Assessment gaat vooral over data verzamelen, scoren, interpreteren en rapporteren. Op basis hiervan ga je beslissingen nemen. Voordat assessment kan plaatsvinden, moet er eerst een test worden uitgevoerd en moet deze test gemeten worden (measurement).
Met een test wordt het middel of de procedure bedoeld die je gebruikt om aan informatie (over bijvoorbeeld gedrag) te komen. Een voorbeeld van zo’n test is een enquête. Je krijgt een representatieve sample van gedrag.
Vervolgens moeten de uitkomsten worden verwerkt (measurement). Dit gebeurt door regels op te stellen, waardoor nummers toegekend kunnen worden aan de verschillende testonderdelen. Een voorbeeld is het uitrekenen van een cijfer voor een vak. Als je iemand een 5 geeft, zegt dit nog niets over hoe goed dit is.
Om getallen te kunnen interpreteren is assessment nodig. Hierbij worden procedures opgesteld om te kunnen bepalen wat getallen inhouden. Zo is het cijfer 5 in Nederland onvoldoende, maar in de VS zegt dit cijfer niets (want daar gebruiken ze letters). Getallen hebben dus pas een waarde als je er een betekenis aan hebt gegeven.
In het voorbeeld van het jongetje die een plaatje aan moet wijzen, staat het aanwijzen voor de test. De measurement is de ruwe score samen met de gestandaardiseerde score. De assessment ontstaat als het gekoppeld wordt aan de normaalverdeling. Dit jongetje scoort redelijk laag vergeleken met zijn leeftijdsgenoten.
Waarom testen?
We kunnen niet zomaar besluiten dat het kind achterloopt. Dit proces kan worden beïnvloed door biases. Hier moet echt rekening mee worden gehouden.
Halo effect: deze bias ontstaat als iemand bijvoorbeeld een goede eerste indruk maakt. Hoe slecht diegene daarna ook presteert, dankzij het halo effect zal je niet vinden dat hij het slecht doet.
Response bias: iemand kan heel veel belangen hebben bij het krijgen van een subsidie en zich daardoor gaan gedragen alsof het heel slecht gaat met hem. Hierdoor krijg jij een andere respons.
Type testen
Maximum performance tests: achievement test of aptitude test. Een achievement test meet wat een persoon al kan, een aptitude test meet wat een persoon kan, maar nog niet gedaan heeft. Het meet potentieel. Bij een maximum performance test is een antwoord meestal goed of fout.
Typical response test: objectief of projective. De projectieve test zou bijvoorbeeld zijn wat je in bepaalde stippen ziet. Dit is ook weer afhankelijk van degene die aan het testen is.
Bij evalueren kan je twee soorten toetsen gebruiken:
Add new contribution