TentamenTests bij Sociale en Cross-Culturele Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2018

Vragen

Vraag 1

Wat is het verschil tussen 'social loafing' en het 'dispensability effect'?

  1. De eerste benadrukt de invloed van de individuele inspanning in een groep, de tweede het opmerken van de inspanning
  2. De eerste benadrukt het opmerken van de individuele inspanning in een groep, de tweede de invloed van de individuele inspanning
  3. De eerste benadrukt het motivationele aspect van de individuele inspanning in een groep, de tweede het coördinationele aspect

Vraag 2

Disclosure reciprocity is....

  1. Het idee dat mensen minder openheid geven over zichzelf dan de ander om het gevoel van eigenwaarde te beschermen.
  2. Het idee dat mensen alleen informatie over zichzelf geven als de andere persoon openheid over zichzelf geeft
  3. Het idee dat wanneer mensen informatie over zichzelf geven, zij de mate van openheid van de ander kopiëren

Vraag 3

Volgens Zajoncs ‘Drive theory’ vergemakkelijkt de aanwezigheid van anderen het tonen van....

  1. niet-dominante responsen
  2. dominante responsen
  3. cognitieve vaardigheid

Vraag 4

Een onderzoek van Barsade (2002) liet zien dat de stemming van groepsleden meer begon overeen te komen met de stemming van een medewerker die getraind was om positieve of negatieve emoties tijdens een opdracht te laten zien. Dit liet het bestaan zien van:

  1. ‘transactive memory'
  2. ‘emotional contagion'
  3. ‘need to belong'

Vraag 5

Automatische mentale processen hebben het voordeel dat....

  1. ze weinig inspanning vergen
  2. ze ons richten op verschillende mogelijke verwachtingen over de toekomst
  3. ze onze beslissingen en beoordelingen niet vertekenen (biasen)

Vraag 6

Een basisschooldocent ziet een groeiend conflict tussen twee groepen kinderen in zijn klas. Bang voor verdere escalatie wil hij dit conflict zo spoedig mogelijk oplossen. Welk advies zou jij hem geven op basis van het onderzoek van Sherif (1966) naar conflict tussen groepen?

  1. Een paar kinderen uit beide conflicterende groepen samen laten werken aan de opdracht die later door de docent beoordeeld wordt.
  2. De docent moet in de gaten houden wie het meest aanwezig zijn tijdens het conflict in beide groepen. Deze 'leiders' moet hij vervolgens aanspreken om het conflict op te lossen
  3. De tijd nemen om het conflict aan de hele klas duidelijk te maken. De docent moet de individuele verantwoordelijkheid van de kinderen benadrukken.

Vraag 7

In een klassiek onderzoek reist LaPiere (1934) met een Chinees echtpaar door de VS om de gastvrijheid van restaurants en hotels te testen. Wat is de voornaamste conclusie die uit het onderzoek getrokken kan worden?

  1. Hotels en Restaurants in de VS discrimineren jegens Chinezen
  2. Gedrag komt niet altijd overeen met attitudes
  3. Gedrag komt meestal overeen met attitudes

Vraag 8

Arends-Toth en Van de Vijver (2003) verfijnden eerder onderzoek over acculturatiestrategieën. Hoe?

  1. Door te laten zien dat Turks-Nederlandse migranten een voorkeur hadden voor integratie in alle domeinen.
  2. Door te laten zien dan Turks-Nederlandse migranten privé een strategie van separatie verkozen en in het publieke domein integratie verkozen.
  3. Door te laten zien dat Turks-Nederlandse migranten privé een strategie van separatie verkozen en in het publieke domein assimilatie verkozen.

Vraag 9

Epley en Whitchurch (2008) bewerkten foto's van proefpersonen en vonden dat zij hun gezicht iets gemakkelijker herkenden als de foto aantrekkelijk gemaakt was, en iets moeilijker herkenden als de foto onaantrekkelijker was gemaakt. Door welk proces wordt dit waarschijnlijk verklaard?

  1. Self-enhancement
  2. Self-monitoring
  3. Self-verification

Vraag 10

Schachter en Singer (1962) deden onderzoek naar de verkeerde attributie van opwinding (arousal). Ze injecteerden proefpersonen met adrenaline waarbij ze sommigen wel en sommigen niet vertelden wat ze kregen. Ze dachten hiermee steun te vinden voor hun twee-factor theorie (two-factor theory). Wat is de beste beschrijving van de resultaten?

  1. Schachter en Singer vonden sterk bewijs voor de twee-factor theorie en de tegenovergestelde effecten zijn later toegevoegd aan het model
  2. Schachter en Singer vonden geen onomstotelijk bewijs voor de twee- factor theorie, de meeste effecten waren in de omgekeerde richting
  3. Schachter en Singer vonden geen onomstotelijk bewijs voor de twee- factor theorie hoewel sommige hypothesen wel bevestigd werden.

Vraag 11

Volgens de sociale vergelijkingstheorie (social comparison theory) van Festinger is het het meest waarschijnlijk dat we onszelf vergelijken met anderen wanneer......

  1. de anderen een hogere status hebben
  2. er geen objectieve maat aanwezig is waaraan we onszelf kunnen meten
  3. objectievere maten zouden kunnen leiden tot een verminderd gevoel van eigenwaarde

Vraag 12

Chris ziet een fietser aangereden worden door een auto. Chris schrikt ervan: de fietser lijkt gewond lijkt te zijn. Omdat hij zich zo vervelend voelt haast hij zich naar het slachtoffer om te helpen. Dit is een voorbeeld van...

  1. het empathie-altruïsme model (empathy-altruism model)
  2. het selectieve altruïsme model (selective altruism model)
  3. het negatieve-toestand-verlichting model (negative-state-relief model)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Social loafing is het fenomeen dat sommige groepsleden minder hard werken als er geen toezicht is op wat ze doen. Merken anderen op wat je doet? Dan is er minder loafing. Het dispensability effect heeft ook te maken met het feit dat groepsleden soms minder hard werken. Maar dit heeft ermee te maken dat je in sommige situaties het gevoel krijgt dat jouw inspanning “misbaar” (dispensible) is. Als jouw bijdrage er niet of weinig toe doet, dan werk je minder hard. Het juiste antwoord is dus B.

Vraag 2

Reciprocity/wederkerigheid wil zeggen dat jij voor een ander doet wat deze voor jou doet. Disclosure is openheid geven (of een “ontboezeming” vertellen: je hart openen, met andere woorden). Samengevoegd: je vertelt even veel over jezelf als de ander over hem- of haarzelf vertelt. C is goed.

Vraag 3

Deze vraag gaat over drive theory van Zajonc. Antwoord b is juist. Voor antwoord c geldt dat Zajonc zou zeggen dat dat afhangt van welke cognitieve vaardigheid: dominante of niet- dominante.

Vraag 4

Hier staan drie moeilijke begrippen die je allemaal zou moeten kennen. Transactive memory is een gedeeld geheugensysteem: Als je samen met een vriend(in) door de stad loopt en jij kent de ene helft, zij de andere, dan kennen jullie samen de hele stad. Emotional contagion verwijst naar besmetting door emoties: als de ander vrolijk is word jij ook vrolijk. De need to belong verwijst naar de behoefte om deel uit te maken van een groep of sociale gemeenschap. Als je goed leest hoe het onderzoek van Barsade (2002) in de vraag wordt beschreven, dan weet je dat B het juiste antwoord is.

Vraag 5

Automatische mentale processen vergen weinig inspanning. Ze richten ons niet meer op verschillende mogelijke verwachtingen over de toekomst dan centrale verwerking. Sterker nog, vragen over mogelijke scenario’s (“what if” vragen, ook wel counterfactuals genoemd) zijn vragen waar mensen over piekeren (en dit is een voorbeeld van “centrale” verwerking). Verder is van automatische associaties en gedachten bekend dat ze op heel veel verschillende manieren onze beslissingen en beoordelingen vertekenen: dit thema staat centraal in onderzoek naar heuristieken en biases. Kortom: A is het juiste antwoord.

Vraag 6

In Sherif’s onderzoek wordt het conflict gereduceerd doordat de groepen een gedeeld doel hebben dat ze alleen kunnen bereiken door samenwerking (bijv. een zware truck uit de modder trekken). Het juiste antwoord is A. De andere twee antwoorden zijn ook oplossingen die mogelijk een effect hebben, maar ze hebben niets met Sherif te maken.

Vraag 7

Hier gaat het om een klassiek onderzoek. Het kernprobleem dat dit onderzoek op beroemde wijze illustreerde is dat attitudes en gedrag soms sterk kunnen verschillen (antwoord b). Dat is iets heel anders dan (c). Antwoord (a) is de verwachting die LaPiere had toen hij zijn onderzoek deed, maar zijn resultaten wezen anders uit. De attitudes bevestigden de verwachting, het gedrag niet.

Vraag 8

De vraag gaat over een etnische groep en haar acculturatiestrategieën. Je weet uit de cross-culturele literatuur dat men in toenemende mate begint te ontdekken dat culturen van situatie tot situatie erg van elkaar verschillen: Amerikanen zijn ten aanzien van de eigen familie vaak collectivistischer dan Aziaten. Ook hier gaat het over een verfijning van acculturatieonderzoek. En inderdaad: Turken willen thuis iets anders dan op het werk. Hoe zit dat? Daarvoor moet je logisch nadenken. Assimilatie en separatie zijn elkaars tegengestelde. Antwoord C is daardoor niet zo logisch. Antwoord B is veel logischer: Separatie thuis (eigen cultuur is beter!) en integratie op het werk (daar moet je immers samenwerken met Nederlanders).

Vraag 9

Zoals je ziet wordt in de vraag uitgelegd waar het onderzoek over ging, in combinatie met de namen van de auteurs en het jaartal (Epley & Whitchurch, 2008). In dit geval test de vraag of jij je herinnert (of snapt) waar dit onderzoek betrekking op heeft. Het juiste antwoord is a, self-enhancement. Self- monitoring is een individueel verschil in de mate waarin een persoon zich met heersende normen vergelijkt. Self-verification is het proces waarbij een persoon bij ander bevestiging zoekt voor de ideeën die hij/zij over zichzelf heeft.

Vraag 10

Het onderzoek van Schachter en Singer (1962) toont een reeks ingewikkelde effecten aan. Sommigen daarvan bieden steun voor hun voorspellingen, maar anderen niet. Het juiste antwoord is dus c. De reden om vragen te stellen over onderzoeken die niet eenduidig zijn, is dat dit bij heel veel beroemde onderzoeken zo is: juist omdat het niet helemaal duidelijk is hoe het zit, blijft het een intrigerende vraag!

Vraag 11

Volgens Festinger vergelijken we ons met anderen om te leren over die dingen waar we geen test van de “fysieke realiteit” kunnen toepassen. Zo’n test wordt ook wel een objectieve test of objectieve maat genoemd. Verder leren we het meest van anderen die op centrale dimensies op ons lijken—dat zijn dus meestal niet anderen met een hogere status, maar juist anderen met gelijke status. Tenslotte heeft het gevoel van eigenwaarde volgens Festinger niets te maken met de neiging om vergelijkingen te maken, maar mogelijk wel met de richting van die vergelijkingen (opwaarts/neerwaarts). Het juiste antwoord is b.

Vraag 12

In deze vraag beidt Chris hulp “omdat hij zich vervelend voelt”. Dat kan maar volgens 1 theorie de reden zijn van het bieden van hulp. Volgens Batson’s empathy-altruism model bieden mensen hulp omdat ze empathie voelen met de ander. In dit verhaaltje is geen sprake van empathie. De term selective altruism (antwoord B) wordt gebruikt om aan te geven dat niet iedereen altijd even altruistisch is. Bij sommigen zijn we meer altruistisch dan bij anderen. In het verhaaltje is niet duidelijk waarom dat zo zou zijn. Cialdini’s negative state relief model stelt daarentegen dat we hulp bieden om onze vervelende gevoelens te verlichten: we zien iemand lijden, dat roept vervelende gevoelens op, en die masseren we vervolgens weg door te helpen. Dat lijkt in dit verhaal het geval. Het juiste antwoord is hier dus C.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2421