Collegeaantekeningen Onderneming en Recht - Rechten UL B2 - 2019/2020
- 1994 keer gelezen
De verschillende mogelijke rechtspersonen (institutioneel - contractueel), en de personen- en kapitaalvennootschappen (maatschap, vof, cv - NV, BV).
Er worden geen onderwerpen behandeld die niet in de literatuur besproken worden.
Er worden geen recente ontwikkelingen besproken, alleen de basics van het ondernemingsrecht.
De tussentoets zal bestaan uit 30 MC-vragen, 15 over het onderdeel onderneming & recht, en 15 over het onderdeel bedrijfswetenschappen. De eindtoets zal bestaan uit open vragen over de stof van alle weken.
Er worden geen tentamenvragen behandeld. Belangrijk is om het verschil tussen kapitaal- en personenvennootschappen te zien. De kapitaalvennootschappen zijn niet gebaseerd op een persoonlijke verbintenis tussen de vennoten, de personenvennootschappen zijn dit wel.
Wanneer er onderscheid is tussen privévermogen en ondernemingsvermogen, kan de eigenaar van een bedrijf niet in zijn privévermogen aangesproken worden bij een eventueel faillissement. Dit is de kern van het ondernemingsrecht: Proberen te voorkomen dat het mislukken van maatschappelijke (economische) activiteiten andere personen of entiteiten besmet. Ondernemingsrecht draait dus om het afzonderen van vermogensbestanddelen.
Deze afzondering vindt plaats via het creëren van rechtsvormen. Er zijn twee soorten:
Een rechtspersoon staat vermogensrechtelijk gezien gelijk met een natuurlijk persoon (art 2:5 BW). Het is geen overeenkomst, maar een zelfstandig instituut dat opgericht wordt. De vermogensbestanddelen van de rechtspersoon zijn het bezit van de rechtspersoon zelf.
De NV en de BV lijken op elkaar. Zij worden ook wel kapitaalvennootschappen genoemd. Ook de vereniging en stichting lijken op elkaar. In Boek 2 BW staan materiële kenmerken voor de verschillende rechtspersonen. Zo mag een vereniging geen winst onder haar leden verdelen (art 2:26 lid 3).
De stichting is opgericht om een in de statuten vermeld doel te verwezenlijken en mag alleen uitkeringen die een ideële of sociale strekking hebben verstrekken (art 2:285 BW).
De coöperatie is een vereniging die met de leden gezamenlijk een bedrijf uitoefent (art 2:53 lid 1). Het komt vaak voor in de landbouw. Het verbod van winstuitkeringen geldt hier niet.
Een NV en een BV hebben een in aandelen verdeeld kapitaal. De aandeelhouder is niet aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap, en hoeft eventuele verliezen niet aan te vullen. Deze aandelen zijn in principe overdraagbaar. Materiële kenmerken zijn hier minder van belang, vaak is oprichting bij notariële akte verplicht. In zo'n akte is de rechtsvorm al opgenomen.
Alleen voor de oprichting van een vereniging is geen notariële akte vereist. Wanneer deze akte ontbreekt, is er sprake van een informele vereniging. Dit geeft echter rechtsonzekerheid, omdat de rechtsvorm niet duidelijk is. Dit kwam naar voren in de The Lord's Choir-casus. Hierin bepaalde de rechter achteraf dat er sprake was van een informele vereniging.
Hier zijn drie soorten van: de maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap. Voor de betreffende regels geldt een gelaagde structuur: de maatschap vormt de basis, de vof en de cv zijn bijzondere maatschappen (uitzonderingen daargelaten).
Er is hier sprake van overeenkomsten, in plaats van zelfstandige entiteiten (art. 7A:1655). De vermogensbestanddelen van de vennootschap behoren toe aan de vennoten. De vennootschappelijke gemeenschap vormt een afgescheiden vermogen. Het afgescheiden karakter betekent dat privé-schuldeisers van de vennoten zich niet op het gemeenschapsvermogen kunnen verhalen.
De stakeholder is de optelsom voor elke betrokkene bij de onderneming. Manager, werknemer, leverancier en aandeelhouder zijn allemaal stakeholder. Zij hebben er immers allemaal belang bij dat de onderneming doorzet.
Een onderneming heeft verschillende definities in verschillende wetten en weer een ander in de rechtspraak, maar de definitie die de docent van dit vak, prof. Verdoes, ons gaf, was: een economische entiteit die naar winst streeft. Hiermee haalt hij de ondernemersdefinite los van het juridische aspect, namelijk de rechtsvorm. De rechtsvorm is immers de juridische vormgeving in besloten / naamloze / commanditaire vennootschap, coöperatie, maatschap, vennootschap onder firma of eenmanszaak. De gemeenschappelijke factor tussen al deze rechtsvormen is het feit dat ze ondernemen: optreden als economische entiteit die goederen creëert, waarde toevoegt aan goederen of diensten levert tegen een geldelijk bedrag wat maximale winst op moet leveren.
Op de markt hebben we te maken met transactiekosten. Dit zijn de kosten (zowel tijd als geld) die partijen maken om tot overeenkomsten te komen. De onderneming drukt deze kosten door middel van contracten. Contracten met de werknemers, dat ze hun werk doen in hun takenpakket omschreven, dat reclamebedrijven de klanten naar de ondernemingen brengen en voor leveranciers om te leveren. De onderneming is dus een knooppunt van contracten, een nexus of contracts. Met deze contracten nemen zij de transactiekosten van de markt op zich, dus is ook de onderneming erbij gebaat om de kosten zo laag mogelijk te houden.
Zoals al eerder gezegd, een onderneming is een min of meer zelfstandige entiteit waar stakeholders middelen aan toevertrouwen. Dit is de essentiële basis van de economie. Dit vertrouwen creëert geldstromen waar de economie op blijft draaien.
Een onderneming is ook een knooppunt van tegenstrijdige belangen. Een aandeelhouder kan belang hebben bij heel veel risico’s omdat zijn aandelen dan meer waard worden. De werknemer heeft dit totaal niet, want de toekomst van zijn baan wordt dan steeds onzekerder. Deze tegenstrijdige belangen moeten in juiste banen geleid worden, om een wenselijke samenwerking in de toekomst mogelijk te houden.
Een onderneming wordt gedreven door het recht, namelijk wat ze wel en wat ze niet mogen doen en door economische prikkels. Deze prikkels belonen bepaald gedrag met winst en bepaalde prikkels met een vermindering van de winst of zelfs met verlies. Daarom kun je er met enige zekerheid vanuit gaan dat deze worden opgevolgd.
Geld kan op twee manieren verdiend worden met ondernemen. Deze manieren heten stock (direct) en flow (geleidelijk). De geldstromen komen direct binnen door de onderneming of een bepaalde tak van de onderneming te verkopen. Geleidelijke inkomsten is door producten in te kopen, te bewerken door middel van toevoeging van waarde en verkoop met winst. Deze toekomstige geldstromen houdt de stakeholder geïnteresseerd in de onderneming.
Een bekend probleem in de bedrijfseconomie is het principaal-agentprobleem. Twee partijen binnen de onderneming staan in een hiërarchische verhouding tot elkaar. Principaal staat hierbij bovenaan. De agent moet dus in principe doen wat de principaal gebiedt. Echter, de agent weet meer dan de principaal. Bovendien streeft deze andere doelen na dan de principaal. Dit is het ex ante probleem.
Een voorbeeld is dat het bestuur van de onderneming zijn eigenbelang wil volgen. Een oplossing hiervoor is het optierecht (er is niet verder uitgediept wat dit precies inhoudt), want het verkleint de verschillen in belangen tussen de principaal en agent of neemt ze zelfs volledig weg.
Moral hazard treedt op als koper en verkoper een contract afsluiten (bijvoorbeeld dat de koper een verzekering afsluit), maar zich na het sluiten van het contract zich anders gaat gedragen. Dit is moreel wangedrag en is dus moreel verwerpelijk. Toch komt het voor.
Garantie bieden: actie van de verkoper. Indien het product niet goed is, dan biedt de verkoper garantie.
Screening: actie van de koper. Deze gaat namelijk op onderzoek uit om te kijken wat hij nu eigenlijk koopt.
Monitoring: actie van de overheid. De overheid minimaliseert met regelingen het moreel wangedrag.
De activiteiten van de onderneming kunnen in de bedrijfseconomie in drie hoofdcategorieën verdeeld worden.
Operationeel: de ‘gewone’ zaken, input naar output.
Investeringen: hiermee wordt de investering in machines en inventaris bedoeld.
Financieel: kapitaal aantrekken bij de bank of bij speculanten.
Bedrijfswetenschappen benaderen de onderneming op eenzelfde manier als prof. Verdoes. De bedrijfswetenschappen deelt de werkzaamheden op deze manier in:
Financiering: de onderneming als entiteit met in- en uitgaande geldstromen, gedaan met de drie hoofdstromen van de ondernemingsactiviteiten.
Accounting: de interne en externe organisatie van de onderneming. Hoe de structuur in de onderneming zit, de werknemershiërarchie en extern de pr, de klantenwerving en omgang met klant en concurrent.
De onderneming moet, zoals al meermalen benadrukt, stakeholders aantrekken en behouden. Dat moet door waarde te creëren en toe te voegen. Maar om ze echt te houden, moet de onderneming een aantrekkelijkere keuze zijn dan de concurrent. Oftewel, de onderneming moet de opportunity costs dekken.
De opportunity costs zijn de opbrengsten voor de aandeelhouder, en bestaan uit de opbrengsten die ze gemaakt zouden hebben als ze bij de concurrent waren gegaan, min de opbrengsten die ze bij jouw onderneming gemaakt hebben. Dit geldt dus als het minimale wat de onderneming aan waarde moet genereren om kapitaal aan te trekken.
Opportunity costs hoeven niet betaald te worden. De opportunity costs gaan dus uit van een breder kostenbegrip dan waar anders in het ondernemingsrecht.
Voorraadgrootheden en stroomgrootheden zijn meeteenheden waarmee een onderneming haar waarde bepaalt.
Voorraadgrootheden staan vast. Er wordt op dat moment een foto gemaakt van wat het bedrijf op dat moment heeft. Deze ‘foto’ heet de balans.
Stroomgrootheden worden periodiek vastgesteld, want deze vormen zich over tijd. De meest gepaste metafoor is de ‘film’. De stroomgrootheden staan in het kasstroomoverzicht als het te boeken bedrag onder de hoofdcategorieën valt en onder de winst- en verliesrekening als het valt onder iets anders.
Op de balans staan voorraadgrootheden. De balans heeft links, op de activazijde, alle bezittingen opgesomd. Deze worden opgesplitst tussen vaste activa, vlottende activa en liquide middelen. Op de rechterzijde staat hoe dat gefinancierd is. Via vreemd vermogen, uitgesplitst in korte en lange termijn en het verschil tussen het bedrag van bezittingen en vreemd vermogen is het eigen vermogen. De bezittingen (activa) en vermogen (passiva) zijn met elkaar in balans. Het totaal onderin is dus hetzelfde bedrag.
In het kasstroomoverzicht worden de veranderingen weergegeven in de kas. Dit bestaat uit stroomgrootheden. Dit zijn kasstromen uit operationele, investerings- en financiële aard.
Deze geeft de mutatie in het eigen vermogen weer. De winst- en verliesrekening is dus een appendix op het eigenvermogen uit de balans.
De onderneming is de economische entiteit. Het juridische jasje doet er voor de bedrijfseconomie niet zo heel veel toe. Het enige verschil dat het maakt is of er aandeelhouders zijn of dat er alleen maar twee vennoten zijn die de dienst uitmaken. Want aandeelhouders moet je tevreden stellen en die stellen soms meer eisen dan dat de directie doet. Nogmaals wordt er benadrukt dat voor de bedrijfseconomie de onderneming een puur economische entiteit is.
Het eigen vermogen is niks. Het is geen geld, het is het “gat” wat de balans in evenwicht houdt, want het eigen vermogen bepaalt het verschil tussen de bezittingen, de waarde daarvan in geld uitgedrukt, en de schulden (logischerwijze ook in geld uitgedrukt). De formule is EV = B – S, met EV = eigen vermogen, B staat voor bezittingen (activa) en S voor schulden (passiva). Met het eigen vermogen kun je geen betalingen verrichten.
Het eigen vermogen is een indicatie van de gezondheid van de onderneming. Als namelijk de waarde van je bezittingen groter is dan van je schulden, ben je een solvabele onderneming. De onderneming kan dat op de lange termijn zijn schulden voldoen. Als er een schuldeiser ineens zijn geld op komt eisen, dan is dat geen probleem. Ook als ze dat allemaal komen doen, ook dan kan de onderneming, misschien na een paar aanpassingen, ook gewoon voort blijven bestaan. Onder het kopje “de failliete onderneming” wordt er uitgebreider stilgestaan bij de failliete onderneming, de definitie, betekenis en de gevolgen daarvan.
Voorraadgrootheden staan vast op de balans. Stroomgrootheden zijn de periodieke veranderingen van de bedragen op de balans. Een stroomgrootheid genereert een stroom. In dit vak is de bedoeling dat je een lijstje zaken ziet en daarvan kan onderscheiden of ze voorraadgrootheden zijn of stroomgrootheden.
Balansposten als eigen vermogen, boekwaarde van bepaalde goederen zoals machines, rekening courant en kasgeld zijn altijd voorraadgrootheden.
Ook zijn er duidelijke indicaties voor stroomgrootheden. Stroomgrootheden zijn mutaties, dus alles wat een mutatie weergeeft is een stroomgrootheid. Sleutelwoorden zijn: inkopen, ontvangsten, verlies, winst en investering.
De betaling is een verwarrende voor deze opdracht. Een betaling in het verleden of het heden is een stroomgrootheid, maar een betaling in de toekomst is een voorraadgrootheid (debiteuren / crediteuren). Aflossing van een lening is een betaling (in het heden), dus dat is een stroomgrootheid. Aflossing is dus ook een sleutelwoord.
Inkopen op rekening is een strikvraag. Het is een stroomgrootheid, want het is een betaling in de toekomst, maar deze komt niet op het stroomoverzicht.
Garantievoorzieningen zijn voorraadgrootheden. Het betreft een betaling in de toekomst, waarvan je niet weet hoeveel, wanneer en aan wie je moet betalen. Een toekomstige betaling in de balans opnemen mag alleen als je een juridische verplichting op je neemt.
Voor dit vak is het belangrijk om uit tekst balansposten te kunnen halen (dus alleen voorraadgrootheden gebruiken en alle stroomgrootheden te negeren). Vervolgens moet je de activa (bezittingen) van de passiva (schulden en eigen vermogen) onderscheiden.
Daarna moet je de activa en de passiva categoriseren.
Voor de activa bestaan de volgende categorieën:
Vlottende activa: de voorraden e.d.
Materiële vaste activa: de machines e.d.
Immateriële vaste activa: octrooien en akten bijvoorbeeld
Financiële vaste activa: geldreserves (vordering op de bank en debiteuren)
Voor de passiva bestaan de volgende categorieën:
Eigen vermogen
Vreemd vermogen, korte termijn (minder dan een jaar looptijd)
Vreemd vermogen, lange termijn (looptijd langer dan een jaar)
Tot slot bereken je het verschil, dat is het eigen vermogen. Dit kan ook negatief zijn.
De verbandsformule bepaalt het vermogen aan het eind van het jaar.
De formule: Beginwaarde + Inkopen = Eindwaarde = Verkopen
Dit geldt voor elke balanspost. Als je drie zaken weet, kun je de vierde berekenen. Voorbeeld: 3 + 5 = X + 6 geeft X = 2.
De failliete onderneming kan er op de balans heel gezond uitzien. Maar de balans is gericht op de lange termijn. Als de onderneming solvabel is, dan kan deze op de lange termijn zijn schulden afbetalen. Maar de failliete onderneming kan best solvabel zijn, maar als deze niet liquide is (een liquide onderneming kan zijn schulden afbetalen op de korte termijn) dan gaat de onderneming failliet.
Solvabel: kan voldoen op lange termijn
Liquide: kan voldoen op korte termijn
Failliete onderneming: voldoet niet aan de liquiditeitseis van de crediteuren. Over de solvabiliteit is hier niets gezegd. De failliete onderneming kan ook niet solvabel zijn, maar het kan ook prima zo zijn dat de failliete onderneming heel solvabel is.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2037 |
Add new contribution