Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen


 

Hoorcollege 1

Vermogensrecht

  • Wat is dat?

  • Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.

  • Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.

Het vermogensrecht (in objectieve zin)

  • Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)

  • Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.

    • Gesloten systeem van rechten

    • Dwingend recht (hoe het in de wet staat)

    • Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)

  • Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)

    • Open systeem van rechten

    • Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht

    • Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!

Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.

  • Zie BW 6. (vrije wil om te doen wat je goeddunkt, vertrouwen bij een bepaalde handeling)

Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)

  • HR Jeffrey-arrest (NJ 1998/853): Vermogensrecht weet niet goed wat ze buiten het vermogen moeten.

Wat is een verbintenis?

  • = Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.

  • Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.

  • De verbintenis houdt in:

    • Een verplichting tot een prestatie voor de één

    • En het recht op die prestatie van de ander.

  • Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.

Twee zijden van dezelfde betekenis:

  • Actieve zijde (schuldeiser)

    • Vorderings(recht): bevoegdheid om iets te vorderen (actie in recht)

    • Art. 3: 296 BW

    • Rechtsvordering/actie

    • Executierecht: fysiek geldend maken (bv. deurwaarder/politie bij iemand spullen weghalen)

  • Passieve zijde (schuldenaar)

    • Schuld

    • Aansprakelijk(heid): rechtsvordering van de schuldeiser

    • Uitwinbaarheid: draagplichtig.

Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien het uit de wet voortvloeit (art.6:1 BW).

  • Een ‘beperkt open stelsel’ van bronnen, sinds HR Quint/Te Poel (zie hierna)

  • Er zijn 3 opties:

    • Indien dit expliciet (met zoveel woorden) in de wet staat

    • Indirect: de wet benoemt de ‘redelijkheid en billijkheid’ (of: ‘ongeschreven recht’) als bron, waarna daaruit dan de verbintenis ontstaat (zie art. 6:2 en art. 6:248 BW).

    • Buiten 1) en 2) om: indien het ontstaan van de verbintenis “past in het systeem van de wet en aansluit bij wél geregelde gevallen”. (zie Quint/Te Poel (HR 30 januari, NJ 1959/548))

Algemene bronnen van verbintenissen zijn onder andere:

  • Obligatoire overeenkomst (art. 6:213 BW)

  • Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)

  • Zaakwaarneming (art. 6:198 BW)

  • Onverschuldige betaling (art. 6:203 e.v.)

  • Ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW)

Obligatoire overeenkomst

  • Bron, bijvoorbeeld koopovereenkomst

  • Ten minste twee verbintenissen

  • Verbintenis tot betaling verschuldigde geldsom of

  • Verbintenis tot levering zaak.

De natuurlijke verbintenis

  • In rechte niet afdwingbaar (art. 6:3 BW), waar normaal art. 3:296 BW geldt

    • = Vorderingsrecht zonder rechtsvordering; schuld zonder aansprakelijkheid

  • Wanneer is er een natuurlijke verbintenis?

    • Op grond van de wet (vb. Art. 7A:1825 / art.3:306 e.v.) of rechtshandeling (afspraak)

    • Of dringende morele verplichting: zie arrest Goudse Bouwmeester (1926)

Rechtsgevolgen (art. 6:4 BW)?

  • Vrijwillige nakoming? Er is een rechtsgrond: is geen onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW), is geen gift (geen rechtsgrond)

  • Omzetten in gewone schuld is eenvoudig (art. 6:5 BW)

  • Geen verrekening, opschorting, retentierecht…

De rechtshandeling

  • Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. (art. 3:33 BW).

    • Rechtsgevolg = het ontstaan, het wijzigen, of het teniet gaan van een juridische relatie

  • Is geen feitelijke handeling

  • Meerzijdige/eenzijdige rechtshandeling

    • Onderscheid = vernietigbaar of niet (art. 3:32 / 3:34 BW)

  • Overige elementen:

    • Rechtsfeiten = blote rechtsfeiten (geboren worden of dood gaan) of handelingen/gedragingen (feitelijke handeling: onrechtmatige daad)

    • Gedragingen = rechtshandelingen of feitelijke of andere handelingen (onrechtmatige daad (is geen rechtshandeling, is een bron van verbintenis) of RD)

Onrechtmatige daad is geen rechtshandeling, niet bedoelt om een juridische relatie te vormen, je beoogt niet in gang te zetten om te gaan bepalen. Wel een bron van verbintenis! Rechtshandeling moet bij iemand terecht komen.

Werkgroepaantekeningen week 1

  • Rechtsfeit: Feitelijke gebeurtenissen waar het recht gevolgen aan verbindt.

  • Rechtsgevolg: De wet verbindt daar een gevolg aan. Ik word 18 jaar dus dan heb ik recht op te stemmen en ben ik meerderjarig.

  • Rechtshandeling: Is een onderdeel van een rechtsfeit. Een rechtshandeling is dus altijd een rechtsfeit maar een rechtsfeit is niet altijd een rechtshandeling. Bijvoorbeeld de huur van een auto. Zie art. 3:33 BW

  • Overeenkomst: is weer een onderdeel van een rechtshandeling. Overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling. Art. 6:213 BW

  • Verbintenis: vermogensrechtelijke verhouding tussen twee partijen (de een moet wat doen en de ander is gerechtigd dit te ontvangen) bv. persoon ontvangt de auto – garage verkoopt de auto en levert de auto. Wil van A (auto) en wil van B (geld) en dat leidt ertoe dat hij mij die auto moet geven en ik hem het geld. De verbintenis vloeit voort uit de overeenkomst, omdat we dat afgesproken hebben. De reden waarom is de overeenkomst en wat is de verbintenis (recht om te ontvangen en verplichting om te geven)

  • Komen uit alle overeenkomsten verbintenissen voort? Nee. Je moet steeds nagaan; wat is er aan de hand? En moet iemand iets doen? Verschil is tussen aantal mensen die iets moeten willen en de een wat moet doen.

  • Natuurlijke verbintenis is niet afdwingbaar en normale verbintenis wel.

Hoorcollege 2

De rechtshandeling vooraf

  • Rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.

  • Noodzakelijk is de bekwaamheid om rechtshandeling te verrichten

De totstandkoming van een rechtshandeling

  • Eis (art. 3:33 BW) = wil en verklaring moeten overeenstemmen

  • Overeenstemming ontbreekt in gevallen van ‘oneigenlijke dwaling’ (=geen rechtshandeling)

    • Voorbeeld: misverstand, zie HR Bunde/Erckens (NJ 1977/241). De term belastingschade wordt door beide partijen anders uitgelegd. Er is geen rechtshandeling tot stand gekomen, je kunt niemand binden aan wat hij niet gewild heeft.

  • Tenzij uitzondering geldt.

De rechtshandeling (vervolg)

  • Uitzondering = beroep op gerechtvaardigd vertrouwen van wederpartij honoreren

    • In verband met normaal, goedlopend rechtsverkeer

    • Zie art. 3:35 BW: ‘redelijkerwijze’

    • Is ‘afhankelijk van de omstandigheden van het geval’

  • Vervolg: is beroep op vertrouwen in strijd met redelijkheid en billijkheid?

    • Onderzoeksplicht!? Reikwijdte daarvan? (op zekere hoogte), is er aanleiding tot een onderzoek?

    • Zie art. 3:11 BW en bijv. HR Eelman/Hin (NJ 1960, 230) in Brahn/Reehuis. Gerechtvaardigd vertrouwen was aanwezig. De prijs was economische juist.

    • Alle omstandigheden (opnieuw), o.a. belang en normaliteit van het geval. Hoe minder normaal het is, hoe minder je het kan vertrouwen. Je moet goed nagaan of jouw verwachting wel klopt.

    • Het gaat om risicoverdeling

Een beroemd arrest HR Westhoff/Spronsen (NJ 1987/267) over toepassing van art. 3:33-35 BW en de correctie daarop via redelijkheid en billijkheid. In dit arrest wordt gesteggeld over uitzondering op uitzondering op uitzondering. Mag je dan alsnog een uitzondering aannemen door redelijkheid en billijkheid?

De verhouding tussen art. 3:32, 3:33, 3:34 en 3:35 BW

  • Art. 3:32 is preliminaire stap: geen bekwaamheid, geen rechtshandeling

    • Mogelijke correctie van art. 3:35 geldt hier NIET, want het gaat nog niet over wil en verklaring die nog niet overeenstemmen. Het gaat over

  • Art. 3:33 is hoofdregel voor geldige rechtshandeling (wil = verklaring)

    • Correctie (tóch geldige rechtshandeling) mogelijk als wil ≠ verklaring, via art. 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen)

  • Art. 3:33 en 3:35 vormen samen de wilsvertrouwensleer

  • Art. 3:34 is bijzonder geval van wil ≠ verklaring

    • Geestelijke stoornis waardoor wil ≠ verklaring

    • Bij stoornis wordt wil geacht te ontbreken, indien... (zie lid 1; inclusief bewijsvermoeden bij nadeel)

    • Art. 3:35 is hier correctiemogelijkheid (tóch geldige rechtshandeling)

Je moet weten of iemand wel handelingsbekwaam is of niet; de mogelijke correctie van art. 3:35 geldt hier niet (belangrijk).

De overeenkomst

  • Definitie in art. 6:213: de overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, via aanbod en aanvaarding

  • Wil van partijen op elkaar afgestemd en geopenbaard

  • Vormvrij (art. 3:37), tenzij...

  • Verbintenis(sen) aangaan = obligatoire overeenkomst

    • Nota bene: er zijn ook andere soorten overeenkomsten

    • Wederkerige (A heeft een plicht naar B en B ook naar A) en eenzijdige overeenkomsten

Zes beginselen van overeenkomstenrecht

  • Beginsel van partijautonomie/zelfbeschikking: mogelijkheid dat iedereen zich kan ontplooien; contractsvrijheid (wilsvrijheid is voldoende).

  • Vertrouwensbeginsel: verantwoordelijk voor de gevolgen die bij je handelingen komen kijken.

  • Ongelijkheidscompensatie: dwingende normen om de ongelijkheid te compenseren om de rechtvaardigheid bevorderen.

  • Trouw aan het gegeven woord: beloften maakt schuld. Vertrouwen in het rechtsverkeer is voldoende, anders kan het rechtsverkeer niet bestaan.

  • Schuld/risico/rechtszekerheidsbeginsel

  • Beginsel van maatschappelijke aanvaardbaarheid

De overeenkomst en het aanbod

  • Totstandkoming via art. 6:217: het gaat om wilsovereenstemming (via aanbod en aanvaarding)

  • Het aanbod

  • Zie HR Hofland/Hennis (NJ 1981, 532): Wel of geen aanbod? Voorstel om een overeenkomst aan te gaan aan de tegenpartij en een antwoord als 'ja' is al genoeg voor een overeenkomst. Dus moet duidelijk geformuleerd zijn.

  • Is vorm van risicoverdeling

  • Let op: art. 7:2!

Aanbod en aanvaarding

  • Aanbod:

    • Intrekken, verwerpen of aanvaarden

    • Geldigheidsduur is afhankelijk van de omstandigheden: mondeling aanbod moet je meteen accepteren en anders komt het te vervallen. Met een schriftelijk aanbod heb je langer de tijd)

    • Herroepelijk / vrijblijvend

  • Aanvaarding wordt veel minder besproken, omdat het aanbod bepaalt waar de overeenkomst overgaat. De aanvaarding is alleen het antwoord; ja.

    • Overeenstemmen met geldig aanbod

    • Vormvrij

    • Gericht op aanbieder: aanvaarding moet gericht zijn op degene die het aanbod heeft gedaan)

De overeenkomst (vervolg)

  • Aanbod en aanvaarding vormen twee eenzijdige rechtshandelingen

  • Dus: Art. 3:32 e.v. gelden

  • Maar: behandelen als een meerzijdige rechtshandeling (art. 6:218)

  • Moment van tot stand komen: ontvangsttheorie

    • Art. 3:37 BW gaat over het moment dat je de mail/brief ontvangt en niet het moment waarop je het leest; het moment wanneer je toegang kan verschaffen.

Voorafgaand aan de overeenkomst: de precontractuele fase

  • Dit betreft het handelen voorafgaand aan de totstandkoming van overeenkomst. Deze fase is ook deels juridisch geregeld.

  • Zie HR Baris/Riezenkamp (HR 15-11-1957, NJ 1958/67)

Rechtsgevolgen van de overeenkomst:

  • Deze zijn afhankelijk van de inhoud van de overeenkomst (van de afspraken) en van art. 6:248 e.v.

  • En van diverse andere bepalingen

    • Bijv. art. 6:27 e.v. BW

  • De inhoud van de overeenkomst bepalen via uitleg

  • Betreft (weer) een risicoverdeling

Inhoud van overeenkomst bepalen via uitleg

  • Zie het Haviltex-arrest

  • Uitzondering daarop in arrest inzake uitleg van een CAO-norm

  • Betreft een vloeiende overgang, zie arrest HR Pensioenfonds DSM/Fox

  • Uitleg = omstandigheden van het geval en redelijkheid en billijkheid

    • CAO-norm is een gevaltype

    • Taalkundige uitleg is praktisch van groot gewicht en mag/kan beslissend zijn

Rechtsgevolgen van de overeenkomst (vervolg)

  • De redelijkheid en billijkheid van art. 6:248 is wezenlijk

    • Is ‘vertaling’ van art. 6:2 en arrest Baris/Riezenkamp

    • Afspraak is toch niet altijd afspraak.

    • Contractvrijheid wordt ingeperkt

    • Wijzigt risicoverdeling van en tussen de partijen, dus terughoudendheid nodig

Redelijkheid en billijkheid heeft aanvullende of beperkende werking

A) Aanvullende werking (lid 1)

  • Vult onvolledige afspraak (leemte) aan via:

    • Wet

    • Gewoonte

    • Redelijkheid & Billijkheid

      • Zie ook art. 3:12 BW

  • ‘Naar de aard van de overeenkomst’

B) Beperkende werking (lid 2)

  • Beperkende werking stelt de wel gemaakte afspraken tussen partijen ter zijde

  • Zie ook HR Saladin/HBU

  • Moet terughoudend zijn:

    • Onaanvaardbaar? = risicoverdeling

    • Voor zover nodig = proportioneel

Zelfstudie

  • Art. 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden) en de toepassing daarvan

  • Rechter kan de rechtsgevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze ontbinden

  • Is toepassing van redelijkheid en billijkheid

Werkgroepaantekeningen week 2

  • Verklaring: art. 3:33 BW en art. 3:37 lid 1 BW

  • Overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling art. 6:213 BW. Er komen een of meer verbintenissen uit voort.

  • Bronnen van verbintenissen: overeenkomst, onrechtmatige daad, zaakwaarneming, onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking (ongeschreven recht)

  • Twee eenzijdige rechtshandelingen leiden tot een overeenkomst: art. 6:217 BW aanbod en aanvaarding

  • Welke rechtsgevolgen heeft een overeenkomst; art. 6:248 BW

  • Soorten aanbod:
    1. Herroepelijk
    2. Onherroepelijk (wanneer een termijn is opgenomen)
    3. Vrijblijvend

Het lijkt dat betaling de koopovereenkomst aanvaard wordt maar volgens de wet is dat niet zo.

Mededeling dat het aanbod ontvangen is; ontvangsttheorie art. 3:37 BW .
Bij herroeping is verzenden voldoende.
En voor totstandkoming van de overeenkomst geldt de ontvangsttheorie.

Goederenrecht: Absoluut recht; geldt ten opzichte van iedereen

De overeenkomst die ik sluit met bijvoorbeeld de AH om het object te kunnen kopen hoort bij verbintenissenrecht, want het geldt alleen tussen mij en de AH.

  • Koopovereenkomst: art. 6:217 BW

Eigendomsovergang: art. 3:84 BW

  • Vereisten voor overdracht:

    • Titel

    • Beschikkingsbevoegdheid

    • Levering

Art. 3:33 samen met 3:34 of 3:35: wilsontbreken: de wil en de verklaring komen niet overeen.

Wilsgebreken: dwaling, dwang, bedrog en bedreiging, misbruik van omstandigheden. De wil komt wel overeen met de verklaring, maar de wil is gebrekkig tot stand gekomen.

  • Verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid: nietigheid houdt in dat de rechtshandeling nooit heeft bestaan en bij vernietigbaarheid heeft de rechtshandeling bestaan maar wordt ongedaan gemaakt. Vernietiging heeft terugwerkende kracht (3:53 BW), dus de rechtshandeling wordt geacht nooit te hebben bestaan vanaf dat moment.

Hoorcollege 3

  • Nietigheid / vernietigbaarheid

  • Gronden voor nietigheid / vernietiging:

  • Vormvoorschriften

    • Wilsgebreken (Dwaling, Bedrog, Misbruik van omstandigheden, Bedreiging)

    • {Handelingsonbekwaamheid (zie week 2 en zelfstudie)} {art. 3:40 BW (zie Kernvak Verbintenissenrecht)}

Nietigheid en vernietigbaarheid

  • Nietig: beoogd rechtsgevolg ontbreekt van meet af aan

  • Les 12: de juridische werkelijkheid kan een fictie zijn

  • Vernietigbaar: Ovk/Rh is geldig, maar kan worden vernietigd

  • Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art.3:53BW)

  • Tot aan de vernietiging is de OVK geldig

  • Wanneer welke keuze?

    • Totaal ongewenst vs. Bijzonderebescherming voor 1 partij

  • Les 13: Gebruik de juiste term (nietig/vernietigbaar)!

  • Voorbeelden: art. 3:32, 34 en 40 en 3:39 en 3:44

Grond van vernietiging: vormvoorschrift

  • Art. 3:37 BW: hoofdregel is dat rechtshandeling vormvrij is

  • Art. 3:39 BW: als er toch een wettelijk vormvoorschrift geldt, en dat niet in acht wordt genomen > nietig

  • Voorbeeld is art. 7:2 BW: (ver)koop van een woning door een particulier, dient schriftelijk te geschieden (mondeling mag niet)

Grond voor vernietiging: de wilsgebreken

  • Wil en verklaring stemmen wel overeen, maar de wil is gebrekkig gevormd (Rh is vernietigbaar):

  • Bedrog (art. 3:44 lid 2 BW)

  • Bedreiging(art.3:44 lid3 BW)

  • Misbruik van omstandigheden(art.3:44 lid4 BW)

  • Dwaling (art. 6:228 BW)

Verschil in reikwijdte -> boek 3 algemeen / boek 6 bijzonder

  • Dwaling alleen bij OVK / Overige bij Rh

  • Maar: schakelbepaling art.6:216 BW

Wilsgebreken: Dwaling

  • De wil is gebrekkig gevormd, nl. onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken

  • Rechtvaardiging voor erkenning van dwaling?

  • Wil = centraal element in het recht

Dus: gebrek in wilsvorming is relevant > vernietigbare OVK

Betreft weer een Risicoverdeling

Vereisten voor dwaling (lid 1)

1) Een onjuiste voorstelling van zaken

2) Causaal verband: oorzakelijke relatie tussen de onjuiste voorstelling van zaken en het verrichten van de rechtshandeling

3) Kenbaarheidsvereiste

4) Plus: één van de volgende gevallen

  • een inlichting van de wederpartij

  • ongeoorloofd zwijgen van de wederpartij - wederzijdse dwaling

Drie typen dwalingsgevallen

  • Inlichting (sub a): Goede trouw van spreker is zonder belang

  • Wederzijds (sub c): beiden zijn van onjuiste veronderstelling uitgegaan

  • Bij zwijgen (sub b): spreek- en onderzoeksplicht afwegen

Type ‘zwijgen’ (lid 1 sub b)

  • Indien wederpartij de juiste feiten kent, het belang ervan kent (ad 3) en er rekening mee moet houden dat de ander dwaalt....

  • Kern: Had de wederpartij in de gegeven omstandigheden de dwaler uit de droom moeten helpen?

  • Verhouding spreekplicht / onderzoeksplicht (art. 3:11 BW)?

Spreekplicht / onderzoeksplicht

  • Onderzoeksplicht op koper, maar koper mag wel afgaan op mededelingen van de verkoper: Booy / Wisman (en Baris / Riezenkamp)

  • Als verkoper ten onrechte zwijgt, kan hij zich niet meer verweren door te stellen dat koper een onderzoeksplicht had: Van Geest / Nederlof

  • Ondeskundigheid van koper verplicht deze niet om onderzoek te doen.

Onvoorzichtige koper wordt beschermd tegen verkoper die relevante gegevens verzwijgt: Van Geest / Nederlof

Vereisten voor dwaling (lid 2)

5) Geen uitsluitend de toekomst betreffende omstandigheid

  • Booy/Wisman

  • Groentemarktcafe arrest

6) De dwaling komt niet voor rekening van de

dwalende zelf, gezien:

  • de aard van de overeenkomst

  • de verkeersopvattingen

  • de omstandigheden van het geval

Wilsgebreken: Bedrog (art. 3:44 lid 3 BW)

  • Verschil met dwaling: opzet

  • Vereisten:

1) Een kunstgreep, d.w.z.:

  • Opzettelijk onjuiste mededeling

  • Opzettelijke verzwijging

  • Andere kunstgreep

2) Causaal verband tussen bedrog en het verrichten

van de Rh door deze persoon (subjectief)

  • NB: geen onderzoeksplicht voor bedrogene

Wilsgebreken: Bedreiging (art. 3:44 lid 2 BW)

  • Vereisten:

1) Onrechtmatig met enig nadeel bedreigen

  • Via ongeoorloofde of geoorloofde (maar onrechtmatige) middelen

2) Tot Rh bewogen door bedreiging (= causaal verband)

  • Gaat om ‘redelijk oordelend mens’

Wilsgebreken: misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4)

  • Is zwakke vorm van bedreiging

  • Verschillen: initiatief bij wederpartij; gedrag van wederpartij is c.q. de omstandigheden zijn oorzaak; art. 3:54 BW toepasselijk

  • Voorwaarden:

    • 1) a) misbruik (bevorderen ipv weerhouden) van de aanwezige b) bijzondere omstandigheid

    • 2) Causaal verband tussen de bijzondere omstandigheden en het aangaan van de Rh

    • 3) Kenbaarheid: weten of moeten begrijpen

Intermezzo: hoe vind ik een uitspraak in de daarvoor bestemde databanken?

  • Bijv.: HR 5 februari 1999, NJ 1999/652 (Van Venrooij/Ameva)

  • ‘Officiele’ bron is de Nederlandse Jurisprudentie • MaarsomsookRvdWofAA

  • De NJ (en de uitspraak) is online te vinden via KluwerNavigator

http://www.uu.nl/universiteitsbibliotheek/collecties/collectie- rechtsgeleerdheid

  • Of Rechtsorde.nl(daar is ook Navigator te raadplegen)

http://www.rechtsorde.nl/

  • Handig alternatief is: Rechtspraak.nl

Wilsgebruiken: misbruik van omstandigheden (vervolg)

  • Is zwakke vorm van bedreiging

  • Verschillen: initiatief bij wederpartij; gedrag van wederpartij is c.q. de omstandigheden zijn oorzaak; art. 3:54 BW toepasselijk

  • Voorwaarden:

    • a) misbruik (bevorderen ipv weerhouden) van de aanwezige b) bijzondere omstandigheid

    • Causaal verband tussen de bijzondere omstandigheden en het aangaan van de Rh

    • Kenbaarheid: weten of moeten begrijpen

Relativering van de rechtsgevolgen van nietigheid / vernietiging

  • Rechtsgevolgen:

    • Wilsgebrek = vernietigbaar

    • 3:39 & 3:40: Rechtshandeling is nietig (of vernietigbaar)

  • Een ‘relativering’ (inperking) van die gevolgen is mogelijk (Les 8 en 11):

  • Partiële nietigheid (art. 3:41 BW)

  • Conversie (art. 3:42 BW)

  • Werking ontzeggen (art. 3:53 lid 2 BW)

Relativering van de rechtsgevolgen van nietigheid / vernietiging

  • ‘Aanpassing’ van de OVK via art. 6:230

  • lid 1: een wijzigingsvoorstel dat nadeel afdoende opheft

  • Aanvaarden / niet-aanvaarden

  • Vgl. ook art. 3:54 lid 1 BW

  • lid 2: de rechter wijzigt gevolgen van de OVK

Oplossing casus?

Wat nu als de speler verzwijgt dat hij niet op zondag / gedurende Ramadan mag voetballen i.v.m. zijn geloof?

  • Dwaling?

  • Bedrog?

  • Rechtsgevolg: vernietigbare OVK?

  • Of (relativerend): minder salaris?

Werkgroepaantekeningen week 3

Art. 3:35 > gerechtvaardigd vertrouwen

Als de wil en overeenkomst niet overeenkomen, mag je zomaar aannemen dat je dat kan aanvaarden? Nee, het verschil mag niet te groot zijn. Als je niet rechtvaardig mag vertrouwen dan is er geen wilsovereenstemming.

  • Nietig: je zegt dat er nooit een beoogd rechtsgevolg is geweest vanaf het begin

  • Vernietigbaarheid: terugwerkende kracht (dat de partijen terug gaan naar de situatie dat er nooit een overeenkomst is geweest). Tot aan de vernietiging is de overeenkomst geldig.

  • Handelingsonbekwaamheid: geestelijke stoornis art. 3:34, minderjarigheid, onder curatele gesteld.

  • 3:32 lid 2 -> rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar

  • 3:33 en 3:34 wel bij 3:35 terecht komen! -> wil en verklaring stemmen niet overeen  3:35

  • 3:32 kan je nooit bij 3:35 terugkomen!

  • Bedreiging en bedrog zijn sterkere vormen, want daar zit opzet in.

  • Onderzoeksplicht: dat je aanneemt dat iets niet klopt en het gaat onderzoeken of het klopt.

Hoorcollege 4

Nakoming I

Uit artikel 3:296 lid 1 BW blijkt dat je nakoming van een verbintenis kunt vorderen bij de rechter.

  • Rechtsvordering versus vorderingsrecht (actie).

  • Een vorderingsrecht vloeit voort uit contract en soms uit de wet. Zie bijvoorbeeld artikel 7:21 BW voor een voorbeeld uit de wet.

  • De nakoming van een verbintenis kun je afdwingen bij de rechter

  • Het vorderingsrecht is opgenomen in boek 3 van het BW en daarom regelt het niet alleen conctractuele verbintenissen, maar verplichtingen in het algemeen, dus ook verbintenissen uit een andere bron dan een overeenkomst, bijvoorbeeld onrechtmatige daad (6:162) en andere verplichtingen, zoals verbod en bevel.

Nakoming II

  • In dit vak ligt de focus op verbintenissen uit een contract

  • Heeft een schuldeiser een ‘absoluut’ recht op nakoming, m.a.w.: kan hij dit recht altijd uitoefenen? Nee, hij heeft geen absoluut recht om nakoming te vorderen bij de rechter volgens artikel 3:296. De wet kan bijvoorbeeld een beroep op nakoming in de weg staan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een natuurlijke verbintenis. Wat een natuurlijke verbintenis is staat in artikel 6:3 BW: een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. De reden hiervoor is de aard van de verplichting: een natuurlijke verbintenis brengt een persoonlijke verplichting met zich mee. Deze kun je niet rechtens afdwingen.

Op de vordering tot nakoming bestaat een aantal praktische uitzonderingen:

  • Absolute onmogelijkheid. Het uitvoeren van de verbintenis is onmogelijkheid. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand een schilderij zou leveren en het schilderij is verbrand. De schuldenaar kan het schilderij dan niet meer leveren. In dat geval spreken we van een absolute onmogelijkheid.

  • Relatieve onmogelijkheid. Daar is bijvoorbeeld sprake van indien iemand een antieke ring heeft en deze persoon laat de ring in een diepe rivier vallen. In dat geval is het relatief onmogelijk om de ring uit de rivier te halen.

  • Redelijkheid en billijkheid. Dit blijkt uit arrest Multi Vastgoed/ Nethou (ECLI:NL:HR:2001:AA9311; NJ 2001, 79).

    De casus: Plazagebouw is gebouwd in opdracht van Nethou door Multi Vastgoed. Multi Vastgoed had een perfecte oplevering gegarandeerd aan Nethou. De dekplaten aan de buitenkant van het gebouw gingen heel erg snel roesten en dit hoorde niet. Multi vastgoed vervangt de meest verroesten platen en saniteert de rest . Nethou is het hier niet mee eens en wil alle platen vervangen hebben. Multi Vastgoed gaat daarmee niet akkoord. Multi vastgoed vindt dat Nethou geen beroep mag doen op nakoming, maar enkel op schadevergoeding.

    Het oordeel van de Hoge raad: schuldeiser (Nethou) mag in beginsel kiezen tussen nakoming en schadevergoeding. Maar hij is verplicht om te handelen naar de normen van redelijkheid en billijkheid. Hij zegt letterlijk: 'De crediteur is evenwel niet geheel vrij in deze keuze, maar daarbij gebonden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, waarbij mede de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij een rol spelen.” Hij moet dus rekening houden met het gerechtvaardigde verlangen van de wederpartij (Multi Vastgoed). Hierdoor kan het zijn dat de schuldeiser geen recht heeft op nakoming. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof in stand gehouden en Nethou mag zich beroepen op nakoming. De Hoge Raad was niet van mening dat de schuldeiser te ver is gegaan.

    Uit dit arrest blijkt dus dat ook de redelijkheid en billijkheid een rol kan spelen.

Nakoming en techniek

Art. 6:27 e.v. Regelt de nakoming van verbintenissen. Dit wordt uitgelegd in Hoofdstuk 18 van Brahn (zelfstudie).

De belangrijkste vragen hierbij zijn:

  • Door wie moet worden nagekomen? ⇒De schuldenaar of zijn wettelijke vertegenwoordiger kan bevrijdend nakomen, maar ook een derde kan bevrijdend nakomen. In dat geval moet wel worden voldaan aan de eisen van artikel 6:30.

  • Nakoming aan wie? ⇒Nakoming kan zowel aan de schuldeiser als een een derde. Indien de schuldeiser handelingsbekwaam is, dan is de nakoming bevrijdend. Indien de schuldeiser niet handelingsbekwaam is, dan moet worden voldaan aan de eisen van artikel 6:31. Indien wordt nagekomen aan een derde, en deze derde is bevoegd, dan is sprake van een bevrijdende nakoming. Indien de derde onbevoegd is, kan deze alsnog bevrijdend zijn, indien wordt voldaan aan een van de volgende artikelen: 6:32, 3:35, 3:36 of 3:61 lid 2. Anders is de nakoming niet bevrijdend. d

  • Wanneer moet worden nagekomen? → Indien je nakoming wilt vorderen, moet de vordering opeisbaar zijn. De opeisbaarheid is geregeld in art. 6:38 en 6:39 BW. Je kunt geen nakomnig vorderen van een niet-opeisbare verbintenis.

  • Waar moet worden nagekomen? → Dit is geregeld in o.a. artikel 6:41 en 6:116.

Al deze vragen worden beantwoord in artikel 6:27 e.v.

Schadevergoeding I

Schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming is geregeld in art. 6:74 BW Het is geregeld in afdeling 6.1.9, dus het regelt meer dan alleen de contractuele verbintenis; het regelt de gevolgen van het niet nakomen van een verbintenis.

Er moet sprake zijn van een tekortkoming: Dit is een ‘neutraal begrip’ en kan verschillende dingen inhouden: helemaal niet nakomen (bv. schilderij staat in de fik en kan schilderij niet meer leveren, schuldenaar schiet tekort). OF niet tijdig nakomen (bruidstaart bestelt, maar die arriveert dag naar uw huwelijk, wederpartij komt niet tijdig na). OF niet correct/deugdelijk nakomen (u heeft 10 kisten appels besteld en u krijgt 10 kisten sinaasappels).

Het artikel stelt aan aantal eisen om te kunnen komen tot schadevergoeding wegens wanprestatie. Deze vereisten moet je allemaal afgaan.

Schadevergoeding II

Schade: welk ‘type’ schade?. Er zijn verschillende soorten schade:

  • Vertragingsschade (art. 6:85 BW): schade wegens vertraging in de nakoming

  • “Gevolgschade”. Dit is niet in de wet gedefinieerd.

Dit is straks van belang bij verzuimeis!

  • Ook een mogelijkheid tot vervangende schadevergoeding (art. 6:87 BW). In dat geval wordt de verbintenis omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Er moet dan ook worden voldaan aan de overige vereisten van dit artikel. Indien een verbintenis wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, dan vervalt de andere verbintenis. Dit heeft gevolgen voor de rechtsmaatregelen die de schuldeiser kan nemen. Dit komt later in het college aan bod.

  • Artikel 7:74 stelt een aantal eisen. Zo moet er sprake zijn van een causaal verband tussen de schade en de tekortkoming en dit is te zien aan het woordje “Daardoor”

Schadevergoeding III

Artikel 6:74 eist toerekenbaarheid aan de schuldenaar

De toerekenbaarheid wordt verondersteld aanwezig te zijn.

Wanneer sprake is van toerekenbaarheid staat in artikel 6:75 BW: een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dus in principe toerekenbaar, tenzij... Dit heeft gevolgen voor de bewijslast.

Voorbeelden van toerekenbaarheid in de wet: artikel 6:76 en 6:77: vanwege hulppersonen en gebruikte zaken toerekenbaar.

Voorbeeld van de verkeersopvatting: arrest Oerlemans/Driessen (ECLI:NL:HR:2001:AB1338; NJ 2002, 213) ⇒ betaling en u staat rood en kan niet betalen. Onvermogen om te betalen levert geen overmacht op volgens de verkeersopvattingen.

Indien geen sprake is van toerekenbaarheid, is sprake van overmacht.

Oerlemans/Driessen arrest

  • Rozenkweker Driessen koopt van Oerlemans een bestrijdingsmiddel BioFer. Dit bestrijdingsmiddel vernietigt niet alleen onkruid, maar ook rozen.

  • Oerlemans kocht BioFer van een derde. Oerlemans kende het gebrek zelf niet en hoefde het ook niet te kennen.

  • Rechtsvraag: Kan Oerlemans zich op overmacht beroepen?

  • Hoge Raad: Nee, verkeersopvattingen brengen mee dat een gebrek in een verkocht product voor rekening van verkoper komt. Dit kan slechts onder bijzondere omstandigheden anders zijn.

  • Dus de regel die we kunnen afleiden uit het arrest is: In beginsel staat de verkoper in voor het product wat hij verkoopt.

Schadevergoeding IV

  • Uit artikel 6:74 llid 2 blijkt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, lid 1 slechts van toepassing is indien tevens sprake is van verzuim. Wat verzuim is staat in artikel 6:81 e.v. BW.

  • De verzuimregeling geeft als het ware een “ tweede kans” voor schuldenaar om alsnog zijn prestatie na te komen! Indien dan alsnog niet wordt nagekomen, dan is pas sprake van verzuim.

  • Verzuim is een ‘toestand': op het moment dat de schuldenaar in verzuim raakt is hij aansprakelijk jegens de wederpartij, dan moet hij de schade gaan vergoeden die hij tekort is gekomen. De schuldenaar draagt het risico van het tekortkoming.

  • Hoe raak je in verzuim of met andere woorden: hoe treedt het verzuim in? Dit is geregeld in artikel 6:82 en 6:83. Het verzuim kan intreden met en zonder ingebrekestelling. Wanneer geen ingebrekestelling nodig is staat in art. 6:83. In de andere gevallen is wel een ingebrekestelling vereist.

  • Een ingebrekestelling is een (schriftelijke) aanmaning, een ‘handeling’ dus! Zie art. 6:82 lid 1 BW

Er moet gedifferentieerd worden in de schadevergoeding. Twee voorbeelden:

  • Het keukenkasje dat kapot is kan nog gerepareerd worden. Daaroms het relevant om de schuldenaar een tweede kans te geven.

  • De borden van oma zijn echter kapot en de borden zijn ook niet meer heel. Nakoming is daar wel blijvend onmogelijk en dus geldt de verzuimeis daar niet.

Er is ook een situatie waarin het verzuim wel vereist is, maar zonder ingebrekestelling, vanwege art. 6:82 lid 2 en art 6:83 BW.

Hoe zit het als je geen termijn in je contract hebt opgenomen? Deze vraag ziet op de opeisbaarheid van de vordering. Als je geen termijn hebt afgesproken, kun je als schuldeiser terstond (meteen) nakoming eisen.

Is een schuldenaar verplicht om de schadevergoeding te betalen? Als hij voldoet aan alle eisen dan is hij verplicht tot het betalen van schadevergoeding conform artikel 6:74 BW.

Ontbinding I

  • De ontbinding is geregeld in afdeling 6.5.5. Deze afdeling ziet op wederkerige overeenkomsten. Wat een wederkerige overeenkomst is staat in artikel 6:261.

  • Ontbinding bevrijdt partijen van verbintenissen. Dit blijkt uit artikel 6:271 BW

  • Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een verbintenis geeft recht op ontbinding van een verbintenis tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding niet rechtvaardigt (6:265). Van een niet-rechtvaardiging is niet snel sprake.

  • Uit artikel 6:265 lid 1 BW blijkt niet dat toerekenbaarheid is vereist om te kunnen ontbinden. Dit in tegenstelling tot schadevergoeding wegens wanprestatie volgens 6:74 BW. Let op het verschil.

  • Er is dus een snelle toegang tot ontbinding, te zien aan 'iedere tekortkoming, tenzij....'

  • Verzuimvereiste: niet bij blijvende OF tijdelijke onmogelijkheid (vgl 6:74 lid 2 BW!)

Ontbinding II

  • Hoe te ontbinden? Dit staat in art. 6:267 BW

  • Geheel of gedeeltelijk? Dit wordt geregeld in art. 6:270 BW ⇒ ‘actio quanti minoris’ (je kan om prijsvermindering vragen)

  • Ontbinding vs vernietiging: ontbinding heeft GEEN terugwerkende kracht! (artikel 6:269). Het gevolg hiervan is dat de rechtsgrond blijft bestaan. Uit artikel 6:271 blijkt dat voor zover verbintenissen reeds zijn nagekomen, voor deze verbintenis de rechtsgrond niet vervalt, maar dat een verbintenis tot ongedaanmaking ontstaat. Het gevolg hiervan is dat voor de reeds gedane prestaties geen sprake is van onverschuldigde betaling volgens artikel 6:203.

  • Rechtsgevolg: bevrijding getroffen verbintenissen + ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen! Art. 6:271 BW

  • Wat nu als de ongedaanmaking niet kan? Dit is geregeld in art. 6:272 BW

Strategie én techniek

Combinatie van remedies kan!

  • Nakoming + aanvullende schadevergoeding

  • Ontbinding + aanvullende schadevergoeding. Aanvullende schadevergoeding is geregeld in art. 6:277 BW

  • Vervangende schadevergoeding + aanvullende schadevergoeding

Wat kan NIET?

  • Nakoming vorderen + ontbinding

  • Nakoming vorderen + vervangende schadevergoeding

Werkgroepaantekeningen week 4

  • Ontbinding: De rechtshandeling wordt ongedaan gemaakt en heeft geen terugwerkende kracht (6:269)

  • Als de schuldenaar zijn verplichting niet nakomt aan de schuldeiser kan er sprake zijn van: nakoming, ontbinding en opschorting.

  • Voor verzuimregeling kijk je naar art. 6:81 en art. 6:82 en art. 6:83 BW.
    Op de ingebrekestelling van artikel 6:82 kunnen ook uitzonderingen zijn.

  • Kijk voor tekortkoming bij art. 6:74 lid 2 en voor ontbinding bij art. 6:265 lid 2.

  • Bij ontbinding moet telkens gekeken worden wie wat wil en wat er gedaan moet worden.

  • Normale schade is geregeld in art. 6:74

  • Rijtje van vereisten van art. 6:74 BW: tekortkoming, schade, toerekenbaarheid, causaal verband en verzuim.

Hoorcollege 6

  • De (eigen) onrechtmatige daad:

    • Achtergrond, belang en functies

    • De vijf vereisten:

    • Onrechtmatigheid (in enge zin)

      • Gevaltypen: Kelderluik

    • Toerekening(schuld; wet; verkeersopvattingen)

    • Relativiteit

    • Schade (zie vooral week 8)

    • Causaal verband (zie vooral week 8)

Achtergrond van de onrechtmatige daad

  • Het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht (onrechtmatige daad-recht) is een directe vorm van risicoverdeling

    • Het gaat over distributie van schade / verdeling van welzijn

  • Vertrekpunt: twee beginselen strijden om voorrang.

Ieder draagt zijn eigen schade (vrijheid)

versus

Berokken een ander geen schade (verantwoordelijkheid; bescherming)

Ofwel: Casum sensit dominus vs. alterum non laedere

Les 14: juristen doen graag aan (potjes)Latijn

  • Slachtoffer heeft niet altijd recht op schadevergoeding

  • Er bestaan diverse andere vergoedingssystemen:

    • Sociale zekerheid

    • Fondsen (asbestfonds)

    • Private (aansprakelijkheids) verzekering

    • Mogelijkheid van verzekering is wezenlijk!

Belang van de onrechtmatige daad

  • Na Lindenbaum/Cohen–arrest (1919; zie hierna) is de onrechtmatige daad veel benut voor allerhande zaken

  • A: Kwantitatief:

    • Veel procedures op basis van onrechtmatige daad

  • B: “Kwalitatief”:

    • Risicoverdeling

    • Onrechtmatige daad benut als middel om juridische aanspraak te construeren (Les 15)

    • Recent voorbeeld: Urgenda-zaak

  • Kennen wij een ‘claimcultuur’ of ‘Amerikaanse toestanden’? (‘Floodgates of liability’)

    • Is dat meetbaar?

    • Is niet merkbaar in de praktijk!

      • Les 16: juristen gaan vaak uit van ongefundeerde veronderstellingen

    • Is (meer/vaker) claimen eigenlijk wel zo erg?

Enkele functies van de onrechtmatige daad

  • Compensatie (verplaatsing van schade en dus risico)

  • Preventie van ongewild gedrag (voorkomen van schade)

  • Kostenspreiding

  • Genoegdoening

  • Verwezenlijking (handhaving) van rechten

Vijf vereisten voor aansprakelijkheid

  • Onrechtmatigheid (onrechtmatige daad ‘in enge zin’):

    • art. 6:162 lid 1 & lid 2 BW

  • Toerekenbaarheid (schuld; wet; verkeersopvatting):

    • art. 6:162 lid 1 & lid 3 BW

  • Schade:

    • art. 6:162 lid 1 & artt. 6:95 e.v. (afd. 6.1.10) BW

  • Causaal verband:

    • art. 6:162 lid 1 & 6:98 BW

  • Relativiteit:

    • art. 6:163 BW

Onrechtmatigheid (in enge zin)

  • Drie alternatieve criteria voor beoordeling van het gedrag (art. 6:162 lid 2):

A. Inbreuk op een (subjectief) recht

B. Strijd met een wettelijke plicht

  • Let in het bijzonder op de relativiteitseis (6:163 BW)

C. Maatschappelijk onzorgvuldig gedrag: handelen in strijd met de “zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt”

  • Tenzij er een rechtvaardigingsgrond is

Uitgelicht: maatschappelijke onzorgvuldigheid

Maatschappelijke onzorgvuldigheid

  • Al lang veel onvrede over (o.a. Molengraaff 1887)...

    • CHECK: wie was Molengraaff?

  • Doorbraak: in arrest Lindenbaum/Cohen (HR 31-1-1919, NJ 1919, 161)

  • Uit het oordeel van de HR:

Onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat of inbreuk maakt op eens anders recht, of in strijd is met des daders rechtsplicht of indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschapelijke verkeer betaamt ten aanzien van een anders persoon of goed...

  • Veel gevaltypen ter invulling van die norm:

    • OSVO (ongelukkige samenloop van omstandigheden; géén OD)

    • Gevaarzetting

    • Sport en Spel

    • Onrechtmatige overheidsdaad

    • Zuiver nalaten

    • Staking

    • Onrechtmatige uitingen

    • Privacy-schending

    • Hinder

    • Ongeoorloofde mededinging

    • Milieu-aansprakelijkheid

    • Beroepsaansprakelijkheid

    • Misleidende reclame

    • Productaansprakelijkheid

    • Verkeersongevallen

    • Arbeidsongevallen & beroepsziekten (art. 7:658), etc.

Maatschappelijke onzorgvuldigheid: gevaltype ‘gevaarzetting’

  • Omschrijving gevaarzetting

  • Norm: vier Kelderluik-factoren (uit Kelderluik-arrest) afwegen bij gevaarzettend gedrag:

  • de mate van waarschijnlijkheid van niet-oplettendheid,

  • de kans dat daaruit ongevallen ontstaan,

  • de ernst van de gevolgen daarvan,

  • de bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen

Verdere expansie Kelderluik-factoren

  • Onrechtmatigheid beoordelen via verfijnde Kelderluik-factoren

  • Omvang van risico afwegen ten opzichte van de omvang van zorg

    • Risico = ernst van schade en waarschijnlijkheid van schade

    • Zorg = aard en nut van gedraging en mate van bezwaarlijkheid van voorzorg

Risico

Ernst van schade:

  • Omvang van de schade

  • Aard van de schade

  • Waarschijnlijkheid van schade:

  • Kansverhoging

  • Waarschijnlijkheid van ongeval

  • Ongeval in het algemeen

  • Anticipatieplicht tav onvoorzichtigheid van de ander

Zorg

Aard en nut van gedraging:

  • Aard

  • Nut

  • Bezwaarlijkheid van voorzorgsmaatregel:

  • Kosten

  • Andere bezwaren

  • Onbekende risico’s: onderzoek en observatie

  • Fouten van anderen: waarschuwen

Toerekening

  • Toerekening (van de daad aan de dader, lid 3):

  • Schuld (van opzet tot ‘gewone’ schuld): Kennen en kunnen

  • Wet (zie met name: art. 6:164 BW en art. 6:165)

  • Verkeersopvattingen

    1. Zie HR Meppelse Ree

Relativiteit

Art. 6:163 BW: de geschonden norm moet ertoe strekken bescherming te bieden:

  • aan deze (categorie van) benadeelde(n);

  • voor dit type schade/geschonden belang.

Was van beperkt belang

  • Nodig bij schending wettelijke plicht

  • Inmiddels vaker gebruikt

  • Om gewenst resultaat (risicoverdeling) te bereiken

  • Gaat om inperking van aansprakelijkheid

  • Zie o.a. Duwbak Linda-arrest (NJ 2006/281)

Schade (meer in week 8)

Schade is....

  • Vermogensschade (geleden verlies en gederfde winst)

  • Ander nadeel, voor zover de wet op vergoeding daarvan recht geeft

    • Immateriële schade (art. 6:106 BW)

    • Meer over het hoe en hoeveel bij vergoeding van schade in Week 8

Causaal verband (zie week 8)

Stap 1: Condicio sine qua non-verband

  • Zie het woordje ‘dientengevolge’ in art. 6:162 lid 1 BW

  • Vgl. de beoordeling van causaal verband bij de wilsgebreken

Stap 2: Toerekening naar redelijkheid

  • Art. 6:98 BW

  • Is een multifactor-benadering

Casus ‘jetblast’

  • Gevonden?

  • Vliegveld is wel/niet aansprakelijk?

  • Wat denk je zelf?

  • Pas de Kelderluik-factoren toe?

Zelfstudie

  • Samenloop van onrechtmatige daad en wanprestatie

    • Schending contractuele norm (wanprestatie) is niet automatisch ook een onrechtmatige daad

    • Tenzij...er sprake is van een onrechtmatige daad, onafhankelijk van de wanprestatie

Hoorcollege 7

Onderwerpen

  • Groepsaansprakelijkheid (art. 6:166)

  • Kwalitatieve of Risicoaansprakelijkheid

    • Schuld versus Risico

    • Typen:

      • Ouders (art. 6:169 BW)

      • Werkgevers (art. 6:170 BW)

      • Opdrachtnemers (art. 6:171 BW)

      • Bezitters van dieren (art. 6:179 BW)

Groepsaansprakelijkheid

Bijzondere vorm van onrechtmatige daad; het uitgangspunt is:

  • Tegemoetkoming aan eiser die dader niet kan identificeren i.v.m. groepsgedrag

  • Elk groepslid is aanspreekbaar. Dit is rechtvaardig omdat ieder een bijdrage heeft een bijdrage heeft geleverd, dat er schade is ontstaan.

Via art. 6:166 BW als je niet weet wie het gedaan heeft, kan je iedereen van de groep aanspreken. (Voorkomt dat iedereen zegt dat ze het niet gedaan hebben). Met aanvulling van art. 6:162 BW (Onrechtmatige Daad). Dit heeft twee functies:

  • (A) een op groepsgedrag toegesneden invulling van de onrechtmatigheid en toerekening

  • (B) het ecarteren van een causaliteits (CSQN-) probleem (probleem op te lossen). De focus ligt op ‘psychische’ causaliteit

Het gaat om de beslissing die je hebt gemaakt, om je niet terug te trekken als er schade wordt veroorzaakt. Je kan iemand uitkiezen die schade heeft veroorzaakt.

Groepsaansprakelijkheid: toepassingvoorwaarden

  • Optreden in groepsverband (“min of meer bewust gezamenlijk optreden”) onrechtmatig

  • Eén van de deelnemers brengt onrechtmatig schade toe

  • De kans op het aldus toebrengen van schade had de aangesproken deelnemer(s) behoren te weerhouden van zijn / hun gedragingen in groepsverband

  • Dit onrechtmatig deelnemen aan de groep kan aan de aangesproken deelnemer(s) worden toegerekend

NB: Rechtsgevolg = Hoofdelijke aansprakelijkheid

Het is onrechtmatige om deel te nemen aan groepsverband, door de aangesproken persoon. Is ook aan hem of haar toe te rekenen via art. 6:162 lid 3 BW

Kwalitatieve of risicoaansprakelijkheid

De definities van risicoaansprakelijkheid:

  • Enge opvatting -> schuld of aansprakelijk zijn geen eisen meer

  • Ruime opvatting -> Hier gaan we vanuit

Er is geen scherp onderscheid tussen schuld- en risicoaansprakelijkheid, maar het gaat om gradaties. Zoals zo vaak in het recht: les 17

We herkennen een vloeiende overgang, van schuldaansprakelijkheid, via:

  • Bewijsvermoedens (res ipsa loquitur, zie LES 14), of

  • Bewijslastomkering

  • Naar risicoaansprakelijkheid

= Risicoverdeling

Speciale functie van risicoaansprakelijkheid = kanalisatie van aansprakelijkheid (het risico): de aansprakelijkheid naar een bepaald persoon te leiden. De redenen hiervoor zijn:

  • Slachtofferbescherming

  • Kennis en kunde

  • Profijt

De terminologie: risicoaansprakelijkheid of kwalitatieve aansprakelijkheid? Kwalitatieve aansprakelijkheid geldt voor personen (art. 6:169-172) en zaken (art. 6:173 e.v.)

Aansprakelijkheid voor jeugdigen

Volgens art. 6:169 lid 1 BW is de ouder/voogd risicoaansprakelijk voor een kind van onder de 14 jaar. De reden is dat de benadeelde anders schade draagt. Voorwaarden hiervoor zijn da een kind jonder dan 14 jaar is en ‘als doen te beschouwen onrechtmatige gedraging’ (voor het nalaten van iets, is er geen sprake van een onrechtmatige daad). Daarnaast moet de gedraging ‘toerekenbaar’ zijn, afgezien van te jonge leeftijd en er moet schade voor een derde zijn. Er is hierbij geen fout van de ouder/voogd nodig. Volgens Art. 6:169 lid 2 BW is de ouder/voogd aansprakelijk voor het gedrag van een kind onder de 16 jaar, tenzij er sprake is van een Fout (toerekenbare onrechtmatige daad) van kind en er schade voor derde is. Tenzij er geen verwijt is. Kind zelf aansprakelijk; schuldaansprakelijkheid en omkering bewijslast volstaat

Aansprakelijkheid voor een ondergeschikte is beschreven in ratio art. 6:170 BW: aansprakelijkheid is bedrijfsrisico, is te spreiden, profijtbeginsel. Voorwaarden hierbij zijn dat schade aan derde veroorzaakt is door een fout van een ondergeschikte. Ook moet er een functioneel verband zijn tussen de fout en de opdracht, door A) Zeggenschap van leidinggevende over gedraging of B) Kans op fout vergroot door opdracht (Zie Groot Kievitsdal-arrest). De draagplicht ligt dan bij de leidinggevende (lid 3).

Aansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte

  • Vereist voor aansprakelijkheid (art. 6:171):

    • Schade aan een derde door een fout

    • Functioneel verband tussen fout en opgedragen taak

    • Opdracht uitgevoerd in het kader van het bedrijf van de ander

  • HR legt art. 6:171 beperkt uit (vgl. HR Delfland/Stoeterij, NJ 2002/75)

  • Ratio = eenheid van onderneming

  • Onderlinge draagplicht? Zie art. 6:102 BW

Aansprakelijkheid voor dieren (art. 6:179 BW en Stierkalf-arrest)

  • Welke dieren? (geldt niet voor wilde dieren)

  • Wie is bezitter? à art. 6:183 Ouders zijn verantwoordelijk voor de OD van het kind, als het kind jonger is dan 14 jaar.

  • Grondslag ?

    • Eigen energie/gedraging van het dier

    • Zie Bardoel/Swinkels (NJ 1984/ 415) > niet verplicht

  • Het dier als instrument?

  • Verweer: de ‘tenzij’-formule > verweermiddel voor de gedaagde. Het geval van risciocoaansprakelijkheid moet je toetsen aan het schuldaansprakelijkheid. Als er geen schuldaansprakelijkheid is dan is er ook geen risicoaansprakelijkheid.

Aansprakelijkheid tov. Mede-bezitters?

  • Risicoaansprakelijkheid t.o.v. derden

  • Ook t.o.v. mede-bezitter van het dier?

    • Deze vraag speelt in de rechtspraktijk

    • Zie Rb. Den Haag 4 maart 2015 (ECLI:NL:RBDHA: 2015:2443): Nee

    • Zie Rb. Noord-Holland 29 juni 2015: ‘…dat vragen we aan de Hoge Raad…’ (via art. 392 Rv)

    • Academische twijfel dus…(vgl. les 4): wie draagt het risico?

Aansprakelijkheid tov. Mede-bezitters

  • Het Hangmat-arrest: is art. 6:174 ook toepasbaar op de mede-bezitter (of alleen op

  • derden zoals in de artt. 6:169-171)?

  • Oplossing?

    • Zoek analogie met eerdere rechtspraak!

    • In casu de Hangmat-zaak (HR 8-10-2010, NJ 2011/465)

  • Betreft een gebrekkige opstal (art. 6:174)

  • Toepassingsvoorwaarden:

    • Bezitter

    • opstal

    • gebrek

    • (verwezenlijking van) gevaar

    • Tenzij..

  • Ja: “De kernvraag is of het recht bescherming behoort te verlenen aan degene die (...) zelf in zekere zin medeverantwoordelijk geacht kan worden voor de gebrekkige opstal. Bij de geschetste stand van zaken, waarbij de wetgever de door [de vrouw] bepleite aansprakelijkheid niet heeft uitgesloten, hangt de te maken keuze af van wat naar maatschappelijke opvattingen, in aanmerking genomen de belangen van de benadeelde, de bezitter en de aansprakelijk-heidsverzekeraar, het meest redelijk moet worden geacht als reikwijdte van art. 6:174. Die keuze valt uit ten gunste van het standpunt van de vrouw.”

Terug naar de casus

  • Geldt die regel dan (daarom) ook bij art. 6:179 BW?

  • Art. 6:179 niet ontworpen voor mede-bezitters, maar deze worden niet uitgesloten

  • Parallel met Hangmat-zaak voldoende sterk?

    • Indien ‘ja’: vergoeding!

    • Rb. Den Haag: nee, andere grondslag

  • Wachten op de HR

Hoorcollege 8

  • Schade en Schadevergoedingsrecht (afd. 6.1.10 BW), inclusief (o.a.):

    • Causaal verband (in twee fasen)

      • Condicio sine qua non (CSQN), art. 6:162 BW

      • Toerekening naar redelijkheid (TNR), art. 6:98 BW

    • Eigen schuld (art. 6:101 BW) en medeschuld (art. 6:102 BW)

    • Affectie- en shockschade

Causaal verband: CSQN

  • Vestigingsfase: het gaat om het condicio sine qua non-verband: zou de schade ook in getreden zijn als er geen fout zou zijn begaan? Ja: geen causaal verband / nee: causaal verband

  • Vgl. art. 6:74 (‘daardoor’) en 6:162 BW (‘dientengevolge’)

  • CSQN-verband =

    • Wegdenk-oefening

    • Let op, niet altijd vereist, zie art. 6:99 en DES-arrest (HR 9-10-1992, NJ 1994/535)

  • Art. 6:99 BW gaat over het jagers-arrest vb.

Iedereen geeft elkaar de schuld: in zo’n geval is het aan de dader om te pleiten dat het niet jouw steen is geweest, dus geen causaal verband. Dus zijn ze alle drie hoofdelijk aansprakelijk.

Causaal verband: TNR = Toerekening naar redelijkheid

  • Omvangsfase (art. 6:98): toerekening naar redelijkheid (aan de dader) = verdeling van risico

  • Betreft een weging van factoren:

    • Aard van de aansprakelijkheid

    • Aard van de schade: letselschade reken je ruimer toe dan zakenschade en zakenschade reken je ruimer toe dan zuivere vermogensschade (grove opzet of schuld mag je de criteria voor schade ruimer toerekenen)

    • Aard van de geschonden norm

    • Voorzienbaarheid

    • Lengte van de causale keten: is de schade niet te ver verwijderd van de gebeurtenis waarop de schade zich berust?

Rechtspraak over TNR = Toerekening naar redelijkheid

  • Amercentrale: Bij risicoaansprakelijkheid alleen ‘typische gevolgen’ toerekenen

  • Brandstichting Frieslandhal: Risicoaansprakelijkheid toch geen geval apart & Ruime invulling van voorzienbaarheid

  • Een specifiek geval: Renteneurose: You take the victim as you find him, incl. (latent) aanwezige schadeverhogende aandoeningen

Schadevergoedingsrecht

  • Schade = vermindering of nadeel in een object (kan een zaak/persoon zijn) (zie week 6)

  • Uitgangspunt is het beginsel van volledige schadevergoeding (degene die recht heeft op een schadevergoeding, dus recht op volledige schadevergoeding, dus dat de situatie is zoals die zou zijn als je geen schade zou hebben geleden).

  • Diverse uitzonderingen daarop (= nuancering van risicoverdeling):

    • Voordeelsverrekening (art. 6:100): OD niet alleen tot schade heeft geleden voor het slachtoffer maar ook een voordeel heeft opgeleverd, moet dit voordeel weer van de schade worden afgetrokken (zodat je het voordeel niet houdt, dat je ‘dubbel schadevergoeding’ zou krijgen).

    • Matiging (art. 6:109): een rechter mag de toegekende schade matigen als het tot onrechtmatige gevolgen zou leiden voor de persoon. (bv. als hij het niet kan betalen)

    • Limitering (art. 6:110) -> de wetgever kan een limiet stellen aan de omvang van algemene aansprakelijkheden (bedrijven die schade oplopen die ze niet aankunnen, dan wordt de schade verminderd omdat deze bedrijven moeten blijven bestaan zoals schiphol)

    • Causaliteit … zie hierboven

Nog een uitzondering: de eigen schuld-regeling (veel gebruikte uitzondering)

  • Algemene regel in art. 6:101 BW: causal

    • Aan eiser toe te rekenen omstandigheden

    • Schadevergoeding verminderd

    • Evenredig = causaliteitsafweging

    • Tenzij: billijkheidscorrectie toegepast (ernst van de fouten en overige omstandigheden)

Schade is mede veroorzaakt door het slachtoffer. Als er sprake is van eigen schuld dan wordt de schade verdeeld over beide partijen; hoeveel heeft de dader en het slachtoffer (eiser) zelf bijgedragen? Zo wordt de schade verdeeld.

  • Uitzonderingen op art. 6:101 BW: er wordt normaal gesproken gewerkt met causale verband en billijkheidscorrectie

  • O.a. bij werkgeversaansprakelijkheid (art. 7:658)

    • Beroep op eigen schuld = beperkt

    • Maar: indien geslaagd, verval van alle aansprakelijkheid (= alles of niets), aansprakelijkheid gaat heel ver

    • Uitzondering hierop via proportionele aansprakelijkheid, zie HR 31 maart 2006, NJ 2011/250 (Karamus/Nefalit); bv. werkgever hele zware bewijslast en werknemer; hele lichte bewijslast

Daarbij aansluitend: medeschuld

  • Meerdere personen voor dezelfde schade aansprakelijk: hoofdelijk verbonden (hoofdelijkheid; art. 6:102 lid 1 BW)

    • Slachtoffer kan bij één dader de gehele schade claimen

  • Interne draagplicht tussen hoofdelijk aansprakelijke partijen?

    • Maatstaf: regres nemen voor bedrag dat de ander ‘aangaat’ (art. 6:10 lid 2 BW)

    • Daarvoor geldt art 6:102 lid 1, tweede zin; daarin wordt verwezen naar art. 6:101 BW (regeling van eigen schuld)

    • Weer dezelfde afweging (causaliteit en billijkheid) maken -> causaliteitsafweging maken met billijkheidscorrectie

    • Tenzij wet anders bepaalt, zoals in art. 6:170 lid 3 BW en art. 6:166 lid 2 BW

Schadevergoedingsrecht (vervolg)

  • Soorten schade (art. 6:95) kan bestaan uit vermogensschade of ander nadeel.

  • Vermogensschade (art. 6:96)

    • Geleden verlies of gederfde winst

    • Div. schadeposten geregeld in lid 2

  • Of ander nadeel (art. 6:106)

= Smartengeld

  • Begroting van schade (art. 6:97)

    • Eventueel een schatting maken

    • Concrete v. abstracte schadeberekening

    • Of: begroten op gemaakte winst (art. 6:104): de rechter mag schadevergoeding bepalen gelijk die aan de winst van de dader

    • Optie: vergoeding in natura (art. 6:103): als ten onrechte een bepaald bouwwerk is gesloopt, dan kan je vragen voor het opnieuw bouwen van dat gebouw.

  • Art. 6:105: begroten van toekomstige schade (bv. been verbrijzeld): je weet nu al dat je schade gaat lijden in de toekomst. De rechter kan de schadevergoeding uitstellen of de rechter kan de toekomstige schadevergoeding al begroten (lump sum vergoeding) of je kan van te voren een periodiek bedrag vaststellen.

    • Periodiek bedrag of som ineens

    • Lump sum: goede en kwade kansen afwegen: kiest het slachtoffer meestal voor want je wil de zaak afronden (art. 6:105 BW toekomst inzien door de rechter.)

    • Schadeberekening = juridische spagaat voor partijen

Immateriële schade (smartengeld): art. 6:106 is belangrijkste artikel

  • Omschrijving en functie: schade die gerelateerd is aan immateriële dingen in het leven

  • Wanneer vergoedbaar?

    • Art. 6:106 Lid 1 sub a: ‘oogmerk’ (is een zeer specifiek en uitzonderlijk geval)

    • Art. 6:106 Lid 1 sub c: ‘reputatie van overledene’ (idem)

    • Art. 6:106 Lid 1 sub b: ‘lichamelijk letsel’, ‘schending eer of goede naam’ of ‘andere’ persoonsaantasting

  • Discussie over ‘andere persoonsaantasting’:

    • Er is enige smart geleden (comateuze patiënt?)

    • Meestal: ‘geestelijk letsel’ vereist

    • Soms: indien persoonlijkheidsrecht is geschonden (geestelijk letsel dan niet vereist), bijv. bij inbreuk op zelfbeschikkingsrecht

Vgl. Blauw Oog-arrest (HR 29 juni 2012, NJ 2012/410)

  • Hoogte van de vergoeding?

  • Zie Druijff/Bouw-arrest (HR 17-11-2000, NJ 2001, 215): met alle omstandigheden van het geval rekening houden, de aard en het ernst van het letsel en de gevolgen voor de betrokkenen. Ook op de bedragen die andere rechters in NL hebben toegekend in gelijke gevallen.

  • Leidend is de Smartengeldgids

  • Rechtseenheid!

  • Bedragen zijn laag, maar er is opwaartse druk

Derdenschade (art. 6:107-108)

  • Betreft schade van derden - dus niet het directe (letsel)slachtoffer - zoals naasten en nabestaanden

  • In beginsel geen vergoeding mogelijk voor derden, tenzij de wet dat alsnog mogelijk maakt: verplaatste schade en die moet vergoed worden anders heeft de dader voordeel.

    • Artt. 6:107-108 doen dat voor bepaalde schadeposten van bepaalde personen

      • Bijv. voor verplaatste schade, maar niet voor immaterieel nadeel wegens overlijden van naasten

    • Dit systeem is een beperking t.o.v. art. 6:162, maar maakt tevens vorderingen mogelijk waar het wettelijk systeem die anders niet toe zou staan

    • Systeem is exclusief; is zelfstandig recht voor derden

Derdenschade: affectieschade

  • Affectieschade (nog) niet vergoedbaar

    • Definitie; over het verdriet over het slachtoffer (bv. Overleden): volgens de huidige wet is deze schade niet vergoedbaar.

    • Dit type immateriële schade past niet in het systeem van artt. 6:107-108 BW (uitzonderingen voor schade): sluiten uit dat je om art. 6:106 BW heen kan

    • Maar: Wetsvoorstel aanhangig (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 257, nr. 1-4) dat vergoeding mogelijk maakt (NB: op grond van het EVRM soms al wel mogelijk/nodig)

Schockschade

Shockschade is wel vergoedbaar:

  • Gaat om schade door schokkende confrontatie met dood of verwonding van een ander; geen derdenschade

  • Zie Taxibus-arrest (HR 22-2-2002, NJ 2002/240)

Erkenning is toe te juichen, maar er zijn wel nadelen:

  • Rechter heeft neiging om vereisten steeds soepeler te bezien; HR houdt dit tegen (Vilt-arrest)

  • Rechter moet (onmogelijke) splitsing maken tussen shock- en affectieschade

Hoorcollege 9

Rechtsgeschiedenis en rechtsvergelijking

  • Verbreedt ons perspectief op het (Nederlands) recht

    • Voorbeeld; artikel J. Jansen: gebruik rechtsvergelijking ter inspiratie van hoe het anders kan/moet

  • Laat ons zien dat de grondslagen van ons recht liggen in het Romeinse recht/ius commune en dat het recht van West-Europa in de vroeg-moderne tijd gemeenschappelijk was – vóór periode van juridische nationalisme en positivisme.

Ius commune staat voor gemeenschappelijk recht (het Romeinse recht en het kerkelijke recht, van de katholieke kerk). Dit recht is blijven gelden van de middeleeuwen tot de vroegmoderne tijd.

Wie is de rechtshistoricus en wat doet hij?

  • Bestudeert de grondslagen van het recht en verkrijgt zo dieper inzicht (helikopterview, zie employability skills)

  • Is benieuwd naar morgen

  • Heeft twee gezichten

  • Bestudeert teksten om te zien of we daar oplossingen kunnen vinden voor moderne problemen

Net als de rechtsvergelijker, zie artikel J. Jansen

Het Romeins recht heeft het referentiekader gevonden voor ons Nederlands recht van nu. Zonder dit referentiekader is het moeilijk voor te stellen hoe het Nederlands recht zich heeft ontwikkeld.

Wat brengt de rechtsgeschiedenis ons?

  • Een breder beeld en begrip van de ontwikkelingen in het Nederlandse recht

    • Voorbeeld 1: artikel G. van Maanen: wel of geen plotseling ‘omgaan’ door de Hoge Raad in Lindebaum/Cohen? Hoe kunnen we het verschil met HR Zutphense juffrouw verklaren?

Ook lagere rechtspraak ging als in de richting van de ruimere interpretatie. Omslag in 1919 omdat er toen een andere president is gekomen. Die wilde wel onrechtmatig als onrechtmatig. Molengraaf wilde dat ooal eerder. Was al in een wetsvoorstel voorgesteld, maar nooit een wet geworden omdat er toen oorlog was, dus andere dingen waren belangrijk.

  • Voorbeeld 2: artikel E. van Dongen: wel of geen plotseling ‘omgaan’ door de Hoge Raad in HIJSM/Morré? Was de ‘nieuwe’ oplossing ingegeven door doctrine, rechtspraak of rechtsvergelijking of een combinatie van allen?

De Hoge Raad bedacht iets nieuws, creëerde nieuw recht in 1916. De HR volgde gewoon de rechtsvergelijking. De verdeling van schadevergoeding bij eigen schuld was al van toepassing in andere landen. De lagere rechtspraak ging ook eerder zijn eigen gang, de verdeelde ook al de schade. Ze zijn veel praktischer dan de HR. In de conclusie van de HR, de procureur-generaal wees de heersende leer af. Ook het romeinse recht als eeuwen lang in het artikel eeuwen lang hebben vastgehouden.

  • Perspectief op de verschillen tussen rechtsstelsels in Europa – ook de verschillen met het Engelse recht (common law). Is het mogelijk om ooit een gemeenschappelijk recht te krijgen in Europa?

  • Helpt ons de grondslagen van het privaatrecht van de meeste landen in West-Europa te onderzoeken en zo bij te dragen aan de opkomst van een nieuw Europees privaatrecht?

Invloed Romeins recht

  • Op de systematiek (I)

    • Vb. BW boek 6, titels 3, 4 en 5

    • Op de inhoud van het Nederlandse recht (II)

    • Vb. artikel J. Lokin

    • Vb. leerstukken die in dit hoorcollege aanbod komen

Invloed op de hedendaags systematiek

Systematiek: bronnen van verbintenissen

  • Gai. D. 9.44.7.1pr.: Verbintenissen ontstaan uit overeenkomst of uit onrechtmatige daad of op grond van een eigen rechtsregel uit andere oorzaken (ex variis causarum figuris) (Samenraapsel van het recht dat juristen hebben opgeschreven in de eerste drie eeuwen na Chr.) Er wordt een onderscheid gemaakt tussen contractuele verbintenissen en verbintenissen uit ‘delicten’ lijkt op een OD maar het niet helemaal is. Het is geen contract maar het lijkt er wel op. Het is een zaakwaarneming. Je neemt andermans zaken waar, maar er is geen wilsovereenstemming. Dit blijkt uit contract. Titel 6.4: verbintenissen anders dan uit contract. Via de middeleeuwen is het romeinse recht in ons recht terecht gekomen. Dit systeem is romeins rechtelijk. De drie rechtmatige die we vandaag gaan behandelen komen ook uit het romeinse recht.

  • Obligatio quasi ex contractu. De Romeinen zag dit als een soort keten.

  • Romeins recht, Frankrijk, Nederland

  • Meijers (1880-1954): verbintenissen uitstaan uit overeenkomst, onrechtmatige daad of uit andere rechtsfeiten, indien zulks uit de wet voortvloeide.
    Meijers is de bedenker van ons nieuw BW. Hij kende het romeinse recht heel goed.

HR 30-01-1959, NJ 1959, 548 (Quint/Te Poel)

Art. 1269 OBW. Alle verbintenissen ontstaan of uit overeenkomst, of uit de wet.

  • dat uit deze woorden immers geenszins volgt, dat elke verbintenis rechtstreeks op enig wetsartikel moet steunen, doch daaruit slechts mag worden afgeleid, dat in gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld, de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen;

HR Quint/Te Poel en later art. 6:1 BW (1992): verbintenissen kunnen slechts ontstaan als zij uit de wet voortvloeien. De formulering van de HR komt uit het Italiaanse recht.

Enkel als er een verbintenis is, is er sprake van recht.

Als er geen verbintenis was bij het Romeinse recht, was er geen sprake van recht. Dit geldt ook bij het Nederlandse recht. Het eerste wetboek van Privaatrecht is van 1838. Moet er letterlijk in de wet staan dat een verbintenis voortvloeit uit de wet?

Invloed op de inhoud van drie hedendaagse privaatrechtelijke leerstukken

De voorwaarden van zaakwaarneming (art. 6:198 BW);

  1. Het behartigen van andermans belang: Het is niet van belang dat je weet wiens belangen je behartigt. Er moet geen sprake zijn van eigenbelang, wat toevallig ook voor een ander goed uitkomt. Het kan bestaan uit een rechtshandeling of een feitelijke handeling. Het resultaat maak niet uit.

  2. Willens en wetens: De persoon die de zaken waarneemt, moet de intentie hebben om de belangen van de belanghebbende te behartigen. Deze formulering oogt wat oud. De wetgever wilde de jurisprudentie onder het oude BW van 1838 voort laten bestaan.

  3. Zonder bevoegdheid daartoe: Geen bevoegdheid om deze zaken waar te nemen. Er is wel een dergelijke bevoegdheid als de wet dit voorschrijft of er een rechtshandeling is op basis van deze bevoegdheid. In de wet staan situaties wanneer u wel op moet treden.

  4. Op redelijke grond: Een billijkheidsafweging is niet van de wetgever, maar van de rechter. De rechter moet afwegen of er ongewenste bemoeizucht van een ander is.

Zowel rechtshandelingen als feitelijke handelingen

Ad 4. Vaak geen redelijke grond indien er geen noodzaak bestond tot handelen

Gevolgen

Verplichtingen van de belanghebbende:

  • Schadevergoedingsverplichting (art. 6:200 BW), mits naar behoren en causaal verband

  • in uitzonderingsgevallen: vergoeding van loon

Verplichtingen en bevoegdheden van de zaakwaarnemer:

  • De zaakwaarnemer is verplicht bij de waarneming de nodige zorg te betrachten en, voor zover dit redelijkerwijze van hem kan worden verlangd, de begonnen waarneming voort te zetten. (art. 6:199 lid 1 BW)

  • Hij dient rekening en verantwoording af te leggen aan de belanghebbende (art. 6:199 lid 2 BW)

Achtergrond van de regeling

  • Evenwicht tussen vrijheid en solidariteit

  • Romeins recht: je niet mengen in een zaak waarin jij geen belanghebbende of bevoegde bent.

  • Soms behoorde je een medeburger te hulp te schieten, bijv. in tijden van nood

  • De rechtsfiguur zaakwaarneming via het Justiniaanse recht, via de receptie in bijna alle privaatrechtelijke wetboeken terecht gekomen

  • Kritiek vanuit natuurrechtelijke hoek: inbreuk op iemands vrijheid

  • Cruciale criterium: utilitasvereiste

Onverschuldigde betaling (art. 6:203 e.v. BW)

  • Term is innerlijk tegenstrijdig

  • Vereisten:

  • Een betaling, meer in het algemeen een prestatie

  • Door de een aan de ander verricht

  • Zonder rechtsgrond

Normaal betaal je de schuld die je de ander verschuldigd bent. Dan gaat je schuld teniet.
Betaling is voldoening aan de verplichting, bijvoorbeeld betaling geldsom, maar ook geven goederen, nakomen verplichting tot een (niet-)doen

  • Vordering tegen degene die de prestatie heeft ontvangen door degene die gepresteerd heeft

  • Een prestatie verrichten zonder rechtsgrond

    • A. van begin af aan geen rechtsgrond

    • B. ooit wel rechtsgrond, maar daarna met terugwerkende kracht vervallen

Gevolgen (art. 6:203 BW)

Recht op ongedaanmaking

  • Bij een geldsom: gelijk bedrag terugbetalen

  • Bij geven goed: zelfde goed teruggeven

  • Bij een prestatie van andere aard: prestatie ongedaan maken

Wat indien ongedaanmaking niet mogelijk is?

  • Onderscheid:

    • Wegens aard van de prestatie: vergoeding waarde, mits:

      1. de ontvanger door de prestatie is verrijkt

      2. het hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of

      3. hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten

      4. Slechts voor zover dit redelijk is

    • Feitelijk onmogelijk: dan cf. algemene regeling titel 6.1. (schadevergoeding)

Onverschuldigde betaling

  • Romeins recht: solutio indebiti

D. 12.6.2.1 (in titel over de condictie wegens onverschuldigde betaling):

  • Als iets betaald is op grond van een testament dat naderhand vervalst […] bleek te zijn, kan er teruggevorderd worden.

  • Degene die per vergissing een zaak of een som geld ter voldoening van een niet-betaalde schuld aan de ontvangende partij overdroeg, kon deze met deze condictie terugvorderen

Ongerechtvaardigde verrijking (BW 6 afdeling 3)

  • Artikel 6:212 BW omschrijft verrijking in lid 1: 'Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.'

Zie ook het arrest: HR 05 september 2008 (Verbouwing). Belangrijke punten zijn:

  • Verarming

  • Verrijking dient ongerechtvaardigd te zijn

De verrijking is niet rechtvaardig op grond van rechtshandeling of wet.

  • Er moet sprake zijn van causaal verband tussen verrijking en verarming

Aanvullende redelijkheidstoets (‘voor zover redelijk is’)

Als gevolg van de ongerechtvaardigde verrijking komt er een schadevergoedingsvordering, hierbij komen direct twee vragen opspelen:

  • Op welk moment?

  • Welke omvang?

Drie begrenzingen van het maximum bedrag:

  • Ten hoogste bedrag van de verrijking

  • Nooit meer dan bedrag van de verarming

  • Aanvullende redelijkheidstoets

Ongerechtvaardigde verrijking is bijvoorbeeld na te slaan in:

  • In 1959 (HR Quint/Te Poel) geen algemene actie uit Ongerechtvaardigde verrijking, slechts specifieke regelingen.

  • Wel in NBW 1992 (wetgevingstechnische reden)

  • Reeds aanwezig in het Oudvaderlandse recht: Hugo de Groot (1583-1645)? Dat zou een beroep op traditie inhouden.. Algemene verrijkingsactie in het Oudvaderlandse recht?

Lees W. Zwalve, ‘Zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking’, NTBR 1995, p. 157-163

  • Welke rol heeft de traditie voor de rechter?

Rechtsgeschiedenis in de rechtsvorming

  • Paul Scholten (1875-1946) – UvA

    • Schadevergoeding buiten overeenkomst en onrechtmatige daad 1899

    • Asser-Scholten, Zakenrecht 1905 - 1945 – daarna voortgezet door Beekhuis, Mijnssen, Van Velten, Bartels

    • Asser – Algemeen deel 1931

    • Rechtsvinding

  • Onder andere: grammaticaal, systematisch, wetshistorisch, en

  • Rechtshistorisch: traditie

Verschil tussen indirecte (Frans) en directe variant (Duits) weten

Bij zaakwaarneming zal je meer schadevergoeding krijgen dan bij onrechtvaardige verrijking.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Privaatrecht bundel

Oefententamen voor het vak goederenrecht (4)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (4)

Tentamen Kernvak Privaatrecht I deeltoets A (16 mei 2011)

Vraag 1 (12 punten)

Bespreek of, en zo ja, op welke wijze, een recht van vruchtgebruik gevestigd kan worden op:

  • een hypotheekrecht
  • een fokstier
  • een recht van erfpacht
  • een vordering op naam

Vraag 2

In de Rotterdamse haven vindt veel containeroverslag plaats. Hierbij wordt gebruik gemaakt van geautomatiseerde hijskranen. Deze kranen zijn tientallen meters hoog, zodat grote vrachtschepen eenvoudig hun lading kunnen lossen. De kranen halen de containers uit het laadruim en bewegen hiervoor over rails van vele meters lang, die met flinke bouten in de kade zijn verankerd.

a. (7 punten) Aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of de kranen onroerend zijn?

b. (4 punten) Is de eigenaar van de grond waarop de kranen staan ook eigenaar van de kranen? Zo ja, hoe kan worden bereikt dat een ander dan de eigenaar van de grond eigenaar van de kranen wordt?

Vraag 3 (11 punten)

A wil graag een kopieerwinkel beginnen. Hij heeft al een perceel grond met daarop een geschikt gebouw gekocht en geleverd gekregen van de vorige eigenaar B, die er groente en fruit verkocht. A koopt tien kopieermachines van C; de machines worden geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Vervolgens installeert hij de apparaten in zijn (A’s) gebouw. Een paar dagen later opent hij vol trots zijn winkel ‘Copy Copy’. A voldoet niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens C. C ontbindt daarom de overeenkomst met A en hij vraagt aan A vriendelijk doch dringend of hij zijn machines terug mag hebben. A antwoordt hem: ‘Hoezo, jouw machines? Deze machines zijn zo’n essentieel onderdeel van mijn kopieerwinkel dat ze mijn eigendom zijn geworden – wat is immers een kopieerwinkel zonder kopieermachines?!’

a. (2 punten) Wie is bezitter van de kopieermachines nadat zij zijn afgeleverd bij A maar voordat ze zijn geïnstalleerd?

 

b. (2 punten) Welke vordering stelt C tegen A in (gegeven het feit dat hij de machines terug wil)?

c. (7 punten) Hoe beoordeelt u het standpunt van A dat hij eigenaar is geworden van de kopieermachines?

Vraag 4 (3 punten)

A leent een kostbaar schilderij van zijn goede vriend B. Het schilderij krijgt een prominente plaats in de huiskamer van A. B overlijdt maar zijn erfgenamen weten niet dat B het schilderij had uitgeleend aan A. Daarom blijft het schilderij geruime tijd bij A hangen zonder dat de erfgenamen van B aanspraak maken op teruggave van het schilderij. Kan A door enkel tijdsverloop eigenaar worden van het schilderij en zo ja, na hoeveel jaar?

Vraag 5 (9 punten)

Geef drie voorbeelden van een afhankelijk recht en geef bij ieder voorbeeld aan van welk (hoofd)recht het recht in kwestie afhankelijk is.

Vraag 6 (4 punten)

Het arrest Teixeira de Mattos is gewezen onder oud recht. Onder huidig recht zou de bewindvoerder – ter onderbouwing van Teixeira’s goederenrechtelijke positie met betrekking tot de Nillmij-certificaten – zich op twee wetsartikelen kunnen beroepen. Welke wetsartikelen zijn dit?

Antwoordindicaties

Vraag 1

Een recht van vruchtgebruik kan worden gevestigd op goederen,.....read more

Access: 
JoHo members
Oefententamen voor het vak goederenrecht (3)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (3)

Deeltoets B, Kernvak Privaatrecht I (Goederenrecht), 27 juni 2011

Vraag 1 (10 punten)

a. (4 punten)

Kan een bestolen eigenaar de eigendom van een gestolen roerende zaak overdragen aan een ander?

Zo ja, op welke wijze vindt de levering plaats?

Hij heeft het bezit verloren, maar niet de eigendom. Hij kan daarom de eigendom overdragen, indien sprake is van een geldig titel en geldige levering (3:84 lid 1). Omdat hij alle feitelijke macht is kwijtgeraakt, kan hij geen bezit verschaffen ex art. 3:90 lid 1. Levering vindt daarom plaats door het opmaken van een akte (3:95).

b. (6 punten)

A vraagt B een unieke Chinese vaas voor hem te kopen. Op 1 mei koopt B in eigen naam maar voor rekening van A de bedoelde Chinese vaas van C. Op 2 mei gaat B failliet. Op 3 mei levert C de vaas aan B. Op 12 mei wil A de vaas bij B ophalen. De curator van B stelt zich op het standpunt dat B de eigenaar is van de vaas en weigert afgifte.

Wie is op 12 mei eigenaar van de Chinese vaas?

Vraag 2 (6 punten)

In HR 24 maart 1995, AA 1995, 705 (Hollander's Kuikenbroederij), dat onder oud recht werd gewezen, leest men in de uiteenzetting van de feiten:

'In 1978 verkrijgt Hollander's een krediet van de Raffeisenbank Domburg (verder: de Bank). Daartoe draagt zij al haar tegenwoordige en toekomstige pluimvee aan de Bank in eigendom over, tot zekerheid van de betaling van het door haar aan de Bank verschuldigde.'

a. (3 punten)

Zou deze overdracht naar huidig Nederlands recht geldig zijn geweest?

b. (3 punten)

Hoe wordt tegenwoordig (anno 2011) vergelijkbare zekerheid voor de bank bewerkstelligd?

Vraag 3 (10 punten)

Simons verwerft een recht van erfpacht op het perceel van Teunissen. Dit recht van erfpacht wordt gevestigd voor een periode van twintig jaar. Na drie jaar laat Simons een opslagruimte op het perceel bouwen en plant hij een reeks Judasboompjes langs het pad dat naar deze ruimte leidt. Voor de bouw van de opslagruimte heeft Simons een lening bij de bank gesloten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening heeft hij ten gunste van de bank een recht van hypotheek op zijn recht van erfpacht gevestigd.

a. (4 punten)

Wie is eigenaar van de opslagruimte en de Judasboompjes die Simons gebouwd respectievelijk geplant heeft?

b. (6 punten)Stel dat Teunissen de eigendom van de grond overdraagt aan Simons. Welk rechtsgevolg zou dat hebben voor het recht van erfpacht van Simons en voor het recht van hypotheek van de bank op het recht van erfpacht?

Vraag 4 (22 punten)

Bank B heeft een vordering van € 800.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A's) dure Stradivariusviool gevestigd ten behoeve van B.

a. (2 punten)

Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

b. (4 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van B indien B zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

c. (8 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht (2)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (2)

Kernvak Privaatrecht I, eindtoets 24 juni 2013

Vraag 1 (45 punten)

Nikkie van Vliet, een studente die nog bij haar ouders inwoont, heeft het academisch jaar 2010/2011 afgesloten als zij beseft dat ze reeds 7 jaren bezig is met haar studie Rechten en geen financiële middelen meer heeft om haar studie in het daaropvolgende studiejaar af te ronden. Omdat ze zo dicht bij de eindstreep is, besluit ze toch door te zetten en op zoek te gaan naar een geldbron. Die vindt ze: studiegenoot Bart Nijman, die altijd de nieuwste computerapparatuur in huis heeft, is een fervent en getalenteerd gamer en heeft de afgelopen jaren veel geld verdiend door succesvolle deelname aan internationale toernooien. Bart is bereid om Nikkie een lening te verstrekken. Maar Bart is niet alleen een getalenteerd gamer: hij scoorde een 9,0 voor zijn tentamen goederenrecht en realiseert zich bij het verstrekken van de lening aan Nikkie dat het verstandig is om zekerheid te bedingen. Bart vraagt Nikkie om een waardevolle zaak waarop zij ten behoeve van hem een pandrecht zou kunnen vestigen. Nikkie gaat akkoord met het pandrecht en geeft Bart in dat kader de met diamanten ingezette huwelijksketting van haar moeder mee, de meest waardevolle zaak die zich in haar ouderlijk huis bevindt.

a. (9 punten) Heeft Bart een pandrecht op de ketting verkregen?

Bart heeft bij het gamen ook een nieuwe iPad gewonnen. Nikkie heeft om die reden haar oog laten vallen op Barts oude, maar nog zeer bruikbare iPad. Zij geeft aan dat zij deze graag van Bart zou willen kopen maar daar nu het geld nog niet voor heeft. Over een half jaar verwacht zij het bedrag wel te hebben. Bart, die het lastig vindt om Nikkie iets te weigeren, gaat akkoord met de koop en is bereid de iPad meteen mee te geven. Wel wordt in de koopovereenkomst een eigendomsvoorbehoud opgenomen en spreken zij af dat betaling binnen zes maanden moet plaatsvinden.

Nikkie is de afspraak met Bart al snel vergeten. Sterker nog, ze heeft de iPad na drie maanden verkocht en geleverd aan Dirk, haar nieuwe vriend, maar wel met de afspraak dat Nikkie de iPad zelf zal mogen blijven gebruiken tot haar scriptie af is. Zes maanden na levering door Bart, komt hij de iPad ophalen, omdat hij nog steeds geen betaling heeft ontvangen. Nikkie, die aan een writer’s block lijdt en dus niet opschiet met haar scriptie, vertelt hem dat het apparaat inmiddels van Dirk is en weigert afgifte.

b. (9 punten) Kan Bart de iPad revindiceren?

Barts zaken lopen goed. Hij heeft een baan aangeboden gekregen bij een gameontwikkelaar en is daar op 1 februari 2012 in dienst getreden. Het accepteren van de baan maakt dat Bart klaar is voor een volgende stap in zijn leven. Hij besluit om een deel van zijn gespaarde geld te investeren in een onroerend zaak. Het studentenhuis waar Bart woont, wordt bij toeval te koop aangeboden en Bart wil het huis graag kopen. Zo gezegd, zo gedaan. Zijn spaargeld was niet.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht

Oefententamen voor het vak goederenrecht

Kernvak Privaatrecht I Oefenvragen voor toets B

Vraag 1

Lees onderstaande uitspraak en beantwoord vervolgens de vragen.

NJF 2007/151

Partijen
Matech B.V., te Mierlo, appellante, proc. mr. L. Paulus,
tegen
1. UTO & UMH sneltransport B.V.,
2. UTO containers Ulft B.V.,
3. B.V. Ulftse transportonderneming UTO,
alle te Ulft, geïntimeerden, proc. mr. J.R.O. Dantuma.

Uitspraak
Hof:
(...)
3. De vaststaande feiten
3.1
Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel
niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud
van overgelegde producties de navolgende feiten vast.
3.2
Matech heeft op 6 september 2004 een koopovereenkomst gesloten ter zake van een
tweetal hydraulische alligatorscharen, type McIntyre LD 407 en 640, inclusief
toebehoren (hierna ook te noemen: de scharen) met R.A. Bron, h.o.d.n. Bron Project en
Evenementbouw (hierna ook te noemen: Bron), tegen een bedrag van € 56.000 (excl.
btw). Op 1 november 2004 heeft Matech de scharen geleverd aan Bron.
3.3
Bron heeft de aan Matech verschuldigde koopsom grotendeels onbetaald gelaten.
3.4
Bij brief van 2 november 2004 heeft Bron bevestigd dat hij de scharen aan UTO
transportonderneming voor een bedrag van € 62.500 (excl. btw) verkoopt. UTO
transportonderneming heeft het bedrag omstreeks november 2004 in termijnen aan Bron
voldaan. In november 2004 heeft Bron de scharen geleverd aan UTO
transportonderneming.
3.5
De raadsman van Matech heeft bij brief van 10 januari 2005 aan Bron ter zake van de
scharen een beroep gedaan op het bepaalde in art. 7:39 BW (recht van reclame).
3.6
Matech heeft bij dagvaarding van 26 januari 2005 Bron gedagvaard voor de rechtbank
te Arnhem en gevorderd, kort gezegd, Bron te veroordelen tot
1. betaling van onder meer (het onbetaald gebleven gedeelte van) de koopsom
2. het verschaffen van inlichtingen over de feitelijke verblijfplaats van de scharen en het
    verlenen van medewerking aan teruglevering van deze machines op straffe van een
    dwangsom.
3.7
De rechtbank te Arnhem heeft bij vonnis van 30 maart 2005 de vordering tot betaling
van het restant van de koopsom ten laste van Bron toegewezen en de vordering tot het
verschaffen van inlichtingen afgewezen omdat voor teruglevering van de scharen, naast
de toegewezen vordering tot betaling van de koopsom, geen plaats is.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het geschil tussen partijen betreft de vraag wie eigenaar is van de scharen: Matech of
UTO transportonderneming. Matech heeft in eerste aanleg haar vordering tot afgifte van
de scharen gebaseerd op een tweetal grondslagen. Ten eerste heeft zij gesteld dat de
scharen door de Engelse fabrikant onder eigendomsvoorbehoud aan haar zijn geleverd.
Ten tweede heeft Matech zich beroepen op het recht van reclame (art. 7:39 BW).
.....read more

Access: 
Public
Systematisch te werk gaan bij je tentamen privaatrecht
Gebruik van arresten bij het vak Privaatrecht
Privaatrecht gaat over de verhouding burger-burger
Problemen waar de gevorderde student bij privaatrecht tegenaan loopt
Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bevat een zestigtal tentamenvragen rond het thema Inleiding privaatrecht (niveau Bachelor 1)


Deel 1

Vraag 1

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard, € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

Vraag 2

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

a. Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen?

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen.

c. Op welke wijze dient hij dit beroep te doen?

d. Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen?

 

Vraag 3

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.

Gaat het beroep van Vincent op?

Vraag 4

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

  1. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

  2. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

Stel dat de konijnenvitaminen - door het verstrijken van de werkzame periode - ondeugdelijk blijken te zijn.

  1. Door wie kan Pets Place nu worden aangesproken?

 

Vraag

.....read more
Access: 
Public
Oefentoets Privaatrecht II (deeltentamen A)

Oefentoets Privaatrecht II (deeltentamen A)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefentoets deeltentamen 1 (2011)

 

Casusbeschrijving

 

Hoge Raad der Nederlanden (2 december 2011)
 

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.A. Stevens,
tegen
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers], [verweerster 1] en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
(…)
 

3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerster 1] en [verweerder 2] zijn zuster en broer. Zij hebben, na de splitsing van het hun in mede-eigendom toebehorende pand aan de [a-straat] te Amsterdam in drie appartementsrechten, het appartementsrecht [a-straat 1b] (ook wel aangeduid met indexnummer 2) te Amsterdam op 1 juli 1992 overgedragen aan [betrokkene 1].
Zij bleven gezamenlijk gerechtigd tot de appartementsrechten [a-straat 1a] en [1c] (ook aangeduid met indexnummer 1, respectievelijk indexnummer 3).
(ii) In de akte van levering van 1 juli 1992 van het appartementsrecht met indexnummer 2 aan [betrokkene 1] is het volgende wederzijdse voorkeursrecht opgenomen (waarbij [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk als verkoper worden aangeduid):
'X. VOORKEURSRECHT
1. Verkoper en koper verlenen elkaar, voor de periode dat ieder hunner eigenaar is van respectievelijk het appartementsrecht met het indexnummer 3 en met het indexnummer 2, over en weer een voorkeursrecht voor het geval zij het desbetreffende appartementsrecht wensen te vervreemden.
2. Indien een hunner het desbetreffende appartementsrecht wenst te vervreemden, dient hij dit aan te bieden aan de ander onder mededeling welke de koopsom en de overige condities zijn waarin een met name genoemde derde zich verbonden heeft te zullen kopen, voor het geval de desbetreffende voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht geen gebruik zal maken.
3. Indien de voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht gebruik wenst te maken, dient hij dit binnen twee weken na de datum dat hij het aanbod heeft ontvangen aan de aanbieder schriftelijk te berichten, in welk geval de akte tot levering uiterlijk twee weken na dit laatste bericht zal moeten worden verleden.
4. Spreekt de voorkeursgerechtigde zich niet uit of indien hij verklaart van zijn voorkeursrecht geen gebruik te zullen maken,.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


 

 

Vragen en antwoorden tentamen Inleiding  Privaatrecht

 

Oefenvragen deel 1

 

Vraag 1 (4 pnt)

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard,  € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

 

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

 

 

Vraag 2 (11 pnt)

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

 

a.         Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen? (2 pnt)

 

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen. (4 pnt)

 

c.         Op welke wijze dient hij dit beroep te doen? (3 pnt)

 

d.         Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen? (2 pnt)

 

 

Vraag 3 (3 pnt)

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend.

 

Gaat het beroep van Vincent op? (3 pnt)

 

Vraag 4 (6 pnt, elke subvraag 2 pnt)

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

 

Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

 

Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat.....read more

Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 9e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis

Boeksamenvatting bij de 9e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis


Deel 1 – Goederenrecht

 

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

Eigendom

Aangezien eigendom een absoluut recht is, volgt het recht de zaak indien zij uit de macht van de vervreemder raakt. Dit noemen we ook wel ‘zaaksgevolg’ of ‘droit de suite’. Zo kan de rechthebbende zijn goed opeisen bij een ieder die haar zonder recht houdt, ook wel revindicatie genoemd (art. 5:2 BW). Als A bijvoorbeeld zijn auto ter reparatie bij B heeft staan en B gaat failliet, dan komt A een separatistpositie toe (‘droit de préférence’). Vanwege de absolute werking van het eigendomsrecht kan A zijn auto uit het faillissement halen alsof er geen faillissement was. Zijn zaak zal dan niet door de curator worden verkocht. De auto behoort namelijk niet tot het vermogen van B en kan daarom niet worden verkocht.

 

Het eigendomsrecht en het recht van de schuldeiser zijn subjectieve rechten. Ze worden namelijk ontleend aan het object, de eigendom. Daarnaast zijn het vermogensrechten. Dit zijn alle op geld waardeerbare rechten of althans die rechten die in de economische sfeer liggen (art. 3:6 BW). Alle absolute rechten kunnen worden aangemerkt als vermogensrechten.

 

Eigendom is een voorbeeld van een absoluut recht op een goed. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW). Het eigendomsrecht is een absoluut recht dat een zaak als object heeft (art. 5:1 BW). Een zaak is een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (bijvoorbeeld een vaas of een auto; art. 3:2 BW). Het is dus alleen mogelijk om eigenaar van een zaak te zijn. Iemand die een vermogensrecht heeft (bijvoorbeeld een vordering op naam) is hiervan rechthebbende en geen.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen (mc) Grensoverscheidend Privaatrecht

Tentamenvragen (mc) Grensoverscheidend Privaatrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel A

2012

 

  1. De Franse Code Civil:

    1. is geschreven op maat van de vrije, ondernemende burger.

    2. verbiedt de rechter uitspraak te doen door zelf algemeen verbindende regels neer te leggen.

    3. zowel alternatief a als alternatief b is juist.

    4. zowel alternatief a als alternatief b is onjuist.

 

  1. De bevoegdheid tot wetgeving op het terrein van het Privaatrecht berust in Duitsland bij:

    1. uitsluitend de federale overheid (de Bund).

    2. uitsluitend bij de deelstaten (de Länder).

    3. deels bij de federatie en deels bij de deelstaten, waarbij de federatie echter voorrang geniet (o.a. “Bundesrecht bricht Landesrecht”).

    4. deels bij de federatie en deels bij de deelstaten, waarbij de deelstaten echter voorrang genieten (o.a. “Landesrecht bricht Bundesrecht”).

 

  1. Met betrekking tot de privaatrechtelijke richtlijnen, kan er correct worden geconcludeerd dat:

    1. alle richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben en een minimumharmonisatie nastreven.

    2. de meeste richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben, maar dat de richtlijn Productaansprakelijkheid (85/374/EG) daarop een uitzondering vormt.

    3. de meeste richtlijnen een minimumharmonisatie nastreven, maar dat de richtlijn betalingsachterstand bij handelstransacties (2000/35/EG) daarop een uitzondering vormt.

    4. de meeste richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben, maar dat de richtlijn betalingsachterstand bij handelstransacties (2000/35/EG) daarop een uitzondering vormt.

 

  1. Hartkamp stelt in zijn boek dat doorwerking van Europees privaatrecht in het algemeen plaatsvindt:

    1. via de directe/rechtstreekse werking, dat wil zeggen de mogelijkheid van burgers om voor het Hof van Justitie een beroep te doen op Europeesrechtelijke (communautaire) normen.

    2. via de verplichting tot richtlijnconforme interpretatie, dat wil zeggen de plicht van het Hof van Justitie om het nationale recht van lidstaten in overeenstemming met de Europese richtlijn uit te leggen

    3. via de overheidsaansprakelijkheid voor schendingen van Europees recht, dat wil zeggen de mogelijkheid van burgers om bij het Hof van Justitie compensatie te krijgen voor schade die is ontstaan door een schending van het Europees recht.

    4. via de plicht van de nationale rechter tot richtlijnconforme interpretatie van nationaal recht, waarmee richtlijnen in horizontale situaties van invloed kunnen zijn indien implementatie niet correct is geschied.

 

  1. Welke bewering ten aanzien van richtlijnen is de meest juiste?

    1. Verticale directe werking van een richtlijn is mogelijk indien een lidstaat de richtlijn niet, te laat of verkeerd heeft omgezet; deze bepalingen van de richtlijn dienen echter voldoende precies te zijn en aan de burger onvoorwaardelijk een recht toe te kennen.

  2. .....read more
Access: 
Public
Tentamenvragen (open) Grensoverscheidend privaatrecht

Tentamenvragen (open) Grensoverscheidend privaatrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel A

2012

 

Laurentien Dekker besluit er eens een weekje tussenuit te gaan, en haar keuze valt op Milaan. Deze modestad oefent al lange tijd een grote aantrekkingskracht op haar uit, en zij wil bovendien een opera zien in het beroemde Scala theater in Milaan. Zij boekt aldus een reis bij reisbureau Volo. Het reisbureau verzorgt de vliegtickets, zes overnachtingen in een pittoresk hotelletje dichtbij het operahuis, en een kaartje voor de opera Faust. Het reisbureau bestaat 10 jaar en heeft daarom nog een leuke actie: iedere 10e klant krijgt een korte reis (minder dan tien dagen) binnen Europa gratis aangeboden, en behoeft slechts de luchthavenbelasting te voldoen. Daarnaast dient er, zo de klant alleen reist, ook nog een toeslag voor een eenpersoonskamer te worden betaald.

Vraag 1

  1. Nu er drie diensten door het reisbureau Volo zijn geboekt, is er dan nog sprake van een pakketreis? Betrek in uw antwoord zowel geüniformeerd Europees recht als nationaal recht.

 

  1. Nu Laurentien niet de volledige prijs betaalt voor de reis, is er dan nog wel sprake van een pakketreis? Betrek in uw antwoord zowel Europees recht alsmede de door u bestudeerde jurisprudentie.

Vervolg casus

Door lagere subsidies en het slechte economische tij kampen de Italiaanse operahuizen met forse financiële problemen. De overheid wil de schuldenproblemen oplossen door de lonen van werknemers van operahuizen te bevriezen, hetgeen leidt tot stakingen onder werknemers. Ook het personeel van de Scala staakt, zodat de productie Faust wordt afgelast.

Vraag 2

Waarom wordt het stakingsrecht in art. 153 lid 5 VWEU uitgezonderd van het Europese mandaat tot eenmaking van (sociaal) recht?

 

 

Laurentien besluit de geplande opera-avond anderszins in te vullen, en gaat dansen in een van de uitgaansgelegenheden van Milaan. Als zij bij het krieken van de dag terugkeert in haar hotel, drinkt zij uit de badkamerkraan drie flinke glazen water. Een paar uur later wordt zij wakker met heftige darmkrampen, en blijkt zij ook hoge koorts te hebben. Zij wordt in allerijl overgebracht naar een ziekenhuis, waar blijkt dat zij is besmet door het drinkwater van Milaan. De dienstdoende arts in het ziekenhuis vertelt Laurentien, dat de reisorganisatie hiervan op de hoogte had moeten zijn.

 

Vraag 3

 

  1. Stel dat de arts gelijk heeft, op grond van welk(e) Europeesrechtelijk(e) artikel(en) kan Laurentien Volo aansprakelijk stellen?

 

Stel dat Laurentien immateriële schade lijdt, zou zij die ook kunnen claimen? Betrek in uw antwoord zowel Europeesrechtelijk als Nederlands recht en tevens jurisprudentie van het Hof van Justitie.

 

Open vraag II

Veterinfarm BV te Rotterdam fabriceert antibiotica voor preventieve.....read more

Access: 
Public
Uitwerkingen colleges KV Privaatrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Uitwerkingen colleges KV Privaatrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Kernvak Privaatrecht I

Hoorcollege 1 – 23 april 2013

 

Deze week zullen we in dit college stilstaan wat goederenrecht nu eigenlijk is. De kenmerken van het goederenrecht zullen worden besproken en ook de kenmerken van goederenrechtelijke rechten. Hierna zal nog over eigendom, meer omvattende rechten en over beperkte rechten worden gesproken.

 

Wat is goederenrecht.

Het goederenrecht heeft betrekking op het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen. Het betreft de relatie van mensen tot een goed. Hiermee verschilt het met het verbintenissenrecht, dit is namelijk dat mensen zich verbinden jegens een ander

 

Wat goederen zijn is te vinden in artikel 3:1 BW:

Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.’

 

Wat zaken zijn is te vinden in artikel 3:2 BW:

Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.’

 

Goederenrecht verschilt van land tot land. Zo verschilt het bijvoorbeeld in begrip, rechtsvorming of de systematiek. Ons systeem van goederenrecht is te vinden in het Burgerlijk Wetboek. Het goederenrecht verschilt van land tot land omdat ieder land zijn eigen autonomie heeft en dus zelf regels mag opstellen omtrent het goederenrecht. Dit is echter lastig om dat in het goederenrecht veel internationale handel wordt gedreven en er dus veel verschillende rechtsordes in die handel worden betrokken.

 

Kenmerken van het goederenrecht.

Het goederenrecht heeft twee kenmerken. Allereerst is het een gesloten stelsel. Dit wordt ook wel numerus clausus genoemd. Alles van het goederenrecht is vastgelegd in de wet. Dit is terug te vinden in artikel 3:81 BW.

 

‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen. Hij kan ook zijn recht onder voorbehoud van een zodanig beperkt recht overdragen, mits hij de voorschriften zowel voor overdracht van een zodanig goed, als voor vestiging van een zodanig beperkt recht in acht neemt.’

 

In dit artikel komen twee aspecten naar voren. Er zijn een aantal beperkte rechten mogelijk om te vestigen en over de inhoud van deze beperkte rechten wordt gezegd dat deze binnen de grenzen van de wet moeten zijn. Ook de wijze van verkrijgen goederen is een gesloten stelsel. Dit is terug te zien in artikel 3:80 BW. Hier staat dat men goederen onder algemene titel en onder bijzondere titel kan verkrijgen. Een andere optie is niet mogelijk.

 

Als tweede kenmerk is het goederenrecht ook dwingend recht. Men moet kijken naar de wet’s interpretatie. Men moet dan kijken naar de tekst, het systeem en de geschiedenis en het doel van de wetgever bij het maken van de wet. In het Staats- en Bestuursrecht heeft men de volgende.....read more

Access: 
Public
Collegeverslagen Kv Privaatrecht I (wk 5 t/m 7), deel 2

Collegeverslagen Kv Privaatrecht I (wk 5 t/m 7), deel 2

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Collegeverslagen Kernvak Privaatrecht I

 

Hoorcollege 5 28 mei 2013

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over toekomstige goederen, verkrijging door een tussenpersoon, overdracht onder voorwaarde en het eigendomsvoorbehoud.

 

Nationaal Grondbezit/Kamphuis

Nationaal Grondbezit( hierna: NGB) vond een aannemer, Kerstens. Zij komen tot overeenstemming dat Kerstens voor NGB op zijn eigen grond gaat bouwen. NGB zei dat ze wel vooruit wilden betalen, maar dat ze dan wel een risico liepen. NGB wilde dan wel zekerheid. Zij spraken af dat alle bouwmaterialen die werden gebruikt werden verkocht aan NGB en ook werden geleverd aan NGB. Als de bouwmaterialen dus geleverd werden door de bouwleverancier, kreeg NGB de bouwmaterialen. In plaats daarvan betaalde NGB wel vooruit. Paragraaf 43 AV: alle op terrein aangevoerde zaken worden na goedkeuring eigendom van het Rijk. De bouwleverancier van Kerstens is Kamphuis. Kamphuis maakt in deze casus een eigendomsvoorbehoud. Het conflict gaat hier tussen Kamphuis en NGB. Kamphuis zegt dat de bouwmaterialen van hem zijn, want hij heeft een eigendomsvoorbehoud. NGB zegt echter dat zij eigenaar zijn, want zij hadden een levering bij voorbaat. Als er is geleverd bij voorbaat is er nog niet overgedragen. Er is pas sprake van overdracht op het moment dat het laatste vereiste is vervuld. In dit geval is dat de beschikkingsbevoegdheid. Pas op het moment dat Kerstens eigenaar wordt, is de levering voltooid. Omdat Kerstens nooit eigenaar wordt door het eigendomsvoorbehoud van Kamphuis, wordt ook NGB nooit eigenaar. Kamphuis blijft eigenaar van de materialen.

 

Levering bij voorbaat (artikel 3:97 BW)

Bestaande goederen kunnen worden overgedragen. Toekomstige goederen zijn goederen die er nog niet zijn, maar er zijn wel plannen voor iets zodat het goed gaat bestaan. Toekomstige goederen kunnen alleen worden geleverd en nog niet worden overgedragen. Omdat toekomstige goederen nog niet in het vermogen van de rechthebbende zijn, is hij niet beschikkingsbevoegd om over te dragen en kan er alleen worden geleverd bij voorbaat. Op het moment dat A beschikkingsbevoegd wordt, zal deze beschikkingsbevoegdheid direct over gaan op B. De overdracht of vestiging van beperkte goederen bij voorbaat geschiedt via de artikelen 3:84 jo 98 jo 97 BW.

 

Artikel 3:97 lid 1 BW: ‘Toekomstige goederen kunnen bij voorbaat worden geleverd, tenzij het verboden is deze tot onderwerp van een overeenkomst te maken of het registergoederen zijn.’

Registergoederen kunnen niet bij voorbaat worden geleverd omdat dit anders voor onduidelijkheid in de registers zou zorgen. Deze registers zouden dan te groot worden.

 

 

 

Indien er twee leveringen van hetzelfde goed bij voorbaat zijn, geldt artikel 3:97 lid 2 BW.

Dit artikel stelt: ‘Een levering bij voorbaat van een.....read more

Access: 
Public
Oefentoetsen & antwoordindicaties Kv Privaatrecht I, voor eindtoets

Oefentoetsen & antwoordindicaties Kv Privaatrecht I, voor eindtoets

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefentoets 1+ antwoorden

 

Vraag 1 (22 punten)

De Rabobank heeft een vordering van € 950.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A’s) dure piano gevestigd ten behoeve van De Rabobank.

 

a. (2 punten)

Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

 

Vestiging vindt plaats door het voorhanden zijn van een geldige titel en beschikkings-bevoegdheid en door het opmaken van een authentieke akte of het registreren van een onderhandse akte (3:98 jo. 84 jo. 237 lid 1).

 

b. (4 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien De Rabobank zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

 

C verkrijgt tevens het pandrecht. Het pandrecht is immers een afhankelijk recht en gaat mee over naar de cessionaris (3:82).

 

c. (8 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien A zijn piano verkoopt en levert aan D, die het pandrecht van De Rabobank kent noch behoort te kennen, indien wordt afgesproken dat A de piano voorlopig nog voor D zal houden?

 

Het pandrecht heeft goederenrechtelijk werking en blijft dus de piano bezwaren (ook te verklaren vanuit het nemo plus-beginsel). D zal zich niet met succes op art. 3:86 lid 2 kunnen beroepen, omdat de cp-levering tussen A en hem ten opzichte van de ouder gerechtigde De Rabobank niet geldig is (3:115 sub a jo. 3:90 lid 2). Derdenbescherming veronderstelt immers een geldige levering.

 

d. (8 punten)

Stel dat E – die nog een appeltje met A te schillen heeft – met een hockeystick een onherstelbare barst in de piano slaat, waardoor deze onbespeelbaar (en daarmee nagenoeg waardeloos) wordt. A is tegen deze vernieling verzekerd bij verzekeraar V.

De Rabobank heeft nu pandrechten op drie verschillende goederen.

Noem er twee en bespreek waarom het pandrecht op het betreffende goed tot stand is gekomen.

 

De Rabobank heeft nog steeds een pandrecht op de piano (1). Dat pandrecht is echter niet zo veel meer waard. Tevens verkrijgt De Rabobank, vanwege de waardevermindering van de piano, (door zaaksvervanging) van rechtswege een pandrecht op A’s vordering op E uit onrechtmatige daad (2) en op A’s assurantievordering op V (3), zie art. 3:229......read more

Access: 
Public
Laatste collegeverslag Kernvak Privaatrecht I (week 8)

Laatste collegeverslag Kernvak Privaatrecht I (week 8)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


Hoorcollege 8 18 juni 2013

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over beperkte rechten in de context van het fiduciaverbod. Het pand en hypotheekrecht worden hierbij besproken. Verder zal dit hoorcollege gaan over het verhaalsrecht en over het retentierecht.

 

Numerus clausus.

Samen met het fiduciaverbod is de numerus clausus zeer belangrijk voor het goederenrecht. De numerus clausus houdt in dat het goederenrecht een gesloten systeem is. Het omvat twee aspecten, terug te vinden in artikel 3:81 BW. ‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen.’ Allereerst bestaan er dus alleen beperkte rechten die de wet ons aanreikt en ten tweede moet de inhoud van deze rechten binnen de grenzen van de wet zijn. De wet is dus richting gevend.

 

Hypotheek

Het hypotheekrecht is een zekerheidsrecht. Het is terug te vinden in artikel 3:227 BW. Het hypotheekrecht is een beperkt recht( 3:8 BW), op registergoederen(3:10 BW) , strekkende tot verhaal van een geldvordering(3:7 BW) en het heeft voorrang op andere schuldeisers(artikel 3:279 BW). Het hypotheekrecht is een afhankelijk recht, omdat het afhankelijk is van een geldvordering. De hypotheekhouder heeft het recht van parate executie, te vinden in artikel 3:268 BW. Ook heeft een hypotheekhouder een separatistenpositie in een faillissement, artikel 57 lid 1 Fw.

 

Voor het vestigen van een hypotheekrecht zijn er vestigingsformaliteiten. Deze zijn te vinden in artikel 3:260 BW. Allereerst moet er een tussen partijen opgemaakte notariële hypotheekakte zijn, die wordt ingeschreven in de openbare registers. Dit is een constitutief vereiste. Een hypotheekrecht kan ook worden gevestigd op een toekomstige vordering en voor er een toekomstige vordering is. Dit is te vinden in artikel 3:231 BW.

 

Erfpacht

Erfpacht is terug te vinden in artikel 5:85 BW. ‘Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.’ Erfpacht wordt gebruikt voor de overdracht van grond door lagere overheden. De inhoud van erfpacht is te vinden in artikel 5:89 lid 1 BW. ‘Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar.’ Een in de akte opgenomen bevoegdheid of verplichting heeft goederenrechtelijke werking, als deze niet in strijd komt met de wet of het wezen van het beperkt recht.

 

Fiduciaverbod

Het fiduciaverbod is te vinden in artikel 3:84 lid 3 BW. Er staat in : ‘Een rechtshandeling die ten doel heeft een goed over te dragen tot zekerheid of die de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen, is geen geldige titel van overdracht van dat goed.’

Fiducia is.....read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege 1 – 10 september 2012

 

Inleiding Privaatrecht gaat over de rechtsverhouding tussen burgers onderling. In het privaatrecht is het vermogensrecht een belangrijk onderdeel. Vermogen is juridisch gezien het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten die een persoon heeft. Vermogensrechten zijn alle regels met betrekking tot de rechten en plichten die deel uitmaken van een vermogen. Het vermogensrecht valt te splitsen in goederenrecht en in verbintenissenrecht.

 

Goederen- en verbintenissenrecht

Het goederenrecht regelt de rechtsverhouding tussen een goed en een persoon. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten(art 3:1 BW). Voorbeeld van een goederenrecht is het eigendomsrecht(art.5:1 BW). Eigendom is volgens dit wetsartikel het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Goederenrecht heeft ook te maken met het eenheidsbeginsel. Dit beginsel wil zeggen dat wanneer je eigenaar bent van iets, een hoofdzaak, je automatisch ook eigenaar bent van al zijn bestanddelen.

Voorbeeld hiervan is de zaak die netwerkbeheerder Enexis tegen de provincies Groningen en Drenthe aan heeft gespannen. Enexis heeft het kabelnetwerk onder de lantaarnpalen in de provincies aangelegd en claimt eigenaar van deze palen te zijn. De grond waar deze lantaarnpalen instaan is echter van provincie en gemeente. Omdat het kabelnetwerk duurzaam met de grond is verenigd zijn gemeente en provincie hier ook eigenaar van. De gemeente is eigenaar van de hoofdzaak, de grond, dus ook van de rest van de bestanddelen van de lantaarnpalen.

Het verbintenissenrecht regelt de rechtsverhouding tussen personen onder elkaar. De relaties tussen verkoper en koper en verhuurder en huurder zijn hier voorbeelden van.

Het goederenrecht staat vooral beschreven in de boeken 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek. Het verbintenissenrecht staat beschreven in de boeken 3, 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Goederen

Goederen bestaan uit zaken en vermogensrechten.

 

Zaken (art.3:2 BW)

Het Burgerlijk Wetboek beschrijft zaken als voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten(art.3:2 BW). Zaken kunnen onroerend of roerend zijn. Onroerende zaken zijn de grond, de delfstoffen die nog niet gewonnen zijn, beplanting op de grond en werken en gebouwen die met de grond verenigd zijn. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn, ook wel de zaken die zich kunnen voortbewegen.

 

Portacabin arrest

In de zaak van het Portacabin arrest( jurisprudentiereader blz 27) komt duidelijk naar voren dat het van belang is dat men weet of een zaak roerend of onroerend is.

Op het bedrijfsterrein van Buys was een portacabin geplaatst, die Buys als uitbreiding voor het bedrijfsgebouw wilde gebruiken. Hiervoor waren ook diverse voorzieningen aangelegd. De portacabin werd.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefenvragen januari 2013

 

Meerkeuzevragen

 

1. Roos meent dat hij rechthebbende is op een vordering van € 10.000 op Blackson.

Door middel van een geregistreerde onderhandse akte draagt Roos deze

vordering over aan Bogarde. Bogarde draagt de vordering op zijn beurt op dezelfde

wijze over aan Seedorf. Vervolgens blijkt dat Roos niet de rechthebbende op de

vordering was, maar Rekik. Bogarde en Seedorf wisten hiervan beiden niets en

konden hiervan ook niets weten.

 

Wie is rechthebbende op de vordering?

 

a. Seedorf. Hij heeft geen bescherming nodig en is rechthebbende geworden door een

rechtsgeldige overdracht, nu Bogarde wordt beschermd op grond van art. 3:88 BW.

b. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat geen sprake is van ongeldigheid van

een vroegere overdracht.

c. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat sprake is van

beschikkingsonbevoegdheid van Roos.

d. Seedorf. Hij wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in de

overdracht aan Bogarde.

 

2. Demmink verkoopt en levert de grond aan Mosterd. Mosterd verkoopt en

levert hetzelfde stuk grond door aan Padian. Achteraf blijkt dat de overdracht door

Demmink aan Mosterd ongeldig is, omdat de leveringsakte niet is opgemaakt door de

door laatstgenoemde ingeschakelde notaris, maar door diens klerk, die zich voor notaris

heeft uitgegeven. Demmink stelt zich op het standpunt dat hij hierdoor nog eigenaar

van het stuk grond is.

 

Heeft Demmink gelijk?

 

a. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan Mosterd.

b. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan hem.

c. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan Mosterd.

d. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan hem.

 

3. Manolev heeft een elektrische fiets. Baccus, een fietsenhandelaar met een grote winkel in de stad, steelt deze elektrische fiets van hem en geeft hem de volgende dag aan Falco op zijn verjaardag. Falco is er heel blij mee en vindt het verbazend aardig van Baccus dat

hij een van zijn tweedehands elektrische fietsen aan hem cadeau geeft. Hij weet dat Baccus altijd een flinke voorraad tweedehandsfietsen heeft, doordat mensen deze inruilen voor een

mooiere of doordat hij deze koopt uit.....read more

Access: 
Public
Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Vragen Week 1:

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

1. Is eigendom een absoluut of een relatief recht?

2. Leg uit wat ‘’droit de suite’’ inhoud:

3. Hoe noem je het begrip waarbij de rechthebbende zijn of haar goed kan opeisen bij elke persoon die haar houdt, zonder rechthebbende te zijn. Noem ook het artikel waar je dit begrip kunt vinden.

4. Zijn alle absolute rechten vermogensrechten? Noem ook het artikel waar het begrip ‘’vermogensrechten’’ wordt verduidelijkt:

5. Geef bij de volgende begrippen aan of diegene die het vermogensrecht heeft eigenaar of rechthebbende genoemd wordt en leg uit waarom.

Zaak

Vermogensrecht

Goed

6. Volgt er uit een artikel in het burgerlijk wetboek dat een eigendomsrecht nooit beperkt kan worden? En zo ja, uit welk artikel kun je dit halen?

7. Leg uit wat een beperkt recht is. Is een beperkt recht absoluut of niet?

8. Hoe werkt de seperatiepositie bij beperkte rechten?

9. Wat is het prioriteitsbeginsel?

Hoofdstuk 4: Derdenwerking en publicatie

Paragraaf 2

1. Zoek het artikel op over registergoederen en noem aan de hand daarvan 3 voorwaarden waaraan een goed moet voldoen, wil het een registergoed zijn.

 

2. Is een motor een registergoed?

 

3. Zijn alle onroerende zaken registergoederen?

4. Wat zijn onroerende zaken? Noem het artikel.

 

5. Zijn beperkte rechten op registergoederen ook registergoederen?

6. Zijn persoonlijke rechten op registergoederen ook registergoederen?

Vragen Week 2:

Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies

Paragraaf 1-4

1.Is er bij erfopvolging sprake van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel? In welk artikel is dit terug te vinden?

2. Vallen natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel?

 

3. Wie is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben?

4. Wanneer verlies je het eigendom op je roerende zaak?

5. Hoe noem je een verkrijging die niet onder algemene titel valt?

Hoofdstuk 5: Bezit en houderschap

 

1.Is een bezitter ook gelijk eigenaar?

2.A leent zijn fiets uit aan B. Wie is dan de bezitter?

3. Hoe noem je B in dit geval?

4. X is bezitter van een auto en leent de auto aan Y. Kan X bezitter van de auto zijn ondanks dat hij het goed niet onder zich heeft? Noem een artikel uit BW 3 waarop je je antwoord kan baseren.

5. Wat is een huurder?

A. bezitter van het vorderingrecht en bezitter van het huis

B. bezitter van.....read more

Access: 
Public
Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking van oefenvragen voor Inleiding Privaatrecht, gesorteerd per week. (alle antwoorden zijn onder voorbehoud)


Week 1:

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

1. Is eigendom een absoluut of een relatief recht?

2. Leg uit wat ‘’droit de suite’’ inhoud:

3. Hoe noem je het begrip waarbij de rechthebbende zijn of haar goed kan opeisen bij elke persoon die haar houdt, zonder rechthebbende te zijn. Noem ook het artikel waar je dit begrip kunt vinden.

4. Zijn alle absolute rechten vermogensrechten? Noem ook het artikel waar het begrip ‘’vermogensrechten’’ wordt verduidelijkt:

5. Geef bij de volgende begrippen aan of diegene die het vermogensrecht heeft eigenaar of rechthebbende genoemd wordt en leg uit waarom.

Zaak

Vermogensrecht

Goed

6. Volgt er uit een artikel in het burgerlijk wetboek dat een eigendomsrecht nooit beperkt kan worden? En zo ja, uit welk artikel kun je dit halen?

7. Leg uit wat een beperkt recht is. Is een beperkt recht absoluut of niet?

8. Hoe werkt de seperatiepositie bij beperkte rechten?

9. Wat is het prioriteitsbeginsel?

Hoofdstuk 4: Derdenwerking en publicatie

Paragraaf 2

1. Zoek het artikel op over registergoederen en noem aan de hand daarvan 3 voorwaarden waaraan een goed moet voldoen, wil het een registergoed zijn.

 

2. Is een motor een registergoed?

 

3. Zijn alle onroerende zaken registergoederen?

4. Wat zijn onroerende zaken? Noem het artikel.

 

5. Zijn beperkte rechten op registergoederen ook registergoederen?

6. Zijn persoonlijke rechten op registergoederen ook registergoederen?

Week 2:

Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies

Paragraaf 1-4

1.Is er bij erfopvolging sprake van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel? In welk artikel is dit terug te vinden?

2. Vallen natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel?

 

3. Wie is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben?

4. Wanneer verlies je het eigendom op je roerende zaak?

5. Hoe noem je een verkrijging die niet onder algemene titel valt?

Hoofdstuk 5: Bezit en houderschap

 

1.Is een bezitter ook gelijk eigenaar?

2.A leent zijn fiets uit aan B. Wie is dan de bezitter?

3. Hoe noem je B in dit geval?

4. X is bezitter van een auto en leent de auto aan Y. Kan X bezitter van de auto zijn ondanks dat hij het goed niet onder zich heeft? Noem een artikel uit BW 3 waarop je je antwoord kan baseren.

5. Wat is een huurder?

A. bezitter van het vorderingrecht en bezitter van het huis

B. bezitter van het huis en detentor van het vorderingsrecht.

C......read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Privaatrecht II

Uitwerking colleges Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Kernvak Privaatrecht II week 1

 

Kernvak Privaatrecht II gaat over het verbintenissenrecht.

Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen 2 of meer personen. Het is actief tegen passief, de schuldenaar tegenover de schuldeiser. Er zijn verschillende verbintenissen. De bronnen van verbintenissen zijn: de rechtshandeling en overeenkomst, verbintenissen uit de wet, zoals de onrechtmatige daad en schadevergoeding. De belangrijkste 2 zijn de overeenkomst en de onrechtmatige daad. Andere bronnen van verbintenissen zijn de ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en zaakwaarneming

 

Het verbintenissenrecht regelt relaties tussen personen. Het regelt dus waar risico’s liggen en wat de gevolgen zijn van deze risico’s. De rode draad is de risicoverdeling. Het gaat om een juridische afweging.

Binnen het verbintenissenrecht heeft men autonomie: je mag doen wat je wil. Men mag vertrouwen en als hier sprake van is, kan men worden beschermd. Ook zijn criteria als hoedanigheid van de partijen van belang, bedrijf of particulier, kind of volwassenen.

 

Casus van de week HR ING/Bera

Bera holding een bedrijf in Suriname, opgericht door 2 mensen, Berner en Ramkalup. Die waren eerst beide aandeelhouders. Later is een daarvan exclusief bevoegd om Bera te vertegenwoordigen. Bankrekening aangemaakt door Berner, hij is daartoe bevoegd t.n.v. Bera. De post wordt echter gestuurd naar een bedrijf in Nederland waar Ramkalup zeggenschap over heeft.

Op een gegeven moment gaat er een geldbedrag van Bera Holding naar een vennootschap van Ramkalup. Berner weet hier niets van omdat de post naar Nederland wordt verstuurd.

Hoe komt Bera Holding/meneer Berner weer terug aan zijn geld? Kan hij dit vorderen van Ramkalup? Of van de ING? Had de ING moeten weten dat Ramkalup niet bevoegd was?

 

De totstandkoming van een rechtshandeling

Voordat een rechtshandeling tot stand kan komen moeten de bouwstenen behandeld worden.

  1. Uitleg verklaring, artikel 3:37. Een verklaring heeft werking, zodra deze de ander heeft bereikt.

  2. Er is een wil nodig, artikel 3:33 als de wil en de verklaring overeenstemmen is er een rechtshandeling. Als er sprake is van discrepantie tussen de wil en de verklaring, is er geen sprake van een wil en spreekt met van een wilsontbreken, artikel 3:33 en 3:34BW.

  3. Als er sprake is van discrepantie moet men kijken of er een gerechtvaardigd vertrouwen is. Dit is te vinden in artikel 3:35 BW. Er is geen overeenstemming tussen wil en verklaring, maar men mocht erop vertrouwen dat er wel sprake was van een overeenstemming. Is dit niet het geval dan is

  4. .....read more
Access: 
Public
Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets deeltoets A Privaatrecht II

 

Vraag 1

Karel is eigenaar van een vrijstaand huis met schuur en tuin. Hij heeft ten gunste van de bank een recht van hypotheek gevestigd op het geheel in het kader van een door de bank aan hem verstrekte geldlening van € 300.000. Vanwege plotselinge werkloosheid komt Karel zijn financiële verplichtingen jegens de bank niet na.

De bank maakt geen gebruik van haar recht van parate executie, maar verkrijgt van Karel een schriftelijke volmacht om de woning onderhands te verkopen. In de volmacht is onder meer bepaald dat verkoop en eigendomsoverdracht van het huis zal plaatsvinden ‘voor een prijs (marktconform) door gevolmachtigde vast te stellen’. Partijen hopen op deze wijze een hogere prijs te krijgen voor het huis, zodat Karel zijn schuld en rente aan de bank kan aflossen.

Uit een taxatie blijkt dat de woning een onderhandse verkoopwaarde heeft van

€ 315.000. Enkele weken na deze taxatie wordt de woning door de bank onderhands verkocht aan Anton voor een bedrag van € 193.000.

Karel voelt zich door deze transactie van de bank zeer ernstig benadeeld.

 

  1. Is Karel gehouden de woning aan Anton over te dragen?
     

  2. Afhankelijk van uw antwoord op vraag a zal ofwel Karel mogelijkerwijze schade lijden omdat hij tot nakoming van de overeenkomst verplicht is, ofwel Anton mogelijkerwijze schade lijden omdat Karel niet tot overdracht is gehouden.

Veronderstel dat Karel schade lijdt omdat hij tot overdracht aan Anton is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Karel te vergoeden?
 

  1. Veronderstel dat Anton schade lijdt omdat Karel niet tot overdracht is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Anton te
    vergoeden?
     

 

Vraag 2

Is het voor een automonteur die in dienst is bij een garagebedrijf van belang om te weten of het garagebedrijf bedingen in de overeenkomsten met klanten pleegt op te nemen waarbij aansprakelijkheid van het bedrijf (voor schade aan de auto van de klant tijdens de werkzaamheden ontstaan) wordt uitgesloten?

 

 

 

Vraag 3

Lees de volgende uitspraak en beantwoord de vragen onder de tekst.
 

Hoge Raad der Nederlanden
2 december 2011

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot.....read more

Access: 
Public
Oefentoets voor eindtoets Privaatrecht II

Oefentoets voor eindtoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets Kernvak Privaatrecht II Deeltoets B
 

Vraag 1

 

Vraag 1 a.

Twee agenten bellen aan bij een man en delen hem mee dat zijn zoontje (11 jaar oud) bij een aanrijding is verongelukt. De man kan het verlies (ook op langere termijn) niet verwerken en roept op aanraden van zijn huisarts psychiatrische hulp in. Kan hij de door hem met betrekking tot deze therapie gemaakte kosten verhalen op degene die de aanrijding heeft veroorzaakt?

Vraag 1 b.

In de `hangmatzaak’ (HR 8 oktober 2010) ging het om de vraag of een medebezitter een andere medebezitter op grond van art. 6:174 BW aansprakelijk kan stellen. Leg uit waarom dit een vraag van relativiteit betreft.

 

Vraag 2

 

Eugene heeft samen met zijn zus en diens echtgenoot een kunst- en antiekbeurs te Venlo bezocht. Bij de stand van galerie La Fleur gebeurde het volgende. Al kijkend naar een ± 2.25 meter hoog staande klok deed Eugene een paar stappen achteruit. Bij de derde pas liep hij tegen een – naar later bleek hol -houten pilaartje aan waarop een aan de galerie toebehorende Friese Staartklok uit 1580 stond opgesteld (vraagprijs € 500.000). Het pilaartje begon te wankelen als gevolg waarvan de klok op de grond viel. Hierdoor is een schade ontstaan van in totaal € 65.000, voor onder meer waardevermindering en reparatiekosten.

 

Is de Eugene jegens La Fleur aansprakelijk voor de schade, en zo ja, moet hij alle schade betalen?

 

Vraag 3

 

Dahlia Acacia B.V. (verder te noemen Dahlia) sluit in week 41 van 2011 met van Jaarsveld een (licentie-)overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst krijgt van Jaarsveld het recht om 80.000 rozenplanten met de naam Beatrix te kweken voor de productie van snijbloemen. Het bedrag dat voor de licentie moet worden betaald, is € 55.000.

Naast de licentie heeft van Jaarsveld ook nog stekken nodig om de rozenplant in kwestie te kunnen kweken. Daartoe sluit van Jaarsveld op dezelfde dag een overeenkomst met Lely Acacia B.V. (verder te noemen Lely), de zustervennootschap van Dahlia. Lely, die zich bezighoudt met het vermeerderen van rozenplanten, verbindt zich ten opzichte van van Jaarsveld tot levering van 80.000 stekken van de rozenplant in kwestie. De koopsom bedraagt € 75.000. Ter zake van de levering bevat de koopovereenkomst de volgende bepaling: ‘levering van de stekken vanaf week 46 en 47. De vermeerderaar.....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst Kernvak Privaatrecht I

Begrippenlijst Kernvak Privaatrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Inleiding

 

A

Absoluut toekomstig goed: goederen die in het geheel nog niet bestaan.

 

Afhankelijke rechten: een recht dat zodanig aan een ander recht is verbonden dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan (art. 3:7 BW).

 

Authentieke akte: Een akte opgemaakt in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door een daartoe aangestelde ambtenaar of een daarmee gelijk te stellen persoon. Voorbeeld is bijvoorbeeld een notariële akte, dagvaarding of beslagexploot.

 

B

Beperkt recht: een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (art. 3:8 BW).

 

Bestanddeel: onzelfstandige onderdelen van een zaak op grond van een ideële band of hechte materiele band (art. 3:4 BW).

 

Bloot eigenaar: de eigenaar die zijn zaak met een goederenrechtelijk recht bezwaard ziet.

 

Burgerlijke vruchten: opbrengsten die goederen met behoud van hun substantie genereren, waarbij de vrucht een vermogensrecht is (art. 3:9 lid 2 BW).

 

C

Conservatoir: rechten bewarend.

 

D

Dubbel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al evenmin bestaande rechtsverhouding.

 

E

Eenheidsbeginsel: zakelijke rechten kunnen slechts een zaak als geheel betreffen, niet slechts een of meer onderdelen ervan.

 

Eigendom: het meest volledige recht op een goed.

 

Enkel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al wel bestaande rechtsverhouding.

 

Exclusiviteit van goederenrechtelijke rechten: iedere derde is verplicht zich te onthouden van gedragingen die de rechthebbende op een goed in zijn gebruik, beheer of beschikking storen.

 

Executoriaal: rechten effectuerend.

 

G

Gesloten systeem: men kan geen nieuwe goederenrechtelijke rechten in het leven roepen. Daarnaast is goederenrecht, behoudens uitzonderingen, dwingend recht en er kan dus niet van afgeweken worden.

 

Goed: alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).

 

Goede trouw (negatief): een kennen noch behoren te kennen (art. 3:11 BW). Dit is de omschrijving die men wettelijk gezien aanhoudt.

 

Goede trouw (positief): een niet weten en niet behoren te weten.

 

Goodwill: de surplus waarde van de onderneming boven de optelsom van de waarden der afzonderlijke goederen.

 

H

Heerschappijleer: Verdedigd door Von Savigny. Een goederenrechtelijk recht geeft heerschappij over een goed, een persoonlijk recht geeft heerschappij over een persoon.

 

I

Ideëel bestanddeel: een bestanddeel dat zonder een bepaalde hoofdzaak als onvoltooid moet worden aangemerkt. Men kijkt bij het vaststellen hiervan naar de verkeersopvattingen (art. 3:4 lid 1 BW).

 

K

Kadaster: een soort van juridische landkaart van Nederland. Onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen.

 

Kenbronnen: Burgerlijk Wetboek, verdragen,.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket eindtoets Kv Privaatrecht I

Oefenpakket eindtoets Kv Privaatrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets voor de eindtoets 1

 

Vraag 1

De Rabobank heeft een vordering van € 950.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A’s) dure piano gevestigd ten behoeve van De Rabobank.

 

a. Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

 

b. Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien De Rabobank zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

 

c. Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien A zijn piano verkoopt en levert aan D, die het pandrecht van De Rabobank kent noch behoort te kennen, indien wordt afgesproken dat A de piano voorlopig nog voor D zal houden?

 

d. Stel dat E – die nog een appeltje met A te schillen heeft – met een hockeystick een onherstelbare barst in de piano slaat, waardoor deze onbespeelbaar (en daarmee nagenoeg waardeloos) wordt. A is tegen deze vernieling verzekerd bij verzekeraar V.

De Rabobank heeft nu pandrechten op drie verschillende goederen.

Noem er twee en bespreek waarom het pandrecht op het betreffende goed tot stand is gekomen.

 

Vraag 2

a. Kan een bestolen eigenaar de eigendom van een gestolen roerende zaak overdragen aan een ander?

Zo ja, op welke wijze vindt de levering plaats?

 

b. Kees vraagt Jan een uniek schilderij voor hem te kopen. Op 1 mei koopt Jan in eigen naam maar voor rekening van Kees het bedoelde schilderij van C. Op 2 mei gaat Jan failliet. Op 3 mei levert C het schilderij aan Jan. Op 12 mei wil Kees het schilderij bij Jan ophalen. De curator van Jan stelt zich op het standpunt dat Jan de eigenaar is van het schilderij en weigert afgifte.

Wie is op 12 mei eigenaar van het schilderij?

 

Vraag 3

Pieter verwerft een recht van erfpacht op het perceel van Willemsen. Dit recht van erfpacht wordt gevestigd voor een periode van twintig jaar. Na drie jaar laat Pieter een opslagruimte op het perceel bouwen en plant hij een reeks boompjes langs het pad dat naar deze ruimte leidt. Voor de bouw van de opslagruimte heeft Pieter een lening bij de bank gesloten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening heeft hij ten gunste van de bank een recht van hypotheek op zijn recht van erfpacht gevestigd.

a. Wie is eigenaar van de opslagruimte en de boompjes die Pieter gebouwd respectievelijk geplant heeft?

 

b. Stel dat Willemsen de eigendom van de grond overdraagt aan Pieter. Welk rechtsgevolg zou dat hebben.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 1

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 1

Aantekeningen van het hoorcollege van het kernvak Privaatrecht II.


Hoorcollege week 1

Inhoud van het vak

  • Rechtshandeling en overeenkomst;

  • Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad (buitencontractuele aansprakelijkheid);

  • Schadevergoeding

 

Programma

  • Totstandkoming rechtshandeling

    • Wilsvertrouwensleer

  • Totstandkoming overeenkomst

    • Aanbod en aanvaarding

  • Vertegenwoordiging

 

Grondbeginselen verbintenissenrecht

  • Pacta sunt servanda: verbintenissen moeten worden nagekomen;

  • Consensualisme: vormvrijheid;

  • Contractsvrijheid: met iedereen mag een contract gesloten worden.

 

Totstandkoming rechtsovereenkomst

  1. Allereerst moet onderzocht worden of er sprake is van een verklaring: deze verklaringen zijn vormvrij (art. 3:37 BW, consensualisme).

  2. Er moet sprake zijn van een verklaring die overeenstemt met de wil.

    1. Bij discrepantie hiertussen, bijvoorbeeld in geval van

      1. Art. 3:33 BW, misverstand: zie bijvoorbeeld HR: Bunde/Erckens. Ontbreken van de duidingswil.

      2. Art. 3:34 BW, ontbreken van de handelingswil: storing in de geestestoestand.

        1. Geestestoestand moet redelijke waardering van belangen belemmeren.

        2. Verklaring is onder invloed van een stoornis gedaan. Dit mag vermoed worden zo te hebben plaatsgevonden als de verbintenis nadelig werkte ten aanzien van de persoon die de verbintenis sloot.

                                      Komt er geen (voor een overeenkomst vereiste) rechtshandeling tot stand.

                                      Indien er sprake is van een met de wil overeenstemmende verklaring, komt een rechtshandeling tot stand.

  1. Gerechtvaardigd vertrouwen kan echter een discrepantie repareren (art. 3:35 (in sommige gevallen jo. art. 3:11 BW)). Zie hiervoor ook het arrest HR: Westhoff/Spronsen.

  2. Indien er sprake is van een rechtshandeling, moet onderzocht worden of er van redelijkheid en billijkheid een beperking uitgaat. In het arrest HR: Westhoff/Spronsen wordt dit omschreven als ‘goede trouw’. Indien er sprake is van derogerende werking van redelijkheid en billijkheid komt geen rechtshandeling tot stand.

 

Overeenkomst: komt tot stand door aanbod (is een rechtshandeling) en aanvaarding (is ook een rechtshandeling).

 

Vertegenwoordiging

Er zijn verschillende cases denkbaar: bijvoorbeeld een werknemer die het bedrijf waarvoor hij werkt vertegenwoordigt, of de curator die de onder curatele gestelde vertegenwoordigt.

 

Onmiddellijke vertegenwoordiging:

Leidt ertoe dat dat een rechtshandeling van de tussenpersoon toegerekend wordt aan de achterman.

 

Eisen zijn

  • Vertegenwoordigingskwaliteit

  • Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Indien de volmacht overschreden wordt (en er dus geen sprake meer is van een vertegenwoordigingsbevoegdheid), is de achterman niet gebonden (art. 3:66 lid 1 BW). Als de achterman echter de rechtshandeling.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 2

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 2

Hoorcollege aantekeningen van week 3 en 4. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.


Hoorcollege week 3

 

Programma:

1.      Vervolg (ver)nietig(baar)heid

De ongeoorloofde rechtshandeling

  1. Vorm
  2.  Inhoud

2.      Algemene voorwaarden, afd. 6.5.3 BW

  1. Totstandkoming
  2. Vernietigbaarheid

Pas in het volgende HC worden de onderwerpen met betrekking tot aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid etc behandeld.

 

(Ver)nietig(baar)heid

De ongeoorloofde of aantastbare rechtshandelingen kan op verschillende wijzen tot stand gekomen zijn:

  1. Door een handelingsonbevoegde
  2. Door een handelingsonbekwame
  3. Bij aanwezigheid van een wilsgebrek
  4. Door strijd met een vormvoorschrift
  5. Door actio Pauliana
  6. Bij strijd met wet, openbare orde of goede zede

Ten slotte met betrekking tot algemene voorwaarden: niet (op de juiste manier) ter hand gesteld of onredelijk bezwarend.

 

Strijd met vormvoorschrift

Uit art. 3:39 BW blijkt dat strijdigheid met vormvoorschriften leidt tot nietigheid (bijvoorbeeld de koopovereenkomst tav onroerend goed die niet volgens art. 7:2 BW schriftelijk is). In gevallen waarin slechts een van de partijen beschermd wordt, leidt dit tot vernietigbaarheid.

De professionele verkoper zal echter bij een beroep op dit vormvoorschrift sneller op de redelijkheid en billijkheid sluiten, waardoor dit beroep niet altijd op zal gaan.

Hoofdregel is echter dat rechtshandelingen in beginsel vormvrij zijn (art. 3:37 BW). Als de wet echter een vorm voorschrijft (zoals in art. 7:2 BW), bepaalt art. 3:39 BW dat deze rechtshandeling nietig is, tenzij de wet anders voorschrijft (dit is dus het geval als slechts een van beide partijen beschermd wordt).

 

Actio Pauliana

Wordt beschreven in art. 3:45 BW. Er zijn drie voorwaarden:

  1. Er is sprake van een onverplichte rechtshandeling door de schuldenaar (terugbetaling van een schuld (bijvoorbeeld eerst aan ouders en vervolgens aan de bank) valt hier dus niet onder);
  2. Daardoor wordt een schuldeiser benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden;
  3. En de schuldenaar wist dit of behoorde dit te weten.

 

Beperking contractvrijheid door de inhoud van de overeenkomst (zie ook het arrest Esmilo/Mediq m.nt. Lindenberg)

In dergelijke gevallen kan art. 3:40 BW uitkomst bieden. Dit artikel kan het beste worden toegepast volgens onderstaand stappenplan:

1.      Art. 3:40 lid 2 BW

a.     Is er sprake van dwingend recht? Slechts in gevallen waarin er sprake is van dwingend recht, is dit artikel van toepassing (dus geen regelend recht (veel regelend recht staat in boek 6)). Voorbeelden van dwingend recht zijn art. 7:6 BW, art. 6:246 BW, WvSr.

 

b.     Rechtsgevolgen?

                                                         i.           In sommige gevallen is strijd met dwingend recht opgenomen in de dwingendrechtelijke bepaling zelf (meestal vernietigbaarheid of nietigheid). De sanctie voor het vastleggen van een te lange proeftijd in een arbeidsovereenkomst is bijvoorbeeld nietigheid op dit punt. Er komt dan een overeenkomst tot stand zonder proeftijd (dus gewoon een.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Privaatrecht I

Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Privaatrecht I


Collegeaantekeningen week 1-3

Hoorcollege week 1

Goederenrecht heeft als doel jou het goed te laten halen dat van jou is. Het is de oorsprong van goederenrechtelijke rechten die je tegen een ieder kan inroepen. Het gaat om het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen.

We maken het onderscheid tussen een roerend en onroerend goed omdat er specifieke regels zijn om bijvoorbeeld overdracht mogelijk te maken. Dit op basis van het economische belang (de waarde) en het publieke belang (welk goed is van wie?).

In het goederenrecht staat de relatie persoon-goed centraal, anders dan in het verbintenissenrecht, dat gericht is op de verhouding persoon-persoon. Bij dit laatste recht gaat het om rechten die de ene persoon in beginsel uitsluitend tegenover de andere persoon kan inroepen. Goederenrechtelijke rechten kennen absolute werking (derdenwerking). Het goederenrecht maakt tezamen met het verbintenissenrecht deel uit van het vermogensrecht.

 

HR Blaauboer/Berlips

Berlips is eigenaar van een stuk grond en verkoopt dit aan Blaauboer. Hij verkoopt en hij levert dit stuk grond. In de leveringsakte wordt een clausule opgenomen. In deze akte staat dat Berlips gehouden is om een weg aan te leggen.
 

Berlips, als eigenaar, legt de weg niet aan, en verkoopt en levert zijn stuk grond aan Maks. Aan de ene kant is hier het verbintenissenrecht (overeenkomst) en aan de andere kant het goederenrecht (onroerend goed). Berlips beroept zich op het goederenrecht, want het eigendomsrecht is overgegaan naar Maks. De verplichting tot het leggen van de weg, gaat niet over met het eigendom. Persoonlijke verbintenissen kunnen het eigendomsrecht niet beperken, zodat zij evenmin bij overgang van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar van rechtswege overgaan.

 

Kenmerken van het goederenrecht

Het belangrijkste kenmerk van het goederenrecht is dat er een gesloten stelsel (numerus clausus) van beperkte rechten (art. 3:81 BW). Het aantal goederenrechtelijke rechten zijn dus neergelegd in het wetboek: meer zijn er niet. Deze rechten hebben ook een gesloten inhoud, deze is dwingend vormgegeven. De grenzen van het recht worden aangegeven door de wetgever en door uitspraken van de Hoge Raad. Het verbintenissenrecht is juist een open stelsel.

Niet alleen de goederenrechtelijke rechten hebben een gesloten stelsel, maar ook verkrijging en verlies kennen dit. Dit is te vinden in art. 3:80 BW. Goederen zijn te verkrijgen onder algemene titel en onder bijzondere titel.

Onder algemene titel verkrijgt men door erfopvolging, door boedelmenging, door fusie, door splitsing en door de goedkeuring van een overdrachtsplan (art. 3:80 lid 2 BW). Men kan goederen onder bijzondere titel verkrijgen door overdracht, verjaring, door onteigening en verder op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging (art. 3:80 lid 3 BW).

Ook verliest men goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen (art. 3:80.....read more

Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen

Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen


 

Hoorcollege 1

Vermogensrecht

  • Wat is dat?

  • Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.

  • Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.

Het vermogensrecht (in objectieve zin)

  • Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)

  • Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.

    • Gesloten systeem van rechten

    • Dwingend recht (hoe het in de wet staat)

    • Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)

  • Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)

    • Open systeem van rechten

    • Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht

    • Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!

Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.

  • Zie BW 6. (vrije wil om te doen wat je goeddunkt, vertrouwen bij een bepaalde handeling)

Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)

  • HR Jeffrey-arrest (NJ 1998/853): Vermogensrecht weet niet goed wat ze buiten het vermogen moeten.

Wat is een verbintenis?

  • = Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.

  • Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.

  • De verbintenis houdt in:

    • Een verplichting tot een prestatie voor de één

    • En het recht op die prestatie van de ander.

  • Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.

Twee zijden van dezelfde betekenis:

  • Actieve zijde (schuldeiser)

    • Vorderings(recht): bevoegdheid om iets te vorderen (actie in recht)

    • Art. 3: 296 BW

    • Rechtsvordering/actie

    • Executierecht: fysiek geldend maken (bv. deurwaarder/politie bij iemand spullen weghalen)

  • .....read more
Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Inleiding Privaatrecht: Goederenrecht in 2015-2016.



Hoorcollege 2: Eigendom, bezit en houderschap.

Eigendom

Eigendom is het eigendomsrecht op een zaak. Het eigendom is het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Zie hiervoor artikel 5:1 BW. Eigendom is speciaal gericht op zaken, bij andere goederen word iemand niet de eigenaar genoemd maar de rechthebbende. Wanneer iemand eigenaar van een zaak is heeft hij alle bevoegdheden omtrent die zaak en dus ook exclusieve bevoegdheden als revindicatie (art. 5:2 BW).

Bezit en houderschap

Bezit en houderschap komt ter sprake als je macht kan uitoefenen over een bepaalde zaak. Een eigenaar is vaak ook de bezitter van een zaak. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Artikel 3:119 lid 1 BW bepaalt dat de bezitter wordt vermoed om rechthebbende te zijn. Dit betekent dat wanneer iemand dat betwist hij zelf zou moeten bewijzen dat de desbetreffende persoon die bezitter is niet de eigenaar is. De bewijslast ligt dus niet bij de bezitter. Een voorbeeld wanneer de eigenaar en de bezitter niet dezelfde persoon zijn, is wanneer A de fiets van B steelt, A blijft de eigenaar van de fiets maar hij kan geen macht meer over de fiets uitoefenen daarom is hij geen bezitter van de fiets meer. De bezitter van de fiets is nu B tenminste als hij de fiets voor zich zelf gebruikt.

Art. 3:107 lid 1 BW geeft een definitie van het word bezit, “bezit is het houden van een goed voor zichzelf”. Een bezitter ben je als je, je gedraagt als de eigenaar. Naast bezitter kan iemand ook een houder zijn van een zaak. Een houder van een zaak ben je wanneer je feitelijke macht over de zaak kan uitoefenen zonder dat je, je gedraagt als de eigenaar van de zaak. Art 3:108 BW zegt dat de uiterlijke feiten beslissend zijn of iemand een bezitter of houder is van een zaak, deze uiterlijke feiten moeten dan naar verkeersopvattingen beoordeeld worden. Met verkeersopvattingen wordt er bedoeld van wat de gemiddelde Nederlander ervan denkt. Als je een goed houdt omdat je de.....read more

Access: 
Public

Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningenbundel

Inleiding Privaatrecht 1: verbintenissenrecht - UU - B1 - Hoorcollegeaantekeningen 16/17

Inleiding Privaatrecht 1: verbintenissenrecht - UU - B1 - Hoorcollegeaantekeningen 16/17


Hoorcollege 1

Vermogensrecht

  • Wat is dat?

  • Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.

  • Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.

Het vermogensrecht (in objectieve zin)

  • Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)

  • Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.

    • Gesloten systeem van rechten

    • Dwingend recht (hoe het in de wet staat)

    • Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)

  • Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)

    • Open systeem van rechten

    • Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht

    • Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!

Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.

  • Zie BW 6. (vrije wil om te doen wat je goeddunkt, vertrouwen bij een bepaalde handeling)

Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)

  • HR Jeffrey-arrest (NJ 1998/853): Vermogensrecht weet niet goed wat ze buiten het vermogen moeten.

Wat is een verbintenis?

  • = vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.

  • Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.

  • De verbintenis houdt in:

    • 1. Een verplichting tot een prestatie voor de één

    • 2. En het recht op die prestatie van de ander.

  • Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.

Twee zijden van dezelfde betekenis:

  • Actieve zijde (schuldeiser)

    • Vorderings(recht): bevoegdheid om iets te vorderen (actie in recht)

    • art. 3: 296 BW

    • Rechtsvordering/actie

    • Executierecht: fysiek geldend maken (bv. deurwaarder/politie bij iemand spullen weghalen)

  • Passieve zijde

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen

Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen


 

Hoorcollege 1

Vermogensrecht

  • Wat is dat?

  • Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.

  • Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.

Het vermogensrecht (in objectieve zin)

  • Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)

  • Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.

    • Gesloten systeem van rechten

    • Dwingend recht (hoe het in de wet staat)

    • Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)

  • Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)

    • Open systeem van rechten

    • Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht

    • Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!

Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.

  • Zie BW 6. (vrije wil om te doen wat je goeddunkt, vertrouwen bij een bepaalde handeling)

Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)

  • HR Jeffrey-arrest (NJ 1998/853): Vermogensrecht weet niet goed wat ze buiten het vermogen moeten.

Wat is een verbintenis?

  • = Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.

  • Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.

  • De verbintenis houdt in:

    • Een verplichting tot een prestatie voor de één

    • En het recht op die prestatie van de ander.

  • Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.

Twee zijden van dezelfde betekenis:

  • Actieve zijde (schuldeiser)

    • Vorderings(recht): bevoegdheid om iets te vorderen (actie in recht)

    • Art. 3: 296 BW

    • Rechtsvordering/actie

    • Executierecht: fysiek geldend maken (bv. deurwaarder/politie bij iemand spullen weghalen)

  • .....read more
Access: 
Public
Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege 1 – 10 september 2012

 

Inleiding Privaatrecht gaat over de rechtsverhouding tussen burgers onderling. In het privaatrecht is het vermogensrecht een belangrijk onderdeel. Vermogen is juridisch gezien het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten die een persoon heeft. Vermogensrechten zijn alle regels met betrekking tot de rechten en plichten die deel uitmaken van een vermogen. Het vermogensrecht valt te splitsen in goederenrecht en in verbintenissenrecht.

 

Goederen- en verbintenissenrecht

Het goederenrecht regelt de rechtsverhouding tussen een goed en een persoon. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten(art 3:1 BW). Voorbeeld van een goederenrecht is het eigendomsrecht(art.5:1 BW). Eigendom is volgens dit wetsartikel het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Goederenrecht heeft ook te maken met het eenheidsbeginsel. Dit beginsel wil zeggen dat wanneer je eigenaar bent van iets, een hoofdzaak, je automatisch ook eigenaar bent van al zijn bestanddelen.

Voorbeeld hiervan is de zaak die netwerkbeheerder Enexis tegen de provincies Groningen en Drenthe aan heeft gespannen. Enexis heeft het kabelnetwerk onder de lantaarnpalen in de provincies aangelegd en claimt eigenaar van deze palen te zijn. De grond waar deze lantaarnpalen instaan is echter van provincie en gemeente. Omdat het kabelnetwerk duurzaam met de grond is verenigd zijn gemeente en provincie hier ook eigenaar van. De gemeente is eigenaar van de hoofdzaak, de grond, dus ook van de rest van de bestanddelen van de lantaarnpalen.

Het verbintenissenrecht regelt de rechtsverhouding tussen personen onder elkaar. De relaties tussen verkoper en koper en verhuurder en huurder zijn hier voorbeelden van.

Het goederenrecht staat vooral beschreven in de boeken 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek. Het verbintenissenrecht staat beschreven in de boeken 3, 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Goederen

Goederen bestaan uit zaken en vermogensrechten.

 

Zaken (art.3:2 BW)

Het Burgerlijk Wetboek beschrijft zaken als voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten(art.3:2 BW). Zaken kunnen onroerend of roerend zijn. Onroerende zaken zijn de grond, de delfstoffen die nog niet gewonnen zijn, beplanting op de grond en werken en gebouwen die met de grond verenigd zijn. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn, ook wel de zaken die zich kunnen voortbewegen.

 

Portacabin arrest

In de zaak van het Portacabin arrest( jurisprudentiereader blz 27) komt duidelijk naar voren dat het van belang is dat men weet of een zaak roerend of onroerend is.

Op het bedrijfsterrein van Buys was een portacabin geplaatst, die Buys als uitbreiding voor het bedrijfsgebouw wilde gebruiken. Hiervoor waren ook diverse voorzieningen aangelegd. De portacabin werd.....read more

Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen Inleiding Privaatrecht I

Werkgroepaantekeningen Inleiding Privaatrecht I

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Inleiding Privaatrecht van het collegejaar 2016/2017


Week 1 (1)

Opdracht 1

Het privaatrecht is overal; mogelijk minder opvallend dan andere rechtsgebieden, maar het is er wel degelijk. a. Geef en voorbeeld van een juridische transactie die je afgelopen week hebt verricht:

  1. Met de bus reizen (vervoersovereenkomst), met de trein reizen (vervoerovereenkomst), boeken bestellen (koopovereenkomst), boodschappen doen (koopovereenkomst), kleren kopen (koopovereenkomst), spullen voor mijn nieuwe kamer gekocht (koopovereenkomst).

  2. Nieuwsartikel. Verhouding tussen twee partijen. Het niet nakomen van een verbintenis is wanprestatie. Voorbeelden:
    Facebook: Facebook mag niet bepaalde mensen zonder toestemming volgen (contract-vrijheid/privaatrecht/privacy)
    Privé lease van auto’s: Huurovereenkomst (persoon met garage, huur van de auto). Alleen in beroep tegen de garage waar je zaken mee doet (relatief). Bij verbintenissenrecht (relatief recht) gaat alleen maar tussen de persoon en de garage.
    Je koopt een een auto bij een garage. Iemand steelt je auto (geen overeenkomst). Ten opzichte van wie kan ik de rechten op mijn auto geldig maken? Creemers – Persoon – Auto (goed). Het gaat om absolute rechten; geldt tegenover iedereen.

Opdracht 2

Wat is de relatie tussen de begrippen rechtshandeling, overeenkomst en verbintenis?

De relatie tussen de begrippen rechtshandeling, overeenkomst en verbintenis is dat een overeenkomst een meerzijdige rechtshandeling is en daaruit verbintenissen kúnnen ontstaan.

Opdracht 3

Geef bij de volgende dingen aan of het een rechtsfeit en/of rechtshandeling betreft.

  • Geboorte van een baby: Dit is een rechtsfeit, want je hebt recht op een naam (gevolg).

  • Tennisafspraak maken: Dit is geen rechtsfeit, want het heeft geen gevolg. Je kunt het niet afdwingen bij de rechter.

  • Inbreken bij de buurvrouw: Dit is ten eerste een rechtsfeit, want de schade moet worden vergoed (gevolg). Inbreken mag niet, dus het gaat hier om een onrechtmatige daad. Ten tweede gaat het in casu niet om een rechtshandeling. Het doel is de spullen te stelen en niet om de goederen te vergoeden en terug te brengen. Het rechtsgevolg moet beoogd zijn (art. 3:33 BW). Dan zou je schadevergoeding willen betalen. Het rechtsgevolg moet willen zijn.

  • Een brood kopen: Dit is een meerzijdige rechtshandeling. Jij wilt een brood en de verkoper wil een brood verkopen (verbintenis).

  • Je partner ten huwelijk vragen: Dit is geen rechtsfeit.

  • Vergunning verlenen voor bouw van een woning: Dit is een rechtshandeling en een rechtsfeit, omdat je iemand een vergunning wil verlenen.

  • Testament opmaken: Dit is een

  • .....read more
Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht I - Verbintenissenrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Inleiding Privaatrecht I - Verbintenissenrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht voor de opleiding Rechten, jaar 1, aan de Universiteit Utrecht.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht ga je naar Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit Utrecht

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
4905
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.