Onderneming en Recht - UL - Oefententamen gedeelte Bedrijfswetenschappen voorjaar 2014

Vragen

Piet en Marijke Zwammers hebben interesse in de overname van een goedlopende sportzaak Sportswear BV in Den Haag. Zij zijn in onderhandeling met Peter Portet (de directeur grootaandeelhouder van deze BV) over de overnameprijs. Het probleem is dat er geen goed financieel inzicht bestaat in de bezittingen en schulden van Sportswear BV. Eind 2008 zijn de volgende feiten bekend van deze sportzaak:

• Er zijn ter waarde van € 40.000 nog niet betaalde inkoopfacturen. Het totaal van de inkoopfacturen over het afgelopen jaar is € 150.000.

• De boekwaarde van de inventaris bedraagt € 38.000.

• Volgens het laatste dagafschrift van de bank bedraagt het debetsaldo van Sportswear BV € 40.000.

• Er is nog € 15.000 te vorderen van afnemers.

• De verkopen over het afgelopen jaar bedragen € 210.000, het afgelopen jaar is door afnemers betaald € 200.000.

• De voorraad aan het begin van 2008 was gewaardeerd op € 30.000. De in 2008 verkochte voorraad is € 125.000. Inventarisatie aan het eind van 2008 bracht aan het licht dat bepaalde artikelen alleen kunnen worden verkocht beneden de kostprijs. Het verlies wordt geschat op € 20.000.

• Er is een overeenkomst van geldlening ter financiering van een bedrijfspand. Op het bedrijfspand is een hypotheek afgegeven. De geldlening bedraagt op dit moment
  € 320.000. De oorspronkelijke lening bedroeg € 350.000.

• Per eind 2008 is aan rente vooruitbetaald € 12.000, aan energie- en internetkosten moet nog € 3.500 worden betaald.

• De auto van de zaak heeft een boekwaarde van € 25.000. Afgelopen jaar is er € 7.500 op afgeschreven.

• Er is een bedrijfspand dat destijds is aangekocht voor € 450.000. Tot nu toe is daarop € 50.000 afgeschreven. De afschrijving over het afgelopen jaar bedraagt € 10.000.

• De winst over het afgelopen jaar bedraagt € 35.000.

• De BV is op 1 januari 2003 opgericht; de directeur grootaandeelhouder heeft toen 40.000 aandelen van nominaal € 1 gekocht. Dat is nadien niet meer veranderd.

Vraag 1

Stel aan de hand van deze gegevens de balans op van Sportswear BV per 31 december 2008 (16 ptn). Volgens Peter Portet weerspiegelt deze balans niet de waarde van de onderneming. Het pand is volgens de laatste WOZ (Waardering Onroerende Zaken) getaxeerd op € 650.000. Bovendien eist Portet € 150.000 aan goodwill.

Vraag 2

Staat de Wet (Titel 9 BW 2) toe dat het pand tegen € 650.000 wordt gewaardeerd? (6 ptn)

Stel dat het mogelijk is om het pand te waarderen tegen € 650.000; dit is een hogere waarde dan bij vraag 1.

Vraag 3

Noem een voordeel van deze hogere boekwaarde van het pand voor de balans en een nadeel hiervan voor de (toekomstige) winst- en verliesrekening. (8 ptn)

De goodwill die Peter Portet eist, staat (nog) niet op de balans.

Vraag 4

Waarom is deze goodwill normaliter niet op de balans opgenomen? (8 ptn)

Stel dat Piet en Marijke voor € 450.000 de aandelen van Peter Portet kopen.

Vraag 5

Wat verandert er aan de balans van Sportswear BV als de aandelen aan Piet en Marijke voor dit bedrag worden verkocht? (6 ptn).

Vraag 6

Bereken de winst over 2013 – specificeer hierbij zoveel mogelijk de afzonderlijke posten (14 ptn)

Vraag 7

Bereken het banksaldo per 31 december 2013 – specificeer hierbij zoveel mogelijk de afzonderlijke posten (14 ptn).

Vraag 8

Hoeveel hebben Peter en Marijke Zwammers de afgelopen jaren (na de overname) aan eigen geld in hun BV geïnvesteerd? (6 ptn)

Vraag 9

Geef drie oorzaken aan waarom in deze casus de winst en de kasstroom weinig van elkaar verschillen (6 ptn).

Op 31 mei 2013 stond het artikel: “Hoteliers zitten krap bij kas; twee derde van alle hotelbedrijven heeft moeite om de eindjes aan elkaar te knopen” in het Financieele Dagblad . In het artikel wordt melding gemaakt van het volgende: “Door het uitblijven van boekingen komen exploitanten in de gevarenzone. De lagere omzetten zijn een directe aanslag op de liquiditeit”.

Vraag 10

Waarom legt een lagere omzet juist bij hotels zo’n zwaar beslag op de liquiditeit? (8 ptn).

Voor het voortbestaan zal “Veel afhangen van de financiële buffers van hoteliers. Er zijn hotelbedrijven die voor 75% op vreemd vermogen leunen”. De liquiditeit en de solvabiliteit staan onder druk.

Vraag 11

Stel dat een hotelier besluit om zijn hotel te verkopen en te huren (sale and leaseback- constructie). Wat is het gevolg hiervan voor de liquiditeit en de solvabiliteit? (8 ptn)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Vraag 2

Ja, volgens art 2: 384 BW mogen activa worden gewaardeerd tegen actuele waarde en historische kostprijs

Vraag 3

Voordeel: De solvabiliteit wordt beter.

Nadeel: De afschrijvingen stijgen door de hogere actuele waarde. Hierdoor is de winst lager.

Vraag 4

De criteria voor het activeren verzetten zich hiertegen. De goodwill is niet betrouwbaar te waarderen.

Vraag 5

Er verandert niets.

Op 1 januari 2013 is na enige turbulente jaren en financiële reorganisaties (waarbij onder andere het pand is verkocht) de volgende balans opgesteld:

Over 2013 zijn de volgende gegevens bekend:

• Afschrijving inventaris € 3.000

• Aflossing onderhandse lening € 5.000 (de normale jaarlijkse aflossing),

• De rente over de onderhandse lening die betrekking heeft op 2013 (€ 3.500) wordt in 2014 betaald

• Verkopen € 600.000, aan het eind van het jaar is van debiteuren te vorderen: € 35.000

• Inkopen € 270.000, de eindvoorraad bedraagt € 140.000. Aan crediteuren moet aan het eind van het jaar nog worden betaald € 35.000

• Betaalde lonen over 2013 € 225.000 (er wordt geen vakantiegeld opgebouwd)

• Betaalde energie- en internetkosten in 2013 € 22.000, geschat nog te betalen € 10.000.

• De interest die de bank in rekening brengt (€ 7.500) is afgeboekt van het banksaldo.

Vraag 6

Vraag 7

NB ter controle de eindbalans

Vraag 8

Aandelenkapitaal is gestegen met 40.000, agio is ontstaan van 45.000: 85.000.

Vraag 9

Geen investeringen, weinig aflossingen, lage afschrijvingen

Vraag 10

Een hotel heeft veel vaste kosten die niet kunnen worden voorkomen als de vraag inzakt. Men komt dus snel in de verlieszone terecht en daarmee indirect ook in de liquiditeitsproblemen.

Vraag 11

1. Liquiditeit: balansmutatie: materiële vaste activa daalt, liquide middelen stijgt, eigen vermogen verandert door het behaalde boekresultaat. De post liquide middelen stijgt, korte termijn schulden blijven gelijk, dus de liquiditeit stijgt.

2. Solvabiliteit: Liquiditeit: balansmutatie: materiële vaste activa daalt, liquide middelen stijgt, eigen vermogen verandert door het behaalde boekresultaat. De solvabiliteit stijgt of daalt, afhankelijk of het resultaat positief of negatief is