rousseau

Het kind is onschuldig en wordt door de maatschappij slecht gemaakt. Je moet het kind zo dicht mogelijk bij de natuur houden en pas dingen aanbieden als het kind er klaar voor is. 'Zie het kind in het kind', dit vond Rousseau belangrijk. Weinig gezag en veel vrijheid is hierbij noodzakelijk. Het kind moet denken dat hij de baas is, maar jij moet de baas zijn. Tevens moet je leren door ervaringen dicht bij de natuur op te doen. Daarbij moet je werken met je handen om te leren omgaan met de wereld om je heen en om autonoom te worden, oftewel een kind moest niet gevormd worden door het onderwijs en de 'kletspraat' die daar werd verteld. Kinderen moesten leren van het leven zelf.

Mary Wollstonecraft

Zij heeft een vervelende jeugd gehad. Later richtte zij een school op in Newington green (Engeland). Daarna is zij naar Londen verhuisd waar zij veel progressieve intellectuelen ontmoette en begon met schrijven. ‘Thoughts on the Education of Daughters’ (het idee dat de dochters evenveel recht hadden op onderwijs als de zonen in een familie) en ‘A Vindication of the rights of Women’ (ideeën van de revolutie gelden ook voor vrouwen), is wat zij bedacht heeft.

De dochter van Mary Wollstonecraft (Mary Shelley) schreef het boek Frankenstein. Dit was vooruitstrevend voor de tijd waarin zij leefde.

Ariès thesis (1960)

Aries kwam tot de bevinding dat er tot 1700 in de westerse wereld nauwelijks een concept van childhood bestond. Kinderen werden over het hoofd gezien. Men stond onverschillig tegenover kinderen. Ze waren er en deden mee met de volwassenen.

Ariès kwam door onderzoek tot de stelling dat er rond 1700 een concept of childhood begon te ontstaan. Hij deed onderzoek naar kinderen in schilderijen (kleding, dagboeken etc). Rond 1800 zien we dat in het interieur van huizen voor het eerst kinderkamers gaan ontstaan en er leesboeken en speelgoed voor kinderen aanwezig zijn. Het heeft wellicht te maken met de toenemende welvaart. Belangrijk is dat hij kinderschilderijen analyseerde en het was duidelijk dat kinderen steeds meer werden afgebeeld en er anders uitzagen dan volwassen.

Twee typen kritiek van Archard op de Ariès thesis:

  1. Een punt van kritiek was dat Ariès alleen maar naar de schilderijen heeft gekeken alsof deze realistisch en werkelijk waren.

  2. Vooroordeel: zijn actuele kijk op het kind zijn ziet hij niet terug op het schilderij, maar hij heeft geen concept van het kind zijn.

Naar aanleiding van de stelling van Ariès is er een debat op gang gekomen:

Cruelty thesis (zwarte legende): het was niet dat ze vroeger geen beeld hadden van kinderen, maar ze bemoeiden zich zo weinig mogelijk met kinderen, omdat kindersterfte hoog was. De cruelty thesis hield voor ouders in zich niet te binden en te hechten aan een kind. Ze hielden bewust afstand van hun kinderen. De cruelty thesis klinkt te gemakkelijk, waardoor velen denken dat deze niet klopt.

Hoofdstuk 2: Concepts en concepties van childhood

Het concept is het onderscheid tussen het kind en de volwassene. Concepties: binnen de groep kinderen kun je verschillende opvattingen hebben over wat een kind is. Het is een praktische toepassing over wat er onder het woord kind verstaan wordt.

Conceptions of childhood

Bij concepts of childhood worden maatschappelijke grenzen gesteld.

  • Wettelijk: de wet schrijft voor op welke leeftijd je bepaalde verplichtingen en rechten krijgt. Zoals alcohol mogen drinken als je 18 of ouder bent. In andere landen wordt de exacte leeftijdsgrens van wanneer je iets mag ook wel door initiatie van rituelen toegekend.

  • Dimensies: wij gebruiken andere criteria om verschillen tussen kinderen en volwassenen aan te duiden (de mate waarin je iemand verantwoordelijk kunt stellen). Op welke leeftijd wordt iemand geschikt gesteld om als volwassen burger te participeren in de samenleving? De beantwoording van deze vraag is afhankelijk van de reproductie, praktische punten en van waar de betreffende maatschappij/cultuur belangen aan hecht.

  • Onderverdelingen: zijn afkomstig vanuit de ontwikkelingspsychologie. Hierin werd de kindertijd steeds specifieker ingedeeld in ontwikkelingsfases. Peuter, kleuter etc. Er zijn populaire onderscheidingen, maar ook onderscheidingen in de wetenschap.

Zo zijn er een aantal opvattingen over kinderen door de jaren heen gekomen:

  • Lockes opvatting: het kind is een onbeschreven blad.

  • Puriteinse opvatting: het kind is van nature zondig en moet tot de orde geroepen worden, de wil van het kind moet gebroken worden.

  • Romantische opvatting: het kind is een mini volwassene.

  • Industrialisatie: het kind is een economische kracht.

  • Economisch huishouden: het kind is een meewerkende kracht.

Moderne kind

Het kind als klinisch syndroom (denkoefening):

  • Genetisch: is het kind kwetsbaar en ziektegevoelig t.o.v. volgroeide volwassenen.

  • Dwergvorm: kinderen zien er raar uit. Ze hebben abnormale lichaamsverhoudingen, zoals een relatief groot hoofd en korte benen en armen.

  • Emotioneel labiel en onrijp: kinderen vertonen buitensporig gedrag, zo huilen en gillen zij veel meer dan volgroeide volwassenen.

  • Fobieën; kinderen zijn buitengewoon angstig voor bijvoorbeeld groenten. Ook douchen of in bad gaan is niet eenvoudig, hier is veel oefening voor nodig.

  • Kennis tekort: baby’s, kinderen weten helemaal niks! Er moet intensief geïnvesteerd worden om ze op een begrijpelijk kennisniveau te krijgen, zoals dat van een gemiddelde volgroeide volwassenen.

Behandeling van het kind als klinisch syndroom

Groepsaanpak; uren en uren besteden aan een groep van die kleine mensjes met betrekkelijk weinig resultaat. Maar op een of andere manier hebben zij een intern herstelvermogen, ze worden groter en verstandiger. Een groot deel van het gedrag bestaat uit imitatie en na een verloop van tijd zijn ze hersteld.

Deel 2

Hoofdstuk 3: moderne conceptie

Archard vind het belangrijk om op te merken dat de kinderwereld en de volwassenwereld maatschappelijk gescheiden worden. Kinderen en volwassenen verkeren maatschappelijk gezien niet vaak in elkaars gezelschap. Door de ontwikkelingspsychologie is er veel duidelijk geworden over de ontwikkeling, namelijk dat er een vaste volgorde in zit en je geen fase over kunt slaan of kunt stoppen. De childhood periode gaat relatief snel voorbij. Als je eenmaal volwassen bent gebeurt er niks meer. Adulthood is een staat, een zijnssituatie.

Je moet een kind de kansen en mogelijkheden geven om zich te ontwikkelen en ze niet van de grote mensenwereld weg te houden. Net zoals dat de vrouw vroeger werd weggehouden van de werkvloer. Door het gebrek van blootstelling aan leermogelijkheden houd je de vrouw dom en oppervlakkig (John Stuart Mill).

Ontwikkelingsmodel (Charles Darwin): de ontwikkeling van kind tot volwassenen zag Charles Darwin als een evolutionair verschijnsel. De ontwikkeling van kinderen begon bij de ontogenese (haeckel). Het proces van embryo tot foetus is een herhaling van de evolutie in het kort. Hierna volgt een herhaling van de filogenese. De ontwikkeling van het kind is teleologisch (heeft een doel) en het is een endogeen proces, dit ontwikkelingsmodel heeft in de sociale wetenschappen een belangrijke invloed gehad.

Conclusie: Archard concludeerde dat het moderne kind een onschuldig en incompetent wezen is dat volwassen moet worden en de onschuld moet verliezen.

Rechten

Er zijn twee soorten rechten: morele rechten en juridische rechten. Dit heeft voor de omgang met kinderen belangrijke consequenties. In veel gevallen zullen de morele rechten samenhangen met de juridische rechten. Je kunt iets moreel verkeerd vinden, maar wettelijk kan het wel rechtmatig zijn (bv asiel kinderen die niet mogen blijven in Nederland omdat ze niet de juiste papieren hebben).

Legal rights: a set of positive listed rights: de rechten die zwart op wit staan.

  • A-rights: rechten die alleen voor volwassenen gelden en betrekking hebben op de vrijheden (vrijheid van meningsuiting, godsdienst en lichaam).

  • C-rights: rechten die specifiek voor kinderen gelden; zoals recht op onderwijs en bescherming.

  • A-C rights: zowel voor kinderen als volwassenen; bv. Recht op medische zorg

In heel veel gevallen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes, maar toch pakt de wet vaak wereldwijd anders uit voor jongens dan voor meisjes. Zo zijn er veel meisjes op de wereld die geen onderwijs mogen volgen.

Liberation versus caretaking

De 20e eeuw is het eeuw van de kind. Sinds eind jaren ‘60 zien we een opkomst van een algemene democratische beweging; meer vrijheid voor burgers en kinderen. Kinderen worden ondersteund door maatschappelijke funderingen (wetenschap, auteurs). Volwassenen sturen kinderen naar school om de nieuwe generatie onder de duim te houden (niet alleen voor ontplooiing). We willen ze leren hoe ze zich netjes en ondergeschikt aan de oudere generatie gedragen. De school ziet de maatschappij niet als instituut van vrijheid, maar iets dat vrijheid inperkt (liberation movement). Waarom zouden kinderen niet een besluit kunnen nemen en waarom zijn de besluiten van volwassenen niet superieur?

In de jaren ‘60 ontstond het idee dat de volwassen generatie de jonge generatie meer vrijheid moeten geven en vrijheid niet mogen onderdrukken. Kinderen konden zelf verantwoording nemen voor hun opvoeding (bv filmpje IPO, alternatieve antiautoritaire crèche). Ook kwam er het idee dat er gestopt moest worden met leeftijdsdiscriminatie. Ook het idee dat kinderen de gevolgen van hun daden en keuzes niet kunnen zien valt best mee. Er zijn volwassenen die ook incompetent bezig kunnen zijn (verslaving, gokken etc.). Het idee was dat kinderen gelijkwaardig zijn aan volwassenen. Een voorbeeld is Pipi Langkous, het autonome kind. Annie M.G. Schmidt stimuleerde kinderen om voor hun eigen belangen op te komen.

Caretaker thesis – paternalism

Kinderen hebben beschermd toezicht nodig. Dominante opvatting: het kind is niet in staat om als een self-determining agent op te treden. Het kan niet alle gevolgen van zijn of haar handelen overzien. Volwassenen zijn rationele en autonome keuzemakers. Kinderen verdienen ondersteuning van volwassenen.

Heel veel kinderen onder de 8 jaar hebben obesitas. De mensen van Child liberation movement zeggen hierover dat het kind zelf mag kiezen. De caretaker thesis zegt dat de ouder moet ingrijpen. Als het niet door ouders wordt gedaan, is het dan de verantwoordelijk van de overheid om in te grijpen? Wie kan je verantwoordelijk houden voor dit soort verschijnselen?

Kritiek caretaker thesis

  • Mogen kinderen niet leren van hun fouten? Volwassenen mogen dit wel!

  • Hoe moet de care-taking dan plaats vinden.

  • Is het zelfbeschikkingsrecht het enige doel van opvoeden.

  • The imperfect obligations: het heeft soms merkwaardige complicaties (5,5 en 5,4); een klein verschil met een grote consequentie.

The united nations convention on the rights of the child - CRC

Universele rechten van het kind geformuleerd, niet alle landen onderschrijven het met de officiële amendementen (uitzonderingen). Bijvoorbeeld: Artikel dat het kind pas vanaf 18 jaar volledig verantwoordelijk gehouden wordt. Nederland wilt hier 16 jaar voor hanteren. De praktijk wijst uit dat niet alle rechten worden uitgevoerd (kinderhandel, kinderarbeid en geen onderwijs).

Drie hoofdlijnen rechten:

  • Recht op voorzieningen; bv recht op basisonderwijs, vrije tijd en op de beste zorg.

  • Recht op bescherming: passief object, tegen uitbuiting, bv kinderarbeid

  • Recht op vrije participatie;actief subject recht om zijn of haar stem te laten horen (stemrecht, voorzieningen). Er is een discussie voor de leeftijd van betrokkenheid.

Deze artikelen zijn belangrijk voor een kind, er is echter vaak een probleem dat sommige artikelen elkaar tegenspreken. Ook zijn de artikelen niet altijd even duidelijk.

Children under the law

Kinderen worden steeds vaker ingeschakeld in een rechtsgang. Archard wijst erop dat het belangrijk is dat kinderen ontzien worden. Archard heeft zijn bedenkingen over het betrekken van kinderen in rechtszaken vanwege de grote druk en het betrekken van kinderen bij de volwassen wereld. Ook worden kinderen als getuigen opgeroepen. Kinderen worden in een setting van volwassenen gezet en niet geplaatst in een kinderlijke omgeving. Het ontbreekt hier aan consistentie. Kinderen worden niet geacht volledig verantwoordelijk te zijn voor hun daden, maar wanneer ze nodig zijn in de rechtbank krijgt hun mening wel een volwassen betekenis.

Bulger case: twee tienjarige jongens in Engeland in een winkelcentrum nemen een kind van twee jaar aan de hand mee en vermoorden hem op een gruwelijke wijze. Ze werden tot acht jaar cel veroordeeld (de bevolking vond het belachelijk laag). Het had tot gevolg gehad dat ze in 2001 vrij kwamen onder een nieuwe identiteit om wraak te voorkomen.

Doli incapax: in hoeverre kun je een kind verantwoordelijk houden voor zijn of haar daden? Wanneer is een Uitgaande van het gangbare recht zouden deze kinderen niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden. Deze kinderen zijn veroordeeld volgens het volwassen recht, anders waren ze niet voor acht jaar veroordeeld.

We hebben geen antwoord voor op welke leeftijd je iemand verantwoordelijk kunt houden voor delicten.

Duidelijke grenzen?

16- en 17-jarigen vallen nog onder het jeugdstrafrecht. Dit blijft voortdurend een punt van beweging en overweging. De juridische en morele wegingen blijven een vraag.

Archard brengt naar voren dat we gefixeerd zijn op straf. Hij is meer voor looking for needs en niet looking for deeds. We moeten ze helpen om te kijken hoe ze verder moeten.

Recht om te stemmen

Het recht om te stemmen is van maatschappelijk belang, het burgerschap kun je verantwoord op je nemen. Je moet in staat zijn een rationele keuze te maken. Hoe rationeel is de politieke stemkeuze van volwassenen? Als je het belangrijk vindt dat jongeren een goede keuze maken is er in het onderwijs aandacht voor burgerschapsvorming nodig. In de jaren ‘30 is dit al voorgesteld door J. Korcak (een Poolse arts). Hij organiseerde in een weeshuis een kinderrechtbank: kinderen hebben het recht om anderen tot verantwoording te roepen. Hij moest zelf voor de kinderrechtbank verschijnen omdat hij zich volgens de kinderen niet goed gedroeg. Hij vond het belangrijk om kinderen op een jonge leeftijd te laten participeren in de samenleving.

In de rechten van het kind wordt niet gedefinieerd wat de rechten zijn met seksualiteit. Over seksuele opvoeding wordt niet gesproken. Op welke leeftijd hebben kinderen hier iets over te kiezen? Wereldwijd vinden volwassenen het lastig hierover te spreken. deels om de kinderen te beschermen. Mogen kinderen onder de 18 jaar een seksuele relatie aangaan (met volwassenen of leeftijdsgenoten of seksegenoten)? Wat ook een punt is, Is het geven van seksuele voorlichting; bij wie ligt deze primaire taak? In alle landen is dit een problematische zaak.

De fout in rechten

3 kritiek punten:

  • Alles of niets: ben je 17 en 364 dagen val je onder een andere wetgeving dan wanneer je 18 bent, omdat je dan voor de wet volwassen bent. In de realiteit vindt dit niet zo plaats. Dit is een meer geleidelijke overgang dan in de wet geregeld is.

  • Het gevaar van steeds verder gaan met het formuleren van rechten door de wetgeving en regels steeds meer uit te werken is dat de zeggingskracht steeds minder wordt, omdat het een kleiner gebied betrekt of in conflict komt met andere regels.

  • Impoverished world: het hele gezinsleven in duties of rights bepalen. Dan krijg je een verhouding van alleen rechten en plichten. De warmte en het praktisch omgaan met elkaar wordt minder.

College 5: Filosofie van politiek en maatschappij

Een kritische kijk op de moderne maatschappij

Met de moderne maatschappij wordt het rijke vrije democratische westen bedoelt. Hier heerst er een vrije markt economie. De burger wordt als consument gezien en wordt op zijn wenken bediend (klant is koning). De burger is autonoom.

Vooruitgangsdenken

In de 17e eeuw vormden de kerk, de wetenschap en de staatsmacht één geheel. Vanaf de 19e eeuw is dit losgeraakt. Er kwamen maatschappelijke conflicten tussen het geloof, de rede en de wetenschap. De opkomst van de natuurwetenschappen heeft een belangrijke impact gehad op het geloof. De kerkelijke dogma’s (het tot stand komen van de wereld) kwamen in conflict met de menselijke rede (durf te denken). Een belangrijke taak van de Verlichting (het idee dat de natuurwetenschappen mensen nieuwe inzichten gaven) was de bevrijding uit de onmondigheid die de kerk in stand hield.

Door de opkomst van de natuurwetenschappen is men op grote schaal veel onderzoek gaan uitvoeren. Hiermee kwam de discussie naar voren of het wetenschappelijk aantoonbaar is of er een God bestaat. Er valt niet te bewijzen of er een God is, maar het valt ook niet te bewijzen dat er geen God is.

Er ontstaat een mechanistisch wereldbeeld, dit houdt in dat de samenleving wordt gezien als één grote mega machine. De vraag is echter in hoeverre neemt de menselijke kwaliteit toe of af?

Globalisering: samenlevingen gaan steeds meer op elkaar lijken (bijvoorbeeld: In bijna elk land zit een McDonald’s).

Risicosamenleving: door technologisering komt er meer behoefte aan veiligheid. Bijvoorbeeld camera’s om risico's te verminderen, maar dit gaat ten koste van vrijheid en privacy. Het is ingewikkeld wat dit soort nieuwe ontwikkelingen opleveren. Is er sprake van vooruitgang? De mens is meer te controleren, maar of hiermee de kwaliteit van het menselijk bestaan toeneemt, is nog maar de vraag. Hoe moeten we dit ten opzichte van elkaar afwegen?

Door alle vooruitgang die we de afgelopen decennia hebben gehad, is er wel een weerzijde (paradox) ontstaan. De mens is steeds meer een slaaf van de technologie geworden, we zijn steeds afhankelijker geworden van technologie. Bijvoorbeeld dat mensen steeds minder brieven schrijven en maar een mailtje schrijven; of men loopt steeds vaker als een soort zombie over straat; organisaties zoals het leger zijn tegenwoordig volledig afhankelijk geworden van technologie, als dit wegvalt zullen zij in de problemen komen met hun communicatie en apparatuur.

Politiserend denken.

De maatschappij wordt steeds meer onmenselijker, we raken vervreemd van elkaar. De maatschappij raakt steeds meer gemechaniseerd. Er ontstaat een filosofische stroming Frankfurter Schule die steeds meer kritiek uit naar de moderne maatschappij. Deze kritiek begon in de eerste helft van de 20e eeuw. Daarnaast kwam er in de jaren 70 en 80 steeds meer kritiek op de samenleving. Deze kritiek ging over gelijkheid, vrijheid, zelfbeschikking, maar stond zelfontplooiing centraal. Men wilde steeds meer politiserend werken, wat inhoudt dat men naar meer emanipatie verlangt en streeft naar verandering van de maatschappelijke structuren. Ze wilden dat de maatschappij van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving veranderde.

Hoofdstuk 3

Marx: de vervreemde mens

Marx was een filosoof, econoom en politicus die werd beïnvloed door Hegel Dialectiek, deze verloopt in drie stappen; these – antithese – synthese (wit en zwart leidt tot grijs (= synthese). Volgens de Brabander is dit te eenvoudig. “Het kind zijn” moet je volgens hem negeren om tot volwassenheid te komen. Door het negeren van het vorige stadium komt er en nieuwe synthese.

Hegel: dialectisch idealisme

Hegel zegt dat de mens tot steeds betere ideeën voor de ontwikkeling komt en de samenleving kan hierdoor menswaardiger worden.

Marx: dialectisch materialisme

Je moet er niet vanuit gaan dat het menselijk denken los van het bestaan van de materiële wereld staat. De manier waarop mensen zich bevinden in de materiële wereld bepaalt hoe mensen zich gedragen in de geestelijke wereld. Hij zag het materieel bestaan als een bepaler voor hoe mensen denken. Dit gaf kritiek op de 19e eeuwse manier van leven. Mensen moesten onder barre omstandigheden werken om de elite (kapitalisme) in de gelegenheid te stellen zich rijk te kunnen gedragen. De arbeiders konden niks zeggen over de manier van produceren. Dit was een revolutionair idee in deze tijd.

Fromm: de zelfstandige mens

Hoe is het mogelijk dat zo’n grote groep mensen geporteerd zijn en bereid zijn zich te onderwerpen aan dictatoriale macht en waarom spreken ze het recht op vrijheid niet aan? Hij gaf aan dat met name mensen met positieve vrijheid weinig de neiging hebben om gebruik te maken van de positieve vrijheid. Mensen hebben doorgaans de neiging zich te onderwerpen in ruil voor veiligheid. Vrijheid heeft een onzeker pad en mensen hebben de behoefte aan zekerheden, men wilt niet graag er alleen voor zijn en met die angst vervreemden zij zich van elkaar voor vrijheid. Men moet volgens de totalitaire beweging juist de vrijheid ontvluchten en meer zelf gaan nadenken.

Arendt: de handelende mens

H. Arendt was aanwezig bij de veroordeling van Eichman, een persoon die zich bezig hield met de organisatie van Joden naar de gaskamers. Hij vroeg zich af hoe een persoon dat kon doen. Hoe kan je het kwaad niet herkennen, het onvermogen om anders te kunnen denken. Zij onderscheidde drie vormen van de handelende mens:

  • Arbeiden: noodzakelijk. routinematig werkzaamheden uitvoeren

  • Werken: instrumenteel. Doel-middel om je brood te verdienen (Eichman deed alleen zijn werk)

  • Handelen: pluraliteit. Hier pleit je bewust voor nieuwe initiatieven. Je probeert nieuwe dingen te creëren. Dan ben je maximaal actief en bewust van je bezigheden in de samenleving.

Foucault: de vraag naar macht

Hij was van het Mechanisme van moralisering. Er is geen menselijke rede, de mens is een autonoom subject. Hij veronderstelde 3 soorten machten:

  • De soevereine macht: regels liggen vast gelegd in wetten. De soevereine macht deelt de straffen eenzijdig uit. Zelf staat de macht buiten bestraffing. Die kan alles maken wat hij wil.

  • Disciplinerende macht: heft als doel het normaliseren van individuen. Door gebruik te maken van controle technieken, registratie, ongemerkt toezicht houden, macht strategieën et cetera

  • Biomacht: het normaliseren van de bevolking door aan te sturen op gezondheid via campagnes in de hoop dat het gedrag van de bevolking verandert.

Kritiek op de moderne maatschappij is:

  • De autonome burger werd als de norm gezien, maar horen wij wel autonoom te zijn?

  • Bestaat er een standaardmens, is die gezond en werkt die hard?

  • Moet iedereen zich wel aangepast gedragen, waarom zijn ongewone personen lastig?

Hoofdstuk 4

Theorie van het sociale contract:

  • De natuurstaat en het natuurrecht: de hypothetische situatie, een situatie waar men kan leven zonder regels, wetten en normen. Een natuurrecht is vrijheid en gelijkheid.

  • Het sociale contract: staat vast hoe de verhoudingen, rechten en plichten tussen de burgers onderling en tussen de burger en overhead geregeld is.

Thomas Hobbes: in staat van oorlog (angst)

Hobbes had geen verheven beeld van de mens. Hij ging ervan uit dat mensen die vrijgelaten worden alleen maar op jacht zijn om hun eigen belangen na te streven zoals macht, hier hebben zij moord en doodslag voor over. De mens is voor zijn medemens een wolf volgens Hobbes. Voordat er een staatsvorm was, was er een natuurtoestand: een strijd op leven en dood. Hobbes zag de enige manier om tot stabiliteit en veiligheid te komen, was afspraken te maken met elkaar, waar men zich aan diende te houden. Bij overtreding zou daar ook een sanctie op moeten staan. Het was noodzakelijk dat er een soeverein werd erkend, dus één centrale machtsinstantie zoals een koning of een dictator. Als mensen zich niet aan de regels van deze soeverein hielden, werden ze door deze soeverein ook gestraft. Het was niet mogelijk om de machtige tot verantwoording te roepen of af te zetten.

John Locke

Gelijke en maximale vrijheid.

  • Principe van verschil of rechtvaardige uitzondering, is het eerlijk om iedereen gelijk te behandelen of is het soms gerechtvaardigd om mensen/kinderen verschillend te behandelen.

Nussbaum: zorg uit liefde

In tegenstelling tot Kant en Rawls zag hij zorg niet als een recht of plicht maar vanuit menselijke vermogens en gevoelens. Daarbij is zorg niet ontstaan vanuit wederzijds voordeel, want bij sommige hulpbehoevende is dat voordeel er niet. Er is wel sprake van medeleven en liefde (capabilities approach). Zij had kritiek op de sociale contract theorie omdat er geen rekening gehouden wordt met mensen met een beperking. Het contract wordt enkel gesloten met verstandige en gezonde mensen.

De 10 menselijke vermogens zijn verbonden aan waardigheid. In tegensteling tot wat Kant denkt vindt Nussbaum dat waardigheid niet alleen verbonden is aan de rede, maar ook aan emoties.

Sandel: zorg uit betrokkenheid

Marktwerking mag niet te veel invloed hebben omdat dan onze sociale omgangsvormen veranderen in sociale transacties. De Neoliberalisten stellen dat vrijheid van het individu boven alles staat en dit wordt bevorderd door welvaart en welzijn, stimulering van de marketing. Het nadeel van het marktdenken is dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen goed en fout en dit resulteert in morele leegte. Daarbij dringt de markt door op plaatsen waar het niet hoort, zoals in de zorg. Als dit toch gebeurt, is er sprake van dat marktcorruptie.

Sandel heeft kritiek op Rawls en Kant, omdat zij rechtvaardigheid onderzoeken zonder sociale conventies, normen en waarden mee te nemen. Naar vrijwillige instemming is de mens namelijk ook loyaal aan zijn gemeenschap wat invloed heeft op zijn handelen.

College 6, deel 1: Existensie filosofie & filosofie van ouderschap en opvoeding

Deel 1: Existensie filosofie

Existensiefilosofie gaat over existensie en dit is het dagelijks leven. Je kan niet volledig zijn als je antwoord geeft op de vraag, wie ben ik? Men definieert zichzelf en anderen aan de hand van labels, maar deze labels veranderen. Wie jij bent kan je niet vastleggen en is veranderlijk. Je hebt geen labels nodig voor jezelf. Je weet wie je bent. Op het moment dat je jezelf een label geeft kun jij je hier naar gaan gedragen en ontstaat er een self-fulfilling prophecy. In de pedagogiek praten en denken we ook vaak aan de hand van labels, hieruit ontstaat de vraag of je een persoon wel kan vastleggen met een label.

Existensiefilosofen zeggen dat een label een deel is en dat jij het geheel bent en dat een label van buitenaf is en objectief, dit kan anders zijn dan je zelfbeleving. Existensiefilosofen maken een onderscheid tussen labels die je aan dingen geeft en labels die je aan mensen geeft. Bij een object praat je over eigenschappen en kun je een afgesloten definitie geven, dit kan bij mensen niet. Mensen geef je een dynamisch label, je kunt niet beschrijven wat iemand is, want een persoon is meer dan een combinatie van eigenschappen. Bij mensen hebben we het over wie. Bijvoorbeeld: wanneer een kind ADHD heeft moeten we niet alleen de ADHD zien, het kind is meer dan alleen dit label.

De grote existentiële thema’s

Existentie (primair) gaat vooraf aan de essentie, oftewel labelen (Secundair).

1. Onderscheid tussen primaire zelfervaring en hoe we er iets anders van kunnen maken door te labelen (secundair).

  • Primair: vrij zijn, houd in dat je keuzevrijheid hebt,
  • Secundair : is onvrij zijn, je moet iets doen.

Dit betekent dat je kunt veranderen, het maakt niet uit wat er op je label staat . Bijvoorbeeld het wel of niet een student zijn kun je zelf veranderen

  • Primair: zelfbeleving > je leeft je leven
  • Secundair: ratio/rekenend denken en labels plakken
  • Primair: keuze tussen authentiek of niet authentiek zijn
  • Secundair: leven op de automatische piloot
  • Primair: chaotisch en betekenisloos leven > geen essentie in het leven, je weet niet wat je bestaan gaat worden
  • Secundair: betekenis en de zin die de mensen aan het leven geven.

2. Verantwoordelijkheid: alleen jij bent verantwoordelijk om jouw leven vorm te geven en niemand anders kan dat van jou overnemen. Dit is vooral wanneer je volwassen wordt. Als kind kan je proberen om je achter anderen te verschuilen.

3. Existentiële angst: vrees met betrekking tot een situatie, een persoon etc. (bijvoorbeeld een hond). Het is iets anders dan vrees of een fobie, dan ben je bang voor iets of iemand. Bij existentiële angst is er angst over het geheel, het gaat over alle thema’s in het leven. Zo kan je doorhebben dat de ideeën die je over jezelf hebt labels zijn en niet perse de waarheid.

4. Existentiële eenzaamheid: het besef dat jij alleen verantwoordelijk bent en dat jij alleen geboren wordt en alleen sterft. Niemand kan dit van je overnemen.

5. Te kwader trouw (Sartre): verantwoordelijkheden ontkennen of ontlopen. In hoeverre erkennen wij dat we meer zijn dan een paar labels? Voorbeeld: een ober die een rol speelt, hij heeft zichzelf gedefinieerd als label ober, zijn andere kanten negeert hij. Sartre: we vergeten dat we meer dan een label zijn als we te kwader trouw zijn.

Ontstaan van de existentiefilosofie

Eind 17e eeuw is het ontstaan. Het werd pas heel populair na de tweede wereldoorlog, omdat na de tweede wereldoorlog mensen sceptisch waren geworden, ze werden gereduceerd tot een labeltje (bv Joden). Van daaruit ontstond de gedachte dat er meer aan de hand moest zijn. Een andere invloed was de massamedia en industrie omdat het individu een deel wordt van het geheel werd. Ook de opkomst van objectieve sociale wetenschap speelt een rol: de mens wordt een object of ding dat wordt bestudeerd. Mensen werden ontevreden omdat de zelfbeleving van de mens geen recht wordt gedaan door de wetenschap en de moderne manier van leven. Er moet worden teruggegaan naar de zelfbeleving van de mens om alsnog recht te doen aan wie we zijn.

Kierkegaard (1813-1855)

Kierkegaard zegt dat bewustwording in drie stadia verloopt:

1. Eerst komt het esthetische stadium: Leven volgens wijsheden, boeken en verwachtingen. Er is weinig zelfreflectie en kennis, je laat je leiden door de situatie en je wordt geleefd. Een voorbeeld hiervan zijn beroemdheden.

2. Daarna komt het ethische stadium: Hierin maakt men fundamentele keuzes voor een bewust bestaan. Je gaat opzoek naar jezelf en naar bewustwording. Je leven kun je zien als zelfontplooiing, je laat je niet leiden door anderen en de situatie. Voorbeeld: een bewuste studiekeuze gericht op zelfontplooiing.

3. Als laatste komt het religieuze stadium: dit heeft niet perse met de kerk of God te maken, maar men is zich bewust van het plaatselijk grotere geheel. Het voorbeeld hiervan is Abraham.

Wat leert vorig experiment ons volgens Heidegger (1889 - 1976)?

1. We hebben veel keuzes: Volgens Heidegger is mens-zijn (‘er-zijn’) kunnen –zijn. We hebben veel keuzes en mogelijkheden, dit is de essentie van ons leven.

2. Je bent de architect van je eigen leven: Volgens Heidegger kun je zelf je eigen leven ontwerpen.

3. Welke keuzes je hebt en hoe die uitpakken, is ook afhankelijk van de situatie. Bijvoorbeeld: naar college gaan, maar er valt een meteoriet op de weg. Heidegger zegt dat mens zijn altijd in een situatie is (er zijn is in de wereld zijn). De situatie beperkt je keuzes.

4. Elk mens heeft een fundamentele keuze: (1) eigenlijk zijn: zelf je leven ontwerpen vanuit het bewustzijn van jouw keuzevrijheid (dus niet doen wat men vindt, zegt of doet) of (2) oneigenlijk zijn: leven op de automatische piloot en je niet bewust zijn van je keuzevrijheid.

5. Je bent altijd vrij in de manier waarop jij je verhoudt tot wat er gebeurt. Het gaat om jouw intentie, dit is jouw verhouding/gerichtheid tot de wereld. Primair is innerlijke vrijheid (bijvoorbeeld boos om iets worden of iets accepteren) en pas in de tweede plaats ben je onvrij.

Sein und Zeit

Heidegger zegt dat we geen labels moeten gebruiken, dit gaat mis. Een mens labelen heeft connotaties (het heeft een bepaalde bijsmaak en associaties). Mensen kunnen uit elk label stappen en daarom gebruikt Heidegger: ‘er- zijn’. Primair is ‘er- zijn’ en secundair is labels en namen geven.

Er-zijn is:

  • (De mens is ) niet te vangen in labels die zeggen ‘wat’ je bent

  • In-de-wereld-zijn: beperkt door sterfelijkheid, andere mensen etc.

  • Kunnen zijn: keuzes hebben en kunnen veranderen

  • Mogelijkheid om eigenlijk of oneigenlijk te leven: oneigenlijk is leven op de automatische piloot en eigenlijk is jezelf ontwerpen

  • Jezelf-ontwerpen: zelf kiezen hoe jij jouw leven wilt leiden

  • Onmiddellijk: jezelf verstaat jezelf al, geen theorieën of labels zijn hier voor nodig.

  • Zorgen: voor anderen (voor-zorgen), voor dingen (be-zorgen) of zelf-zorg.

Emmanuel Levinas (1906-1995)

Je kunt de ander niet herleiden tot hetzelfde. Als jij een label geeft aan een ander, zoals ADHD, is dat jouw label, Je laat de ander niet echt de ander zijn, maar maakt hem of haar deel van jou zelf. Het gaat meer over jou dan over de anderen. Als je een ander persoon een label geeft, herleid je die persoon tot jouw wereldbeeld. Je stopt iemand in één van jouw hokjes.

Datje de ander niet in jouw label kan stoppen, noemt Levinas alteriteit. Dat betekent dat er iets onherleidbaars zit in de ander. Je moet recht doen aan de andersheid van de ander. Alteriteit is niet te vangen in labels. De alteriteit van de medemens doet herinneren aan de alteriteit van God. Je kunt God niet definiëren, maar mensen ook niet. De hedendaagse filosofie doet geen recht aan alteriteit. Bij Levinas was primair de ethische relatie, hoe je omgaat met de ander. Je bent verantwoordelijk om de ander als ander te zien en niet tot jezelf te herleiden. Secundair is de kennis en wetenschap waarmee je iemand herleidt tot jouw labels.

Mogelijke betekenis van existentiefilosofie

  • Laat al jouw labels, stereotypen en diagnoses los voordat je in contact komt met een ander

  • Sluit aan bij de belevingswereld van de ander

  • Eerst de relatie met de ander en dan de diagnose

  • Een diagnose is maar een label = onveranderlijk deel van jou, maar de mens is existentieel en veranderlijk.

Therapeutisch model

Drie algemene therapeutische aanpakken:

1. Phenomenologica approaches: therapeut stelt zich open op, diagnoses uit het raam gooien en contact aan gaan: wat speelt zich af in het hoofd van de cliënt. Sta ik stil wat er in de cliënt om gaat?. Probeer de ander te begrijpen of te verstaan. Dit is empathie, wanneer een therapeut empathisch is heet dit een groot effect in de behandeling.

2. Relational approach: wat gebeurt er in de therapeutische relatie? Wat kan je met deze relatie doen (bv boosheid of angst)? Je richt je op de thema’s binnen de relatie en wees oprecht en wees jezelf en wees open. Benoem hardop wat er in de relatie gebeurt. Gebruik je vaardigheden zoals luisteren. De relatie moet gelijkwaardig zijn.

3. Approach of explicity adressing existential topics: benoem de mogelijke keuzes (bv benoemen van doodsangst bij zieke patiënten). Wees eerlijk.

College 6, deel 2: Filosofie van ouders en opvoeden

Deel III van Archard

De rechten van het kind, ouder en overheid

Vier redenen volgens Archard waarom het recht om een kind te baren ook het recht geeft om een kind op te voeden:

1. Propieratarian argument; dingen die door jou geproduceerd worden geven jou het eigendomsrecht. Zo kun je ook met kinderen redeneren. Maar er zijn twee makers en de investering is evenredig. In de meeste samenlevingen worden de biologische ouders beschouwd als eerste rechtmatigen om op te voeden.

2. Best suited argument: biologische ouders zijn de beste opvoeders. Omdat zij de meeste overeenkomsten met het kind hebben. Hierdoor is die optie het minst schadelijk.

3. Op basis van bloedverwantschap; hierdoor ontstaat er een band tussen de biologische ouder en het kind, waarna er hechting plaatsvindt. Deze connectie breken is schadelijk.

4. Cost of separation: het scheiden van biologische ouders roept bij volwassenen de neiging op om terug te gaan naar hun roots. Daarom stoppen biologische ouders veel belang in het opvoeden van de eigen kinderen.

Er zijn ook andere alternatieven die tot goede resultaten leiden. Er is niet direct een aanwijzing dat rechten de opvoeding van het kind beschrijven.

Nieuwe vormen van ouderschap

Commissie nieuw ouderschap; er zijn veel vormen van ouderschap, zoals draagmoederschap, homostellen. Het gezin bestaat niet meer vanzelfsprekend uit de biologische vader en moeder met kinderen. Hoe kun je opvoedingsrechten het beste regelen met deze nieuwe vormen van ouderschap erbij?

Familie en de staat

De liberale standaard is het uitgangspunt in het westen

Hierbij treedt de overheid op in het beste belang voor het kind (1), daarbij ziet de overheid toe op de beste opvoedmogelijkheden voor het kind. De overheid doet dit door ouders autonomie en privacy te geven voor de opvoeding (2). De staat grijpt alleen in onder voorwaarden (bij het niet goed vervullen van de taak) (3).

Taak van de overheid is zorgen voor de bescherming van kinderen daarbij probeert de overheid voorzieningen te creëren die alle kinderen ten goede komen.

De liberale standaard heeft een aantal aannames: namelijk dat de overheid interesse heeft in het welzijn van kinderen (1). De overheid neemt alleen in het uiterst geval de opvoedrol van het gezin over (2). De overheid neemt een publiekelijke beschermende rol aan (3). De hele maatschappij moet duidelijk weten waar de overheid voor staat in zijn gedachte van opvoeding voor staat (4). Bij deze aannames neemt de overheid een neutrale positie in tegen de inwoners van zijn land. Dit wordt gehandhaafd door het opstellen van wetten en beleid, zoals de leerplicht en kindertoeslag. Aangezien de overheid en het gezin elkaar beïnvloeden is de scheiding niet zo zwart-wit als geschetst wordt.

Hoofdstuk 12: wat voor gezin en maatschappij zijn we?

Het collectivisme tegen het individualisme:

Het collectivisme is van mening dat opvoeding een maatschappelijke aangelegenheid is. Voorbeelden hiervan is de kibboets in Israël. Bij het individualisme geldt de liberale standaard, wat inhoud dat ouders zelf bepalen hoe het kind wordt opgevoed.

Argumenten privacy en autonomie

Recht op privacy: ouders kunnen alleen door de recht op privacy van de overheid een intieme relatie opbouwen met het kind. Als je geen privacy hebt, dan word je belemmert in de interactie met je kind. Daarbij is privacy een voorwaarde voor autonomie. Het nadeel van het recht op privacy is wel dat de kans op kindermishandeling groter is, vanwege het gebrek aan controle.

Recht op autonomie: zelf keuzes mogen maken voor je kind. Voor dit recht is een neutrale overheid nodig, want als de overheid aandringt om bepaalde normen en waarden mee te geven, kan de ouder zijn keuzes van opvoeding niet meer geheel zelf maken. De overheid moet het vertrouwen hebben dat ouders hun kinderen goed opvoeden en juiste manieren aan leren.

Hoofdstuk 13

Collectivisme

Het opvoeden van kinderen is een staatsverantwoordelijkheid. Plato beschreef een utopie: de staat ziet er op toe dat de aanwas van de nieuwe bevolking optimaal zal verlopen. De staat heeft invloed op partnerkeuze en kinderen moeten na de geboorte opgevangen worden en als staatsburger worden opgevoed. De staat regelt de hele verdere opbouw van de bevolking (opvoeding etc.) Kinderen moeten opgevoed worden voor staatsdiensten. Hiervoor zijn ze voorbestemd. Dit was de ideale manier van opvoeding volgens Plato.

Voor alle dingen in de samenleving, vooral hedendaags, hebben we garantiebewijzen nodig in de vorm van diploma’s etc. Er zijn weinig dingen waar geen papieren voor nodig zijn. Archard merkt op dat opvoeden, kinderen krijgen en het creëren van nieuw leven maatschappelijk niet zo van betekenis is dat je hier een opleiding nodig hebt. Er wordt vanuit gegaan dat we intuïtief voor kinderen kunnen zorgen, maar bij pleeggezinnen wordt er wel gescreend etc. Archard stelt de vraag of daar wat voor te zeggen zou zijn als we vanuit een collectieve benadering hier meer aandacht voor hebben of mensen geschikt zijn om kinderen te krijgen en op te voeden.

Voordelen:

  • Bijvoorbeeld: medische controle, want het komt voor dat pas naderhand blijkt dat partners een grote kans hebben op een kind met een genetisch defect.

  • Kijken of ouders geschikt zijn en de middelen hebben om een kind op te voeden.

Nadelen:

  • Hoe stel je vast dat ouders geschikt zijn om kinderen goed op te voeden? Mensen veranderen en bovendien, wanneer zijn testen betrouwbaar.

In het begin van de 20e eeuw was het niet ongewoon dat gedwongen sterilisatie en abortussen werden toegepast. Criminelen werden als genetisch defect gezien, deze mensen werden gesteriliseerd. In Nederland is er geen wet op sterilisatie doorgevoerd.

Eugenetica in de polder: men zocht mensen met goede kenmerken uit om een gezonde bevolking te laten ontstaan.

Hoofdstuk 14

Kindermishandeling

Kindermishandeling is een nieuw probleem, maar het is tegelijkertijd van alle tijden. Het lijkt een nieuw probleem, omdat kindermishandeling nog niet zo lang ‘ontdekt’ is. Vanaf de jaren ‘60 werden er vanuit het ziekenhuis gevallen ontdekt van kinderen met gebroken botten. Er ontstond het idee dat er veel kinderen waren met broze botten. Het werd aanvankelijke opgevat als een medisch probleem (een nieuwe ziekte). Vanuit de psychologische kant werd er echter opgemerkt dat ouders te ruw met hun kinderen omgingen. Het lijkt erop dat de kindermishandeling van het ene op het andere jaar toeneemt. Er is alleen geen reden om dit te beweren, het wordt enkel vaker gesignaleerd. Het kan dus betekenen dat we jaarlijks steeds betere detectiemethoden hebben voor kindermishandeling in plaats van dat de prevalentie toeneemt. Ook moet men zich realiseren dat het begrip kindermishandeling in culturen anders geïnterpreteerd kan worden. Zo wordt de pedagogische tik van vroeger, nu als kindermishandeling gezien.

Er zijn problemen met de definitie van kindermishandeling. Het is belangrijk om de term kindermishandeling zo duidelijk mogelijk en objectiveerbaar te maken.

  • Het is een ambigu begrip

  • Hebben we het over fysiek, seksueel of emotionele mishandeling en hoe onderscheid je dit van elkaar?

  • Er moet rekening worden gehouden met de culturele dimensie

  • Archard wijst er op of mishandeling voorkomen kan worden binnen gezinnen, of op collectief niveau (sociaal economisch). Hoe is de openbare ruimte ingericht voor kinderen?

Seksuele mishandeling komt in alle lagen van de samenleving voor. Fysieke mishandeling komt meer voor bij laagopgeleide gezinnen en bij alleenstaande ouders die kwetsbaarder zijn. Een probleem met seksuele mishandeling is dat er een heel proces aan vooraf gaat, bijvoorbeeld: psychische mishandeling, hierbij probeert de misbruiker macht te krijgen en door overwicht een kind seksueel te gaan benaderen.

Hoofdstuk 15

Archard vindt dat de opvoeding van kinderen door alleen de ouders een kwetsbare zaak is, maar de opvoeding moet ook niet volledig naar de staat gaan, het moet er tussenin zitten. We moeten volgens Archard een beperkt collectivisme hebben.

Voor kinderen vindt hij het belangrijk dat ze allemaal gelijke opvoedingskansen hebben. Hij ziet het als een vorm van democratisch burgerschap dat kinderen van jongs af aan leren participeren in groter verband en meer betrokken worden en medezeggenschap hebben in hun eigen opvoeding. Hij bespreekt vier doelen:

  • Voorschoolse voorzieningen voor kinderen: dit is een maatschappelijke taak à kinderen kunnen op bepaalde tijden gezamenlijk bijeen komen en opvoedende activiteiten bij wonen.

  • Diffusion of parenting: meerdere ouders moeten betrokken worden bij de opvoeding, dan alleen de biologische ouders.

  • Collective valuation of children: betere en meer voorzieningen voor kinderen, speelgelegenheden etc.

  • Extension of right: Van jongs af aan politiek leren, vragen, helpen etc

Plural parenting: gedeeld ouderschap is optimale opvoeding.

Bron

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op 2015/2016.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Studiegids met college-aantekeningen voor Pedagogiek Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

College-aantekeningen bij Pedaogogiek Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Inhoudsopgave

  • College-aantekeningen bij Inleiding in de pedagogische en onderwijswetenschappen 1A (IPO1A) - 2015/2016
  • College-aantekeningen bij Inleiding in de pedagogische en onderwijswetenschappen 1B (IPO1B) - 2015/2016
  • College-aantekeningen bij Inleiding in de Psychologie voor Pedagogen (Deel A en B) - 2015/2016
  • College-aantekeningen bij Inleiding in de Psychologie voor Pedagogen (Deel A en B) - 2013/2014
  • College-aantekeningen voor Inleiding in de ontwikkelingspsychologie
  • College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie - 2015/2016
  • College-aantekeningen bij Onderzoekspracticum 1 - 2015/2016
  • College-aantekeningen bij Inleiding in de pedagogische en onderwijswetenschappen 2A (IPO2A) - 2015/2016
  • College-aantekeningen bij Inleiding in de pedagogische en onderwijswetenschappen 2B (IPO2B) - 2015/2016
Access: 
Public
This content is also used in .....

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - UL

College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016

College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016

Image


College 1: Filosofie

Cursus informatie

Dit vak bestaat uit twee delen. Deel A en deel B. Deel A is het tentamen bestaande uit 40 MC vragen, waarbij het boek Brabander met zijn thema’s de leidraad is. Deel B bestaat een meeneemopdracht (zie blackboard). In beide gevallen moeten deze een voldoende moeten zijn. De meeneemopdracht bestaan uit 2 delen, deel 2 van de meeneemopdracht is dat je een filosofisch gesprek met kind van 8-14 jaar voert, waarbij wij rekening moeten houden met de NVO beroepscode.

Wat is filosofie?

Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

Een aantal bekende filosofische uitingen zijn:

  • Socrates: “Ik weet alleen dat ik niets weet”

  • Decard: “Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben.”

  • Rousseau / Lo >

    Heraclitus: “Panta rhei” (betkent:alles stroomt,niets blijft het zelfde)

Voor het tentamen hoeven wij niet elk detail te weten van de filosofen die in het boek staat, echter moeten we wel over de basiskennis van deze filosofen beschikken. Een voorbeeld hiervan is bij welke thema’s/stromingen zij horen.

Normatieve professionaliteit

Als praktisch pedagoog moet je je realiseren dat je veel kennis en kunde hebt, maar ook je eigen opvattingen spelen een rol. Je hebt als professional te maken met wetten en regelgeving. Je hebt te maken met regels en instellingen voor wie je werkt (bijvoorbeeld de beroepscode), los van je wetenschappelijke kennis als pedagoog, zoals je eigen opvattingen en gevoel van rechtvaardigheid.

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen visie, inclusief persoonlijke opvattingen over vrijheid, en rechtvaardigheid. Deze mix bepaalt hoe je de pedagogische praktijk opvat. Je moet kijken hoe deze drie perpectieven zich tot elkaar kunnen verhouden.

Typering van de filosofie

Filosofie wordt gezien als denkoefening. Het omvat denkbeelden over vrijheid en gezondheid van mensen, hoe men hier tegen aan kijkt, en enzovoorts. Waar worden wij nu gelukkig van?

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie (Week 6,7) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie (Week 6,7) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Hoorcollegeaantekeningen bij week 6 & 7 uit 2014/2015.


Filosofie College 6 (20-5-15): Children rights and childhood

Childhood

We hebben in Nederland geen duidelijk begrip van het concept childhood. Dit is een periode die kenmerkend is voor het kind. Vragen die hier bij komen kijken zijn: wat is de maatschappelijke status? Hoe kunnen we hier een algemeen begrip aan hangen? En wat is een kind?

John Locke (1632 – 1794)

John Locke is een belangrijk persoon als het gaat om de rechten van het kind. In zijn tijd (17e eeuw) had de wetenschap nog een andere betekenis. Wetenschappers waren geleerde types die van allerlei zaken af wisten (kerk en natuur). Locke was een bekende arts en één van de eerste die nieuwe chirurgische ingrepen durfde toe te passen, hiermee heeft hij het leven van een graaf gered. Zo kreeg hij een belangrijke positie. In 1662 moest hij vluchten met deze graaf, omdat zij werden verdacht van een aanslag op de Engelse koning.

Lockes belangstelling voor de opvoeding is ontstaan doordat hij zeven jaar in Nederland is geweest. Het viel hem op dat volwassenen in Nederland heel coulant zijn richting hun kinderen. Dit was anders dan in het strenge puriteinse Engeland. Dit heeft hem gemotiveerd om te pleiten voor child centered education. Voor een kind was het typerend dat het weinig feitelijke en morele kennis had. De rol van opvoeding was het kind tot redeneren brengen: “bringing to reason”. Dit betekent een kind tot redelijkheid en bezinning brengen. Hiervoor was ook onderwijs belangrijk. Hij zag dat je dit niet door straffen en belonen moest doen, maar door rede in het kind te praten, om ze zo tot hogere processen te brengen. Dit was een revolutionair idee. Volgens Locke komt het kind op de wereld als vreemdeling en volwassenen hebben het recht om namens het kind besluiten te nemen en moeten het kind de weg wijzen, omdat het kind een beperkte mate van verstandelijke kennis heeft en informatie mist. Volwassenheid is een stadium van rationaliteit die niks met leeftijd te maken heeft. Het kind wordt daarnaast niet als eigendom gezien.

Via de Romeinse wetgeving werd er heel anders naar het conceptie (klinkt vreemd maar dit woord klopt echt. Er is namelijk uitgelegd over concept en conceptie) kind gekeken: van oorsprong werd de vader gezien als de soeverein die over leven en dood kon beslissen, wat betreft iedereen die onder zijn dak leefde. De heer des huizes was de alleenheerser. Locke vond dit geen goede fundering van de ouderlijke macht. Ouders bezitten hun nageslacht niet, ze hebben hun kinderen alleen in bruikleen, naarmate het kind ouder wordt en meer kan redeneren neemt de zeggenschap van de ouder.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


College 1 17-04-2013

 

Wat is filosofie?

Filosofie is een wetenschap. Je zou kunnen zeggen dat filosofie de moeilijke kant van het leven kiest. Het behandelt vragen die nog niet beantwoord zijn, zoals: wat is de zin van het leven en wat is werkelijkheid? Tot op dit moment vinden we nog steeds nieuwe dingen in de werkelijkheid (zoals de ruimte). Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

 

Typering van de filosofie

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de filosofie is dat er voortdurend maatschappelijke veranderingen zijn. De vraag is dan hoe ga je daar mee om gaat (bijvoorbeeld dat er nu veel laptops zijn bij colleges).

 

Robotisering betekent dat er steeds meer zaken gaan via machines. Worden we wel gelukkig als alles via robots gaat, en is het wel een goede ontwikkeling? Dat zijn vragen die de filosofie stelt. Er zijn bijvoorbeeld ook zorgrobots: zeehondjes om een spelletje mee te doen in een verzorgingstehuis in plaats van verzorgend personeel.

 

De manier waarop wij met mensen omgaan, geeft aan hoe je met mensen om moet gaan (sociaal/pedagogisch werk). In het onderwijs bijvoorbeeld gaat de onderwijsvorm van klassikaal naar interactie-intensief. Een samenleving moet de mogelijkheden bieden om op verschillende manieren om te gaan met bijvoorbeeld verschillende posities, zoals dus vorm van onderwijs. Descriptief is echt alleen maar beschrijvend, prescriptief is ook voorschrijvend (bijvoorbeeld: vind ik onze samenleving beter dan andere samenlevingen?). Dan maak je een normatieve beschouwing.

 

Normatieve professionaliteit

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen normen en waarden. Je moet kijken of deze drie kanten zich tot elkaar kunnen verhouden. Op grond van homoseksualiteit kan een (christelijke) school een docent weren. Een homoseksuele docent zal dan niet op zo’n christelijke school gaan werken. Je moet dus kijken of zo’n school goed bij je past.

 

Bezuinigingen kinderopvang.

Door de bezuinigingen in de kinderopvang moeten kinderopvangcentra vaak met grotere groepen en minder leiders gaan werken. Als je je afvraagt of dit nog verantwoordelijk is, loop je tegen de.....read more

Access: 
Public

College- en werkgroepaantekeningen bij Inleiding praktische filosofie voor Pedagogen - UL

College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016

College-aantekeningen bij Inleiding in de praktische filosofie aan de Universiteit Leiden - 2015/2016

Image


College 1: Filosofie

Cursus informatie

Dit vak bestaat uit twee delen. Deel A en deel B. Deel A is het tentamen bestaande uit 40 MC vragen, waarbij het boek Brabander met zijn thema’s de leidraad is. Deel B bestaat een meeneemopdracht (zie blackboard). In beide gevallen moeten deze een voldoende moeten zijn. De meeneemopdracht bestaan uit 2 delen, deel 2 van de meeneemopdracht is dat je een filosofisch gesprek met kind van 8-14 jaar voert, waarbij wij rekening moeten houden met de NVO beroepscode.

Wat is filosofie?

Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

Een aantal bekende filosofische uitingen zijn:

  • Socrates: “Ik weet alleen dat ik niets weet”

  • Decard: “Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben.”

  • Rousseau / Lo >

    Heraclitus: “Panta rhei” (betkent:alles stroomt,niets blijft het zelfde)

Voor het tentamen hoeven wij niet elk detail te weten van de filosofen die in het boek staat, echter moeten we wel over de basiskennis van deze filosofen beschikken. Een voorbeeld hiervan is bij welke thema’s/stromingen zij horen.

Normatieve professionaliteit

Als praktisch pedagoog moet je je realiseren dat je veel kennis en kunde hebt, maar ook je eigen opvattingen spelen een rol. Je hebt als professional te maken met wetten en regelgeving. Je hebt te maken met regels en instellingen voor wie je werkt (bijvoorbeeld de beroepscode), los van je wetenschappelijke kennis als pedagoog, zoals je eigen opvattingen en gevoel van rechtvaardigheid.

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen visie, inclusief persoonlijke opvattingen over vrijheid, en rechtvaardigheid. Deze mix bepaalt hoe je de pedagogische praktijk opvat. Je moet kijken hoe deze drie perpectieven zich tot elkaar kunnen verhouden.

Typering van de filosofie

Filosofie wordt gezien als denkoefening. Het omvat denkbeelden over vrijheid en gezondheid van mensen, hoe men hier tegen aan kijkt, en enzovoorts. Waar worden wij nu gelukkig van?

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie (Week 6,7) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie (Week 6,7) - Pedagogiek B1 - UL (2014/2015)

Hoorcollegeaantekeningen bij week 6 & 7 uit 2014/2015.


Filosofie College 6 (20-5-15): Children rights and childhood

Childhood

We hebben in Nederland geen duidelijk begrip van het concept childhood. Dit is een periode die kenmerkend is voor het kind. Vragen die hier bij komen kijken zijn: wat is de maatschappelijke status? Hoe kunnen we hier een algemeen begrip aan hangen? En wat is een kind?

John Locke (1632 – 1794)

John Locke is een belangrijk persoon als het gaat om de rechten van het kind. In zijn tijd (17e eeuw) had de wetenschap nog een andere betekenis. Wetenschappers waren geleerde types die van allerlei zaken af wisten (kerk en natuur). Locke was een bekende arts en één van de eerste die nieuwe chirurgische ingrepen durfde toe te passen, hiermee heeft hij het leven van een graaf gered. Zo kreeg hij een belangrijke positie. In 1662 moest hij vluchten met deze graaf, omdat zij werden verdacht van een aanslag op de Engelse koning.

Lockes belangstelling voor de opvoeding is ontstaan doordat hij zeven jaar in Nederland is geweest. Het viel hem op dat volwassenen in Nederland heel coulant zijn richting hun kinderen. Dit was anders dan in het strenge puriteinse Engeland. Dit heeft hem gemotiveerd om te pleiten voor child centered education. Voor een kind was het typerend dat het weinig feitelijke en morele kennis had. De rol van opvoeding was het kind tot redeneren brengen: “bringing to reason”. Dit betekent een kind tot redelijkheid en bezinning brengen. Hiervoor was ook onderwijs belangrijk. Hij zag dat je dit niet door straffen en belonen moest doen, maar door rede in het kind te praten, om ze zo tot hogere processen te brengen. Dit was een revolutionair idee. Volgens Locke komt het kind op de wereld als vreemdeling en volwassenen hebben het recht om namens het kind besluiten te nemen en moeten het kind de weg wijzen, omdat het kind een beperkte mate van verstandelijke kennis heeft en informatie mist. Volwassenheid is een stadium van rationaliteit die niks met leeftijd te maken heeft. Het kind wordt daarnaast niet als eigendom gezien.

Via de Romeinse wetgeving werd er heel anders naar het conceptie (klinkt vreemd maar dit woord klopt echt. Er is namelijk uitgelegd over concept en conceptie) kind gekeken: van oorsprong werd de vader gezien als de soeverein die over leven en dood kon beslissen, wat betreft iedereen die onder zijn dak leefde. De heer des huizes was de alleenheerser. Locke vond dit geen goede fundering van de ouderlijke macht. Ouders bezitten hun nageslacht niet, ze hebben hun kinderen alleen in bruikleen, naarmate het kind ouder wordt en meer kan redeneren neemt de zeggenschap van de ouder.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Study Notes bij Inleiding in de praktische filosofie - Pedagogiek B1 - UL (2012/2013

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


College 1 17-04-2013

 

Wat is filosofie?

Filosofie is een wetenschap. Je zou kunnen zeggen dat filosofie de moeilijke kant van het leven kiest. Het behandelt vragen die nog niet beantwoord zijn, zoals: wat is de zin van het leven en wat is werkelijkheid? Tot op dit moment vinden we nog steeds nieuwe dingen in de werkelijkheid (zoals de ruimte). Filosofie probeert vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Een kritisch filosoof zijn is niet zonder gevaar (denk aan de gifbeker die Socrates moest drinken).

 

Typering van de filosofie

De kernthema’s kom je tegen in het leven en in je werk (bijvoorbeeld als hulpverlener). Wat verstaan we precies onder de kernthema’s? We hebben te maken met een praktijkveld waar waarden en normen een hele belangrijke rol spelen. Deze waarden en normen zijn niet voor iedereen hetzelfde, en je kan ze ook niet allemaal aan iedereen opleggen. Verwondering is vaak de bron voor het stellen van vragen in de filosofie. Een andere bron voor het stellen van vragen in de filosofie is dat er voortdurend maatschappelijke veranderingen zijn. De vraag is dan hoe ga je daar mee om gaat (bijvoorbeeld dat er nu veel laptops zijn bij colleges).

 

Robotisering betekent dat er steeds meer zaken gaan via machines. Worden we wel gelukkig als alles via robots gaat, en is het wel een goede ontwikkeling? Dat zijn vragen die de filosofie stelt. Er zijn bijvoorbeeld ook zorgrobots: zeehondjes om een spelletje mee te doen in een verzorgingstehuis in plaats van verzorgend personeel.

 

De manier waarop wij met mensen omgaan, geeft aan hoe je met mensen om moet gaan (sociaal/pedagogisch werk). In het onderwijs bijvoorbeeld gaat de onderwijsvorm van klassikaal naar interactie-intensief. Een samenleving moet de mogelijkheden bieden om op verschillende manieren om te gaan met bijvoorbeeld verschillende posities, zoals dus vorm van onderwijs. Descriptief is echt alleen maar beschrijvend, prescriptief is ook voorschrijvend (bijvoorbeeld: vind ik onze samenleving beter dan andere samenlevingen?). Dan maak je een normatieve beschouwing.

 

Normatieve professionaliteit

Je bent gebonden aan het overheidsbeleid, aan het instellingsbeleid en aan je eigen normen en waarden. Je moet kijken of deze drie kanten zich tot elkaar kunnen verhouden. Op grond van homoseksualiteit kan een (christelijke) school een docent weren. Een homoseksuele docent zal dan niet op zo’n christelijke school gaan werken. Je moet dus kijken of zo’n school goed bij je past.

 

Bezuinigingen kinderopvang.

Door de bezuinigingen in de kinderopvang moeten kinderopvangcentra vaak met grotere groepen en minder leiders gaan werken. Als je je afvraagt of dit nog verantwoordelijk is, loop je tegen de.....read more

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
WorldSupporter and development goals:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2320