ARW 2 - RUG - Aantekeningen

 

Hoorcollege 1A: Introductie & Arbeidsrecht

ARW 2 bevat 700 pagina’s leerstof, terwijl ARW 1 350 pagina’s bevatte. Dit is goed om te beseffen. Je kunt hierdoor uitrekenen hoeveel pagina’s je per dag of per week zou moeten doornemen om goed voorbereid de tentamenweek in te gaan.

Arbeidsrecht

Het merendeel van de bevolking werkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Ambtenaren hebben een ander soort arbeidsovereenkomst (bijvoorbeeld de politie), dit is de laatste tijd erg actueel. Doordat de politie valt onder de ambtenaren hadden zij geen recht om te staken. De afgelopen tijd hebben ze erg veel actie gevoerd tegen hun cao. Waarschijnlijk gaat deze cao ook veranderen en zullen er uiteindelijk geen ambtenaren meer bestaan, zoals deze nu bestaan.

Bij het arbeidsrecht zijn subsidiariteit en proportionaliteit erg belangrijk. Later in het college komen we hier op terug.

Een arbeidsovereenkomst is een benoemde overeenkomst (art. 7:10 BW). Hierin staan de normale totstandkomingeisen. Een arbeidsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst, hier vloeien dus verbintenissen uit: bijvoorbeeld het arbeid leveren van de werknemer en het loon uitbetalen van de werkgever.

In een arbeidsovereenkomst staat een omschrijving van de werkzaamheden die je moet verrichten. Naast wat er overeengekomen is in de arbeidsovereenkomst zijn er ook nog de wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en het Burgerlijk Wetboek die een rol spelen.

In het Burgerlijk Wetboek staat bijvoorbeeld dat er geen overeenkomst mag zijn tussen echtgenoten, dat er proeftijd is bij een arbeidscontract dat minder dan zes maanden duurt en dat er geen concurrentiebeding mag zijn in een tijdelijk arbeidscontract.

Collectieve arbeidsovereenkomst zijn verenigingen waar je lid van moet worden. Zij onderhandelen bijvoorbeeld over loon en over vakantiedagen. Ze worden tegenwoordig vakbonden genoemd, maar het zijn eigenlijk verenigingen omdat je er lid van moet worden.

Wanneer een werkgever geen lid is van een cao, geldt de maatregel ook niet. Tenzij de minister een maatregel algemeen verbindend verklaard. Als een werknemer geen lid is van een cao geldt de maatregel voor de werknemer alsnog wel. Vaak vinden werknemers dit geen probleem, omdat het meestal gunstig is.

Werknemer hebben pressiemiddelen: stiptheidactie, langzaamaanactie, korte werkonderbreking en staking. Het recht op staken staat niet in onze grondwet, het hof van Amsterdam heeft in 1972 bepaald dat het een ieder verbindend verdragsbepaling is. In het Panhonlibco-arrest werd in 1960 nog bepaald dat staken geen ieder verbindend verdragsbepaling was. De landen waar het hierbij om ging waren Panama, Honduras en Liberia. De Hoge Raad heeft voor het eerst in het NS arrest in 1986 gezegd dat het hof het in 1972 juist had om staken als een ieder verbindend verdragsbepaling te beoordelen.

Recht op staken heb je alleen wanneer je alle opties hebt geprobeerd bij de werkgever, het proportioneel is (proportioneel houdt in dat de schade versus belang in proportie is) en het op tijd is aangeven.

De werkgever heeft geen doorbetalingsplicht bij staking. Doordat werknemers lid zijn van vakbonden en iedere maand een bepaald bedrag betalen, vullen zij de kas voor het staken. Daardoor worden ze uiteindelijk doorbetaald door de vakbonden wanneer ze staken.

Een ambtenarenovereenkomst is een eenzijdig besluit. De overheid bepaalt. Je hoeft wanneer je ambtenaar bent ook geen arbeidsovereenkomst te tekenen.

Een arbeidsovereenkomst heeft verschillende rechten zoals de sociale paraplu (een voorbeeld dat onder de sociale paraplu valt is de ziektewet) en ontslagrecht.

De arbeidsovereenkomst voor de werkgever houdt in dat hij moet zorgen voor goed werkgeverschap. De werkgever heeft hoorplicht, motiveringsplicht en aansprakelijkheid (art.7:611 BW).

Een arbeidsovereenkomst heeft vier elementen:

  • In dienst

  • Gedurende zekere tijd

  • Tegen loon

  • Verrichten van arbeid

Nadere uitleg per punt:

In dienst: er moet sprake zijn van gezagsverhouding, dus een ongelijkwaardigheid. Er is sprake van opdrachten en aanwijzingen. Uitzonderingen hierop zijn: overeenkomst tot opdracht (art. 7:400 BW) en aanneming van werk (art. 7A:1639 BW).

Gedurende zekere tijd: dit kan onbepaalde tijd zijn of bepaalde tijd. Onder bepaalde tijden vallen vaste krachten, maar ook los/vaste krachten zoals oproepkrachten, invalkrachten en flexwerkers. De wet werk en zekerheid heeft de ontslagplicht iets soepeler gemaakt, waardoor waarschijnlijk mensen weer iets sneller als vaste kracht worden aangenomen. Een uitzendovereenkomst wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst na een half jaar.

Loon: hoogte wordt bepaald door verschillende wetten; cao, wet op de loonvorming, wet minimumloon en minimumvakantie en de wet gelijke behandeling mannen en vrouwen.

Wanneer er geen of onvoldoende werk is, terwijl je wel werkwillig bent ligt dat in de risicosfeer van de werkgever.

Verrichten van arbeid: deze arbeid moet in overeenstemming zijn met de voorschriften. Wanneer er verboden gedragingen door de werknemer plaatsvinden kan er een dringende reden zijn voor ontslag.

Rechtsgevolgen arbeidsovereenkomst:

  • Wet

  • Gewoonte

  • Redelijkheid en billijkheid

Verplichting van de werknemer na afloop: concurrentiebeding (art. 7:653 BW). Dit moet schriftelijk opgesteld zijn, de werknemer moet meerderjarig zijn en de rechter kan de werking matigen.

Wet werk en zekerheid:

  • sneller vast dienstverband (ketenregeling: na drie tijdelijke contracten moet de werknemer vast aangenomen worden of ontslagen),

  • ontslag minder eenvoudig,

  • vergoeding geringer.

Daarnaast heeft de wet ervoor gezorgd dat er bij tijdelijke contracten geen proeftijd mogelijk is en er geen concurrentiebeding mogelijk is bij tijdelijke contracten.

Beëindiging arbeidsovereenkomst: dit kan van rechtswege, bijvoorbeeld wanneer iemand de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt of bij overlijden. Wederzijds goedvinden is ook een mogelijkheid, hierop is de vertrouwensleer van toepassing. Opzegging van een arbeidsovereenkomst is mogelijk door de werknemer en de werkgever. Opzegging door de werkgever mag niet tijdens ziekte ( na ziekte van twee jaar is het wel mogelijk), zwangerschap, bevalling en ouderschapsverlof. Uitzonderingen hierop zijn wanneer de werknemer nog in zijn proeftijd zit of wanneer er een dringende reden voor is.

Om een arbeidsovereenkomst te beëindigen moet er een beëindigingsovereenkomst worden opgesteld. De werknemer heeft veertien dagen ontbindingsmogelijkheid.

Opzegging van een arbeidsovereenkomst is mogelijk bij het UWV of bij de kantonrechter. Heeft de werknemer langer dan twee jaar gewerkt, dan heeft de werknemer recht op een transitievergoeding.

Wanneer de werknemer vindt dat het UWV onterecht een ontslagvergunning heeft verleend is het mogelijk naar de kantonrechter te stappen.

Ontslag op staande voet is mogelijk wanneer de werknemer ernstig ongeschikt bevonden wordt, de werknemer een strafbaar feit pleegt of bij een ernstig plichtsverzuim.

Hoogte transitievergoeding:

  • de eerste tien jaar bouw je per jaar 1/3 van je maandsalaris op.

  • Hierna de helft van je maandsalaris per dienstjaar

  • Werknemers boven de 50 jaar bouwen per dienstjaar één maandsalaris op.

Het is maximaal 75.000 euro tenzij je meer dan 75.000 euro per jaar verdient.

Een transitievergoeding is niet verplicht wanneer er ontslag plaatsvindt door ernstig verwijtbaar handelen, bij een werknemer jonger dan achttien jaar, bij een werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt of bij faillissement/surseance van betaling/schuldsanering.

Per 1 juli 2015 is de Wet werk en bijstand helemaal veranderd, daarom staan er over de ontslagregelingen in ons boek ook achterhaalde zaken.

Het Juiste schema is het volgende: zie bijlage.

Hoorcollege 2A: Internationaal

Internationaal recht

Daarbij hebben we te maken met verschillende landen. John Lennon heeft daar ooit al het nummer: “Imagine all the people” over geschreven. Dit geeft een goed beeld van hoe landen met elkaar om (horen te) gaan.

Internationaal recht is grensoverschrijdend verkeer. Er is een verschil tussen internationaal publiekrecht en internationaal privaatrecht.

Bij internationaal privaatrecht is een voorbeeld van een casus wanneer Sinterklaas een cadeau meeneemt naar Nederland en het cadeau is niet naar wens en moet weer terug naar Spanje. Speelt dan het Spaanse of het Nederlandse garantierecht een rol?

Een ander voorbeeld is het kopen van Chinees speelgoed, dit is gekocht vanuit Spanje in Zürich. Is hier dan Chinees recht, Spaans recht of Fries/Zwitsers recht (Zürich ligt in Friesland en Zwitserland) op van toepassing? Daarnaast is het betaald via BNP Paribas. Dit zijn voorbeelden van casussen. De oplossingen doen er nu nog even niet toe.

Art. 10 Wet Algemene Bepalingen: de vorm van alle handelingen wordt beoordeeld naar de wetten van het land of de plaats alwaar die handelingen zijn verricht.

Dus wanneer een Nederlander een chalet koopt in Zwitserland. Dan geldt het Zwitsers recht.

Eind jaren 60 en jaren 70, zijn hier veel vluchtelingen gekomen vanuit de Vietnamoorlog. In Vietnam waren toen veel massamoorden. Elk land dat ongeremd macht kan uitoefenen verlaagt zich tot dergelijke acties. Ook Nederland heeft massamoorden gepleegd in Indonesië (misschien wel meer, maar dit is de enige die bekend is geworden). De Vietnamezen die hier kwamen hadden natuurlijk baat bij het internationale recht zodat de landen gestraft konden worden die massamoorden pleegden.

Wanneer in Nederland een Vietnamees echtpaar woont, die hier al tien jaar wonen en uiteindelijk gaan scheiden. Dan geldt hierop het Vietnamees recht. Vanzelfsprekend hebben Nederlandse rechter liever dat ze het Nederlandse recht kunnen toepassen. Anders zullen ze zich moeten verdiepen in het Vietnamese recht.

Aanknopingspunten die de rechter dan gebruikt zijn:

  • Wonen

  • Taal

  • Werken

  • Mate van geïntegreerd zijn

  • Kans op terugkeer

Mocht dit allemaal neigen naar Nederland, dan gebruikt de Nederlandse rechter toch het Nederlandse recht.

Wanneer een Nederlander een auto koopt in Duitsland omdat het daar goedkoper is en de auto voldoet uiteindelijk niet. Dan is het Internationale Privaatrecht tegenwoordig vaak geregeld in verordeningen. Binnen de Europese Unie heet dit een executieverordening. Hierin worden grensoverschrijdende geschillen geregeld. Bijvoorbeeld handelsverkeer en beroepsactiviteiten. Ook staan hierin de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen.

Internationaal publiekrecht zijn juridische relaties tussen internationaal erkende (rechts)personen.

Na de tweede wereldoorlog is het internationale publiekrecht enorm uitgebreid:

  • Uitbreiding subjecten volkenrecht (art. 1 lid 2 Handvest VN). Volken beschikten vanaf toen over zelfbeschikkingsrecht. Hierdoor is een einde gekomen aan het koloniale tijdperk.

  • Volkenrechtelijke organisaties zijn ontstaan. Een voorbeeld is United Nations of International Civil Aviation Organization (ICAVO). ICAVO gaat over hoe de vluchtroutes worden geregeld, dit is enorm belangrijk tegenwoordig.

  • Individuele mens. De individuele mens kreeg na de tweede wereldoorlog meer rechten dan ervoor. De individuele mens kregen in een ander land dan het moederland een minimumstandaard en bepaalde goederen. De minimumstandaard hield in dat ze bestaans-en rechtszekerheid kregen. Bepaalde goederen waren bijvoorbeeld schadevergoeding.

Daarnaast ontstonden er internationale mensenverdragen zoals de Universele verklaring. Hierin worden aan alle individuen grondrechten toegekend. Hierbij spelen twee verdragen een grote rol: IVBP = internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten en IVESC = internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten.

Andere voorbeelden van mensenrechtenverdragen zijn:

  • Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie,

  • VN Vluchtelingenverdrag hierin staat onder andere het verbod van non-refoulement oftewel: vluchtelingen mogen niet teruggestuurd worden wanneer zij hier komen door economische, sociale en politieke problemen in het thuisland,

  • Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen. Twee jaar geleden is dit verdrag heel veel in het nieuws geweest. Er is toen een procedure gevoerd tegen de staat der Nederlanden. De stichting die deze procedure aanging, vond dat de staat art. 7 van dit verdrag schond door de SGP te subsidiëren. De Hoge Raad besliste toen dat de staat der Nederlanden inderdaad dit artikel schond. De SGP heeft daarop hun statuut veranderd.

  • Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). Hierin staan vooral klassieke grondrechten. Het EVRM is tot stand gekomen door de Raad van Europa. Toen dit verdrag tot stand kwam is er ook een internationaal hof geïnstalleerd, die toezicht houdt op schenden van dit verdrag. Het EVRM is van heel groot belang. Zo is er dit jaar nog een procedure gevoerd tegen de staat der Nederlanden. Volgens dit echtpaar was er een schending van het Recht op ongestoorde Eigendom. Dit echtpaar heeft een boerderij in Groningen die op instorten staat door de aardbevingen vanwege de gaswinningen. De uitspraak is hier geweest dat de staat er niks mee te maken heeft, omdat het de NAM is die zorgt voor de gaswinning.

  • Europees sociaal handvest. Hierin staan vooral sociale grondrechten.

Deelgebieden internationaal publiekrecht

Het klassieke volkenrecht ging vooral over het recht van diplomatieke betrekkingen, het oorlogsrecht en het recht van de zee.

Het moderne volkenrecht regelt het recht der internationale organisaties, de rechten van de mens, milieu recht en economisch recht.

Het internationale publiekrecht gaat over iets minder dan 200 staten. Een aantal landen horen hier niet bij, dit komt dan vaak omdat ze niet de waarnemersstatus hebben binnen de Verenigde Naties (zoals Palestina).

Binnen de Verenigde Naties is een belangrijke orgaan de Veiligheidsraad. De landen die een permanente zetel hebben zijn China, Rusland, Verenigde Staten, Frankrijk en Engeland. Deze landen hebben een vetorecht en moeten altijd vóór stemmen.

De erkenning van een staat bestaan uit: het hebben van een grondgebied, het hebben van een volk en daadwerkelijk gezag uitvoeren.

Nederland is dus een staat: het heeft een grondgebied (ook de overzeese gebieden gelden hierbij), we hebben een volk en er is sprake van een daadwerkelijk gezag.

Soevereine staten genieten immuniteit, daardoor kan een vreemde staat ook niet voor een rechter gesleept worden. Ook staatshoofden kunnen niet voor de rechter gesleept worden. Zo werd er bij de haven van Antwerpen eens een Nederlands schip opgeblazen door de Duitse staat. De rechter sprak toen dat de Duitse staat schuldig bevonden werd. De Duitse staat ging in protest en de Nederlandse regering haastte zich een bepaling toe te voegen aan de wet Algemene Bepalingen (art. 13 A). Waarin staat dat de civiele rechter niet kan oordelen over een staat.

In 1999 kwam er in Delfzijl een Amerikaanse vloot aan die veel schade bracht aan de haven. Delfzijl ging toen een procedure aan bij de civielrechtelijke rechter. Deze rechter oordeelde toen dat hij niet bevoegd was op basis van art 13 A wet Algemene bepalingen.

Ambassades en diplomaten genieten immuniteit. Ook de vrouwen van diplomaten genieten immuniteit. Diplomaten hebben een kentekenbord met de letters CD. Zij genieten dus ook immuniteit in het verkeer. Dus verkeersboetes worden niet uitgeschreven.

De grootste wanbetalers (wat betreft diplomaten) zijn: Rusland, China en de Verenigde Arabische Emiraten. Immuniteit is wel een groot probleem. Dit is natuurlijk wel voor te stellen, omdat het kan zorgen voor grote ongelukken wanneer een auto 200 kilometer per uur rijdt over de snelweg. De enige mogelijkheid die er is voor mensen die immuniteit genieten is ze uit het land te zetten.

De bron van internationaal publiekrecht

  • Verdragen, er wordt naar gestreefd alles vast te leggen in geschreven documenten. Verdragen komen tot stand op basis van het Weens Verdragenrecht. Wat het overeenkomstenrecht nationaal is, is het Weens verdragenrecht internationaal. Het verdrag wordt ondertekend (volkenrechtelijke handeling), vervolgens goedgekeurd door het parlement (nationaalrechtelijk) en daarna vindt de bekrachtiging of ratificatie plaats (volkenrechtelijke handeling). Stappenplan totstandkoming verdrag:

  • Voorbereiding (art. 90 GW)

  • Ondertekening (art. 4 RvO ministeriële regeling en art. 12 WVV)

  • Advies Raad van State (art. 73 GW)

  • Goedkeuring (art. 91 GW)

  • Ratificatie (art. 14 WVV)

  • Bekendmaking (art. 93 en 95 GW)

  • Inwerkingtreding

Over bovenstaande stappenplan worden op het tentamen altijd strikvragen gesteld.

  • Gewoonte, dit zijn ongeschreven regels. Dit geeft rechtsonzekerheid, dus gewoonterechtelijke regels worden zoveel mogelijk vastgelegd in verdragen. Je hebt te maken met een gewoonterechtelijke regel wanneer het een herhaalde statenpraktijk is en wanneer staten vinden dat dat het geldende recht is. Gewoonterecht speelde een grote rol bij het zeerecht, uiteindelijk is dit vastgelegd in het zeerechtverdrag.

  • Algemene rechtsbeginselen. Zoals redelijkheid en billijkheid. Het rechtssysteem is nooit af, dit wordt aangevuld met algemene rechtsbeginselen.

  • Hulpbronnen, dit zijn bronnen die niet als volwaardige bron worden herkend. Dit is rechtspraak van een internationale rechter en leerstellingen van de meest bevoegde schrijvers.

  • Besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Dit is de enige bron die niet in artikel 38 van het statuut staat. Dit komt omdat er ten tijde van de totstandkoming van het statuut nog amper volkenrechtelijke organisaties bestonden.

De Europese Unie is de enige volkenrechtelijke organisatie die supranationaal is (besturen door middel van meerderheidsbesluiten). Alle andere volkenrechtelijke organisaties besturen door middel van unanimiteitsbesluiten, dit zijn intergouvernementele organisaties.

De bronnen van internationaal publiekrecht staan in artikel 38 van het statuut.

Hoorcollege 2B: Verhouding nationaal - internationaal

Inleiding

De verhouding tussen internationaal en nationaal recht, is het moeilijkste element van ons recht.

Stel je voor dat de zeespiegel internationaal recht is, het land achter de dijk is het nationaal recht. Dit geeft aan dat het internationaal boven het nationaal recht staat. Anders gezegd geldt het recht van de grotere gemeenschap boven het recht van de kleinere gemeenschap.

Volgens het Weens verdragsrecht moet een staat het internationale recht te goeder trouw naleven. Dit is allemaal nog extern.

Nu gaan we naar het interne, dus hoe gaat het water door de dijk heen naar binnen toe. Daarbij zijn twee implementatiesystemen. De ene wordt transformatiestelsel genoemd. Het transformatiestelsel zet alle internationale verplichtingen om in nationale recht, althans wanneer het om verdragen gaat.

Nederland heeft het incorporatiestelsel. Oftewel: het water komt over de dijk en overspoelt het hele land. Het internationale recht is een hogere norm binnen ons land. Het internationale recht wordt niet vertaald in nationaal recht, dus we hebben in Nederland ook geen keuze wat er binnen komt. Dit geldt voor verdragen en voor gewoontes.

Het incorporatiestelsel van Nederland staat niet in art. 93 en art. 94 GW zoals ze ons bij staatsrecht vertellen. In art.93 en art. 94 GW wordt alleen een bevoegdheid gegeven aan de rechter. In art. 93 GW staat dat er een bekendmakingseis is en dat de rechter alleen ieder verbindend verdragsrecht toe mag passen. Deze bekendmaking gebeurt in het tractatenblad. Dus niet in het staatsblad. Tractaat is een ander woord voor verdrag.

In art.94 GW staat de toetsingsplicht en bevoegdheid van de rechter en de consequenties die hieraan worden verbonden. Hierin wordt de bevoegdheid gegeven aan de rechter een wet buiten beschouwing te laten wanneer deze onverenigbaar is met verdragsrecht.

Een ieder verbindende verdragsbepaling is een bepaling die de rechter toe kan passen zonder zijn constitutionele rol te overschrijden.

De wetgever, het bestuur en de rechter hebben een conformeringsplicht ten overstaan van de internationale regels. Ieder moet dit doen in zijn eigen constitutionele taak.

De wetgever moet kijken of de wetten die hij maakt in strijd zijn met verdragen. Een voorbeeld hiervan zijn art. 137 c en art 137 d Sr. Deze artikelen zijn laatst nog aangepast, omdat ze in strijd waren met het statuut internationaal strafhof (statuut is een ander woord voor een verdrag). Een wetgever mag geen onverenigbare wetten opstellen. Toch is dit wel eens gebeurd. Zo is er in 2010 een wettelijke inburgeringsexamen verplicht gesteld voor Turken. Dit inburgeringsexamen werd ook verplicht gesteld voor Turken die hier al lang woonden. Dit was strijdig met het associatieverdrag van Turkije met de EU. De Turken gingen een procedure aan en de rechter heeft de wet toen onverenigbaar verklaard.

Het bestuur mag ook geen wetten uitvoeren die niet overeenkomen met het internationale recht. Een voorbeeld hiervan is de procedure tegen de SGP (is ook in het vorige college naar voren gekomen).

Ook de rechter moet zorgen dat hij uitspraken doet die niet in strijd zijn met het internationale recht. De rechter heeft een toetsingsplicht met het internationale recht. De rechter kan dit op vier manieren doen:

  • Hij past een ieder verbindende verdragsbepaling gewoon toe. Een voorbeeld hiervan is art. 8 EVRM: een ieder heeft recht op gezinsleven. Hier is toen bepaald dat ook vader wanneer ze niet gehuwd zijn toch een juridische relatie kan hebben met hun kind. Dit is het gevolg van het Marcks-arrest. Dit arrest is verplicht voor het tentamen.

  • Hij kan een onverenigbare wet niet toepassen. Zo zijn er verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing. Bijvoorbeeld wanneer twee landen een ander belastingstelsel hebben en dit niet overeenkomt. De rechter kan dan één belastingstelsel besluiten niet toe te passen. Een grensarbeider kan hier mee te maken hebben die bijvoorbeeld woont in België en werkt in Duitsland.

  • Hij kan een wet verdragsconform uitleggen. Zo werd in het sociale verzekeringswet uitgelegd dat wanneer er een man staat, hier ook vrouw gelezen mag worden (art. 26 IBVP gelijkheidsbeginsel).

  • Een onrechtmatige daad actie toewijzen. Dan verklaart de rechter een handelswijze onrechtmatig van een bestuursorgaan.

De wetgever, het bestuur en de rechter hebben ook een conformeringsplicht aan ongeschreven volkenrecht. De rechter heeft geen bevoegdheid om onverenigbare wet niet toe te passen. Hieruit volgde het Nuygat-arrest van 1958. Een rechter kan het nationale recht wel toetsen aan het internationale verdragsrecht, maar niet aan het internationale gewoonterecht. Dit is wat volgt uit het Nuygat-arrest.

Internationale rechtshandhaving

Staten worden geacht zich te houden aan de internationale rechtshandhaving, wanneer ze dit niet doen volgen er acties van andere landen. Een voorbeeld hiervan is Rusland. Rusland heeft nu erg veel last van de sancties die Europa opgelegd heeft.

Bij de internationale rechtshandhaving ontbreekt een centrale gezagsdrager. De staten zijn namelijk soeverein. Er is een verbod van inmenging in andere staten.

In art. 2 lid 4 van het Handvest, staat dat een land zich mag verdedigen wanneer ze aangevallen worden. Amerika heeft dit gedaan in 2001, toen de ramp met de Twin Towers plaats vond. Frankrijk doet dat nu, nu net de ramp in Parijs heeft plaatsgevonden.

Naast gewapend ingrijpen, kunnen er ook retorsie of represaillemaatregelen genomen worden om het internationale recht af te dwingen retorsiemaatregelen zijn maatregelen waarbij bijvoorbeeld de ambassadeur teruggeroepen wordt of het afzeggen van een evenement. Represaillemaatregelen zijn het bevriezen van banktegoeden bijvoorbeeld.

Daarnaast zijn er ook collectieve maatregelen, die worden genomen door de Veiligheidsraad. De Veiligheidsraad is het belangrijkste orgaan binnen de internationale vrede en veiligheid. Er zijn twee soorten resoluties: vreedzame maatregelen en militaire maatregelen. Vreedzame maatregelen zijn bijvoorbeeld embargo. Vreedzame maatregelen staan beschreven in artikel 41 Hv. Een voorbeeld van militaire maatregelen is bijvoorbeeld de golfoorlog (1990). Dit staat beschreven in artikel 42 Hv.

De Verenigde Naties verricht ook vredesoperaties. Dit is dan op verzoek van de landsregering, maar niet op verzoek van een bepaald wetsartikel. Deze missies worden Peace Keeping Forces genoemd. Hun belangrijkste doel is het voorkomen van conflicten.

Militair ingrijpen in Syrië was volgens de Nederlandse regering nog niet gelegitimeerd. Nu er een aanval plaatsgevonden heeft op Frankrijk, kan Nederland ervoor kiezen ook de militaire vliegtuigen te laten vliegen boven Syrië.

Besluitvorming in veilligheidsraad

Procedurele besluiten: 9 van de 15 stemmen

Niet procedurele besluiten: 9 van de 15 stemmen, waarvan 5 vetorechtbezitters. Vetorechtbezitters kunnen vóór stemmen of zich onthouden van een stem

Wereldrechter

Internationaal gerechtshof, heeft geen verplichte rechtsmacht. Tenzij je lid bent van de Verenigde Naties. Internationaal Gerechtshof doet bindende uitspraken. Het Internationaal Gerechtshof is de opvolger van het Permanente Hof van Arbitrage. Het Internationaal Gerechtshof is gevestigd in Den Haag. Het Internationaal Gerechtshof geeft ook adviezen, dit is vanzelfsprekend dan niet bindend.

Internationaal Zeerecht Tribunaal, dit tribunaal kwam vorig jaar in het nieuws. Toen er in Rusland een schip van Greenpeace voer die protest voerde. Dit arrest wordt besproken in week 2 van Rechtsvinding.

Internationaal strafrecht hof. Hier worden misdaden van individuen behandeld. Dit strafhof kan misdrijven tegen de mensheid behandelen, oorlogsmisdrijven, genocide en agressie. De definitie van agressie ontbreekt nog, dus tot nu toe worden alleen de eerste drie behandeld.

Er bestaat oorlogsrecht, dit staat beschreven in de Geneefse verdragen. Zaken die hier behandeld worden zijn: hoe om te gaan met gewonden/zieken op het slagveld, hoe mogen strijdkrachten zich gedragen op zee, hoe om te gaan met krijgsgevangenen, hoe de burgers te beschermen. Dus ook als je in oorlog bent, heb je je nog te houden aan bepaalde regels.

Klachtencomités mensenrechten

Houden toezicht op het burgerlijke en politieke rechten, sociaaleconomische en culturele rechten, Europees sociaal handvest.

EHRM

Je hebt toegang tot het EHRM wanneer je alle nationale rechtsmiddelen hebt uitgeput. EHRM doet vaak spraakmakende zaken, zoals in het Goodwin arrest van 1996. Dit gaat over journalisten die hun bron niet prijs willen geven.

Hoorcollege 3A: Europa, grondleggers en bronnen van EU recht

Toets van afgelopen week

Ons land is pas volkenrechtelijk gebonden aan een verdrag als dit conform artikel 93 grondwet is bekendgemaakt in het Tractatenblad. Dit is onjuist de volkenrechtelijke binding vind pas plaats wanneer het goedgekeurd is door de Staten-Generaal, door bekrachtiging of ratificatie. Bekendmaking heeft dus niets te maken met volkenrechtelijke binding

Een verdrag moet uitsluitend ter uitdrukkelijke goedkeuring aan de Staten-Generaal worden voorgelegd in het geval dat het verdrag afwijkt van de Grondwet dan wel tot zodanig afwijken noodzaakt. Dit is onjuist, wanneer er geen sprake is van afwijking met de Grondwet dan mag het ook door een stilzwijgende goedkeuring. Maar afwijking met de Grondwet is niet de enige reden dat het mag met uitdrukkelijke goedkeuring.

In een transformatiesysteem kunnen de binnen de nationale rechtsorde reeds uitgevoerde verdragsverplichtingen ongedaan worden gemaakt door middel van latere nationale wetgeving. Dit is juist, een latere wetgeving gaat voor een eerdere wet. Dan neem je een nationale wet aan die in strijd is met een internationale wet. Er is dan sprake van een volkenrechtelijk probleem.

Alle verdragen dienen aan de Staten-Generaal ter goedkeuring te worden voorgelegd. Onjuist, hier zijn een paar uitzondering op. Dit staat in rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Bijvoorbeeld wanneer een verdrag verlengd moet worden of er een hele kleine financiële verplichting is.

Het Europese Hof voor de Rechten van de mens is formeel geen orgaan van de Raad van Europa. Juist, De Raad van Europa is een organisatie waarin samengewerkt wordt op basis van intergouvernementele besluitvorming. Het EHRM heeft een supranationaal trekje, maar is wel een orgaan van de Raad van Europa.

Het EHRM kan een individueel verzoekschrift over schending van het recht op vrijheid van onderwijs ex artikel 23 lid 2 Grondwet niet in behandeling nemen. Juist, eerst moeten alle rechtsordes in eigen land uitgeput zijn.

De werking van het internationale gewoonterecht als zodanig in onze eigen rechtsorde vloeit voort uit een regel van ongeschreven staatsrecht. Juist, het staat nergens beschreven. Het staatsrecht is het enige recht in Nederland waar het gewoonterecht erg belangrijk is.

Europees recht

Het transformatiesysteem is in het Europees recht niet mogelijk. Het incorporatiesysteem wordt ons gedwongen opgelegd.

Het is in samenwerkingsverband van 28 landen. Het is uniek in de wereld en in de historie.

De Europese Unie is langzamerhand één van de welvarendste marken van de wereld. De Europese Unie staat op de derde plek (achter China en India) in de ranglijst. De kans is groot dat de Europese Unie uiteindelijk op nummer één komt.

De Europese Unie is één van de strengste regelgevers ter wereld. De mededingingsregels zijn enorm streng gemaakt. Monopolyposities zijn onmogelijk in de Europese Unie, wanneer er sprake is van monopolie vorming, legt de Europese Unie enorme boetes op. Daarnaast legt de Europese Unie technische voorschriften en gezondheidsvoorschriften op.

De Europese Unie bemoeit zich met heel veel zaken. Een voorbeeld is dat de Europese Unie zelfs eisen stelt aan het kinderspeelgoed. De enige reden dat de Europese Unie dit doet is om de concurrentie te stimuleren.

Grondleggers Europese Unie

Schumann, Churchill en Aden Hauer. Schumann wilde na de tweede wereldoorlog een samenwerkingsverband tussen Frankrijk en Duitsland. Churchill is de meest geciteerde man, hij heeft Engeland door de Tweede Wereldoorlog geleid. Aden Hauer was de eerste Duitse bondskanselier.

Europese Gemeenschap Kolen en Staal is opgericht in 1952. Dit was het echte plan van Schumann. Hij wilde samenwerken met Duitsland. De looptijd van de EGKS was gezet op 50 jaar. In 2002 is de EGKS opgegaan in de EG. Hier deden zes staten aan mee.

EEG 1957. In 1992 is de EEG omgezet in de EG. De EG hield zich met alles bezig, daarom is EEG veranderd in de EG.

Euratom 1957. Deze is uiteindelijk veranderd in de EGA. Deze organisatie houdt zich bezig met de atoomenergie.

Het EEG is getekend in Rome. Werd toen het verdrag van Rome genoemd. De landen die er toen aan meededen waren: België, Nederland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Duitsland.

Eerste uitbreiding: Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken

Tweede uitbreiding: Griekenland

Derde uitbreiding: Spanje en Portugal

Vierde uitbreiding: Oostenrijk, Finland en Zweden

Vijfde uitbreiding: Malta, Cyprus, Polen, Tsjechië, Hongarije, Letland, Estland, Litouwen, Slovenië en Slowakije.

Zesde uitbreiding: Bulgarije en Roemenië

Achtste uitbreiding: Kroatië

Kandidaat-landen: Turkije

In 1992 is de Europese Unie opgericht: het Verdrag van Maastricht. De Europese Unie is opgericht naast de andere drie verdragen. De ambitie van de Europese Unie was heel anders dan de andere drie verdragen. De Europese Unie had als doel uiteindelijk een federale staat te worden. De andere drie verdragen vormden vooral economische overeenkomsten. Tegenwoordig hebben we alleen nog maar de Europese Unie. De andere drie verdragen zijn in de Europese Unie geschoven.

Europees burgerschap

Politieke rechten: Je hebt kiesrecht voor het Europees Parlement, daarnaast kun je diplomatieke bescherming aanvragen en je hebt zogenaamd een Europees paspoort.

Persoonlijke rechten: je hebt het recht op vrij verkeer en verblijf, hierop is art. 18 Wv verbod van discriminatie o.g.v. nationaliteit.

Wanneer je in het buitenland (binnen de Europese-Unie) wilt studeren is dat mogelijk. Je hebt namelijk het recht op verblijf. Er zijn dan wel twee voorwaarden: namelijk moet je kunnen aantonen dat je een ziektekostenverzekering hebt en je moet middelen van bestaan aan kunnen tonen.

Wanneer je vijf jaar in een land bent, zonder de openbare orde te verstoren, de veiligheid te verstoren of je gezondheid, dan wordt je verblijf omgezet in een duurzaam verblijf.

Europese rechtsruimte

De Europese Unie werkt samen op het gebied van politie en justitie. Een voorbeeld is het Schengenbeleid. Eén van de verplichtingen die hieruit voortvloeit is dat wanneer er een vreemdeling binnenkomt, deze geadministreerd moet worden. Daarnaast bestaat er een Europees aanhoudingsbevel.

Besluitvorming

De Europese Unie beslist heel veel met meerderheid. Dit is uniek in de internationale rechtsorde. Zaken als buitenlands en veiligheidsbeleid en de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken worden nu nog gedaan door unanimiteit, nu Nederland voorzitter is van het Europees parlement, zal dit waarschijnlijk ook gaan verschuiven naar het beslissen in de meerderheid.

Samenvoeging

De EU bestaat nog uit twee verdragen: het Unieverdrag en het Werkingsverdrag van de Europese Unie. Dit is een groot verschil met een aantal jaren gelden. Toen bestond de Europese Unie nog uit tientallen verdragen.

In het werkingsverdrag van de Europese Unie zijn onder andere opgenomen:

  • Rome Oprichtingsverdrag (1957)

  • Wijzigingsverdragen (1999)

  • Nice (2001)

  • Lissabon (2010) (vanaf toen zijn alle verdragen opgeheven en samengevoegd in twee verdragen).

Werkingsverdrag EU 2010

  • 40 onderwerpen zijn van unanimiteit naar meerderheid gegaan.

  • Buitenlandchef

  • Voorzitter Europese Raad voor 2,5 jaar

  • Europees Parlement meer invloed

  • Nationale parlementen zien toe op subsidiariteit

  • Petitierecht

Europees Handvest Grondrechten (2010) hierin staan allerlei grondrechten.

Primaire bronnen EU-recht

  • Verdragen: werkingsverdrag, Unieverdrag en Handvest

  • Algemene rechtsbeginselen: gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, verbod van terugwerkende kracht

  • Verdragen met derde landen

Secundaire bronnen EU-recht

  • Regelgeving: Verordeningen, richtlijnen, besluiten en aanbevelingen/adviezen.

  • Rechtspraak Hof van Justitie

Een verordening is een algemeen verbindend voorschrift. Een verordening mag niet worden omgezet naar nationale wetten, er geldt een omzettingsverbod.

Een richtlijn is een opdracht aan de nationale wetgever. Hieruit vloeit een resultaatsverplichting met een implementatietermijn.

Laatste woord

Europees recht gaat dus voor het nationale recht. Het is belangrijk om dit in je achterhoofd te houden! Deze verplichting is bepaald in de Costa t. ENEL zaak. Hieruit werd opgemerkt dat het nationale recht wijkt voor gemeenschapsrecht. Er is dus sprake van een conformeringsplicht ten overstaan van het Europese Unie recht.

Hof van Justitie heeft een prejudiciële rechter.

Hoorcollege 3B: Europa, instellingen

Prejudiciële vragen

Prejudiciële rechter: een nationale rechter vraagt hoe hij een bepaling in het unierecht uit moet voeren. Sinds een paar jaar kan een lagere rechter ook aan het hof prejudiciële vraag stellen. Hierdoor kunnen lagere rechters niet het recht allemaal verschillend uitleggen. De lagere rechter is bevoegd, maar niet verplicht prejudiciële vragen te stellen. De hoogste rechter móet en is dus verplicht prejudiciële vragen te stellen wanneer er over een bepaald onderwerp nog nooit een uitspraak is gedaan.

Het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie bouwt aan Europa. Ze willen welvaart brengen. De belangrijkste interpretatiemethode die het Hof van Justitie gebruikt, is de teleologische interpretatiemethode. Ze zullen altijd kijken naar het doel van Europa.

Het Hof van Justitie werd overbevraagd, waardoor er twee gerechten bij gekomen zijn. Het gerecht in eerste aanleg en het ambtenarengerecht. Het Hof van Justitie is ook bestuursrechter.

EEG

Vóór de Europese Unie waren er drie verdragen. De EGKS, EEG en de EGA. De EEG is verreweg het belangrijkst voor het ontstaan van de Europese Unie, daar gaan we nu op verder.

De doelen van de EEG waren:

  • het bevorderen van evenwichtige economische activiteit;

  • een hoog niveau creëren voor werkgelegenheid;

  • een gelijke behandeling voor man en vrouw;

  • goede kwaliteit van milieu;

  • levensstandaard omhoog brengen;

  • Wereldwijd een groot concurrentievermogen ontwikkelen.

De ambities van de EEG waren onder andere een supranationaal beleid. De EEG is begonnen met het ontwikkelen van de landbouw, vervoer en mededinging. Het ontwikkelen van de landbouw moest hongersnoden voorkomen, het verbeteren van het vervoer moest zorgen voor gelijke kansen voor iedereen en mededinging moest zorgen voor eerlijke concurrentie.

Om eerlijke concurrentie te creëren werden tarifaire belemmeringen opgeschort. Tarifaire belemmeringen zijn douane tarieven. Binnen de EEG werden de tarieven opgeschort, buiten de EEG werden tarieven gelijkgesteld. Echter, waren landen creatief in het creëren van andere heffingen. Bijvoorbeeld de verplichting van veterinaire keuren bij het binnenhalen van vee. Hier is het Simmenthal arrest op van toepassing. Uit het Simmenthal arrest kwam naar voren dat een later arrest ook niet in strijd mag zijn met een Europese wet.

Naast de verplichte veterinaire keuring, werden er ook andere ideeën geïntroduceerd: fabricage/productievoorschriften, veiligheidsvoorschriften en samenstellingsvoorschriften. Dit alles was bedoeld zodat het ander landen zo lastig mogelijk werd gemaakt om goederen in te voeren. Zo maakte Nederland altijd ronde boterkuipjes, andere landen maakten altijd vierkante boterkuipjes. Nederland vereiste toen dat wanneer landen boterkuipjes wilden exporteren naar Nederland, dat deze kuipjes dan rond moesten zijn. Hierdoor kon Nederland langer uitstellen dat de buitenlandse boter in Nederland werd verkocht. Een ander arrest is het Cassis de Dijon arrest.

Ook streefde de EEG naar een ruimte zonder binnengrenzen. Ze wilden vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Dit is gelukt in 1992, toen ontstond de gemeenschappelijke markt.

Voor personen geldt dat je het recht hebt, je elders te vestigen. Dan geldt ook de opleiding nog die je in je thuisland hebt gedaan. Vrijheden van diensten houdt in dat artsen bijvoorbeeld mogen gaan werken door de hele Europese Unie heen. Vrijheid van diensten houdt ook in dat je in het buitenland geholpen kunt worden met een Europese ziekteverzekeringskaart. Kapitaal- en betalingsverkeer houdt in dat je geld kan overmaken naar het buitenland en dat je ook geld kunt opnemen in het buitenland.

Voor eerlijke concurrentie geldt in de Europese Unie dat er een verbod is gekomen op misbruik van machtsposities. Daarnaast geldt een kartelverbod. Wanneer je een fusie aan wilt gaan heb je toestemming nodig (art. 101 WvEU e.v.).

De staat mag geen subsidies en geen steunmaatregelen geven, dat zou uitdraaien op staatshandelsmonopolie. Tien jaar geleden zijn alle overheidsbedrijven geprivatiseerd. Voorbeelden zijn: PTT Post, NS, Gasunie enz.

Wanneer je een voetbalstadion wilt bouwen, mag de staat eigenlijk geen steun leveren. Echter kan een voetbalclub dit nooit betalen. Je kunt dit omzeilen door er ook onderwijs in te geven, zo zit er in de Euroborg in Groningen een college. Hierdoor kon gemeente toch subsidie geven.

Om een optimaal werkend marktmechanisme te creëren moeten alle Europese landen goede infrastructuur hebben. Dit was nog een probleem in de oostbloklanden. Hier is toen een compleet wegennet aangelegd.

Economische en monetaire unie

De Europese Unie bemoeit zich ook met het economisch beleid. Zo mag de staatsschuld niet meer zijn dan 3%. Ook de pensioengerechtigde leeftijd en de vennootschapsbelasting wordt geregeld door de Europese Unie.

In het verdrag van Maastricht is ook een muntunie vastgelegd. De Europese Centrale Bank houdt hier toezicht op. Nog niet alle landen doen mee aan deze muntunie, bij landen die niet zijn aangesloten bij de muntunie heeft de Europese Centrale Bank ook niet veel te zeggen.

Wil een land deelnemen aan de economische en monetaire unie dan zijn er een aantal eisen die de convergentiecriteria worden genoemd:

  • Prijsstabiliteit. Het inflatiemaximum is 1.5

  • Stabiliteit van openbare financiën. Daarbij mogen de begrotingstekorten niet hoger zijn dan 3% van het Bruto Binnenlandse Product en de overheidsschuld niet hoger dan 60%

  • De rente van staatsobligaties. Daarbij geldt de 2% bandbreedteregel

  • Wisselkoers-II-mechanisme. Dit houdt in dat de euro niet heel veel kan verschillen van de vreemde munteenheden.

De Europese Centrale Bank ziet toe op het monetair beleid. De Europese Centrale Bank is supranationaal voor de Eurolanden. De Europese Centrale Bank is niet supranationaal voor niet-eurolanden.

Instellingen van de EU

Europees Parlement:

  • wetten goedkeuren of afkeuren;

  • controleert de Commissie;

  • begroting.

Doet het zelfde als dat ons nationale parlement doet.

Raad van de Europese Unie:

  • wetten goedkeuren of afkeuren;

  • sluit internationale verdragen;

  • begroting.

Dit zijn de nationale ministers.

Europese Commissie:

  • wetsvoorstellen indienen;

  • uitvoeren van wetten;

  • controle op naleving EU wetten;

  • woordvoerder van EU.

Het is min of meer de regering van de Europese Unie. Regelen het dagelijks beleid.

Hof van Justitie:

  • controle op naleving EU wetten;

  • uitleggen van verdragen

Europese raad:

  • impulsen aan de Unie;

  • bepaalt algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten.

Europese Centrale Bank:

  • monetair beleid,

  • valutamarktoperaties, valutareserves;

  • bankbiljetten uitgeven;

  • grootbetalingssystemen.

Europese Rekenkamer:

  • financiën controleren

Hier wordt in Nederland in het onderwijs altijd heel weinig tijd aan besteed, eigenlijk is dit onterecht, want ze zijn wel heel belangrijk.

Andere instellingen die belangrijk zijn voor Europa zijn het economisch en sociaal comité, comité van de regio’s, investeringsbank en de Rekenkamer.

Hoorcollege 4A: Strafrecht, bronnen en definities

Veelgemaakte fouten toets afgelopen week

De vraag of een bepaling uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor de burger directe werking heeft, wordt vastgesteld door de rechter. Dit is juist, de rechter bepaalt dit. Bij internationaal recht is dit anders, daar vloeit het voort uit een ongeschreven regel.

Regels van EU-recht hebben voorrang boven nationale regelgeving op grond van artikel 94 GW. Dit is onjuist, dit is op grond van het Europese recht zelf.

Verordeningen en richtlijnen van de Europese unie zijn evenals de uitspraken van het hof van Justitie vormen van secundair recht. Dit is juist.

De bepalingen van vrij verkeer zoals die in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorkomen, zijn een uitwerking van het beginsel van non-discriminatie, at inhoudt dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld en ongelijk gevallen ongelijk. Dit is onjuist.

De rechtstreekse toepasselijkheid van verordeningen van de EU brengt mee dat verdere implementatie van deze verordeningen in het nationale recht verboden is. Dit is juist ( denk aan het Costa//Enel arrest).

De Europese Raad oefent geen wetgevingstaak uit en komt viermaal per jaar bijeen. Onjuist, De commissie komt met een initiatief, legt dit aan het parlement voor en de Europese Raad moet dit als laatste goedkeuren, dus de Europese Raad voert wel een wetgevingstaak uit.

De bevoegdheid van de rechter om een met Unierecht onverenigbare wet buiten toepassing te laten, vloeit voor uit het Unierecht zelf. Onjuist, dit vloeit voort uit het Europese recht.

Strafrecht

Bekende strafzaken van de laatste jaren zijn: de zaak van Lucia de B. hier is ook een film over uitgekomen. Een andere zaak is de balpenmoord, waarbij een zoon zijn moeder heeft vermoord door een balpen door haar pupil te steken. Haar pupil sloot zich daarna weer, waardoor er niks te zien was van de moord. De zaak van Badr Hari, Mohammed B, de juwelierszaak Deurne, waarbij de man uit zelfverdediging de twee daders heeft doodgeschoten, echter gebeurde dit vanachter een dichte deur, dat een merkwaardige zaak was.

Tekst & Commentaar zijn twee boeken wat ook wel de bijbel genoemd wordt voor rechters. Hier staat alle jurisprudentie van het strafrecht in.

Een andere zaak die veel stof deed opwaaien, was de president van het hof van justitie die aangifte deed tegen de minister van financiën. De president had toen het idee dat de ambtenaren geïnstrueerd werden om te zwijgen over merkwaardige zaken op het ministerie van financiën (art. 162 Sv en art. 285a Sr).

Waar we vandaag en morgen mee bezig gaan is het materiële strafrecht. Het materiële strafrecht staat in het wetboek van strafrecht (sr), het formele strafrecht staat in het wetboek van strafvordering (sv). In het wetboek van strafrecht staan de geboden en de verboden: wat mag wel en wat mag niet? In het wetboek van strafvordering staat als er een strafbaar feit is gepleegd, hoe deze strafzaak dan moet verlopen. Hier staat bijvoorbeeld in, wat er in de dagvaarding moet staan.

Het strafrecht is aan verandering onderhevig. Aanvankelijk was het vooral een zaak tussen twee burgers. Tegenwoordig wordt de zaak overgedragen aan een aparte instantie: het Openbaar Ministerie. Het OM heeft het vervolgingsmonopolie, alleen hij kan een strafvervolging starten. In Nederland kennen we het opportuniteitsbeginsel: het OM is niet verplicht om te vervolgen, wanneer het niet opportuun is.

Wanneer je op straat in elkaar geslagen bent en je doet aangifte, vervolgens beslist het OM niet over te gaan tot vervolging. Het slachtoffer kan zich dan wenden tot het hof (klachtprocedure art. 12 Sv). Hier kan hij dan vragen of hof, het OM wil verplichten toch wel te vervolgen. Een voorbeeld hiervan is de zaak van Wilders. Dit is een burgerinitiatief, waarop het Hof besliste dat het OM Wilders toch wel moest vervolgen.

Het slachtoffer had tot voor kort geen enkele positie in het strafrecht. Vanaf 2005 heeft het slachtoffer spreekrecht gekregen, vanaf 2012 mag ook de familie en nabestaanden hun spreekrecht opeisen. Als het aan de regering ligt, wordt de positie van de burger nog verder versterkt. Er ligt nu een wetsvoorstel in de Tweede Kamer dat het slachtoffer adviesrecht heeft. De slachtoffer mag dan in de rechtszaak vertellen wat hem gebeurd is en vervolgens een advies geven aan de rechter.

Dit adviesrecht is discutabel, omdat het strafproces dan minder objectief is. Een verdachte kan dan ook nooit meer verdacht worden genoemd, totdat hij schuldig bevonden wordt. Want het slachtoffer zal dan zeggen: hij heeft het gedaan. Deze ontwikkeling is dus ingewikkeld. Er komt nog eens bij dat er dan ook ondervraging van het slachtoffer mogelijk moet worden, waarvoor nog een nieuw wetsvoorstel moet worden gemaakt.

Bronnen van het strafrecht

Er zijn veel meer bronnen dan alleen het wetboek van strafrecht, maar het wetboek van strafrecht is wel één van de belangrijkste. Er zijn drie verschillende boeken: in boek 1 staat het algemene, in boek 2 de misdrijven en in boek 3 de overtredingen.

Misdrijven zijn de zwaardere delicten, waarop ook hogere straffen liggen. Er staat altijd een maximumstraf op en niet een minimumstraf. Ook hier heeft de politiek wel eens commentaar op, die willen de minimumstraf invoeren. Tot nu toe is het in Nederland zo dat de rechter daar vrij in is. Voorbeelden van misdrijven zijn:

  • Een aanslag op de vrijheid van de staat. Voorbeelden zijn een aanslag op de koning of spionage;

  • Een aanslag op de openbare orde. Voorbeelden zijn aanzetten tot haat of huisvredebreuk;

  • Zeden. Een voorbeeld is het verlaten van een hulpbehoevende;

  • Belediging;

  • Een aanslag op leven;

  • Mishandeling;

  • Veroorzaken van dood of lichamelijk stelsel.

Doleuze delicten

Doleuze delicten zijn delicten die willens en wetens gepleegd worden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de vorm van opzettelijkheid. Aspecten waarin onderscheid gemaakt wordt zijn: oogmerk (wanneer er sprake is van zuivere opzet), noodzakelijkheidsbewustzijn (denk aan het Bremerhaven-arrest) en het mogelijkheid bewustzijn ( het weten en de aanmerkelijke kans aanvaarden, dit wordt ook wel kans opzet of voorwaardelijke opzet genoemd).

Een voorbeeld van voorwaardelijke opzet is de Enkhuizer doodslag. Hierbij is iemand die op de vlucht is voor een verkeerscontrole een fietser doodrijd.

Culpoze delicten

Hierbij is sprake van onzorgvuldigheid, nalatigheid en roekeloosheid. Je had dan anders moeten handelen. Er is sprake van vermijdbaarheid. Hij kon anders handelen, je kan dus spreken van verwijtbaarheid. Bij strafzaken moet je altijd proberen uit te zoeken of het een osvo, onbewuste schuld, bewuste schuld of kans opzet is.

Hoe lastig het is om het verschil tussen bewuste schuld en onbewuste schuld wordt duidelijk uit het Porche arrest ( HR 1996). Een jongen heeft te veel gedronken, rijdt 130 km op een provinciale weg, is twee keer door rood gereden. Uiteindelijk is er sprake van een frontale botsing, hij overleeft het zelf wel, maar er overlijden vijf mensen door zijn toedoen. Is er dan sprake van doodslag of dood door schuld? Er is hier sprake van een vorm van opzet, hij heeft de aanmerkelijke kans aanvaard. Uiteindelijk zegt het Hof dat er geen sprake is van opzet, omdat hij een paar keer zijn inhaalmanoeuvres heeft afgebroken. Daaruit blijkt dat hij niet van plan was een botsing te begaan.

Overtredingen

In boek 3 staan de minder ernstige delicten. Voorbeelden van overtredingen:

  • Veiligheid personen en goederen. Bijvoorbeeld straatschenderij en opdringen;

  • Openbare orde. Bijvoorbeeld naaktrecreatie en burengerucht;

  • Burgerliljke staat. Bijvoorbeeld geen aangifte kind;

  • Hulpbehoevende;

  • Zeden: openbare dronkenschap.

Algemene bepalingen

In boek 1 van het strafrecht staan de algemene bepalingen. Hierin wordt bijvoorbeeld de poging tot een delict beschreven. Overtredingen vallen niet onder de pogingen. Het algemene deel valt alleen onder de misdrijven. Er zijn ook feiten die buiten het wetboek van strafrecht vallen.

De wegenverkeerswet is een voorbeeld van een bijzondere wet die buiten het wetboek van strafrecht valt. Een andere wet is de Wet wapens en munitie, de opiumwet. Ook in verordeningen staan allerlei strafbare feiten, zoals het flyer-of bedelverbod.

Een andere bron van strafrecht is de rechtsspraak. Bijvoorbeeld het EHRM. Uit het EHRM volgt de onschuldpresumptie, de garanties van de vrijheidsberoving, de onafhankelijke rechter en het legaliteitsbeginsel.

Voorwaardelijke opzet vloeit voort uit de jurisprudentie van de Hoge Raad. Namelijk het arrest van de Hoornse taart. Een man stuurde een vergiftigde taart aan een man waar hij ruzie mee had. Ook de vrouw van deze man nam van de taart en overleed. Hierbij was sprake van moord, omdat de man die de taart opstuurde de kans had geaccepteerd dat ook iemand anders van de taart zou eten.

Legaliteitsbeginsel (art 16 GW en art. 1 Sr): geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Er geldt dus een formeel wettelijke bepaling, verbod van de terugwerkende kracht, verbod van analogie en bepaaldheidsgebod (de burgers moeten precies weten waar ze aan toe zijn).

De formeel wettelijke bepaling moet geschreven zijn en terug te voeren op de formele wet. Je kunt dus niet vervolgd worden op een onbeschreven strafbepaling.

Het verbod van terugwerkende kracht: een strafbepaling is voorafgaand aan het gepleegde feit. Één uitzondering hierop is art. 7 lid 2 EVRM. Het vervolgen van misdrijven tegen de mensheid, mag wel met terugwerkende kracht gedaan worden.

Het verbod op analogie: hierbij past het arrest van diefstal van elektriciteit. Een tandarts boorde een gaatje in het metertje van elektriciteit. Hij werd vervolgd vanwege diefstal van elektriciteit. Elektriciteit werd gekwalificeerd als een goed. Dit was noodzakelijk voor dit arrest. Later werd beoordeeld dat deze uitspraak eigenlijk over de grenzen van het verbod van analogie gaat.

Wanneer is een gedraging strafbaar?

  • Er moet sprake zijn van een menselijke gedraging: doen of/en niet-doen;

  • Die menselijke gedraging moet vallen binnen de delictsomschrijving van de wet;

  • Wederrechtelijkheid;

  • Schuld.

De verdachte moet zelf komen met de afwezigheid van de elementen. Hij kan daarvoor strafuitsluitingsgronden aanleveren.

Structuur van een strafbaar feit

Bestanddelen vormen samen de delictsomschrijving, vervolgens wordt de kwalificatie gevormd, als laatste wordt de sanctie beschreven.

Voorbeeld van diefstal

Bestanddelen: enig goed wegnemen, dat aan een ander toebehoort, geheel of gedeeltelijk, oogmerk om zicht dit toe te eigenen en wederrechtelijk.

Kwalificatie: schuldig aan diefstal

Sanctie: gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

De geldboete categorieën staan in artikel 23 van het wetboek van strafrecht.

Bestanddelen zijn op te delen in objectieve bestanddelen en subjectieve bestanddelen. Subjectieve bestanddelen hebben te maken met de geestesgesteldheid van de dader. Objectieve bestanddelen is bijvoorbeeld iemand anders van het leven te beroven, dit is feitelijk vast te stellen.

Hoorcollege 4B: Strafrecht, rechtvaardiging en uitsluiting

We gaan vandaag verder met het college over strafrecht.

Er zijn strafbare feiten die strafbaar gesteld worden, zoals bijvoorbeeld diefstal. Strafbare feiten zijn formeel omschreven. Ook zijn er strafbare gevolgen, deze zijn materieel omschreven. Het veroorzaken van een strafbaar gevolg is bijvoorbeeld doodslag of dood door schuld. Bij een strafbaar gevolg is de causaliteit van belang. Hier zijn verschillende theorieën op gemaakt.

  • Conditio sine qua non: bijvoorbeeld wanneer er geen hulp gezocht is voor een gewonde baby, dan was de baby niet dood gegaan;

  • Redelijke voorzienbaarheid: wanneer een kind niet uit huis geplaatst wordt en daarna vermoord door haar moeder, is de gezinsvoogd dan dood door schuld toe te rekenen;

Bij beide theorieën is van belang of er sprake is van toerekening naar redelijkheid.

Bestanddelen spelen een grote rol bij het strafbare feit. Bestanddelen moeten worden bewezen, de elementen worden voorondersteld. Soms maken de elementen deel uit van de bestanddelen. De elementen zijn wederrechtelijkheid en schuld. Wanneer wederrechtelijkheid een bestanddeel is, moet de officier van justitie deze wel bewijzen. Wederrechtelijkheid is bijvoorbeeld een bestanddeel bij diefstal of vernieling. Bij dood door schuld, is schuld een bestanddeel en moet dit dus bewezen worden.

In art. 287 Sr wordt de stel- en bewijsplicht behandeld. Er heeft een zaak plaatsgevonden in Groningen, waar een TBS’er een weekend vrijuit mocht. Deze misdroeg zich in de stad en vluchtte samen met een vriend, naar een huis. In dit huis woonde een autistische jongen, de tbs’er stak deze jongen met 21 messteken, later zei deze tbs’er dat zijn vriend ook nog even moest steken, want anders had de tbs’er het alleen gedaan. De patholoog-anatoom kon uiteindelijk niet bewijzen dat zijn vriend de jongen ook had doodgestoken. Waardoor er niet kon worden besloten dat die vriend had gedaan aan medeplegen. Dit is een voorbeeld van hoe nauw de stel- en bewijsplicht werkt.

Er bestaat ook een slaapseksarrest. Hierbij sliep een meisje en dacht ze dat haar vriend bij haar in bed kwam, ze sliep door terwijl ze de liefde bedreef. Echter bleek dit niet haar vriend, maar haar ex-vriend. Het meisje doet de volgende dag aangifte op grond van art. 242 Sr. Echter kon niet bewijzen worden dat er seksueel binnendringen plaats heeft gevonden met geweld.

Strafuitsluitingsgronden

De strafuitsluitingsgronden staan in boek 1 van het strafrecht: art. 40 t/m 44 Sr. Strafuitsluitingsgronden worden verdeeld in twee categorieën: rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Rechtvaardigingsgronden tasten het element wederrechtelijkheid aan en schulduitsluitingsgronden tasten het element schuld aan. Dus als er met succes een beroep gedaan wordt op een rechtvaardigingsgronden, dan valt de wederrechtelijkheid weg. Zowel als element als bestanddeel.

Het verschil tussen beide is dat de rechtvaardigingsgrond, de strafbaarheid van het feit wegneemt en de schulduitsluitingsgrond neemt de strafbaarheid van de dader weg.

Voorbeelden van rechtvaardigingsgronden

Overmacht door noodtoestand, een voorbeeld is een snelheidsovertreding van een arts in een spoedgeval. De arts heeft dan de wettelijke plicht niet te hard te rijden en de wettelijke plicht zijn patiënt te helpen, er moet dan gekozen worden tussen twee wettelijke plichten.

Noodtoestand is een rechtvaardigingsgrond die in 1923, voor het eerst toegepast werd in het opticienarrest. Een man die halfblind was, vroeg aan een opticien na sluitingstijd zijn bril te maken. De opticien werd beboet, door hem te helpen na sluitingstijd. De opticien deed toen beroep op conflict van plichten: de plicht de verordening niet te overtreden en de plicht de man te helpen.

De tweede rechtvaardigingsgrond is noodweer. Als je aangevallen wordt, dan mag je jezelf verdedigen. Ook als een staat wordt aangevallen, dan mag de staat zich verdedigen. In art. 41 lid 1 sr staat de rechtvaardiging van noodweer, dit is wel heel strikt bepaald. Je mag jezelf verdedigen en een ander helpen, het moet dan wel noodzakelijke verdediging zijn.

De derde rechtvaardigingsgrond is wettelijk voorschrift. De burger heeft als wettelijk plicht een wettelijk voorschrift op te volgen. Er bestaat ook een deurwaarderarrest, waardoor een deurwaarder niet strafbaar is wanneer hij de spullen op straat zet, wanneer iemand niet heeft betaald.

De vierde rechtvaardigingsgrond is het ambtelijk bevel. Wanneer iemand dit gezegd heeft, die bevoegd is dit bevel te geven.

Een vijfde rechtvaardigingsgrond is het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Deze rechtvaardigingsgrond is buitenwettelijk. Een standaardarrest is het Huizer veeartsarrest. Deze veearts bracht licht besmette koeien in aanraking met gezonde koeien, hij beschermde hiermee de gezonde koeien. Formeel was aan het bestanddeel wederrechtelijkheid voldaan, maar materieel niet.

Wanneer je een beroep wilt doen op een rechtvaardigingsgrond zijn de bijkomende eisen ook nog dat de proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen wordt. Deze twee eisen kom je tegen in bijna alle rechtsgebieden en dus ook bij de rechtvaardigingsgronden.

Schulduitsluitingsgronden

De eerste schulduitsluitingsgrond is ontoerekeningsvatbaarheid. Het meest bekende voorbeeld is Breivik, die de aanslag gepleegd had in Noorwegen.

De tweede schulduitsluitingsgrond is psychische overmacht (art. 40 Sr). Een voorbeeld is het arrest van de tiranniserende vader. De vader had de moeder bijna doodgeslagen, toen kwam de oudste zoon binnen. Die werd zo boos op zijn vader, dat hij zijn vader dood sloeg. Hierbij werd de psychische overmacht toegewezen.

De derde schulduitsluitingsgrond is noodweerexces, hier kun je een beroep doen, wanneer er een causaliteit bestaat tussen het aanvallen en je eigen gemoedsbeweging. Je overschrijdt dan de grenzen van de noodzakelijke verdediging. Er moet dan dus sprake zijn van een noodweer situatie. Er zijn twee soort van noodweerexces: onnodig doorgaan en verder gaan dan nodig is. Een voorbeeld van de laatste soort is de bijlmertasjesroofarrest. Dit gaat over een stewardess die zich onveilig voelt in haar wijk, daarom is ze op schietles gegaan. Haar wapen mag ze mee naar huis nemen. Op een dag wordt ze in de lift door twee mannen beroofd, In haar tasje zit haar pistool en ze schiet daarmee één dader dood en één dader zwaargewond. Het schieten met het pistool werd toch nog proportioneel bevonden, omdat ze vol bleef houden dat ze een mes had gezien bij de overvallers. Het mes is echter nooit gevonden.

De vierde schulduitsluitingsgrond is de wettelijke schulduitsluitingsgrond, dan is er sprake van een wettelijk voorschrift, gegeven door een onbevoegd persoon.

Een buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond is dan nog de afwezigheid van alle schuld. Een voorbeeld hiervan is het melk- en water arrest. Hier verkoopt de knecht melk, hij wist niet dat de melk aangelengd werd met water. Alleen zijn baas wist dat het aangelengd werd. De knecht is dan niet schuldig.

Daders

Wie kunnen de daders zijn? Natuurlijk de fysieke dader, maar ook een functioneel dader. De functionele dader heeft macht en heeft het in zich om gevolgen van de fysieke dader te kunnen voorkomen. Rechtspersonen kunnen ook dader zijn. Dit kunnen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen zijn.

De overheid kan niet aansprakelijk gesteld worden en kan dus ook niet gezien worden als dader. Spong is bezig dit uit te zoeken voor de aardbevingen in Groningen. Hiervoor willen ze de overheid aansprakelijk stellen. Decentrale overheden kunnen wel vervolgd worden, maar alleen als privaatrechtelijke personen. Dus de provincie en de gemeente. De provincie en gemeente kunnen niet vervolgd worden voor exclusieve taken. Provincie en gemeente kunnen alleen veroordeeld worden voor niet exclusieve taken, dus alleen taken die burgers ook kunnen uitvoeren.

Uitbreiding van de strafbaarheid

De poging: wanneer je een poging doet tot een strafbaar feit (kan alleen bij misdrijven) en je door een gevolg van buitenaf dit afbreekt. Een arrest dat hier bij van belang is, is het grenswisselkantoorarrest. Hierbij kwamen politieagenten erachter dat mensen een grenswisselkantoor wilden binnenrijden. De agenten hielden hen tegen, voordat ze het grenswisselkantoor inreden. Er was dus nog niks gebeurd. Deze mensen zijn toen vrijgesproken. Wanneer je vrijwillig terugtreed, is dit geen poging tot een strafbaar feit (art. 46b Sr). Voorbereiding wordt nu dus strafbaar gesteld. Dit geldt alleen bij misdrijven met een strafbedreiging van minimaal acht jaar. De straf voor een poging is 2/3 van het gronddelict.

Klassieke deelnemingsvormen zijn:

  • Doen plegen: ook hier is het melk en water-arrest bij van toepassing. De eigenaar van het melkbedrijf kan dus wel strafbaar gesteld worden;

  • Medeplegen: dan doe je als het ware mee, maar de mate van inbreng verschilt. Een zaak die veel stof heeft doen opwaaien is de zaak in Leeuwarden, waar zeven supporters gezorgd hebben voor de doodslag van een scheidsrechter. De vraag was toen of alle zeven supporters deden aan medeplegen. Uiteindelijk werd dit wel gezien als medeplegen. Er zijn een aantal eisen die volgen uit jurisprudentie: onderling begrip is voldoende, er moet een zekere onderlinge gelijkwaardigheid zijn en lijfelijke aanwezigheid is onnodig;

  • Medeplichtigheid: dan ben je behulpzaam bij het plegen van een delict. Het wordt gezien als een deelnemingsvorm, waarop een lagere straf staat. De straf is 1/3 van het gronddelict;

  • Uitlokken: door giften, beloftes enzovoorts het voor elkaar krijgen dat er een strafbaar feit wordt gepleegd. Anders dan bij ‘doen plegen’, moet ook de uitvoerder strafbaar zijn. Uitlokken wordt strafbaar gesteld in ar. 47 Sr. Het hoeft niet altijd bewerkstelligd te worden met giften, het kan ook door misbruik van gezag bewerkstelligd worden. Uitlokken heeft twee jaar geleden gespeeld, bij de moord die via facebook heeft gespeeld. Er is toen een meisje in brand gestoken, met de dood tot gevolg. De vraag was toen of er sprake was van doen plegen en uitlokken. Dit verschil is lastig te ontdekken in sommige zaken.

Wie vallen er onder de Nederlandse strafwet

Mensen die in Nederland, die op Nederlands grondgebied een strafbaar feit plegen, vallen onder het Nederlandse strafrecht. Het ambassade personeel valt niet onder het strafrecht, deze genieten diplomatieke immuniteit.

Sancties

Er zijn twee soorten sancties: straffen en maatregelen. Bij straffen is er sprake van een relatie met de ernst van het delict. Bij een maatregel is er geen relatie met ernst van het delict. Het doel van straffen is algemene en speciale preventie, maar ook vergelding en het tegengaan van het opnieuw begaan van een strafbaar feit. Het doel van een maatregel is speciale preventie. Een voorbeeld van speciale preventie is TBS. In het buitenland geloven ze eigenlijk nooit in verbetering van een delinquent, in Nederland geloven we daar wel in. Daardoor zitten er ook zoveel mensen in TBS. het doel van TBS is mensen genezen.

Soorten straffen:

  • Gevangenisstraf en hechtenis. Het verschil hiertussen is minimaal. Levenslange gevangenisstraf is tot de dood erop volgt. Tijdelijke gevangenisstraf kan tot dertig jaar opgelegd worden. Onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet je meteen uitzitten, voorwaardelijke straf. De voorwaardelijke straf gaat meetellen, wanneer je nog een keer een delict pleegt;

  • Taakstraf, dit is lange tijd een experiment geweest maar tegenwoordig geregeld in art. 22 c Sr;

  • Geldboete, hiervoor bestaan boetecategorieën (art. 23 Sr).

Soorten maatregelen:

  • Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis;

  • TBS;

  • Inrichting voor stelselmatige daders;

  • Onttrekken aan verkeer;

  • Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel;

  • Schadevergoedingsplicht.

Nieuwe maatregelen sinds 2013:

  • Gebiedsontzegging;

  • Contactverbod;

  • Meldplicht.

Hoorcollege 5A: Strafprocesrecht

Strafprocesrecht bestaat uit 5 fases:

  • Opsporing;

  • Vervolging;

  • Berechting;

  • Strafoplegging;

  • Tenuitvoerlegging vonnissen.

Bronnen van strafprocesrecht:

  • Wetboek van strafrecht (art. 27 verdachte);

  • Verdragen (artikelen 5,6 en 8 EVRM);

  • Grondwet (artikelen 10,11,12 en 15);

  • Bijzondere wet (wet RO, politiewet);

  • Ongeschreven recht (jurisprudentie, beleidsstukken).

In het strafprocesrecht kunnen we ook nog onderscheid maken tussen de fase vóór de rechter en de zitting en de fase dat de terechtzitting plaatsvindt. Dit is de gematigd inquisitoir en gematigd accusatoir fase.

De politie is heeft een belangrijke taak binnen het strafprocesrecht. De politie handhaaft de openbare orde, dit is de openbare-orderechtelijke handhaving. Daarnaast doet de politie aan opsporing, dit is de strafrechtelijke handhaving.

De officier van justitie is onderdeel van het Openbaar Ministerie. De officier van justitie vertegenwoordigd het Openbaar Ministerie in de rechtbank. Bij de hoven wordt de officier van justitie advocaat-generaal genoemd. Bij de rechtbank wordt hij gewoon officier van justitie genoemd. Het Openbaar Ministerie valt onder de Minister van Justitie.

De politie doet het voorbereidend onderzoek. Veel opsporingsonderzoeken ontstaan door een aangifte. Er doet bijvoorbeeld iemand aangifte van mishandeling, smaad of intimidatie. Vorig jaar deed het Genootschap Federatief Joods Nederland aangifte wegens het verkopen van Mein Kampf. Het verkopen van dit boek is een aanzet tot haat en discriminatie (art. 137e Sr). Het OM besliste dat het boek verkocht werd zonder voorlichting of feitelijke informatie, dat er geen sprake was van journalistieke verspreiding en dat het geen wetenschappelijk doel had. De rechtbank Rotterdam heeft de verkoper vrijgesproken. Hij zette niet aan tot haat of discriminatie. De rechtbank oordeelde dat de beperking van het verkopen van dit boek niet noodzakelijk was in een democratische samenleving.

Staande houden

In eerste instantie is er sprake van staande houden (art. 53 Sv). In de casus die we nu gebruiken gaat het over Luis C. Wanneer iemand gezien wordt als verdachte mag er inbreuk gemaakt worden op de privacy van de verdachte. Gaat het verkrijgen van bewijs niet op de juiste manier, dan wordt er gesproken van onrechtmatig verkregen bewijs. Onjuiste gegevens opgeven bij staandehouden is strafbaar.

Aanhouden

Een opsporingsambtenaar is bevoegd tot aanhouden. Iedereen mag iemand aanhouden, burgers mogen dit alleen op heterdaad. Particuliere beveiligers mogen dus ook aanhouden op heterdaad, particuliere beveiligers hebben evenveel rechten en bevoegdheden als een gewone burger. Ophouden voor verhoor mag maximaal zes uur. De tijd tussen 0:00 en 9:00 telt niet mee, daarom worden verdachten ook altijd ‘s nachts van hun bed gelicht.

Juridisch relevante films:

  • To kill a mockingbird;

  • The verdict

  • In the name of the father;

  • Justice for All;

  • A Civil Action;

  • Judgement at Nuremberg;

  • Twelve Angry Men;

  • The Star Chamber;

  • One day in Europe;

  • Le cas Pinochet;

  • 4th amendment;

  • Lucia de B.

Wie is verdachte in de zin van Sv?

Er moet een redelijk vermoeden zijn (art. 27 Sv). Het moeten voorafgaande feiten of omstandigheden zijn, objectief en waarschijnlijk en er moet een concrete verdachte zijn met een concreet feit.

Als verdachte heb je het zwijgrecht en het cautie voor verhoor. Het wetboek van strafrecht geeft een aantal waarborgen aan de verdachte. De verdachte moet dulden dat je aangehouden wordt, gefouilleerd wordt en in verzekering gesteld wordt. Die in verzekeringstelling mag maximaal twee keer drie dagen. Na die zes dagen, is er sprake van in bewaring. De criteria hiervoor zijn: er moet sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld, er moet een belang van een onderzoek zijn, er moet een voorlopige hechtenis feit zijn.

Verlening van de in verzekeringstelling is mogelijk na drie dagen. De officier van justitie is hier bevoegd in. Na drie dagen en 15 uren moet er een zittend lid van de rechtbank een uitspraak doen over of de in verzekeringstelling terecht is.

Volgens het EVRM heb je recht op vrijheid en veiligheid (art. 5). De in verzekeringstelling mag hier niet mee in strijd zijn.

Voorbereidend onderzoek

Er is gematigd inquisitoir. Er is nog steeds ongelijkwaardigheid tussen de verdachte en de rechter/politie. De rechter en politie kunnen dus verschillende dwangmiddelen inzetten tegen de verdachten.

Niet vrijheidsbenemende dwangmiddelen zijn:

  • Computer/telefoonverkeeronderzoek;

  • Infiltratie, pseudokoop;

  • Stelselmatige observatie;

  • Peilzenders, richtmicrofoons;

  • Bloedproef;

  • In beslagneming;

  • Inkijkoperatie;

  • Doorzoeking (huis);

  • Postafvangen;

  • Telefoontap.

Al deze dwangmiddelen moeten een wettelijke grondslag hebben. De telefoontap komt heel veel voor in Nederland. Er moet voor een telefoontap toestemming zijn van de rechter-commissaris.

Vrijheidsbenemende dwangmiddelen:

  • Aanhouden;

  • Inverzekeringstelling;

  • Voorlopige hechtenis. Voorlopige hechtenis wordt bewaring genoemd. De rechter-commissaris moet toestemming geven. De eisen hiervoor zijn: voorlopige hechtenis feit, ernstige bezwaren en vluchtgevaar/maatschappelijke veiligheid. Daarnaast moet er ook nog een grond bestaan. Er moet sprake zijn van een misdrijf met een gevangenisstraf van vier jaar of meer, of er moet sprake zijn van opgesomde misdrijven in art. 57 SV. Gronden zijn bijvoorbeeld ernstig gevaar voor vlucht of gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid. Het zijn best wel zware eisen, dat is ook niet vreemd. Voorlopige hechtenis heeft natuurlijk ook impact op een verdachte. Na in bewaring neming kan er sprake zijn van gevangenhouding.

Uitgebreid onderzoek

  • Verdachten worden gehoord en moeten getuigen;

  • Er wordt een forensisch onderzoek gedaan;

  • Klinisch onderzoek naar verdachte;

  • Zware inbreuken op grondrechten.

Wanneer het OM er voor kiest om te vervolgen, kan het OM kiezen voor strafbeschikking of dagvaarding. Strafbeschikking komt steeds meer voor. Wanneer er gekozen wordt voor strafbeschikking, doet het OM een uitspraak. Het OM kan een taakstraf en geldboete opleggen, ontzeggen rijbevoegdheid, afstand in beslaggenomen goederen en storting in schadefonds. Wanneer je het niet eens bent met de uitspraak van de officier van justitie, kun je binnen veertien dagen in ‘in verzet’ gaan.

Wanneer het er toe komt dat een rechter een uitspraak gaat doen, moet de rechter art. 6 van het EVRM waarborgen. Een verdachte heeft recht op eerlijke behandeling “equality of arms”.

Hoorcollege 5B: Oefenen met strafprocesrecht

Toets strafrecht van vorige week belangrijkste fouten:

Bij een veroordeling zal de strafrechter steeds een straf of een maatregel opleggen, of een combinatie van beide: onjuist, schuldig verklaren zonder strafoplegging is ook een optie.

Handelen in strijd met artikel 3b lid 1 jo. Artikel 10 lid 1 sub 1 Opiumwet moet worden gekwalificeerd als een overtreding. Juist, achterin de opiumwet staat een verzamelbepaling van strafsancties en wat een overtreding en misdrijf is.

De voorbereiding van het overtreden van artikel 131 Sr levert een strafbaar feit op. Art. 131 is een misdrijf, maar kent geen acht jaar gevangenis straf dus klopt niet.

Ons strafrecht kent voor alle hoofdstraffen een minimum, dit is onjuist. Dit kennen wij niet in Nederland.

Van het nulla poena-beginsel mag niet worden afgeweken. Dit is het verbod op terugwerkende kracht. In art. 7 lid 2 van het EVRM, staat de uitzondering, dan mag er wel van worden afgeweken.

Strafprocesrecht

Oorzaken van de fouten die rechters maken in het strafproces: rechters worden niet geschoold in empirisch onderzoek en menen dat ze een magisch oog hebben, hierdoor menen ze zelf te kunnen beoordelen of iemand de waarheid spreekt. Rechters zijn eigenwijze mensen.

Welke uitspraak kan een rechter doen:

Wanneer de dagvaarding nietig is: vrijspraak

Wanneer de rechter onbevoegd is: ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van het feit

Officier van justitie niet ontvankelijk: ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid dader.

Schorsing vervolging: straf en/of maatregel.

In de dagvaarding mogen allerlei fouten staan, er moeten wel bepaalde elementen in staan. Het feit, de plaats, wanneer en het wetsartikel moet er in staan, ook al klopt er niks van. Het hoeft niet materieel juist te zijn, als de elementen er maar in staan.

De volgende stap is de bevoegdheid van de rechter. De absolute en relatieve competentie moeten kloppen.

De derde stap is of het Openbaar Ministerie ontvankelijk is. De ne bis idem regel speelt hierbij bijvoorbeeld een rol, maar ook verjaring, strafbeschikking of ernstige schending van het procesrecht speelt hierbij een rol. De ne bis in idem regel is genuanceerd de laatste jaren. Wanneer blijkt dat je onterecht hebt vastgezeten kan de zaak opnieuw bekeken worden. De ne bis in idem regel, is dan dus versoepeld.

De vierde stap is of er reden is om de zaak te schorsen. Bijvoorbeeld door ziekte van de verdachte, dan wordt de vervolging geschorst. Een andere reden kan zijn, dat het vonnis van de burgerlijke rechter afgewacht moet worden.

Deze vier stappen, waren de formele vragen. Nu volgen de materiele vragen.

De vijfde stap. Kan het feit bewezen worden. Kan hetgeen dat gesteld is in de tenlastelegging bewezen worden. De tenlastelegging kan dan misschien wel fout zijn, dan kan de tenlastelegging niet bewezen worden. Wanneer het niet bewezen kan worden, dan volgt er vrijspraak.

De zesde stap. Hier komt pas de vraag of de feit strafbaar is. Bij stap 5 werd er alleen maar gekeken of datgene wat in de tenlastelegging staat, bewezen kan worden. Nu moet er gekeken worden of datgene ook strafbaar is. Wanneer het feit niet strafbaar is, dan is er ontslag van alle rechtsvervolging.

De zevende stap. Hier komt de vraag of de dader strafbaar is? Hier komen de strafuitsluitingsgronden aan de orde. het maakt niet uit of er sprake is van een rechtvaardigingsgrond of een schulduitsluitingsgrond, beide keren leidt het tot ontslag van alle rechtsvervolging.

De achtste stap. Welke straf of maatregel hoort hierbij? Ook kan er geen straf opgelegd worden.

Oefenen met het strafprocesrecht

Casus 1

Na afloop van een handgemeen wordt Bart K. geverbaliseerd door de politie. Enige tijd later moet hij terechtstaan. De tenlastelegging luidt: dat hij op 21 september 2015 omstreeks 12.00 ’s middags op de stationsweg te Haren Jan S. zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door die Jan S. met de elleboog in het gezicht te raken, ten gevolge waarvan bij die Jan S. een meervoudige kaakbreuk is ontstaan (art. 302 lid 1 Sr). In de zitting verweert verdachte zich door te stellen dat het handgemeen zich niet heeft afgespeeld op de Stationsweg te Haren maar de Stationsweg te Zuidhorn. Hoe zal de uitspraak van de rechter luiden indien hij het verweer van Bart K. accepteert?

Is de dagvaarding geldig? Ja, er staat een tijd, plaats en een wetsartikel in. Ook al is de dagvaarding niet juist.

Is de rechter bevoegd? Deze vraag speelt niet, want dit wordt in de casus niet genoemd. Het gaat hier om een misdrijf, dus dit moet voor de rechtbank.

OvJ niet-ontvankelijk? Dit speelt allemaal niet.

Reden om schorsing van vervolging? Ook niet.

Kan het tenlastegelegde feit bewezen worden? Nee, het was niet in Haren maar in Zuidhorn. Uitspraak is vrijspraak.

Casus 2

Vervolg op de vorige vraag. Zie de daar gegeven tenlastelegging. Ga er vanuit dat de plaats waar het delict is begaan, gewijzigd is in de correctie. Stel dat Bart K. zich verweert door te stellen, dat Jan S. hem eerst had aangevallen en geslagen. Stel, de rechter accepteert deze door Bart K. gegeven lezing van het gebeurde.

Dagvaarding is geldig, rechter bevoegd, OvJ niet-ontvankelijk speelt niet, schorsing van vervolg speelt niet.

Het tenlastegelegde feit kan bewezen worden, het feit is strafbaar, de dader is echter niet strafbaar, want noodweer: dus ontslag van alle rechtsvervolging.

Casus 3

Jansen gaat op zondag 18 oktober 2009 naar de Euroborg te Groningen om een voetbalwedstrijd van FC Groningen tegen Sportclub Heerenveen te zien. Jansen wordt bij binnenkomst van het stadion gefouilleerd. Een steward vindt in zijn broekzak een vlindermes, waarvan het lemmet twee snijkanten heeft. Jansen wordt aan de politie voorgedragen die hem vervolgens arresteert op grond van overtreding van art. 13 lid 1 wet Wapens en Munitie. De zaak blijft echter liggen op het Parket van het Openbaar Ministerie. In 2014 beslist het OM echter Jansen toch te vervolgen en legt hem het volgende ten laste: dat de verdachte, Jansen, op of omstreeks zondag 18 oktober 2009 bij, of althans in de omgeving van het Sportpark Coendersborg te Groningen een vlindermes, althans een wapen vallende onder Categorie I van de wet Wapens en Munitie voorhanden had, althans bij zich droeg, althans vervoerde (art. 13 lid 1 WWM). Jansen overtuigt op de zitting de kantonrechter dat hij handelde in een situatie van psychische overmacht (art. 40 Sr): zijn vrienden bedreigden hem met de dood indien hij geen mes bij zich zou dragen. De rechter kan de verdachte schuldig verklaren zonder straf op te leggen ex art. 9a Sr.

Dagvaarding is geldig, de rechter is niet bevoegd want het gaat hier om een misdrijf, dit had bij de kantonrechter voorgelegd moeten worden. De uitspraak is dus: onbevoegdheid van de rechtbank.

Hoorcollege 6A: Bestuursrecht, normen en organen

Bestuursrecht

In het bestuursrecht vindt je het recht voor het bestuur, van het bestuur en tegen het bestuur. een voorbeeld ter inleiding: Gedeputeerde Staten staan boeren toe op wilde zwijnen te jagen, mits zij zich laten registreren als jachthouder. De Rechtbank Den Haag keurde dit goed, ook al waren natuurbeschermingsorganisaties in protest gegaan. Het gaat in dit voorbeeld echt om het besturen van het land.

Montesquieu zei altijd dat je een onderscheid moest maken tussen wetgeven, rechtspraak en besturen.

Het bestuursrecht is geregeld in het Awb. Hier staat het materiële en formele recht in. Dit is bij privaatrecht, staatsrecht en strafrecht anders. Daar staat het materiële en formele recht beide in aparte wetten.

Opzet college

  • Wat is publiekrechtelijk besturen: nemen van besluiten;

  • Wie besturen: bestuursorganen;

  • Hoe komen bestuursorganen aan hun bevoegdheden;

  • Wat normeert gedrag bestuursorganen;

  • Wat zijn bestuursorganen;

  • Welke bestuursorganen onderscheiden we;

  • Wat is privaatrechtelijk besturen;

  • Wat is besturen door feitelijk handelen;

  • Welke soorten besluiten kennen we;

  • Hoe kan een bestuursorgaan naleving besluiten afdwingen;

  • Wat is toezicht en wat een toezichthouder;

  • Welke sancties zijn er: herstel en strafsancties.

Besturen

De essentie van besturen is eenzijdig ingrijpen in rechten en vrijheden van burgers. Voorbeelden hiervan zijn belastingaanslagen, weigeren vergunning buitenconcert, sluiting café of huis, onvoldoende voor een tentamen enz. Het bestuur grijpt in overeenkomstig de wet, de basis hiervoor is het legaliteitsbeginsel. Het mag niet zo zijn dat het bestuur zich allerlei bevoegdheden toedicht, die niet in de wet staan. Er moet een wettelijke basis zijn voor belastend optreden, maar ook voor begunstigd optreden.

Bestuursorganen

Bij privaatrecht heb je geleerd, dat natuurlijke personen en rechtspersonen juridische bevoegdheden hebben. De overheid treedt niet op als rechtspersoon, maar als bestuursorgaan. Er zijn verschillende niveaus voor rechtspersonen: centraal overheidsniveau, provinciaal niveau, gemeentelijk niveau en universiteit. Daaronder vallen dan weer bijvoorbeeld ministers, burgemeester en de examinator op een universiteit.

Bevoegdheidsverwerving

Hoe komt een bestuursorgaan aan zijn bevoegdheden: rechtstreeks door de wet (attributie), door delegatie of door mandaat. Een mandaat houdt in dat je namens iemand mag beslissen. Een ambtenaar mag bijvoorbeeld namens de minister beslissen, er vindt dan niet echt overdracht plaats.

In de algemene wet bestuursrecht vindt je dus het materiële en het formele recht. In het materiële recht staan allerlei gedragsregels voor de bestuursorganen. Naast de Awb moet er ook gekeken worden naar het bijzonder bestuursrecht. In het geval van de wilde zwijnen in de inleiding, moet er ook gekeken worden naar de jachtwet. Een derde bron van de normenzijn de ongeschreven beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het gelijkheidsbeginsel.

Formele normen in Awb

Verbod van vooringenomenheid (art. 2:4 Awb). Zorgvuldige voorbereiding (art. 3:2 Awb), dit houdt in dat er voldoende vragen en duidelijke vragen moeten zijn.

Materiële normen in Awb

Zorgvuldige belangenafweging (art. 3:4 lid 1 Awb) en het evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb).

Ongeschreven beginselen van behoorlijk bestuur

Gelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.

Formele normen in Awb

Bekendmaking (art. 3:40 Awb e.v.), motiveringsbeginsel (art. 3:46 Awb e.v.), beslistermijn (art. 4:13 Awb), inwerkingtreden besluit (als datum wordt meestal gehanteerd, de datum van publicatie).

Andere formele normen in Awb

De aard van bestuursrechtelijke bevoegdheden is exclusief, er wordt eenzijdig ingegrepen. Wanneer een Coffeeshophouder altijd zich netjes aan de regels houdt, maar één keer iets verkoopt aan iemand onder de achttien jaar, dan gaat zijn coffeeshop dicht. Dit heeft vaak verregaande consequenties voor een ondernemer. Voor zo’n sluiting van een coffeeshop moet je rechtsbescherming kunnen zoeken, de vraag is dan of de burgemeester art. 13b Opiumwet heeft toegepast en het Awb en ongeschreven abbb heeft toegepast.

Normen in het Awb, houdt in dat je je mag laten bijstaan en vertegenwoordigen (art. 2:1 Awb), daarnaast moet je het kunnen horen (art. 4:7 en 4:8 Awb), dit horen wordt in het onderwijs vaak ruim getrokken.

Materiële normen in Awb

Verbod van détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb). Zo deed de politie van Amsterdam dit een keer met fouilleren, die leidden auto’s naar een preventief fouilleren gebied, zodat ze deze mensen toch konden fouilleren. Dit is natuurlijk niet zoals het hoort.

Bestuursorganen

Er zijn twee soorten organen: A-organen en B-organen. Een A-orgaan is bijvoorbeeld een burgemeester. Een B-orgaan is bijvoorbeeld een autogarage met APK-bevoegdheid.

Een A orgaan moet aan twee eisen voldoen: het moet een orgaan zijn, van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld. Een voorbeeld hiervan is een minister. Deze hebben wij niet opgericht, maar is krachtens publiek recht ingesteld. Een portier van het ministerie is dan weer geen orgaan, omdat het niet voldoende zelfstandigheid heeft. Dat de staat, provincie, gemeente en waterschap ingesteld zijn door publiekrecht is geregeld in art. 2:1 BW. Een wet is per definitie publiekrecht, raak hierdoor dus niet in de war. In art. 2:1 BW staan ook de lichamen met krachtens Grondwet verordenende bevoegdheid (bijvoorbeeld de Orde van advocaten). De derde categorie is de lichamen door de wet belast met overheidstaken (bijvoorbeeld de Nederlandsche Bank). Voor het tentamen is het van belang onderscheid te maken tussen privaatrecht en de deeltjes die bestuursorganen genoemd worden.

Uitzonderingen op grond van art. 1:1 lid 2 zijn: wetgevende macht, kamers Staten-Generaal, organen rechterlijke macht, Raad van State en zijn afdelingen enz.

De Gemeente Amsterdam is een orgaan van rechtspersoon krachtens publiekrecht. De A-organen binnen de gemeente zijn: de burgemeester, College van B&W en de Raad.

De examinator van de RUG: de RUG is krachtens publiekrecht ingesteld (art. 1.8 WHW). Binnen de RUG zijn individuen die een zelfstandige bevoegdheid hebben, dus een examinator is een a-orgaan.

De VU is een voorbeeld van een universiteit die niet krachtens publiekrecht is ingesteld. Dit is namelijk een stichting. Toch zijn de examinatoren van de VU ook a-organen, dit is geregeld in de wet.

Bestuursorgaan onder B

Persoon met enig openbaar gezag bekleed is het vereiste. Een APK keurder heeft een publiekrechtelijke bevoegdheid op basis van de Wegenverkeerswet, dit is een B-orgaan. De APK keurder van een autogarage is niet een B-orgaan wanneer hij een auto verkoopt, hij is dit alleen wanneer hij zijn publiekrechtelijke bevoegdheid uitoefent.

A-organen zijn bijna altijd onderworpen aan de Awb, zo’n B-orgaan heeft daar maar af en toe mee te maken.

Hoorcollege 6B: Bestuursrecht, besluitvorming en veiliger verkeer

Moeilijke vraag toets afgelopen week

Het aannemen van een rechtvaardigingsgrond leidt soms tot vrijspraak, dit is het geval wanneer wederrechtelijkheid een bestanddeel is!

Bestuursorganen herhaling van gister

Een a orgaan is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld. Een b orgaan is een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.

De Nederlandsche Bank is een rechtsorgaan, belast met overheidstaken. Het is een soort toezichthouder op particuliere banken. De Nederlandsche Bank is een b-orgaan.

De APK-keurder is maar voor een heel klein stukje bestuursorgaan. Ook dit is een B-orgaan.

Een A-orgaan is altijd Awb plichtig. Een B-orgaan is alleen bij uitoefening bestuursbevoegdheid Awb plichtig. Dus de APK-keurder is alleen Awb plichtig wanneer hij APK’s doet.

Publiekrechtelijk handelen: besluit

We kennen vier besluiten:

  • Algemeen verbindend voorschrift (avv): hierin wordt bepaald hoe een bestuursorgaan om moet gaan met een aan haar toegekende bevoegdheid;

  • Beleidsregels (art. 1:3 lid 4 Awb). De beleidsregel lijkt op een algemeen verbindend voorschrift. Een beleidsregel wordt ook wel een ‘kan’ regel genoemd. “de minister kan iets doen, is hier niet toe verplicht;

  • Bestuurlijke maatregel

  • Beschikking: is een besluit in een individueel geval (art. 1:3 lid 2 Awb). Dit staat recht tegenover het algemeen verbindend voorschrift.

Besluit

Kenmerken van een besluit zijn:

  • Schriftelijke beslissing, dit is een op schrift gestelde bedoeling;

  • Publiekrechtelijk van aard;

  • Door een bestuursorgaan;

  • Rechtshandeling: een beoogd rechtsgevolg.

Het is belangrijk het verschil tussen publiek en privaat rechtelijk besturen. Publiekrechtelijk besturen is door middel van een wetgevende bevoegdheid, privaatrechtelijk besturen is vaak door middel van het eigendomsrecht. Een voorbeeld van privaatrechtelijk handelen is het aanpakken van de riolering. De riolering is eigendom van de gemeente, dus de gemeente kan ook beslissen om die riolering aan te pakken.

Rechtskader bij privaatrechtelijk optreden

Belangrijk hierbij is het Ikon arrest HR 1987: Ikon heeft in een huis woonruimte gevestigd in Amsterdam. De gemeente Amsterdam is het hier niet mee eens. Ikon vindt dat de gemeente Amsterdam in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel, door niet ook de anderen aan te pakken. De gemeente Amsterdam zegt dan dat ze handelen op privaatrechtelijk handelen en dan niks van doen hebben met het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad beslist, dat ook al doen ze aan privaatrechtelijk handelen, ze zich alsnog moeten houden aan het gelijkheidsbeginsel.

Wanneer een zwerver in de UB zit en de studenten hier overlast van ervaren, dan wil het bestuur de zwerver er uit zetten. Dit is dan privaatrechtelijk besturen. Het bestuur is eigendom van het gebouw en kan gebruik maken van hun privaatrechtelijke bevoegdheid.

Veiliger verkeer

De EU heeft zich als doel gesteld te zorgen voor veiliger verkeer. Wanneer de gemeente drempels legt op straat, is dit privaatrechtelijk handelen. De gemeente heeft de straat namelijk in eigendom.

Wanneer de regering de A1 wil verbreden: is dit een privaatrechtelijke handeling.

Wanneer de wetgever de wegenverkeerswet wil wijzigen, om op die manier te zorgen voor veiliger verkeer, is dit geen besluit. Een besluit van de wetgever is een wet, de wetgever is geen bestuursorgaan. Ook al wordt er voldaan aan bijna alle eisen van een besluit, het blijft gewoon een wet. Het is namelijk wetgeven en geen besturen.

Algemeen verbindend voorschrift?

  • Zelfstandig en naar buiten werkend voorschrift;

  • Voor herhaalde toepassing vatbaar;

  • Algemeen naar persoon;

  • Krachtens Grondwet of formele wet bevoegd orgaan.

Beschikking

  • Een besluit dat geen algemene strekking heeft;

  • De beschikking is echt een besluit in de zin van art. 1:3 Awb.

  • De afwijzing van een aanvraag is ook een beschikking (art. 1:3 lid 2 Awb) ook al heeft het geen rechtsgevolg: zoals het afwijzen van de aanvraag van een lening bij DUO. Hier wordt op het tentamen vaak een vraag over gesteld.

Bestuurlijke maatregel

  • Aanwijzingsbesluiten: een bestuurlijke maatregel is een concretisering van een algemeen verbindend voorschrift naar plaats of tijd. Bijvoorbeeld het plaatsen van een verkeersbord voor een voetgangersgebied. De bestuurlijke maatregel activeert eigenlijk de algemeen verbindend voorschrift. De bestuurlijke maatregel heeft dus geen zelfstandige werking, het heeft altijd een algemeen verbindend voorschrift nodig.

Beleidsregels

  • Beleidsregels zijn er ter voorkoming van willekeur. Wanneer er ‘kan’ staat in de wet, bestaat er beleidsvrijheid voor gemeente of Provinciale Staten.

Verschillen

Verschillen tussen een algemeen verbindend voorschrift en een beleidsregels zijn: het bestuursorgaan moet van zijn beleidsregel afwijken wanneer het echt niet anders kan (art. 4:84 Awb). Dit kan bij een algemeen verbindend voorschrift niet.

Daarnaast kan een beleidsregel geen bevoegdheden creëren voor zichzelf en in een beleidsregel kunnen niet echte verplichtingen voor de burger worden gecreëerd. Dit kan bij een algemeen verbindend voorschrift allemaal wel.

Handhaving en sancties

Organen kunnen toezichthouden (Hfst. 5:2 Awb) op allerlei verschillende zaken.

Ze hebben verschillende bevoegdheden:

  • Binnentreden;

  • Vorderen inlichtingen;

  • Vorderen ID;

  • Zakelijke bescheiden;

  • Onderzoek doen/ monsters nemen

Bij alle bevoegdheden bestaat er een verplichting tot medewerking.

De burgemeester heeft de bevoegdheid, in verband met cafés en restaurants, te controleren op de drank en horeca wet. Ook het college van B&W heeft deze bevoegdheid. Daarnaast wordt er veel gecontroleerd op de naleving van de tabakswet. Wanneer het niet wordt nageleefd, zijn er sancties. Er bestaat een onderscheid tussen herstelsancties en bestraffende sancties.

Voorbeelden van herstelsancties:

  • Ongedaan maken overtreding;

  • Voorkomen van herhaling;

  • Wegnemen of beperken gevolgen.

Er bestaan twee soorten herstelsancties: last onder bestuursdwang en last onder dwangsom.

Last onder bestuursdwang (art. 5:21 Awb) is het dreigen met feitelijk optreden, bijvoorbeeld een briefje aan een fiets hangen, waarop staat dat de fiets binnen een week verwijderd moet worden, anders doet de gemeente dit.

Een last onder dwangsom is het dreigen met een boete (art. 5:32 Awb). Bijvoorbeeld wanneer iemand permanent in een zomerhuisje woont en dan het bericht krijgt, dat deze persoon binnen een jaar eruit moet anders moet hij een boete betalen.

Voorbeeld van een bestraffende sanctie:

  • Leed toevoegen.

Voor beide sancties bestaat er een wettelijke grondslag op grond van artikel 5:4 Awb.

Daarnaast bestaan er nog de regressieve sancties. Deze soort sancties worden niet in het boek genoemd. Een voorbeeld van een regressieve sanctie is het intrekken van een vergunning.

Hoorcollege 7A: Bestuursprocesrecht

Bestuursprocesrecht houdt in: hoe kan de burger beschermd worden tegen overheidshandelen.

Er wordt hier onderscheid gemaakt tussen vier besluiten. Wat betreft de bestuursgang naar de rechter, is het besluit de sleutel tot de bestuursrechter.

Daarnaast kan ook voor het feitelijk handelen van ambtenaren (art. 8:2 Awb), toegang gegeven worden naar de bestuursrechter.

Vier soorten besluiten:

  • Algemeen verbindende voorschriften. Deze zijn afkomstig door organen, die deze bevoegdheid hebben gekregen vanuit de Grondwet;

  • Een beschikking. Deze staat tegenover een algemeen verbindend voorschrift. Een beschikking geldt namelijk in een individueel geval;

  • Beleidsregel. Beleidsregels worden opgesteld om willekeur te voorkomen. Hierin kondigt het bestuursorgaan aan, hoe het met algemeen verbindende voorschriften om zal gaan;

  • Bestuurlijke maatregel, deze zit tussen de algemeen verbindende voorschriften en een beschikking in.

Je kunt niet tegen alle besluiten bij de bestuursrechter in beroep (art. 8:3 Awb e.v.). Wanneer je bezwaar hebt tegen een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel, kun je niet naar de bestuursrechter. De civiele rechter is altijd bevoegd, tenzij er een andere rechtsgang mogelijk is.

Wanneer het gaat over publiekrechtelijk rechtshandelen van de overheid gaat, ga je naar de bestuursrechter bij een beschikking of een bestuurlijke maatregel. Dan ga je naar de civiele rechter bij een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.

Wanneer het gaat over privaatrechtelijk rechtshandelen van de overheid (bijvoorbeeld feitelijk handelen: onrechtmatig en rechtmatig), dan ga je naar de civiele rechter.

De civiele rechter is lastiger en vaak ook duurder. De overheid wil dit graag zo houden, omdat er anders veel meer mensen naar de civiele rechter zouden gaan.

Op het tentamen er opletten of de vraag gaat over publiekrechtelijk of privaatrechtelijk handelen. Op die manier kun je voor jezelf dan een stappenplan doorlopen, om zo uiteindelijk uit te komen bij de juiste rechter.

Er zijn niet veel voorbeelden van een procedure tegen een algemeen verbindend voorschrift. Twee voorbeelden zijn de strijd tegen het Besluit Uitvoering Rookvrije werkplek en het harmonisatiearrest.

Ook wordt er wel eens geprocedeerd tegen beleidsregels. Een voorbeeld hiervan is de burgemeester van Bergen op Zoom die vastlegde dat hij geen coffeeshops meer tolereerde. In art 13b van de Opiumwet, staat dat de burgemeester kan vastleggen dat hij geen coffeeshops meer tolereert. Je kan hier tegen procederen, maar dit moet dan bij de civiele rechter.

Wanneer je in beroep wilt gaan tegen een afwijzing van een aanvraag, dan kan dit. Omdat in het Awb staat dat de afwijzing van een aanvraag ook de vorm heeft van een beschikking. Ook al verandert er dan niet iets in de wereld van het recht.

Wanneer je procedeert in het civiele recht, procedeer je tegen een natuurlijke persoon of een rechtspersoon en dus niet tegen een bestuursorgaan. Wanneer je procedeert in het bestuursrecht, procedeer je tegen bestuursorganen.

Wanneer je procedeert tegen een beschikking of besluit, moet de rechter altijd eerst nog de rechtmatigheid controleren. Dus ook bij het bestuursrecht, komt de rechtmatigheid aan de orde.

In artikel 32 A van de Warenwet staat dat de minister een overtreding van deze wet kan beboeten. Hierin staat ‘KAN’, dit is dus een beleidsregel. De wet legt dus voor dat overtredingen beboet kunnen worden. Aangezien de minister dit natuurlijk niet zelf gaat controleren en hij hier ambtenaren voor heeft, heeft hij deze wet uitgewerkt in een duidelijke beleidsregel. Hierdoor ontstaat er geen willekeur.

Wanneer iemand in beroep gaat tegen een beschikking omdat hij een boete heeft gekregen naar aanleiding van de Warenwet, dan zal de rechter altijd eerst nagaan of de beleidsregel niet kennelijk onredelijk is. De rechter toetst dan dus de beleidsregel.

Wanneer het college van B en W een attenderingsbrief stuurt naar een vrouw, die in de bijstand zit. Ze heeft een kind die inmiddels zes jaar is. In de brief staat, dat ze na de eerste vijf jaren van haar kind, sollicitatieplicht heeft. Dit is geen besluit, het is alleen een mededeling. Er vloeit geen rechtsgevolg uit de brief. Wanneer de vrouw bezwaar wil maken tegen de sollicitatieplicht, dan zal ze in beroep moeten gaan tegen de wet.

Zo is ook een brief van de gemeente geen besluit, wanneer er in staat dat ze de straat gaan openbreken om de riolering te vervangen. De gemeente maakt dan gebruik van zijn eigendomsrecht. De brief is dan dus niet publiekrechtelijk, maar privaatrechtelijk en een rechtsgang naar de bestuursrechter is niet mogelijk.

Eisen voor een belanghebbende (art. 1:2 Awb):

  • Eigen belang;

  • Persoonlijk belang;

  • Actueel belang;

  • Objectief bepaalpaar belang;

  • Rechtstreeks belang.

Voorbeelden: een café baas is belanghebbende wanneer hem een boete opgelegd wordt. Een student is belanghebbende wanneer zijn studielening wordt afgewezen.

Wanneer een cafébezoeker tegen de boete in wil gaan van de café baas, is deze geen belanghebbende omdat de cafébezoeker niet spreekt vanuit eigen belang.

Ook de ouders van de student zijn geen belanghebbende, omdat ze geen eigen belang hebben.

Het persoonlijk belang hangt af van het voldoende afscheiden van andere personen. Voorbeeld is een spoorwegovergang die dichtgemaakt zou worden. Een vrachtwagenbedrijf ging naar de rechter omdat ze hier heel vaak langsreden, echter vond de rechter hen niet voldoende afscheiden van de andere personen en hoefden ze maar drie kilometer om te rijden. Ook een schaapherder die er elke dag met zijn schapen overheen gaat, ging in beroep. Dit keurde de rechter wel goed, omdat de schaapherder wel heel erg belast werd.

Hoorcollege 7B: Bestuursprocesrecht, fasen en uitspraakmogelijkheden

Je bent belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb wanneer er sprake is van:

  • Een eigen belang;

  • Persoonlijk belang;

  • Actueel belang;

  • Objectief bepaalbaar belang;

  • Rechtstreeks.

Bestuursprocesrecht

Wanneer een beschikking jouw treft, kun je niet meteen naar de rechtbank. Je moet dan eerst bezwaar of beroep indienen bij het bestuursorgaan. Beroep is dat je niet bij hetzelfde bestuursorgaan bezwaar indient, maar bij een ander bestuursorgaan.

Wanneer je een onvoldoende haalt op je tentamen, kun je hiertegen in bezwaar. De student is dan vanzelfsprekend belanghebbende. Is de vader van de student ook belanghebbende in dit geval? Nee, er is geen sprake van een eigen belang. Dus daar stuit het al op af, waarschijnlijk stuit het ook al af op het persoonlijk belang. Maar in ieder geval stuit het af op het rechtstreekse belang.

De hoofdregel is, dat je altijd terechtkomt bij de rechtbank. Over het algemeen word je daar bij ARW niet mee lastig gevallen.

De vraag is dan nog waar de absolute en relatieve competentie op uit komt. Stel dat iemand in Zwolle woont, hij wil een terras beginnen in Groningen. De burgemeester in Groningen staat dit niet toe. De café-eigenaar wil in beroep gaan tegen deze beschikking van de burgemeester van Groningen. Bij welke rechtbank kan hij dan terecht? Hiervoor bestaat art. 8:7 Awb. De burgemeester maakt deel uit van de rechtspersoon Gemeente, dus zal het plaatsvinden voor de rechtbank Noord-Nederland. De plaats van de rechtspersoon is dus van belang, omdat het hier gaat om een lager orgaan. Zou het hier gaan om een hoger orgaan, dan gaat het om de woonplaats van de bezwaarmaker. Dat zou dan de rechtbank Zwolle zijn.

Na de beslissing van de rechtbank, is hoger beroep mogelijk. Er zijn vier hogere beroepsinstanties. Vroeger waren dit veel meer, maar dit is inmiddels opgeschoond. We hebben nog wel steeds te maken met verschillende hoogste bestuursrechters.

Je kunt bij de Centrale Raad van Beroep terecht bij:

  • Sociale verzekeringswetten;

  • Volksverzekeringswetten;

  • Ambtenarenwet;

  • Wet Studie Financiering.

Je kunt bij het College Beroep Bedrijfsleven terecht bij bijvoorbeeld economisch bestuursrecht. Een voorbeeld van een wet is de Mededingingswet.

Voor het hoger beroep bij fiscale zaken, kun je naar het hof en daarna in cassatie bij de Hoge Raad. De fiscale zaken gaan dus mee in de ‘normale’ rechtsgang.

Alle overige bestuurszaken gaan naar de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, dit zijn de meeste zaken. De Raad van State adviseert ook over wetgeving en is daardoor niet onomstreden.

De termijn voor bezwaarschrift is zes weken. De dag na de bekendmaking is de eerste dag van de termijn. Dit is een echte deadline, ook al ben je een minuut te laat. Dit zijn regels van openbare orde en is dwingend recht. Tegenwoordig kan je ook via de E-mail bezwaar aantekenen, hierop geldt de Wet elektronisch verkeer.

Er is één uitzondering op het termijn. Dat is wanneer je het een week vóór afloop van het termijn hebt bezorgd en dan moet het bestuursorgaan het hooguit één week later ontvangen.

Als redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat iemand niet in verzuim is (art. 6:11 Awb), kan er sprake zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dit wordt bijna nooit geaccepteerd, dus je komt hier heel moeilijk mee weg.

Iemand waarvan dit wel geaccepteerd werd, was iemand die failliet was gegaan, de curator beheert dan de post. De curator verzuimde erin, deze post door te sturen. De bestuursrechter zag dit als redelijkerwijs geen verzuim.

Bezwaar is kosteloos en bijna vormvrij. Het is niet zo dat wanneer je bezwaar aantekent, dit het besluit schorst. Wanneer je een boete opgelegd krijgt en je hiertegen in bezwaar komt, moet je het gewoon betalen. Vaak wordt er wel aangegeven dat je even mag wachten, voordat je de boete betaalt. Je mag dan wachten totdat er en beslissing gevallen is.

De eisen van het bezwaarschrift:

  • Naam, adres;

  • Dagtekening;

  • Omschrijving besluit;

  • Gronden;

  • Ondertekening.

Het beroep is verdeeld in drie fasen:

  • Vooronderzoek;

  • Zitting;

  • Uitspraak.

De rechter kan alleen maar toetsen op rechtmatigheid. Hij mag niet zeggen, dat een bepaald beleid niet effectief is o.i.d. dit wordt de doelmatigheid toets genoemd.

In het bestuursrecht zijn ook spoedprocedures. Dit worden voorlopige voorzieningen genoemd. Je moet dan kunnen aantonen dat er onverwijlde spoed mee gemoeid is.

Uitspraakmogelijkheden voorzieningenrechter:

  • Onbevoegd;

  • Niet-ontvankelijk;

  • Afwijzing verzoek;

  • Toewijzing verzoek, oftewel schorsing van het besluit, een maatregel treffen of een combinatie daarvan.

Het laatste woord bij voorzieningenprocedures komt altijd toe aan het bestuursorgaan.

Uitspraakmogelijkheden bij een gewone procedure:

  • Onbevoegd verklaring rechtbank;

  • Niet-ontvankelijkverklaring beroep;

  • Ongegrondverklaring beroep;

  • Gegrondverklaring beroep.

Er kan ook een tussenuitspraak gedaan worden, dan wordt de zaak terugverwezen naar het bestuursorgaan. De rechter geeft dan aanwijzingen, hoe het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Dit wordt ook wel de bestuurlijke lus genoemd.

Bij een gegrondverklaring van het beroep wordt het besluit vernietigd (art. 8:72 Awb). De rechtsgevolgen gaan dan te niet, tenzij de rechter anders bepaalt. Er wordt een opdracht gegeven tot een nieuw besluit, de uitspraak kan het besluit vervangen.

Bij een gegrondverklaring wordt het griffierecht terugbetaald aan het bestuursorgaan waarvan de rechtspersoon deel uit maakt. De rechter kan het bestuursorgaan ook veroordelen in de bestuurskosten. Dit wordt proceskostenveroordeling genoemd.

Je moet in het bestuursrecht onderscheid maken in besluiten die onrechtmatig zijn en besluiten die rechtmatig zijn, beide besluiten kunnen schade aanrichten. Er kan een verzoek gedaan worden tot schadevergoeding.

Access: 
Public
This content is related to:
ARW 2 - RUG - Aantekeningen

Image

Follow the author: Anoek
More contributions of WorldSupporter author: Anoek:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
968