Inleiding Bestuursrecht Tentamens


Inleiding Bestuursrecht Tentamen 1

1. 'Een veehouderij wil zijn veestapel uitbreiden. Hij vraagt hiervoor een vergunning aan. Door de veestapel uit te breiden zal de veehouder de wettelijke maximaal toegestane mestproductie overschrijden. De vergunning wordt geweigerd.

De bevoegdheid om een vergunning voor een veehouderij te weigeren:

A. Kan worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
B. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.

2. Welk van de onderstaande stellingen over spontane vernietiging is juist?

A. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.
B. Bij het besluit tot spontane vernietiging kan niet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten dele in stand blijven.
C. Spontane vernietiging van een besluit door een hoger bestuursorgaan is alleen mogelijk wegens strijd met het recht.
D. Tegen een besluit tot spontane vernietiging staat op grond van de Awb beroep open bij de bestuursrechter.

3. In een uitspraak van de ABRvS komt de volgende passage voor:

'De Afdeling is (...) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van het besluit de mogelijke ingrijpende gevolgen van het besluit voor appellant niet afdoende heeft afgewogen. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven.'

Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vernietigt de ABRvS in bovenstaande passage het bestreden besluit?

A. Op grond van het specialiteitsbeginsel.
B. Op grond van het fair play-beginsel.
C. Op grond van het gelijkheidsbeginsel
D. Op grond van het evenredigheidsbeginsel

4. Met het woord ‘beroep’ in de titel van hoofdstuk 6 van de Awb wordt zowel administratief beroep bij een bestuursorgaan als beroep op de bestuursrechter bedoeld.

A. Dit is onjuist.
B. Dit is juist.

5. Arjen wil heel graag in de zomer kunnen zwemmen zonder dat hij hiervoor naar een openbaar zwembad hoeft. Om dit te bereiken heeft hij  bij het college van burgemeester en wethouders een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een zwembad in zijn achtertuin. Voor de verdere afhandeling van de aanvraag heeft hij zijn zoon, Jasper, gemachtigd conform artikel 2:1 lid 1 Awb.

Beoordeel de volgende stelling: Jasper is door de machtiging belanghebbende bij het besluit op de aanvraag geworden.

A. Deze stelling is juist.
B. Deze stelling is onjuist.

6. Iris is op vakantie geweest in Amerika en daar heeft zij de trend van de foodtrucks opgepikt. Ze denkt een gat in de markt gevonden te hebben en begint haar eigen TacoWagen voor haar huis. Helaas heeft zij hier niet de benodigde vergunning voor. Een bevoegd ambtenaar van de gemeente komt bij haar langs en legt Iris ter plekke, mondeling, een boete op van 200 euro wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Op welk moment is de oplegging van de boete een besluit in de zin van de Awb?

A. Vanaf het moment dat de ambtenaar zijn mondeling gegeven besluit op schrift heeft gesteld en aan Iris bekend heeft gemaakt.
B. Vanaf het moment dat de ambtenaar zijn mondeling gegeven besluit op schrift heeft gesteld.
 

7. Op 8 april 2014 beslist het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren om de Langsakker in Laren voor een periode van vijf weken af te zetten met het oog op werkzaamheden aan het riool. Meneer de Vries bezit een kapitale villa aan deze weg en wil graag een e-mail aan het college sturen over deze beslissing en vraagt aan u of artikel 2:13 lid 1 Awb van toepassing is.

Op deze beslissing:

A. is artikel 2:13 lid 1 Awb niet van toepassing, omdat de herbestratingswerkzaamheden niet als een besluit in de zin van de Awb kunnen worden gekwalificeerd.
B. is artikel 2:13 lid 1 Awb van toepassing, omdat het college een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a Awb is.

8. In het artikel ‘De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ van J.E.M. Polak, dat was opgenomen in de reader, komt het Kroonberoep ter sprake. Welk van de onderstaande stellingen over het Kroonberoep is onjuist?

A. De Kroon verrichtte zowel een doelmatigheids- als een rechtmatigheidstoets.
B. De mogelijkheid van rechtsbescherming bij de Kroon vond haar grondslag in de Struyckiaanse opvatting dat rechtsbescherming tegen overheidshandelen binnen het openbaar bestuur zou moeten plaatsvinden.
C. Voor de komst van de Awb stond rechtsbescherming tegen overheidshandelen open bij de Kroon.
D. De Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State bracht een juridisch bindend advies uit aan de Kroon.

9. Stel: de Dienst Koninklijk Huis ondersteunt de Koning bij zijn dagelijkse huishoudelijke werkzaamheden en wordt voor 100% betaald door de minister van Algemene Zaken. De Dienst heeft geen zelfstandige plaats in de wet en kan geen eenzijdig bindende besluiten nemen. De Dienst is over haar werkzaamheden geen verantwoording verschuldigd aan de minister.

Welk van de onderstaande stellingen is juist?

A. De Dienst Koninklijk Huis is een zelfstandig bestuursorgaan.
B. De Dienst Koninklijk Huis is een a-orgaan.
C. De Dienst Koninklijk Huis is een b-orgaan.
D. De Dienst Koninklijk Huis is geen bestuursorgaan.

10. Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bezit de Universiteit Leiden rechtspersoonlijkheid.

Beoordeel de volgende stelling: Het hebben van publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid maakt de Universiteit Leiden een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 lid 1, aanhef en onder a Awb.

A. Deze stelling is juist
B. Deze stelling is onjuist.

11. Uit de uitspraak Kwantum Nederland B.V./Praxis en Maxis (ABRvS 9 mei 1996, AB 1997, 93) volgt dat de rechter ook aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur toetst als het bestuursorgaan gebruik maakt van een discretionaire bevoegdheid.

A. Dit is onjuist.
B. Dit is juist.

12. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft bij besluit van 1 maart 2015 de wettelijk voorgeschreven tarieven voor tandartsenbehandelingen in Nederland vastgesteld. Pedro woont in Spanje en heeft daar een tandartsenpraktijk. Pedro krijgt last van de warmte in Spanje overweegt om zich in de toekomst in Nederland te vestigen als tandarts. Hij denkt dat hij bij die vestiging kan worden belemmerd door de in zijn ogen onredelijke tarieven die in het besluit zijn vastgesteld. Als hij deze tarieven zou moeten hanteren, verwacht Pedro niet zo veel clientèle als hij nu heeft.

Is Pedro op grond van artikel 1:2 lid 1 Awb belanghebbende bij het besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit?

A. Nee, hij is geen belanghebbende omdat hij nog geen concrete plannen heeft om zich in Nederland te vestigen.
B. Ja, hij is belanghebbende en heeft rechtstreeks belang omdat er een causaal verband bestaat tussen de vaststelling van de tarieven en zijn vestigingsmogelijkheden in Nederland.
C. Ja, hij is belanghebbende en voldoet onder meer aan de concurrentiecriteria voor het hebben van persoonlijk belang.
D.Nee, hij is geen belanghebbende omdat hij op 1 maart 2015 geen ingezetene van Nederland is en alleen ingezetenen belanghebbende kunnen zijn op grond van de Awb.

13. Uit het arrest Guldemond/Noordwijkerhout (HR 31 december 1915, NJ 1916, p. 407) volgt dat:

A. de burgerlijke rechter bevoegd is van een geschil tussen een burger en de overheid kennis te nemen, afhankelijk van de rechtsverhouding die tussen partijen in het geschil centraal staat.
B.de burgerlijke rechter bevoegd is van een geschil tussen een burger en de overheid kennis te nemen, afhankelijk van de eis die bij de burgerlijke rechter naar voren wordt gebracht.
C. de burgerlijke rechter een besluit kan vernietigen, mits eerst een bestuursrechtelijke voorprocedure is doorlopen.
D.de burgerlijke rechter zich ten aanzien van bestuursrechtelijke zaken onbevoegd zal verklaren, als de eiser ook een procedure bij de bestuursrechter had kunnen doorlopen.

14. Welk(e) van de volgende stellingen over de marginale toetsing door de bestuursrechter is/zijn juist?

I. De leer van de trias politica brengt mee dat de rechter de uitoefening van vrije bestuursbevoegdheden marginaal toetst.

II. Als de rechter marginaal toetst, toetst hij louter de doelmatigheid en niet de rechtmatigheid van het besluit.

A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B.Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C.Beide stellingen zijn juist.
D.Beide stellingen zijn onjuist.

15. Stel: ‘Labyrint’, de studievereniging voor Psychologie vindt haar bestuurskamer in de faculteit te klein. De vereniging wil graag een eigen kantoor bouwen in het Van der Werf-park en vraagt een daartoe strekkende vergunning aan. De aanvraag wordt door het college van burgemeester en wethouders van Leiden afgewezen. Omdat het bestuur niet beschikt over al te veel juridische kennis vragen zij twee rechtenstudenten om advies. Volgens Fay is de vereniging nu belanghebbende bij de afwijzing omdat dit besluit aan de vereniging is gericht. Eloïse meent echter dat de vereniging eerst naar haar statuten en feitelijke werkzaamheden moet kijken voordat ze kan beoordelen of ze belanghebbende is.

Wie heeft gelijk?

A. Fay.
B.Eloïse.

16. Artikel 3:49 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een voorbeeld van:

A. Facultatief recht.
B.Aanvullend recht.
C.Dwingend recht.
D.Regelend recht.

17. Welk(e) van de volgende uitspraken over de heroverwegingsplicht van artikel 7:11 Awb is/zijn juist?

I. De heroverweging door het bestuursorgaan heeft niet alleen betrekking op de rechtmatigheid van het bestreden besluit, maar ook op de doelmatigheid ervan.

II. Bij de heroverweging door het bestuursorgaan mogen feiten en omstandigheden die zich na het nemen van het primaire besluit hebben voorgedaan worden meegenomen.

A. Stelling 1 is juist, stelling II is onjuist.
B. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C.Beide stellingen zijn juist
D. Beide stellingen zijn onjuist.

18. Klaas heeft onlangs promotie gemaakt. Omdat de zaken goed gaan wil hij graag zijn droom uit laten komen, het bouwen van een eigen huis. Om dit te realiseren dient hij een aanvraag in voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden wijst zijn aanvraag af. De beslissing is door ambtenaar Hans genomen namens het college. Klaas is het niet met de afwijzing eens en maakt bezwaar.

Mag Hans nu namens het college beslissen op het bezwaarschrift van Klaas?

A. Nee, een ander bestuursorgaan dan het college moet over het bezwaarschrift beslissen.
B. Nee, een andere ambtenaar moet namens het college over het bezwaarschrift beslissen als het college dat door een ambtenaar wil laten doen.
C. Ja, zolang Hans deze bevoegdheid gemandateerd heeft gekregen van het college.
D. Ja, zolang Hans deze bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen van het college.

19. Welk van de onderstaande stellingen over delegatie en mandaat is juist?

A. Voor het beëindigen van mandaat is vereist dat zowel de mandaatgever als de gemandateerde toestemmen met de intrekking van het mandaat.
B. Een algemeen verbindend voorschrift kan verbieden dat een toegekende bestuursbevoegdheid wordt gemandateerd.
C. Wanneer een bestuursbevoegdheid is gedelegeerd van het ene bestuursorgaan aan het andere bestuursorgaan, kunnen beide bestuursorganen de bestuursbevoegdheid uitoefenen.
D.De bevoegdheid tot delegatie van een bestuursbevoegdheid moet zijn neergelegd in een wet in formele zin.

20. Op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is de staatssecretaris van V&J bevoegd op aanvraag van een vreemdeling asiel te verlenen. Stel dat de beslistermijn voor deze beschikking niet in de Vreemdelingenwet, maar in het Vreemdelingenbesluit 2000 is opgenomen (dit is een algemene maatregel van bestuur). Het Vreemdelingenbesluit 2000 geeft de staatssecretaris een termijn van 28 weken om op de aanvraag te beslissen.

Voldoet deze termijn van 28 weken aan de eis uit artikel 4:13 Awb?

A. Nee, een algemene maatregel van bestuur is geen 'wettelijk voorschrift' als bedoeld in artikel 4:13 lid 1 Awb.
B. Ja, want artikel 4:13 Awb is alleen van toepassing als een bijzondere wettelijke regeling dat bepaalt.
C. Ja, want artikel 4:13 Awb geeft alleen een regel als de bijzondere wettelijke regeling niets vermeldt.
D. Nee, artikel 4:13 Awb stelt de eis van een 'redelijke termijn' en die is al na 8 weken verstreken.

21. De politieke partij Partij voor de Dieren is een vereniging. Beoordeel de volgende stelling: Bij een verlening van een vergunning aan Luchthaven Lelystad Vastgoed N.V. om een extra landingsbaan mogelijk te maken, is Partij voor de Dieren belanghebbende op grond van artikel 1:2 lid 3 Awb.

A. Deze stelling is onjuist.
B. Deze stelling is juist.

22. Een besluit kan een beschikking zijn op grond van het persoonscriterium of op grond van het zaakscriterium. Welk van de onderstaande besluiten is een beschikking op grond van het zaakscriterium?

A. De verlening van een omgevingsvergunning voor een verbouwing van het Kamerlingh Onnes Gebouw in Leiden.
B. De uitvaardiging van een parkeerverbod voor de Breestraat in Leiden.
C. De aanwijzing tot beschermd natuurmonument van het park Cronesteyn in Leiden.
D. De verlening van een terrasvergunning voor Café Barrera in Leiden.

23. Voor het zijn van belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 3 Awb is onder meer vereist dat een rechtspersoon feitelijke werkzaamheden verricht. Voor dit vereiste is niet voldoende dat een rechtspersoon in rechte opkomt tegen besluiten.

A. Dit is juist.
B. Dit is onjuist.

24. Stel: het college van burgemeester en wethouders van Leiden besluit een parkeerverbod in te stellen voor de Rapenburg in Leiden. Het besluit is niet tot één of meer belanghebbenden gericht.

In welk van de volgende situaties is het besluit op de door de Awb voorgeschreven wijze bekend gemaakt?

A. Situatie 1: Bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving van het besluit in het door de gemeente Leiden uitgegeven huis-aan-huisblad.
B. Situatie 2: Bekendmaking van het besluit geschiedt door toezending van het besluit aan de bewoners van de woningen gelegen aan de Kanaalweg.
​​​​​​​C. Situatie 3: Bekendmaking van het besluit geschiedt door publicatie van een nieuwsbericht op de website van de gemeente Leiden.
​​​​​​​D. Situatie 4: Bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving van het besluit in de Staatscourant.

25. Bestuursorgaan A kan een bestuursbevoegdheid pas delegeren aan bestuursorgaan B als deze bestuursbevoegdheid eerst aan bestuursorgaan A is geattribueerd.

A. Dit is juist.
B. Dit is onjuist.

26. In de uitspraak LTO Noord (ABRvS 23 augustus 2006, AB 2006, 365):

A. toetst de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State aan het afstands- en zichtcriterium.
​​​​​​​B. oordeelt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat LTO Noord als bestuursorgaan moest worden aangemerkt.
​​​​​​​C. oordeelt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat LTO Noord niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
​​​​​​​D. toetst de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ambtshalve of aan het belanghebbendenvereiste is voldaan.

27. Welk van de volgende stellingen over algemeen verbindende voorschriften is juist?

A. Tegen algemeen verbindende voorschriften kan op grond van de Awb beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter.
B. Op algemeen verbindende voorschriften is afdeling 3.6 van de Awb van toepassing.
​​​​​​​C. Algemeen verbindende voorschriften kunnen niet de grondslag voor nieuwe bevoegdheden vormen.
​​​​​​​D. Algemeen verbindende voorschriften kunnen zowel in wetten in formele zin als in lagere regelgeving worden gevonden.

28. De minister van Defensie besluit op verzoek van een private partij een aantal leegstaande barakken op de Veluwe te verkopen. Omdat ook andere partijen in de leegstaande barakken zijn geïnteresseerd, nodigt ze alle gegadigden voor een gesprek op haar ministerie uit. Na afloop van het gesprek zal de minister met een aantal van haar ambtenaren beslissen wie de barakken tegen welke prijs mag overnemen.

Welke stelling over het handelen van de minister is juist?

A. Op grond van artikel 3:46 Awb dient de minister na afloop van het gesprek haar beslissing inhoudelijk te motiveren.
B. Op grond van artikel 3:42 Awb dient de minister na afloop van het gesprek haar beslissing te publiceren in de Staatscourant.
C. Op grond van artikel 2:4 Awb moet de minister controleren of de meebeslissende ambtenaren geen privébelang bij de verkoop hebben.
D. Geen van bovenstaande stellingen is juist. De Awb is op dit handelen van de minister niet van toepassing.

29. Stel: u organiseert een groot studentenhockeyfeest op de hockeyclub LOHC. Om dit te kunnen doen heeft u een vergunning aangevraagd en ook gekregen. De omwonenden zijn het er niet mee eens en maken bezwaar. Hun bezwaar wordt gegrond verklaard en uw vergunning wordt alsnog geweigerd. U gaat in beroep bij de bestuursrechter en voert aan dat de omwonenden veel te laat in bezwaar zijn gekomen. De rechter komt tot dezelfde conclusie en vindt inderdaad dat het bestuursorgaan de omwonenden niet-ontvankelijk had moeten verklaren in hun bezwaar.

Hoe kan de bestuursrechter dit geschil zo definitief mogelijk beslechten?

A. De bestuursrechter kan zelf in de zaak voorzien op grond van artikel 8:72 lid 3 aanhef en onder b Awb.
B. De bestuursrechter kan de rechtsgevolgen van het besluit in stand laten op grond van artikel 8:72 lid 3 aanhef en onder a Awb.

30. Nienke bezit een groot landgoed in de bossen van wassenaar. Hier staat al sinds jaar en dag een oud huisje welke niet meer in gebruik is. Omdat ze de grond graag zou gebruiken voor haar moestuin besluit ze het huisje te slopen. Ze heeft hier een vergunning voor gekregen. De buurman heeft bezwaar gemaakt, hij vindt dat het huisje cultureel erfgoed is in de bossen en dus behouden moet blijven. Nienke zit hier echter totaal niet op te wachten en wil zo snel mogelijk beginnen met slopen.

Welke stelling is juist?

A. Nienke moet wachten tot het bestuursorgaan op het bezwaarschrift van haar buurman heeft beslist.
​​​​​​​B. Nienke hoeft de beslissing niet af te wachten, maar mag het huisje onmiddellijk (laten) slopen.

31. Welk van de onderstaande reeksen geeft het meest volledige beeld van de hoofdstukken en titels uit de Awb die op een (verleende) subsidiebeschikking van toepassing zijn?

A. Hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 Awb.
​​​​​​​B. Hoofdstuk 4, maar dan alleen titel 4.2 Awb.
​​​​​​​C. Hoofdstuk 3, titel 4.1, titel 4.2 en hoofdstuk 5 Awb.
​​​​​​​D. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 en titel 4.1 Awb.

32. Boer Stel uit Finsterwolde (arrondissement Noord-Nederland) laat zijn dieren geregeld zwaar werk doen waar de dieren eigenlijk niet toe in staat zijn. Dat is verboden op grond van de Wet Dieren. Op grond van artikel 8.7 Wet Dieren is de minister van Economische Zaken bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen ter handhaving van dit verbod. Boer Stel krijgt dan ook een brief van de minister uit Den Haag waarin hem een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Bij welke bestuursrechter kan Stel dit besluit volgens de regels van de Awb in eerste aanleg aanvechten?

A. Bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
B. Bij de rechtbank Rotterdam, afdeling bestuursrecht.
C. Bij de rechtbank Den Haag, afdeling bestuursrecht.
D. Bij de rechtbank Noord-Nederland, afdeling bestuursrecht.

33. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen neemt op 2 april 2015 het besluit de Oosterstraat te verbreden. Veel bewoners van de naastgelegen Oosterpoortbuurt vrezen voor een toename overlast wegens de vele fietsers en bussen in hun wijk als gevolg van de verbreding van de weg. De bewoners verenigen zich daarom in het Bewonerscollectief Oosterpoort, dat een bestuursrechtelijke procedure start tegen het besluit tot verbreding van de Oosterstraat.

Welk van de volgende vragen is niet relevant voor de vaststelling van de belanghebbendheid van het Bewonerscollectief?

A. De vraag of het collectief kan worden aangemerkt als een rechtspersoon.
B. De vraag of het belang van het collectief zich voldoende onderscheidt van dat van de bewoners afzonderlijk.
C. De vraag of het collectief een rechtstreeks geraakt en actueel belang heeft bij het besluit.
D. De vraag naar de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van het collectief

34. In vervolg op de vorige vraag: Vincent woont op 2 april 2015 nog in Zwolle maar heeft een huis aan de Oosterstraat gekocht. Hij is op 3 maart 2015 officieel eigenaar van het huis geworden. Per 1 mei 2015 heeft hij het huurcontract van zijn woning in Zwolle opgezegd. Vanaf die datum hoopt hij zijn nieuwe huis in Groningen te kunnen betrekken. Het besluit van het college van Groningen om de Oosterstraat te verbreden is een domper. Vincent vreest dat de verbreding van de weg zal leiden tot grote (milieu)overlast en wil tegen het besluit van het college procederen.

Is Vincent belanghebbende in de zin van de Awb?

A. Nee, want hij heeft geen actueel belang.
B. Ja, want hij voldoet aan alle opera-criteria.
C. Nee, want hij heeft geen persoonlijk belang.
D. Nee, want hij heeft geen objectief belang.

35. De burgemeester van Maastricht wijst een binnengekomen aanvraag voor een uitwegvergunning af. Dit besluit is genomen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Maastricht. De betreffende aanvraag is gedaan door boer Harms. Door het realiseren van de uitrit zou hij zijn producten veel makkelijker kunnen transporteren en levert het hem veel meer geld op. Boer Harms meent dat zijn belang onvoldoende is meegewogen nu hij wordt beperkt in zijn eigendomsvrijheid als hij geen uitrit mag realiseren van zijn eigen perceel naar de openbare weg.

Hoe verloopt de rechterlijke rechtsbeschermingsprocedure tegen dit besluit?

A. Er staat beroep in eerste en in enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) open.
B. Eerst in beroep bij de rechtbank, afdeling civiel, daarna in hoger beroep bij het Gerechtshof en tot slot in cassatie bij de Hoge Raad.
​​​​​​​C. Eerst in beroep bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht, daarna in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
D. Er staat geen bestuursrechtelijke procedure open tegen een afwijzing. Een afwijzing is namelijk geen besluit in de zin van de Awb.

36. Uit de uitspraak Gedoogverklaring Mariekerke (ABRvS 15 april 1994, AB 1994, 619) volgt dat:

A. een bestuursorgaan geen bestuursdwang mag toepassen als het gaat om een kleine overtreding.
B. een illegale situatie met een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan worden toegestaan.
C. de weigering van een gedoogverklaring alleen is toegestaan als het bestuursorgaan deze weigering tijdig van tevoren aankondigt.
D. de weigering van een gedoogverklaring door een bestuursorgaan niet op enig rechtsgevolg is gericht.

37. De Stichting Reclame Code is op initiatief van het bedrijfsleven en consumentenorganisaties in het leven geroepen. Aan de Stichting Reclame Code zijn geen wettelijke bevoegdheden toegekend. De Stichting behandelt louter op basis van zelfregulering klachten over reclame-uitingen van bedrijven. Dit doet zij aan de hand van de Nederlandse Reclame Code, die is opgesteld door verschillende partijen die samen het adverterend bedrijfsleven representeren.

Beoordeel de volgende stelling: De Stichting Reclame Code is een b-orgaan, aangezien het beschermen van consumenten tegen ongeoorloofde reclame-uitingen een publieke taak is.

A. Deze stelling is juist.
​​​​​​​B. Deze stelling is onjuist.

38. Anne ontvangt sinds haar ongeluk in 2005 een arbeidsongeschiktheidsverklaring. Na jaren van doktersbehandelingen lijkt het eindelijk aan te slaan en in 2014 is haar arbeidsongeschiktheid aanmerkelijk verminderd. Dit is reden voor het UWV om de uitkering stop te zetten. Anne is het hier niet mee eens. Zij meent dat dit besluit in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM (bescherming van eigendom).

Anne kan het EVRM in een nationale procedure bij de bestuursrechter:

A. inroepen, mits zij tegelijkertijd een klacht indient bij het EHRM in Straatsburg dat zich dient uit te spreken over de uitleg van het EVRM.
​​​​​​​B. niet inroepen, omdat het EVRM alleen ‘civil rights and obligations’ beschermt en dus niet van toepassing is op uitkeringen.
​​​​​​​C. inroepen, omdat het EVRM in beginsel ook van toepassing is op bestuursrechtelijke geschillen voor de nationale rechter.
D. niet inroepen, omdat het EVRM geen ‘een ieder verbindende bepalingen’ in de zin van artikel 93 Grondwet bevat

39. Zoek artikel 14 lid 2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap op. Dit artikellid gaat over de bevoegdheid tot intrekking van het Nederlanderschap.

Beoordeel de volgende stelling: De rechter dient de uitoefening van deze bevoegdheid marginaal te toetsen.

A. Deze stelling is juist.
​​​​​​​B. Deze stelling is onjuist.

40. Tijdens het hoorcollege over rechtsbescherming is het wetsvoorstel ‘Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak’ besproken. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de huidige bestuursrechtelijke rechtsgang bij de bijzondere bestuursrechters (ABRvS, CRvB, CBb) te wijzigen.

Beoordeel de volgende stelling: Als het wetsvoorstel wet wordt, blijft in Nederland aparte, buiten de (gewone) rechterlijke macht georganiseerde, bestuursrechtspraak bestaan.

A. Deze stelling is juist.
​​​​​​​B. Deze stelling is onjuist.

Onderdeel B: Open vraag

Barbecueboten in Kaag en Braassem

Michiel Veenstra, woonachtig in Rotterdam, heeft al jaren een affiniteit met het water. Hij heeft op vakantie in Portugal kennisgemaakt met het fenomeen barbecueën op het water. Om van zijn hobby zijn werk te kunnen maken wil hij een bedrijf opzetten dat waterliefhebbers deze mogelijkheid biedt in Nederland. Na grondig onderzoek is hij uitgekomen op het recreatiegebied rond de Kaag. Zijn bedoeling is om boten aan te schaffen waarop een barbecue gevestigd is zodat mensen kunnen barbecueën terwijl ze genieten van de mooie omgeving. Omdat Michiel niet zo veel kennis heeft van wet- en regelgeving schakelt hij zijn oude vriendin Coosje in, die werkt als bestuursrechtadvocate.

Coosje heeft voor Michiel uitgezocht welke juridische regels op deze casus van toepassing zijn. Het blijkt dat voor het exploiteren van een barbecuebootbedrijf een vergunning nodig is op grond van de Verordening op de haven en het binnenwater 1995 van de gemeente Kaag en Braassem. De relevante bepaling uit deze Verordening luidt als volgt:

Artikel 2.1 Vergunning Passagiersvervoer

1. Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders met een bedrijfsvaartuig goederen dan wel passagiers te vervoeren.

2. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel wijzigen in het belang van de openbare orde, veiligheid en milieu.

3. Burgemeester en wethouders kunnen, gelet op de in het tweede lid vermelde belangen, ter beperking van het aantal vaartuigen de vergunning weigeren, dan wel bij de vergunning een maximum bepalen van het aantal te exploiteren vaartuigen.

Op 5 juni 2014 krijgt Michiel de in artikel 2.12 bedoelde vergunning. Michiel gaat meteen met zijn bedrijf van start, koopt 20 zogenaamde barbecueboten aan en noemt zijn bedrijf ‘Barbecue on the water’. Zijn vreugde is echter van korte duur, want een half jaar later komt hem ter ore dat het Haagse bedrijf ‘Boats on a roll’, een grote speler op de Haagse botenmarkt, zijn werkgebied wil uitbreiden en zijn oog heeft laten vallen op de pittoreske en bij toeristen zeer geliefde wateren in Kaag en Braassem. De eigenaar van Boats on a roll, Pieter Boot, benadert de wethouder van toerisme van Kaag en Braassem, Johnny Alberti. Johnny ziet ruimte voor twee barbecuebootbedrijven en is voornemens het college van burgemeester en wethouders te overtuigen van de noodzaak om twee vergunningen te verlenen. Johnny heeft echter genoeg zakelijk inzicht om zich te realiseren dat de reeds verleende vergunning aan Michiel de potentiële winst van Pieter aanzienlijk zal drukken. Hij zegt Pieter toe dat hij aan Boats on a roll een vergunning zal verlenen voor het exploiteren van een bedrijf met 20 barbecueboten. Omdat er op de Kaag en Braassemse wateren slechts ruimte is voor 30 fluisterboten zal hij ook besluiten dat de reeds aan Michiel verleende vergunning wordt ingetrokken en wordt gewijzigd in een nieuwe vergunning op basis waarvan hij geen 20, maar slechts 10 boten mag exploiteren. In het besluit tot wijziging van de vergunning van Michiel stelt het college van burgemeester en wethouders met zoveel woorden dat dit besluit is ingegeven ‘uit hoofde van de wens van het college om de commerciële belangen van zowel Boats on a roll als Michiels Barbecue on the water zo goed mogelijk te dienen’.

Het besluit van het college wordt op 2 maart 2015 genomen en valt op 4 maart 2015 op de deurmat van Michiel.

Beantwoord de volgende vragen:

1. Welk beginsel van behoorlijk bestuur heeft het college van burgemeester en wethouders geschonden door de vergunning om deze reden te wijzigen?

2. Stel dat het bezwaar tegen de gewijzigde vergunning wordt afgewezen. Michiel is voornemens tegen de beslissing op bezwaar beroep in te stellen. Beschrijf de volledige rechtsgang die na bezwaar openstaat tot in hoogste nationale instantie. 

3. Michiel en Coosje zijn het niet met elkaar eens over de vraag welke rechtbank bevoegd is. Michiel meent dat de rechtbank van zijn woonplaats, de rechtbank Rotterdam, bevoegd is. Coosje houdt vol dat het beroep dient bij de rechtbank Den Haag, waar Kaag en Braassem onder valt. Wie heeft gelijk? Motiveer uw antwoord onder verwijzing naar de relevante bepaling uit de Awb. 

4. Uiteindelijk constateert de rechtbank dat er een gebrek kleeft aan de gewijzigde vergunning. In zijn uitspraak is de volgende overweging te vinden:

“De rechtbank draagt het College op binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van deze uitspraak.”

A. Welke figuur heeft de rechtbank hier toegepast? 

B. Waar is deze in de Awb geregeld? 

C. Aan welke in het bestuursrecht gesignaleerde tendens geeft deze figuur uitdrukking? 

Antwoorden Inleiding Bestuursrecht Tentamen 1

1. B21. A
2. A22. C
3. D23. A
4. B24. A
5. B25. A
6. B26. D
7. B27. D
8. D28. C
9. D29. A
10. B30. B
11. B31. D
12. A32. B
13. B33. B
14. A34. B
15. A35. C
16. C36. D
17. C37. B
18. B38. C
19. B39. A
20. C40. A

onderdeel B: open vraag

1. Er is sprake van een schending van het specialiteitsbeginsel/verbod van détournement de pouvoir (één van beide genoemd is 1 punt), zoals gecodificeerd in art. 3:3 Awb/3:4 lid 1 (één van beide genoemd is 0,5 punt). Immers, een vergunning kan worden verleend of gewijzigd met het oog op de bescherming van de openbare orde, de veiligheid en het milieu. De bescherming van ondernemersbelangen behoort daar niet toe (1 punt).

(NB 1: Het niet noemen van het relevante wetsartikel kan worden gecompenseerd met het noemen van de uitspraak Jetski’s (0,5 punt), mits deze uitspraak in verband wordt gebracht met het specialiteitsbeginsel. Indien is gekozen voor het verbod van détournement de pouvoir kan het niet noemen van het relevante wetsartikel niet worden gecompenseerd met het noemen van het arrest Alkemade/Hornkamp. Het verbod van détournement de pouvoir is immers expliciet(er) neergelegd in art. 3:3 Awb.)

(NB 2: Met het noemen van andere beginselen (verbod van willekeur, evenredigheid, materiële zorgvuldigheid) kan geen punten worden verdiend omdat uitdrukkelijk wordt gevraagd naar het ‘om deze reden’ wijzigen van de vergunning.)

2. Beroep bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht (1 punt) (8:6 Awb (0,5 punt). Daarna staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (0,5 punt), zie art. 8:105 Awb (0,5 punt).

Bij het antwoord “beroep in eerste en enige aanleg bij de ABRvS” krijgt de student geen punt toegekend.

3. De relatieve competentie is geregeld in art. 8:7 lid 1 Awb (voor het noemen van dit artikel 1 punt). Op basis van dit artikel is bij besluiten die worden genomen door een bestuursorgaan van een gemeente/decentrale overheid bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft; dit is het zetelcriterium (0,5 punt). De zaak zal dus dienen bij de rechtbank Den Haag; Coosje heeft gelijk (1 punt).

4a. De bestuurlijke lus (1 punt).

4b. Deze is geregeld in 8:51a Awb/afdeling 8.2.2a Awb (één van beide genoemd is 1 punt; het noemen van art. 8:80a Awb is goed voor 0,5 punt).

4c. De tendens van finale geschilbeslechting (0,5 punt).


Inleiding bestuursrecht Leiden Tentamen 2

1. In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Arnhem is het volgende artikel opgenomen:
Artikel 2.3.3.6 Exploitatievergunning horecagelegenheden

1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een horecagelegenheid te vestigen of te exploiteren.
2. Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen ` horecagelegenheden zijn toegestaan.
3. De burgemeester kan maximaal drie vergunningen verlenen voor een horecagelegenheiden in het op grond van het tweede lid aangewezen gebied.

In Arnhem is de wijk Klarendal na jaren van renovatie weer aan het optrekken. Wat vroeger tot een van de grootste achterstandswijken van Arnhem gerekend werd, is nu een hippe up and coming wijk. Veel ondernemers willen hier op inspelen en zich met hun horecagelegenheid vestigen in deze wijk. De burgemeester zal hierdoor moeten kiezen aan wie hij vergunningen zal verlenen. Hij maakt bij besluit van 5 januari 2016 bekend dat hij, als inderdaad meerdere aanvragen zullen worden ingediend, de kwaliteit van de aanvragen onderling zal vergelijken door te kijken naar:

(i) de effecten op de woon- en leefsituatie in de naaste omgeving;
(ii) de diversiteit en de kwaliteit van het horeca aanbod; en
(iii) in hoeverre het horeca aanbod vernieuwend en innovatief is.

Hoe kwalificeert u het besluit van de burgemeester van 5 januari 2016?

A. Als een algemeen verbindend voorschrift.
B. Als een beleidsregel.
C. Als een concretiserend besluit van algemene strekking.
D. Als een feitelijke handeling.

2. In Zaandam wordt een parkeergarage gerealiseerd aan het Kralendijk naast biologische boerderij De vrije Weijde. Welk van de onderstaande rechtspersonen kan daarbij als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb worden aangemerkt?

A. De stichting die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomt voor schone lucht in Zaandam en als zodanig voorlichting geeft op basisscholen in Zaandam.
B. De stichting die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomst voor schone lucht in Zaandam en die als zodanig procedures aanspant in Zaandam en omstreken.
C. De Vereniging De Vrije Weijde te Rotterdam die de biologische boerderij in eigendom heeft.
D. De Vereniging Grasgrazers te Amsterdam die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomt voor het behoud van biologische boederijen in de provincie Noord-Holland en als zodanig excursies naar biologische boederijen organiseert.

3. Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van art. 8:1 Awb niet open.

A. Dit is juist.
B. Dit is onjuist.

4. De stichting Juridische Dienstverlening uit Utrecht is gespecialiseerd in het aanbieden van juridische hulp bij geschillen met bestuursorganen. Hun werk bestaat voornamelijk uit het helpen met het opstellen van bezwaarschriften. Van het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht zij een subsidie gekregen ter behoud van de stichting. Aan het subsidiebesluit is de voorwaarde verbonden dat gedurende de subsidieperiode ‘voldoende cliënten’ worden geholpen bij hun geschillen, op straffe van het terugbetalen van het uitgekeerde subsidiebedrag. De penningmeester van de stichting, Klaas Schrijver, gaat tegen het besluit in bezwaar. Klaas is namelijk van mening dat de voorwaarde ‘voldoende cliënten’ te vaag omschreven is. Daarnaast voert Klaas aan dat het subsidiebedrag te laag is. De betreffende ambtenaar die betrokken is bij de voorbereiding van subsidiebesluiten van het college van gedeputeerde staten in Utrecht is namelijk de buurman van Tom, een studiegenoot van Klaas. Via Tom is Klaas erachter gekomen dat de ambtenaar zelf rechtshulp verleent bij het schrijven van bezwaarschriften. Klaas denkt dat deze ambtenaar de stichting als zijn concurrent ziet en daarom een laag subsidiebedrag heeft vastgesteld.

Op welke twee algemene beginselen van behoorlijk bestuur doet Klaas Schrijver hier een beroep?

A. Op het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van vooringenomenheid.
B. Op het verbod van vooringenomenheid en het vertrouwensbeginsel.
C. Op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
​​​​​​​D. Op het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.

5. Nadat een besluit in werking is getreden, moet het zo snel mogelijk bekend worden gemaakt.

A. Dit is juist.
B. Dit is onjuist.

6. Nikki heeft een bestuurlijke boete opgelegd gekregen. Hier dient zij een bezwaarschrift tegen in en meteen hierna verzoekt zij de bevoegde rechtbank om een voorlopige voorziening te treffen.

Heeft haar verzoek kans van slagen?

A. Ja, mits er sprake is van onverwijlde spoed.
B. Ja, mits er sprake is van onverwijlde spoed en hij het bezwaarschrift intrekt.
C. Nee, want Mathieu moet eerst de uitkomst van zijn bezwaar afwachten.
D. Nee, want er is niet voldaan aan de connexiteitseis.

7. In sommige gevallen moet de burgerlijke rechter verplicht uitgaan van de rechtmatigheid van een besluit (HR 16 mei 1986, Heesch/Van de Akker). Voor welk soort besluit zal dit in ieder geval niet gelden?

A. Een bestuurlijke boete.
B. Een algemeen verbindend voorschrift.
C. Een beschikking.
D. De weigering om een besluit te nemen.

8. In Blaricum is vorig jaar een grote ondergrondse parkeergarage aangelegd om al het toerisme aan te kunnen. Bij de bouw is echter onzorgvuldig gehandeld. Als gevolg hiervan hebben veel huizen nu verzakkingsschade, wat zich onder andere uit door grote scheuren in de muren. Veel huiseigenaren zien hun huizen onverkoopbaar worden. Enkele Blaricumse ondernemers willen hier iets tegen doen. Zij slaan hun handen ineen en richten een stichting op om de huiseigenaren te kunnen compenseren. De ondernemers doneren een bedrag van 4 miljoen euro. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland is bereid het initiatief te steunen en zegt eveneens een bedrag van 4 miljoen euro toe. Met crowdfunding wordt tot slot een laatste miljoen opgehaald door de ondernemers. Het college van gedeputeerde staten benoemt het bestuur van de stichting. De compensatiebeslissingen worden genomen op basis van het toekenningsreglement dat door de ondernemers is opgesteld.

Is de opgerichte stichting een b-bestuursorgaan?

A. De stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet niet aan het vereiste van een financiële band en niet aan het vereiste van een inhoudelijke band.
B. De stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet weliswaar aan het vereiste van een financiële band, maar niet aan het vereiste van een inhoudelijke band.
C. De stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet weliswaar aan het vereiste van een inhoudelijke band, maar niet aan het vereiste van een financiële band.
D. De stichting is een b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet aan zowel het vereiste van een financiële band als het vereiste van een inhoudelijke band.

9. Welk van de onderstaande stellingen over het arrest Benthem (EHRM 23 oktober 1985) is onjuist?

A. Het EHRM heeft geoordeeld dat de weigering van een Hinderwetvergunning raakt aan de ‘burgerlijke rechten en verplichtingen’ in de zin van art. 6 lid 1 EVRM.
B. Het EHRM heeft geoordeeld dat de minister geen ‘onafhankelijk en onpartijdig gerecht’ is in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
C. Het EHRM heeft geoordeeld dat de Afdeling geschillen van de Raad van State een ‘gerecht’ is in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
D. Het EHRM heeft geoordeeld dat het Kroonberoep in strijd is met de vereisten uit artikel 6 lid 1 EVRM.

10. Voor de Kraneweg in Rotterdam is onlangs bepaald dat hier geen fietsen meer gestald mogen worden. Dit verbod is opgenomen in een nieuw artikel in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Jan-Willem woont aan de Kraneweg en parkeerde zijn fiets altijd voor de deur. Hij is niet van zins dit te veranderen nu de APV is gewijzigd. Wanneer hij op donderdagavond thuis komt na het stappen parkeert hij zijn fiets, net als altijd, voor de voordeur. Het college van burgemeester en wethouders legt aan hem een bestuurlijke boete op, bij beschikking van donderdag 7 januari 2016 die op dezelfde dag nog aan Jan-Willem wordt uitgereikt. Tegen dit besluit wil Jan-Willem bezwaar maken, hij heeft namelijk geen zin om hier een boete voor te moeten betalen.

Als Jan-Willem tegen de beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete wil opkomen, wat is dan de laatste dag van de bezwaartermijn?

A. Dat hangt af van de datum waarop volgens de beschikking de boete uiterlijk moet zijn betaald.
B. Woensdag 13 februari 2016.
C. Donderdag 18 februari 2016.
D. Vrijdag 19 februari 2016.

11. Artikel 3:10 lid 1 Awb is een voorbeeld van:

A. Dwingend recht.
B. Regelend recht.
C. Aanvullend recht.
D. Facultatief recht.

12. Welk van de onderstaande handelingen is geen vorm van bestuurlijk toezicht?

A. Op grond van art. 281a Gemeentewet gaat het college van burgemeester en wethouders in beroep tegen een vernietigingsbesluit van de regering.
B. Op grond van art. 203 lid 1 Gemeentewet legt het gemeentebestuur haar begroting ter goedkeuring voor aan gedeputeerde staten.
C. Op grond van art. 156 lid 1 Waterschapswet vernietigen gedeputeerde staten een besluit van het waterschapsbestuur.
D. Op grond van art. 267 lid 1 Provinciewet schorst de minister van Binnenlandse zaken een besluit van gedeputeerde staten.

13. De minister voor Wonen en Rijksdienst, Stef Blok, geeft op 12 januari een persconferentie over de verbouwing van het Binnenhof die door private bouwbedrijven wordt uitgevoerd.

A. De minister is op dat moment een bestuursorgaan.
B. De minister is op dat moment geen bestuursorgaan.

14. De gemeenteraad van de gemeente eindhoven heeft aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een artikel toegevoegd op grond waarvan het verboden is om graffiti te spuiten op de openbare weg, gebouwen en dergelijke. Mees is een fervent gebruiker van graffiti om zijn kunst door de stad te laten zien. Hij kan zich dan ook niet voorstellen dat dit niet meer toegestaan is. Hij richt op 4 april 2016 een felle brief aan de gemeenteraad. In deze brief betoogt hij dat het nieuwe artikel in de APV in strijd komt met de vrijheid van meningsuiting. Boven de door hem ondertekende brief heeft hij de titel ‘bezwaarschrift’ geplaatst.

Het bezwaar van Mees van 4 april 2016 tegen het nieuwe artikel in de APV moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Waarom is dat zo?

A. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat een bezwaarschrift moet worden opgesteld door een advocaat die op grond van art. 2:1 Awb is gemachtigd om de belangen van Mees te behartigen.
B. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat Mees geen actueel belang heeft, nu het nog geen oudejaarsavond is.
C. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat beroep, en daarmee bezwaar, tegen het nieuwe artikel in de APV is uitgesloten.
D. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat de aan de vrijheid van meningsuiting ontleende argumenten van Mees geen kans van slagen hebben.

15. Lees de volgende bepaling:

“De vreemdeling kan door Onze Minister ongewenst worden verklaard indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd.”

Welke stelling over de toetsing van een besluit tot ongewenst verklaren van een vreemdeling is juist?

A. De bestuursrechter toetst zowel de vraag of de minister gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid als de vraag of er een onherroepelijk geworden vonnis voor handen is terughoudend.
B. De bestuursrechter toetst de vraag of de minister gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid terughoudend, maar toetst de vraag of er een onherroepelijk geworden vonnis voor handen is vol.

16. Welk van de onderstaande reeksen geeft het meest volledige beeld van de hoofstukken en titels uit de Awb die op een beleidsregel van toepassing zijn?

A. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 en titel 4.3 Awb.
B. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3, titel 4.1 en titel 4.3 Awb.
C. Hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 Awb.
D. Hoofdstuk 4, maar dan alleen titel 4.3 Awb.

17. Ayaz is met zijn familie vanuit Syrië naar Nederland gevlucht. Eenmaal hier aangekomen wordt hij ernstig ziek. De artsen in het ziekenhuis constateren leukemie bij het zesjarige jongetje. Er moet zo snel mogelijk worden gestart met de behandelingen, dan heeft Ayaz een zeer goede kans op genezenverklaring. Een dergelijke behandeling wordt normaal gesproken vergoedt vanuit de basisverzekering. Omdat Ayaz geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, heeft hij op grond van art. 10 lid 1 Vreemdelingenwet 2000 geen recht op een basisverzekering.

Ayaz, vertegenwoordigd door zijn ouders, vraagt bij de minister van Veiligheid en Justitie toch een vergoeding aan. Hij beroept zich op het volgende (fictieve) artikel uit de Vreemdelingenwet 2000:

“Van artikel 10, eerste lid, kan worden afgeweken indien de strikte toepassing ervan naar het oordeel van Onze Minister zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.”

Wat voor soort bevoegdheid bevat het hierboven geciteerde artikel?

A. Een bevoegdheid met alleen beleidsvrijheid.
B. Een bevoegdheid met alleen beoordelingsvrijheid.
C. Een bevoegdheid met alleen beoordelingsruimte.
D. Een bevoegdheid met zowel beleidsvrijheid als beoordelingsvrijheid.

18. Een niet tijdig genomen besluit wordt voor de bepalingen over bezwaar en beroep met een (appellabel) besluit gelijkgesteld, zo luidt artikel 6:2 aanhef en onder b Awb. Lot is hard aan het studeren voor haar tentamen bestuursrecht. Terwijl ze hier mee bezig is krijgt zij een telefoontje van haar tante Truus. Truus zit in de situatie dat een besluit niet tijdig genomen is. Om te weten wat haar positie is vraagt zij haar nichtje Lot hoe dit zit. Omdat Lot de stof nog niet helemaal goed beheerst vraagt zij zich af of tegen een niet tijdig genomen besluit eerst bezwaar moet worden gemaakt voordat beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld?

A. Ja, tegen het niet tijdig nemen van een besluit moet eerst bezwaar worden gemaakt.
B. Nee, tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

19. Uit de uitspraak Windturbinepark (ABRvS 17 maar 2010) blijkt dat:

A. De vraag naar de aanwezigheid van een eigen belang mede afhankelijk is van de ruimtelijke uitstraling van de op te richten windturbines.
B. Het wonen op een grote afstand van de op te richten windturbines niet aan belanghebbendheid in de weg staat, afhankelijk van de ruimtelijke uitstraling van de windturbines.
C. Het voor de belanghebbendheid van een stichting niet van belang is wat het werkgebied van die stichting is.
D. Voor de belanghebbendheid van een stichting niet hoeft te worden getoetst aan het ‘rechtstreeks’ zijn van het belang.

20. Artikel 8:1 Awb is een voorbeeld van de waarborgfunctie van het bestuursrecht.

A. Dit is juist.
B. Dit is onjuist.

21. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) uit Den Haag legt op grond van art. 77h van de Elektriciteitswet 1998 aan Oxxio Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam, een last onder dwangsom op.

Wat is de juiste beschrijving van de voor Oxxio Nederland B.V. openstaande bestuuursrechtelijke rechtsgang als de Electriciteitswet 1998 hierover niets bepaalt?

A. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Amsterdam en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
B. Administratief beroep bij de minister van Infrastructuur en Milieu en hoger beroep bij het gerechtshof ‘S-Gravenhage.
C. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
D. Rechtstreeks beroep in eerste en in enige aanleg bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

22. Op grond van de Wet op de Kansspelen heeft de kansspelautoriteit rechtspersoonlijkheid gekregen. Op grond van artikel 35a van de Wet op de Kansspelen kan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit een bestuurlijke boete opleggen aan ondernemingen die zonder kansspelvergunning loten verkopen.

Welke stelling over de raad van bestuur is juist?

A. De raad van bestuur is een bestuursorgaan.
B. De raad van bestuur is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.

23. De gemeente Zutphen zit met zijn handen in het haar over een nieuw op te zetten asielzoekerscentrum. Op de website van de gemeente staat dat het college van burgemeester en wethouders besloten heeft een informatieavond te organiseren op 5 februari 2016 om 18:00 uur in de aula van het stadhuis. Tijdens deze bijeenkomst wordt het besluit van het college van 11 januari 2016 om de Hazenberg aan te wijzen als asielzoekerscenttrum aan omwonenden toegelicht.

Welk van de onderstaande stellingen is juist?

A. De tekst op de website is een besluit, omdat de verlening van een vergunning een publiekrechtelijke bevoegdheid is.
B. De tekst op de website is geen besluit, omdat de tekst niet van een bestuursorgaan afkomstig is.
C. De tekst op de website is geen besluit, omdat de tekst niet conform artikel; 3:42 Awb is bekendgemaakt.
D. De tekst op de website is geen besluit, omdat de tekst geen beoogd rechtsgevolg heeft.

24. Mevrouw Kool heeft na jaren zoeken eindelijk haar droomhuis gevonden. Het huis bevindt zich aan de recreatieplas Rhederlaag. Zij heeft hierdoor een prachtig uitzicht over al het water dat de omgeving rijk is. Nadat zij hier al twee jaar met alle plezier woont, komt haar tot haar grote schik ter ore dat er een vergunning is verleend voor een naaktstrand. Dit strand zal voor haar huis gemaakt worden (op 40 meter afstand). Ze voert al langere tijd actie tegen het vele bloot in de openbare ruimte en ziet in de vestiging van het naaktstrand een ‘sprekend voorbeeld van verloedering van de openbare zeden’. Het idee dat ze straks vanuit haar woning zicht heeft op naakte personen levert haar al twee weken slapeloze nachten op.

Heeft mevrouw Kool een actueel belang bij de vergunningverlening?

A. Ja, mevrouw Kool heeft een actueel belang.
B. Nee, mevrouw Kool heeft geen actueel belang.

25. Het debat over de rechtsbescherming tegen de overheid in Nederland werd beheerst door de discussie tussen Loeff en Struycken. Welke stelling is juist?

A. In de figuur van administratief beroep is de visie van Struycken terug te zien.
B. In het bestaan van meerdere hoogste bestuursrechters is de visie van Struycken terug te zien.

26. Wanneer is het niet van belang om te weten of iemand belanghebbende is bij een besluit?

A. Voor de toepasselijkheid van artikel 2:14 Awb.
B. Voor de toepasselijkheid van het evenredigheidsbeginsel.
C. Voor de toepasselijkheid van de normen over bekendmaking.
D. Voor de toepasselijkheid van de hoorplicht in bezwaar.

27. Artikel 2.4 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) luidt als volgt:

“Burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning (..).”

Welk van de onderstaande stellingen over de bevoegdheidsverkrijging is juist?

A. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.
B. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid geattribueerd aan het college van burgemeester en wethouders.
C. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gemandateerd aan het college van burgemeester en wethouders.
D. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gesubdelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

28. De gemeente Hoogezand heeft een artikel toegevoegd aan haar Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Dit artikel houdt in dat het niet meer is toegestaan om met een glas/blikje/flesje bier je buiten de sporthal op de openbare weg te begeven. Pieter is fervent volleyballer en komt vaak in deze sporthal. Hij is dan ook geregeld met zijn vrienden naast de deur van de sporthal te vinden om onder het genot van een biertje een sigaret te roken. Dit is op grond van de APV echter niet meer toegestaan en Pieter krijgt een boete opgelegd. Tegen deze boete gaat hij in bezwaar en daarna in beroep bij de bestuursrechter. Dit beroep wordt gegrond verklaard. De bestuursrechter vernietigt vervolgens de beslissing op bezwaar, neemt daarna een beslissing omtrent de hoogte van de boete en bepaalt dat zijn uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit (zie artikel 8:72 lid 3 jo. 8:72a Awb).

Waarvan is deze beslissing van de bestuursrechter een voorbeeld?

A. Dit is een voorbeeld van verlengde besluitvoering.
B. Dit is een voorbeeld van de formele rechtskracht.
C. Dit is een voorbeeld van het strategisch besluitbegrip.
D. Dit is een voorbeeld van finale geschilbeslechting.

29. Welke stelling is juist?

A. Een geslaagd beroep op het vertrouwensbegsinel kan leiden tot het verstrekken van een bijstandsuitkering, ook al voldoet de ontvanger niet aan de wettelijke criteria voor de toekenning van de uitkering.
B. Uit de uitspraak Blokhutten Teylingen (ABRvS 4 februari 2015) volgt dat het toezenden van een brochure tot de aanwezigheid van gerechtvaardigd vertrouwen leidt.

30. Harry ontvangt een aan hem gericht besluit waarin staat dat zijn huis wordt aangewezen als monument. Zijn huis is namelijk gebouwd in de Kubusstijl van Piet Blom met de kenmerkende kubusvormen. Door het hele land waren deze kubusvormige woningen te vinden, echter zijn er door weerschade een heel aantal verloren gegaan. Om te zorgen dat de resterende kubuswoningen ook als zodanig blijven bestaan heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om onder andere Harry’s huis aan te wijzen als gemeentelijk monument.

Dit besluit is een beschikking op grond van:

A. Het persoonscriterium.
B. Het zaakscriterium.

31. In de gemeente Deventer overtreedt de mevrouw Rethans de mestregelgeving. Haar veestapel overschrijdt de maximum toegestane mestproductie. De minister van Infrastructuur en Milieu is het bestuursorgaan dat deze regelgeving handhaaft. De minister geeft de mevrouw Rethans te kennen dat hij de overtreding gedoogt. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer vreest voor de gezondheid van omwonenden en wil dat de minister optreedt. Welk van de onderstaande stellingen is juist?

A. Het college is een belanghebbende in de zaak vanwege de algemene taak die haar in artikel 108 Gemeentewet is opgedragen tot het waarborgen van de belangen van de gemeente en haar inwoners.
B. De belanghebbendheid van het college hangt af van de vraag of het college een in de wet omschreven specifieke taak heeft ten aanzien van de bescherming van de gezondheid van haar inwoners.
C. De belanghebbendheid van het college hang af van de vraag of er een acuut gevaar voor de gezondheid van haar inwoners bestaat.
D. De belanghebbendheid van het college is niet relevant in deze zaak, omdat de beslissing de overtreding te gedogen geen besluit is in de zin van de Awb.

32. Als de term ‘wettelijk voorschrift’ in de Awb wordt gebruikt, dan wordt hiermee een ‘algemeen verbindend voorschrift’ bedoeld.

A. Dit is juist.
B. Dit is onjuist

33. Lies heeft sinds een tijdje een stukje gemeentegrond grenzend aan haar tuin zonder toestemming van de gemeente in gebruik genomen. Dirk woont naast Lies. Dirk en Lies hebben al jaren een zeer gebrekkige verstandhouding met elkaar. Het zint Dirk niets dat Lies als student altijd maar feestjes geeft tot diep in de nacht waardoor hij niet kan slapen. Op een ochtend zit Dirk te genieten van zijn kopje koffie en ziet dat Lies bezig is een schuur op het stukje grond van de gemeente te bouwen. Voor het bouwen van een schuur is een vergunning nodig. Dirk weet dat Lies deze vergunning niet heeft en is het niet eens met de bouw van de schuur, omdat het bouwwerk schaduw in zijn tuin veroorzaakt. Na alle overlast die Lies al heeft veroorzaakt is dit de druppel voor Dirk, ze mag niet ook nog zijn geliefde ochtendzon afpakken. Dirk wendt zich tot de gemeente met de vraag om ‘hier wat aan te doen’.

Wat kan de gemeente doen?

A. De gemeente kan privaatrechtelijk optreden vanwege het zonder toestemming in gebruik nemen van de gemeentegrond.
B. De gemeente kan publiekrechtelijk optreden vanwege het bouwen van een schuur zonder de daarvoor benodigde vergunning.
C. De gemeente kan zowel privaatrechtelijk optreden vanwege het grondbezit als publiekrechtelijk optreden vanwege het bouwen.
D. De gemeente kan hier niets tegen doen.

34. Kees heeft een boete opgelegd gereken op grond van een overtreding van de APV. Stel dat hij in beroep gaat bij de bestuursrechter en deze het beroep gegrond verklaart. De bestuursrechter vernietigt vervolgens de beslissing op bezwaar, neemt daarna een beslissing omtrent de hoogte van de boete en bepaalt dat zijn uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit (zie artikel 8:72 lid 3 jo. 8:72a Awb). Vlak voordat hij uitspraak doet gaat Kees failliet.

Mag de rechter dit faillissement meewegen bij het vaststellen van de hoogte van de boete?

A. Nee, want hij dient de beslissing op bezwaar ex tunc te toetsen.
B. Ja, want in dit geval dient de rechter ex nunc te toetsen.

35. Uit de uitspraak Jetski’s (ABRvS 18 september 2002) volgt dat omwonenden niet belanghebbend zijn bij de aanwijzing van een vaargebied voor jetski’s en waterscooters, omdat het belang van geluidhinder voor deze omwonenden niet mag worden meegewogen bij de aanwezing.

A. Dit is juist.
B. Dit is onjuist.

36. De gelaagde opbouw van de Awb is een voorbeeld van een gelede normstelling.

A. Dit is juist.
B. Dit is onjuist.

37. Artikel 17 van de Advocatenwet luidt als volgt:

“1. De gezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten. Zij is gevestigd te ‘S- Gravenhage. (…)
2. De gezamenlijke advocaten die kantoor houden in een zelfde arrondissement, vormen de orde van advocaten in het arrondissement.
3. De Nederlandse orde van advocaten en de orden zijn rechtspersonen.”

Welk van de onderstaande stellingen over de Nederlandse orde van advocaten is juist?

A. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
B. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.
C. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
D. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.

38. Volgens sommige schrijvers is de Stichting Silicose-rechtspraak problematisch omdat er een wettelijke grondslag voor de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid ontbreekt. Waarom kan deze kritiek in het licht van het legaliteitsbeginsel worden gerelativeerd?

A. Omdat het legaliteitsbeginsel minder harde eisen stelt aan begunstigend overheidsoptreden.
B. Omdat tegen de besluiten van de Stichting rechtsbescherming openstaat bij de bestuursrechter.

39. Welk van de onderstaande handelingen van bestuursorganen is geen eenzijdige rechtshandeling?

A. Het college van burgemeester en wethouders verleent overeenkomstig de subsidieaanvraag een subsidie van 2.500 euro aan de Stichting Behoudt het park.
B. Het college van burgemeester en wethouders beslist overeenkomstig de aanvraag van de Sportvereniging Frisbee een stuk braakliggend weiland te verhuren ten behoeve van een Frisbeecursus.
C. De burgemeester legt een huisverbod op aan mevrouw van Dijk wegens het gevaar dat zij volgens de burgemeester vormt voor haar huisgenoten.
D. De gemeenteraad bepaalt in de marktverordening dat alleen op woensdag-, donderdag- en op zaterdagochtend markt mag worden gehouden.

40. In het artikel ‘De Algemene wet bestuursrecht: een grote sprong voorwaarts’ van L.J.A. Damen, dat was opgenomen in de reader, signaleert Damen een aantal problemen met betrekking tot de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Welk van de onderstaande problemen signaleert hij in zijn artikel niet?

A. Over een aantal centrale begrippen moet nog steeds jurisprudentie worden geraadpleegd om goed met de Awb te kunnen werken.
B. Doordat steeds nieuwe onderdelen worden ingevoegd, wordt de structuur van de Awb minder helder en gaat juridsche stabiliteit ontbreken.
C. Doordat sommige algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet zijn gecodificeerd, wordt afbreuk gedaan aan de rechtsbescherming van de burger.
D. Het uitgangspunt van vernietigen door de rechter en opnieuw een besluit laten nemen door het bestuursorgaan zorgt voor traagheid en stroperigheid in bestuursrechtelijke procedures.

Onderdeel B Open vraag

Nexit?!?

Nederland heeft goed gekeken naar het voorbeeld van de Britten met hun Brexit-referendum. In navolging daarvan zal op 3 maart 2017 het referendum plaatsvinden over het al dan niet in de Europese Unie blijven of niet. Ten behoeven van dit raadgevend referendum heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een subsidieregeling vastgesteld. De subsidies dienen om activiteiten te bekostigen die tot doel hebben om het debat te stimuleren over het al dan niet in de Europese Unie blijven. De aanvragen voor de subsidies, die in de vorm van een beschikking worden verstrekt, konden tot 29 januari 2017 worden ingediend.

Jens de Hollander is een zeer groot voorstander van de Europese Unie. Hij zal dan ook voor verblijf in de EU stemmen. Hij wil niet stil blijven zitten. Dit onderwerp gaat hem na aan het hart. Hij is voornemens om activiteiten te organiseren om meer steun voor het ja-kamp te krijgen. Hij wil t-shirts en vlaggetjes laten drukken met de slogen “Nexit, dacht het niet!”. Hij wil ook twee debatmiddagen organiseren en radiozendtijd inkopen voor zijn zelfbedachte reclamespotjes.

De subsidieregeling in kwestie heeft voluit de “Subsidieregeling raadgevend referendum”. Daarin is bepaald dat een commissie van deskundigen de binnengekomen aanvragen beoordeelt op hun bijdrage aan de bevordering van het publieke debat over de Nexit. De commissie is een adviescommissie in de zin van art. 3:5 Awb. De commissie brengt haar advies uit aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het is vaste praktijk dat de subsidiebesluiten feitelijk niet door de minister worden genomen, maar door mevrouw Gootjes. Gootjes is een hoge ambtenaar, die leiding geeft aan meer dan veertig juristen op het ministerie. Zij heeft buitengewoon veel ervaring met het nemen van subsidiebesluiten. Gootjes is als het ware de rechterhand van de minister. Hij heeft dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan haar deskundigheid en hij heeft dan ook het volste vertrouwen dat Gootjes deze taak ook weer zorgvuldig tot een goed einde zal brengen. Alle subsidiebesluiten die mevrouw Gootjes neemt zijn als volgt ondertekend:

“De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Namens dezen,
De directeur van de afdeling Awb-subsidies,
A.L. Gootjes”

Jens dienst zijn aanvraag tijdig in en voorziet die van alle noodzakelijke bescheiden, waaronder een duidelijke omschrijving van de beoogde activiteiten, de mate waarin zij naar zijn oordeel bijdragen aan het doel van de regeling en een gespecificeerde begroting.

Tot teleurstelling van Jens wijst de minister de aanvraag af (besluit 1). De minister verwijst hiervoor naar het advies van de adviescommissie. Het advies is als bijlage bij het besluit meegestuurd. In het advies staat dat “de door u aangevraagde subsidie voor het bedrukken van vlaggetjes niet in voldoende mate bijdraagt aan het doel van de Subsidieregeling”.

Jens laat na het verstrijken van de bezwaartermijn de afwijzing zien aan Mevrouw Meijer, zijn advocaat. Zij adviseert Jens dan maar een nieuwe aanvraag in te dienen. Dat doet Jens, maar na een nieuwe inhoudelijke afweging wordt de aanvraag wederom afgewezen (besluit 2). Dit keer luidt de motivering dat de begroting van Jens niet kan kloppen, nu de kosten voor het drukken van t-shirts en vlaggetjes nooit 1.000 euro zouden kunnen bedragen zoals uit de begroting blijkt. Deze kosten zouden op zijn hoogst 500 euro kunnen bedragen, zo staat in het tweede afwijzingsbesluit. Jens is hierover niet gehoord en is daarom zeer verbaasd over de afwijzing. Hij bezint zich op manieren om het besluit aan te vechten.

U bent advocaat en de partner, voor wie u werkt, komt naar u toe met deze casus. Hij vraagt u een notitie te schrijven waarin u Jens van advies dient. Uw partner twijfelt namelijk over een aantal dingen waarvan hij vermoedt dat ze niet in de haak zijn. Hij betwijfelt bijvoorbeeld of Gootjes de besluiten feitelijk wel kan nemen, nu aan die bevoegdheidstoedeling geen wettelijk voorschrift ten grondslag ligt. Ook vermoedt hij dat de besluiten 1 en 2 op onderdelen strijdig zijn met bepalingen uit de Awb. Hij leest graag uw deskundige mening voordat hij Jens een bestuursrechtelijke procedure adviseert.

U dient in uw advies tenminste in te gaan op de volgende aspecten:
– of de twijfel van uw partner betreffende de bevoegdheidstoedeling terecht is;
– of de minister bij het nemen van besluit 1 heeft voldaan aan de vergewisplicht:
– of Jens over besluit 2 terecht niet is gehoord;
– welke rechtsgang (tot in hoogste nationale instantie) Jens dient te volgen als hij besluit 2 zou willen aanvechten. Bij behandeling van dit onderdeel kunt u ervan uitgaan dat besluit 2 een besluit is in de zin van de Awb, Jens belanghebbende is en de Subsidieregeling geen bijzondere bepalingen over de rechtsbescherming bevat.


Antwoorden Inleiding Bestuursrecht Tentamen 2

1. B    21. C

2. A    22. A

3. B    23. D

4. A    24. A

5. B    25. A

6. A    26. A

7. B    27. B

8. A    28. D

9. C    29. A

10. C   30. B

11. D   31. B

12. A   32. A

13. A   33. A + C

14. C   34. B

15. B   35. B

16. A   36. B

17. D   37. C

18. B   38. A

19. B   39. B

20. A   40. C

 

Antwoorden onderdeel B

Geachte heer de Hollander,

Ik bericht u het volgende over de afwijzing van uw subsidieaanvragen.

De minister heeft de beslissing tot het nemen van subsidiebesluiten aan de mevrouw Gootjes gemandateerd (0,5 punt). Een wettelijk voorschrift is daarvoor niet nodig (1 punt). Dit volgt uit artikel 10:3 Awb (0,5 punt). Op dit punt is dus in overeenstemming met de Awb gehandeld/de twijfel van de advocaat-partner is niet terecht.

Omdat de minister voor zijn beslissing gebruik heeft gemaakt van het advies van een adviescommissie, geldt voor de minister de vergewisplicht. Dit betekent dat de minister beziet of het advies dat ten grondslag lag aan het besluit op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen (1 punt). Zie artikel 3:9 Awb en/of artikel 3:2 Awb (0,5 punt) en de uitspraak Adviescommissie Basisstipendia (0,5 punt). In casu is de adviescommissie uitgegaan van verkeerde gegevens/feiten* (0,5 punt). De minister heeft dit niet onderkend, waardoor hij niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan.

Ten aanzien van besluit 2 bent u ten onrechte niet gehoord. Het voornemen uw aanvraag af te wijzen vanwege de meegezonden kostenraming voldoet immers aan de criteria van artikel 4:7 Awb (1 punt): er was een voornemen tot afwijzing van de aanvraag (0,5 punt), het gaat om gegevens die uw aanvraag betreffen (0.5 punt) én die gegevens wijken af van de gegevens waarop de minister zijn besluit heeft gebaseerd (0,5 punt). Het bestuursorgaan had u dus moeten horen. 

Als u een rechtsmiddel wenst in te stellen tegen besluit 2, dan dient u allereerst bezwaar te maken bij de minister (0,5 punt voor bezwaar + minister/het bestuursorgaan), dit blijkt uit art. 7:1 Awb (0,5 punt).

Daarna staat desgewenst beroep open bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht (0.5 punt voor beroep + rechtbank incl. afdeling bestuursrecht), blijkend uit artikel 8:6 Awb (0,5 punt). Tot slot is er de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (0,5 punt voor hoger beroep + ABRvS), zie artikel 8:105 Awb (0.5 punt). Er zijn (dus) geen uitzonderingen uit de Bijlagen van de Awb van toepassing (0,5 compensatiepunt voor een elders in de open vraag verloren punt).

Mocht u nog vragen hebben en/of nadere stappen tegen de afwijzing willen nemen, zijn wij u graag van dienst.

Hoogachtend,

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Staats- en Bestuursrecht bundel

Oefententamen_UU_Bestuursrecht
Belangrijke onderwerpen bij Inleiding Staats- en Bestuursrecht
Samenvatting Praktisch bestuursrecht

Samenvatting Praktisch bestuursrecht

Deze samenvatting bij Praktisch bestuursrecht van Visscher is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Inleiding in het Bestuursrecht

Wat houdt het bestuursrecht in?

Het bestuursrecht is een onderdeel van het publiekrecht* waarin de (‘verticale’) verhouding tussen de burgers en overheid wordt geregeld. Het bestuursrecht heeft betrekking op het openbaar bestuur*.

Het openbaar bestuur brengt het beleid en wetgeving tot uitvoering. De handelingen die hierbij worden verricht behoren gericht te zijn op het algemeen belang. Het openbaar bestuur heeft een aantal hoofdtaken, zoals:

  • De organisatie van het openbaar bestuur.

  • Het verlenen van bestuursbevoegdheden.

  • Het formuleren van normen voor het gebruik van bestuursbevoegdheden.

  • Het stellen van rechtsnormen voor burgers en regels betreffende de handhaving.

  • Waarborging van rechtsbescherming* tegen het openbaar bestuur.

 

Twee bestuursrechtelijke beginselen.

 

Legaliteitsbeginsel*:

Het legaliteitsbeginsel houdt in dat er voor elke handeling uitgevoerd door de overheid een wettelijke grondslag vereist is. Het legaliteitsbeginsel is ingesteld ter voorkoming van willekeur en ter bevordering van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Het openbaar bestuur mag dus alleen maar inbreuk maken op de vrijheden en rechten van burgers wanneer hiervoor een bevoegdheid is afgegeven die bij de wet is bepaald. Het openbaar bestuur moet zijn beleid uitvoeren binnen de kaders van de wet, dit wordt ook wel de ‘wetmatigheid van bestuur’ genoemd.

 

Specialiteitsbeginsel*:

Het specialiteitsbeginsel houdt in dat het openbaar bestuur alleen die specifieke belangen mag behartigen die binnen het kader van de desbetreffende wet of regeling vallen. De behartiging van deze belangen mag nooit ten nadele van derden zijn.

 

Voor de te verrichten handelingen door het openbaar bestuur bestaan dus wettelijke grondslagen (legaliteitsbeginsel), bij deze handelingen behoren belangen afgewogen te worden. Het specialiteitsbeginsel ziet er dus op toe dat alleen die specifieke belangen behartigd worden, zoals gesteld binnen het kader van de desbetreffende wet of regeling.

 

Bestuursrecht en haar bronnen.

Het bestuursrecht kent verschillende bronnen waaronder:

  • Nationale wetgeving en internationale verdragen.

  • Jurisprudentie.

  • Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zowel geschreven als ongeschreven).

Wetgeving als bron valt weer onder te verdelen in 2 soorten, formeel en materieel. Het formele bestuursrecht, ook wel het ‘bestuursprocesrecht’ genoemd, gaat over de procedures en is grotendeels te vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het materiële, inhoudelijke bestuursrecht vindt men voornamelijk terug in de bijzondere

.....read more
Access: 
Public
Begrippenlijst Inleiding Staats- en Bestuursrecht
Tentamenvragen beantwoorden Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Tentamenvragen beantwoorden Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Het tentamen bestaat uit open vragen en Multiple Choice vragen; er wordt dus een vrij brede kennisbasis van je verlangd op het gebied van argumentatie, begrip, feiten en begrippen. Je krijgt niet veel ruimte voor het antwoord; antwoorden moeten dus kort en krachtig zijn. Het zijn vaak vragen met een kort en feitelijk antwoord maar het antwoord is meestal te vinden in de wetbundel (en vaak in de Grondwet) dus zet het artikel erbij! Er zijn ook veel punten te scoren door kleine feitjes te herhalen die in werkgroepen en hoorcolleges naar voren zijn gekomen.

Een voorbeeld tentamenvraag bij Inleiding Staats- en Bestuursrecht
Verwijs vaak en veel - Inleiding staats- en bestuursrecht
Tentamenvragen Bestuursrecht

Tentamenvragen Bestuursrecht


 

Tentamen juni 2014

Casusvragen

Opgave 1 (12 punten)

Geef een voorbeeld van  de toepassing van  het  zogenaamde ‘strategisch besluitbegrip’ (4 punten), leg uit wat er zo ‘strategisch’ is aan  de toepassing van het besluitbegrip in  het  door u  genoemde voorbeeld (4 punten) en welk doel  met  deze toepassing in  het genoemde voorbeeld wordt gediend. (4 punten). 

 

Opgave 2 (14 punten)

Schildersbedrijf De Goeje komt door het slechte weer in de zomer van 2013 in tijdnood bij het schilderen van een groot pand aan het Rapenburg. De Goeje huurt daarom drie Bulgaarse schilders in om de klus af te maken. Tijdens een controle van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) blijkt dat De Goeje niet beschikt over de vereiste tewerkstellingsvergunningen. De Minister van SZW legt het bedrijf daarom een boete op van 36.000 euro wegens drie overtredingen van artikel 2 Wet arbeid vreemdelingen (WAV). De

Goeje  maakt bezwaar  en  gaat, na afwijzing van zijn bezwaar, in beroep.

Bij de rechtbank voert De Goeje onder meer aan dat installatiebedrijf Pieterse geen boete opgelegd heeft gekregen, terwijl één van de drie Bulgaren ook voor dat bedrijf werkzaamheden heeft verricht aan hetzelfde pand. Verder voert De Goeje aan dat hij praktisch  de hele klus zelf heeft uitgevoerd en dat de Bulgaarse schilders hem alleen de allerlaatste dag hebben geholpen. Gelet op deze omstandigheden meent De Goeje dat de boete  ten onrechte is opgelegd en in ieder geval  veel te hoog is. De  Minister  van SZW  verweert zich met het argument dat de rechter in dit geval uitsluitend marginaal mag toetsen aan de beginselen van behoorlijk bestuur.

a) Op welke (materiële) beginselen van behoorlijk bestuur doet De Goeje een beroep? (6 punten)

b) Hoe beoordeelt u het standpunt van de minister dat de rechter marginaal moet toetsen? (8 punten)

 

Opgave 3 (16 punten)

De buren van Willem de Bruijn klagen al jaren over  vermeende geluidsoverlast van Willem. Voor de burgemeester is dat reden gebruik te maken van zijn bevoegdheid uit artikel 174a lid 1 Gemeentewet: hij laat de woning per 1 september 2013 voor een maand dichtspijkeren. Willem is hierdoor gedwongen tijdelijk andere woonruimte te zoeken. Het bezwaar dat Willem tegen dit besluit  maakt, wordt ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 14 februari 2014 verklaart de.....read more

Access: 
Public
Aanvulling Samenvatting Staats- en bestuursrecht

Aanvulling Samenvatting Staats- en bestuursrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Hoofdstuk 2. Het centrale overheidsverband: ambten en bevoegdheden

 

De regering

 

A. Ambten

Terminologie

Sinds de grondwetsherziening van 1983 wordt veelvuldig de term ‘regering’ gehanteerd om te verwijzen naar de Koning en de ministers, art. 42 lid 1 Grondwet. Voor die tijd stond in de Grondwet de term ‘Koning’ centraal. Naast het eigenlijke Koningschap verwees deze term impliciet naar de ministers die vanaf 1840 strafrechtelijke en vanaf 1848 politieke ministeriële verantwoordelijkheid bezitten, artikelen 42 lid 2 en 68 Grondwet.

Vanaf 1840 had de Koning geen besluitvormende, ‘executieve’ bevoegdheid meer en waren de ministers ‘gepromoveerd’ van Koninklijke raadslieden tot zelfstandige besluitvormers. Ondanks de bedoeling van de wetgever om voortaan de term ‘Koning’ te reserveren voor de ambtsdrager van het Koningschap, de term ‘regering’ voor de ministers en het ambt van Koning gezamenlijk, en de term ‘koninklijk besluit’ voor besluiten van de regering, bevat de Grondwet sinds 1983 ook bepalingen die het woord ‘Koning’ in andere zin bezigen. Bij de erfopvolging wordt met ‘Koning’ de Koning persoonlijk bedoeld, bij de wetgevingsprocedure wordt met ‘Koning’ bedoeld de Koning als samenstellend deel van de regering, bijvoorbeeld art. 87 Grondwet, en bij art. 34 Grondwet gaat het om de Koning als minderjarig privépersoon onder voogdijschap. Ook de uitdrukking ‘koninklijk besluit’ kan voor verwarring zorgen. Deze verwijst naar regeringsbesluiten waarbij de ministers de volle verantwoordelijkheid dragen en waarbij de Koning alleen een symbolische rol vervult als ‘bekrachtiger’ van besluiten. De term ‘koninklijk besluit’ wordt niet altijd consistent toegepast in grondwetsbepalingen en (ingediende) wetsteksten, bijvoorbeeld artikelen 34 en 87 Grondwet waar het om gecontrasigneerde besluiten gaat.

 

De Koning

Het ambt van Koning wordt volgens art. 24 Grondwet bij erfopvolging doorgegeven. Zodra de Koning komt te overlijden, wordt de (relationeel gezien) dichtstbijzijnde wettige opvolger als nieuwe Koning aangewezen (art. 25 Grondwet), tenzij deze opvolger meer dan drie graden in verwantschap van de overleden Koning is verwijderd. De dichtstbijzijnde wettige opvolger is vaak de oudste van zijn wettige nakomelingen, tenzij hij geen nakomelingen heeft. In dat geval, wordt de oudste nakomeling van zijn ouder opvolger.

De Grondwet kent nog bijzondere situaties. Een ongeboren wettige opvolger wordt als reeds geboren aangemerkt, als de Koning komt te overlijden (art. 26 Gw). Wettige opvolgers verliezen hun recht op de troon als ofwel de Koning afstand doet van de troon vóór hun geboorte (art. 27 Gw), of als zij trouwen zonder toestemming van de Staten-Generaal (art. 28 Gw).

 

Afstand van de troon kan alleen worden gedaan door iemand die al Koning is; afstand van de verwachting van het koningschap is ongeoorloofd. Er zijn twee mogelijkheden om een toekomstige koningschap te ontgaan. Een eerste mogelijkheid is het huwen zonder.....read more

Access: 
Public
Samenvatting Hoofdzaken van het bestuursrecht - Michiels

Samenvatting Hoofdzaken van het bestuursrecht - Michiels

Samenvatting geschreven in studiejaar 2015/2016 bij de 7e druk van Michiels Hoofdzaken van het Bestuursrecht


Hoofdstuk 1 - Introductie

Casus 'Weertse wurgslangen'

Twee inwoners van de gemeente Weert willen wurgslangen nemen. Op grond van art. 82 van de APV is het echter verboden om wilde dieren die bij ontsnapping gevaar kunnen veroorzaken te houden. B en W verleent een ontheffing van dat verbod onder voorwaarde dat ze niet meer dan vijf volwassen wurgslangen tegelijk mogen houden. Daartegen dienen de inwoners een bezwaarschrift in dat ongegrond wordt verklaard. Vervolgens gaan ze in beroep bij de rechtbank. Ze zijn van mening dat ze geen ontheffing nodig hebben, omdat ze vinden dat slangen geen wilde dieren zijn en omdat tamme dieren ook gevaar kunnen veroorzaken. B en W verdedigt zich met het standpunt dat wurgslangen relatief gevaarlijk zijn. Onder bepaalde voorwaarden mogen ze echter wel worden gehouden. De rechter oordeelt dat dat beleid niet onredelijk is en verklaart het beroep daarom ongegrond.

Definitie en belangrijkste onderwerpen in het bestuursrecht

Bestuursrecht heeft betrekking op wat het openbaar bestuur doet en de relatie tot burgers. Bij openbaar bestuur gaat het om ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen en allerlei andere overheidsorganisaties. In het bestuursrecht is geregeld:

  • hoe het bestuur is georganiseerd;

  • welke bevoegdheden het bestuur heeft;

  • aan welke rechtsnormen of regels het bestuur zich moet houden;

  • hoe het bestuur zorgt dat burgers zich ook aan rechtsnormen of regels houden;

  • wat burgers kunnen doen tegen handelingen van het bestuur.

De belangrijkste onderwerpen in het bestuursrecht zijn dus achtereenvolgens: organisatie, bevoegdheden, normering, handhaving en rechtsbescherming.

Het bestuur is op veel verschillende beleidsterreinen actief, zoals bijvoorbeeld huisvesting, milieu, openbare orde en sociale zekerheid. Voor veel van die beleidsterreinen bestaan bijzondere regels die zijn geregeld in daarmee corresponderende rechtsgebieden. Voorbeelden van die bijzondere rechtsgebieden zijn het huisvestingsrecht, milieurecht, het bestuursrecht inzake openbare orde en het sociale-zekerheidsrecht.

Hoewel die bijzondere delen van het bestuursrecht dus verschillende regels bevatten, zijn er ook veel regels die voor de verschillende rechtsgebieden gemeenschappelijk gelden. Hoe bestuursorganen bevoegdheden krijgen om besluiten te nemen, welke soorten besluiten er bestaan en hoe bestuursorganen regels kunnen handhaven zijn vragen die in alle bijzondere rechtsgebieden van belang zijn. De centrale onderwerpen die voor alle rechtsgebieden binnen het bestuursrecht relevant zijn, zijn in de Awb geregeld.

Één van de bijzondere rechtsgebieden is het omgevingsrecht. Sinds 1 oktober 2010 gelden de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en

.....read more
Access: 
Public
Uitwerking collegeverslagen Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Uitwerking collegeverslagen Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

 

Hoorcollege 1  23 april 2013.

Het hoorcollege van deze week gaat over staatsleer en staatsgeschiedenis. Het recht hoeft niet uitdrukkelijk betrekking te hebben op staten, maar kan ook betrekking hebben op andere entiteiten. Het staatsrecht heeft echter wel betrekking op een staat. Het staatsrecht heeft verschillende functies. Deze zijn de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie.  In dit college zal er worden gekeken naar de relatie tussen de staatsleer en de staatsgeschiedenis. Verder zal het onderscheid tussen de ontwikkelingen in Europa en in Nederland worden bekeken.

Europa.

Respublica Christiana

De betekenis van Respublica Christiana is een publieke zaak die zich kenmerkt door zijn christelijkheid. Er kan kortom worden gezegd dat er een maatschappij was die zich kenmerkte door christelijk te zijn. Deze Respublica Christiana stond formeel onder leiding van de keizer en de paus, het werd het Heilige Roomse Rijk genoemd. Het Romeinse Rijk brokkelde in het Westen af en het enige wat overbleef in de donkere Middeleeuwen was de kerk. Deze kerk had echter geen leger. In 800 creëert Karel de Grote in samenwerking van de Paus opnieuw een keizerrijk, zijn imperium. Tijdens de Respublica Christiana waren er twee juridische visies op de maatschappij:

1.      De theocratische visie: de keizer en de koning zijn heerser over hun eigen rijk, zij hoeven met niemand anders rekening te houden en hebben de hoogste en enige macht. Zij zijn door God benoemd (het droit divin).

2.      Het feodale stelsel/ het natuurrecht: de koningen geven privileges aan steden, zodat zij militair worden geholpen, zij geven hiervoor in ruil land te leen, maar worden hierdoor wel in hun recht en macht beperkt. Ook koningen zijn aan het dwingend recht gebonden en het droit divin is dus beperkt.

Reformatie.

Tijdens de Reformatie hield de christenheid in zijn oorspronkelijke vorm op te bestaan. Met het uitkomen van Il principe van Machiavelli in 1515 betekende het einde van de middeleeuwen. Machiavelli stelde dat de enige legitimatie van een goede vorst is dat hij slagvaardig is. De uitspraak: ‘Het doel heiligt de middelen’ is een bekende uitspraak van hem. De hervorming binnen de Rooms Katholieke Kerk begon in 1517. Luther spijkerde in dit jaar zijn stellingen aan de slotkerk van Wittenberg, hij was boos over de handel in aflaten binnen de kerk. Er kwam een scheur binnen de RKK, de Reformatie genaamd. Aan de ene kant stonden de katholieken, aan de andere kant de protestanten.

Luther was van mening dat er sprake was van de leer van twee rijken: hij stelde dat er naast het goddelijk rijk, op aarde ook een wereldlijk rijk bestond......read more

Access: 
Public
Oefenvragen KV Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Oefenvragen KV Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefententamen

 

Opgave 1

In juli 2010 besluit de Nederlandse regering tot een militaire bijdrage aan een vredesmissie. Bij deze vredesmissie komen dertig militairen om het leven.

Een onderzoekscommissie concludeert later dat er bij de uitzending ernstige fouten zijn gemaakt. Zo waren de Nederlandse militairen veel te licht bewapend, slecht geoefend en waren er geen afspraken met andere landen over mogelijke assistentie. Bovendien blijkt de beslissing tot uitzending genomen te zijn zonder dat er adequate informatie beschikbaar was over de veiligheidssituatie. Het rapport wijst de minister van Defensie aan als hoofdverantwoordelijke voor het drama.

a)         Op grond van welke bevoegdheid kunnen de Tweede Kamerleden de minister
van Defensie ter verantwoording roepen en waar is deze bevoegdheid nader geregeld?

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de onderzoekscommissie verzoeken nabestaanden van de overleden militairen het Openbaar Ministerie om tot strafvervolging over te gaan van de minister van Defensie bij de rechtbank van Den Haag, wegens overtreding van de artikelen 307 en 309 Wetboek van Strafrecht.

b)         In hoeverre acht u dit verzoek kansrijk?

 

Opgave 2

Lees de volgende passage:

‘De  Nederlandse Grondwet ontvangt het internationale recht met open armen. Om die reden wordt er wel voor gepleit in de Grondwet een bepaling op te nemen die beschermt tegen internationaal recht dat niet voldoet aan rechtsstatelijke eisen.’

Noem drie grondwetsbepalingen waaruit blijkt dat de Nederlandse Grondwet het internationale recht met open armen ontvangt en licht uw keuzes toe.

 

Opgave 3

Eén van de beginselen van de rechtsstaat is het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel wordt naar geldend recht doorgaans gedefinieerd als de eis dat ingrijpend optreden door de overheid moet berusten op en in overeenstemming moet zijn met wettelijke regels.

Waarom is het mede vanuit rechtsstatelijk perspectief onwenselijk om voor ál het overheidsoptreden de eis van een wettelijke grondslag te stellen? Noem twee argumenten en licht deze kort toe.

 

Opgave 4

In zijn boek Constitutioneel recht onderscheidt Kortmann drie functies van het constitutioneel recht: de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie. Daarnaast spreekt Kortmann over de legitimerende functie. Ook geeft hij aan dat bepaalde mensenrechtenverdragen, zoals het EVRM en het IVBPR, gerekend kunnen worden tot het Nederlandse constitutionele recht.

Welke van de vier bovengenoemde functies vervullen deze mensenrechtenverdragen? Noem er twee en licht deze kort toe.

 

Opgave 5

Op het weblog “Publiekrecht en politiek” schrijft een auteur het volgende:

“De vertrouwensregel is een kernregel van ons parlementaire stelsel. Deze regel vergt onder meer dat de Tweede Kamer het vertrouwen opzegt in een minister indien ambtenaren van zijn departement ernstige fouten hebben begaan of onrechtmatig hebben gehandeld.”

Heeft deze auteur gelijk?

 

Opgave 6

Kortmann merkt in zijn boek Constitutioneel recht op dat de vertrouwensregel ook geldt tussen bewindslieden (of het kabinet).....read more

Access: 
Public
Tentamen inleiding Staats- en Bestuursrecht januari 2013

Tentamen inleiding Staats- en Bestuursrecht januari 2013

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamen inleiding staats- en bestuursrecht januari 2013

 

ONDERDEEL A (40 meerkeuzevragen)

                  

1. Voor het bestaan van een regel van ongeschreven staatsrecht is het feit dat zich een staatkundige praktijk heeft gevormd die de betrokkenen consistent toepassen een noodzakelijke en voldoende voorwaarde.

 

a)  Dit is juist.

b)  Dit is onjuist.

 

2. Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

3. De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

5. De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

6. Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.

 

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist 

 

7. Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist 

 

8. De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist. 

 

9. In de arresten Van Gend & Loos en Costa/ENEL is onder meer bepaald dat bepalingen van het Europees gemeenschapsrecht (tegenwoordig: het EU-recht) rechtstreekse werking hebben. Hieruit vloeit onder meer voort dat de Nederlandse rechter de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens direct kan toepassen.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

10. De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.

 

a) Dit is juist......read more

Access: 
Public
Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht november 2012

Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht november 2012

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht november 2012

 

Onderdeel A

 

1. Uit artikel 8:2 Awb volgt dat het niet mogelijk is een bezwaarschrift in te dienen tegen de toepassing van een beleidsregel door een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit.

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

2. Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk worden verklaard.

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

3 Als de regering een wetsvoorstel indient bij de Staten-Generaal kan zowel de Tweede Kamer als de regering wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel, namelijk tot het moment dat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd.

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

4. Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

5. Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.

De stelling van het betreffende Kamerlid is:

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

6. Binnen het Nederlandse staatsbestel heeft zich sinds het ontstaan van het Koninkrijk langzaam een democratisch systeem van ‘checks and balances’ ontwikkeld. Daarbij vonden diverse malen belangrijke constitutionele ontwikkelingen plaats, zonder dat de tekst van de Grondwet werd aangepast.
 

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

7. Het huidige artikel 42 lid.....read more

Access: 
Public
Tentamen Staats- en Bestuursrecht juni 2012

Tentamen Staats- en Bestuursrecht juni 2012

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Tentamen juni 2012

 

Opgave 1

Het vraagstuk van de binding van ambten en/of organen en onderdanen van een staat door internationale verdragsbepalingen wordt beantwoord aan de hand van twee benaderingen: het monisme en het dualisme.

 

Leg uit wat beide benaderingen inhouden en leg uit waarom ze binnen één rechtsstelsel niet samengaan.

 

Opgave 2

In juli 2010 besluit de Nederlandse regering tot een militaire bijdrage aan een vredesmissie. Bij deze vredesmissie komen dertig militairen om het leven.

 

Een onderzoekscommissie concludeert later dat er bij de uitzending ernstige fouten zijn gemaakt. Zo waren de Nederlandse militairen veel te licht bewapend, slecht geoefend en waren er geen afspraken met andere landen over mogelijke assistentie. Bovendien blijkt de beslissing tot uitzending genomen te zijn zonder dat er adequate informatie beschikbaar was over de veiligheidssituatie. Het rapport wijst de minister van Defensie aan als hoofdverantwoordelijke voor het drama.

 

a)         Op grond van welke bevoegdheid kunnen de Tweede Kamerleden de minister
van Defensie ter verantwoording roepen en waar is deze bevoegdheid nader geregeld?
 

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de onderzoekscommissie verzoeken nabestaanden van de overleden militairen het Openbaar Ministerie om tot strafvervolging over te gaan van de minister van Defensie bij de rechtbank van Den Haag, wegens overtreding van de artikelen 307 en 309 Wetboek van Strafrecht.

 

b)         In hoeverre acht u dit verzoek kansrijk?

Ook de media mengen zich uitgebreid in de zaak. Een journalist van Trouw doet bij de minister van Defensie een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op deze manier wil hij inzage krijgen in de debriefingsverslagen van de uitgezonden militairen. In die verslagen luchten militairen naar verluidt openlijk hun hart over de fouten die in de voorbereiding van de uitzending en ter plekke zijn gemaakt.

 

De minister van Defensie wijst het verzoek van de journalist af. De journalist is het hier niet mee eens.

 

c)         Beschrijf de rechtsgang tot in hoogste instantie die tegen dit besluit open staat.
 

Opgave 3

In het Friese dorp Britswerd is het de afgelopen tijd onrustig geweest. Friese landbouwers plegen uit protest gewelddaden tegen landbouwproducten die uit Duitsland komen. Vooral de Duitse Doré-aardappel moet het ontgelden. Wegen worden geblokkeerd, Duitse vrachtauto’s worden onderschept, ladingen vernietigd en de Duitse chauffeurs worden met geweld bedreigd.

 

Eén van de relschoppers is Aaldert Huys. Hij heeft met zijn tractor urenlang een provinciale weg geblokkeerd. Als gevolg daarvan is zijn tractor door de politie in beslag genomen. Na een week krijgt Huys een brief met de mededeling dat hij zijn tractor nog vier maanden moet missen.

 

Huys is woedend. Hij meent dat hier sprake is van een verkapte straf en die mag hem pas worden opgelegd na een eerlijk proces. Hij neemt contact op met een advocaat. Deze slaat artikel 6 EVRM er op na en leest dat artikel 6 EVRM van toepassing op daden van ‘strafrechtelijke vervolging’.

a)         Hoe wordt.....read more

Access: 
Public
Tentamen Staats- en Bestuursrecht april 2012

Tentamen Staats- en Bestuursrecht april 2012

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Tentamen Staats- en Bestuursrecht april 2012

 

Opgave 1 

In Constitutioneel recht schrijft Kortmann het volgende:

 

‘Men gaat er van uit dat de wetgeving of de belangrijkste wetgeving door de kiezers zelf of (mede) door een volksvertegenwoordiging tot stand worden gebracht.’

 

In de praktijk blijkt dat de wetgever in toenemende mate (1) regelgevende bevoegdheden delegeert aan het bestuur en (2) het bestuur discretionaire bevoegdheden toekent.

 

  1. Met welke elementen van de rechtsstaat staat deze praktijk van de wetgever op gespannen voet? Noem er twee.

 

Het toekennen van discretionaire bevoegdheden aan het bestuur heeft ook invloed op de manier waarop de rechter de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid door het bestuur toetst.

 

  1. Hoe toetst de rechter de uitoefening door het bestuursorgaan van een discretionaire bevoegdheid? Motiveer uw antwoord in het licht van de scheiding der machten.

 

Opgave 2

Het is 2009 en de vier jaar oude Roy maakt een vreselijke tijd door. Zijn vader is bij een ernstig auto-ongeluk om het leven gekomen. Zijn moeder heeft het ongeluk overleefd maar ligt in coma. Roy verblijft intussen bij een gastgezin.

 

In 2009 heerst in Nederland de Mexicaanse griep. Inenting van kinderen onder de 12 jaar is dringend gewenst. Daarvoor is toestemming van de ouders vereist. Nu de ouders van Roy niet in staat zijn om die te geven, vraagt Bureau Jeugdzorg de rechter om vervangende toestemming.

 

De rechtbank stelt vast dat de Nederlandse wetgeving in zulke vervangende toestemming niet voorziet: artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek (BW) maakt vervangende toestemming door de rechter mogelijk als de ouders weigeren toestemming te geven. In dit geval zijn de ouders van Roy niet in staat om die toestemming te geven.

 

Bureau Jeugdzorg meent echter dat de rechtbank ook in dit geval de vervangende toestemming kan geven. Bureau Jeugdzorg verwijst naar artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag (IVRK). Artikel 3 IVRK luidt als volgt:

 

‘Bij alle maatregelen betreffende kinderen, […]  vormen de belangen van het kind de eerste overweging’

 

Het IVRK is door Nederland in 1995 geratificeerd, gepubliceerd in het Tractatenblad en in werking getreden.

 

a)         Aan de hand van welke criteria beoordeelt de rechter of artikel 3 IVRK een ‘een ieder verbindende’ verdragsbepaling in de zin van artikel 94 Grondwet is?
 

  1. Stel dat artikel 3 IVRK een ieder verbindend is. Beschrijf waarom buiten toepassing laten van artikel 1:264 BW op grond van artikel 94 Gw geen oplossing biedt en geef aan op welke manier de rechtbank er wel voor kan zorgen dat, met behulp van artikel 3 IVRK, de vervangende toestemming wordt verleend. (2 punten)

 

 

 

 

Opgave 3

De Consumentenautoriteit is een ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (‘EL&I’) die op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming toezichts- en handhavingsbevoegdheden geattribueerd heeft gekregen. De Consumentenautoriteit ressorteert onder de Minister van EL&I.

 

Een wetswijziging zal er op.....read more

Access: 
Public
Samenvatting Arresten Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 2 (thema 5 t/m 8)

Samenvatting Arresten Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 2 (thema 5 t/m 8)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Thema 5

 

Grenstractaat Aken, NJ 1919, p. 371
HR 3-03-1919

 

Leerstuk: art. 93 en 94 Gw

 

Onderwerp: doorwerking internationaal recht

 

Casus:

Een landbouwer wordt ten laste gelegd dat hij rogge heeft vervoerd in Nederland én Duitsland zonder te beschikken over daarvoor vereiste documenten, zoals een paspoort. Hij voert tot zijn verdediging aan dat hij eigendommen heeft die aan de Nederlandse en Duitse kant van de grens liggen en dat hij daar zijn goederen vrij mag vervoeren op grond van het tractaat van Aken van 26 juni 1816.

 

Rechtsvraag:

Past de Nederlandse rechter verdragsrecht in zijn volkenrechtelijke hoedanigheid of als nationaal recht (transformatieleer) toe?

Rechtsgang:

Het Hof verwerpt zijn argument omdat, na invoering van de wet van 14 augustus 1914, eigenaren die eigendommen hebben aan beide zijden van de grens geen toestemming hebben gekregen in alle opzichten vrij en onbelemmerd hun goederen uit te voeren.

De Hoge Raad oordeelde dat het tractaat van Aken ervoor zorgde dat de in dat tractaat bedoelde gemengde eigenaar, het door een ieder te eerbiedigen recht had om vrijelijk, behoudens afgifte bij de douaneambtenaren, producten van zijn in Nederland gelegen land te vervoeren naar het in het buitenland geleden deel van zijn land. De strekking van het tractaat was dat voor gemengde eigenaren de nadelen zouden worden weggenomen,.....read more

Access: 
Public
Collegeverslagen Kv Staats- en Bestuursrecht I, deel 2 (wk 5 t/m 7)

Collegeverslagen Kv Staats- en Bestuursrecht I, deel 2 (wk 5 t/m 7)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Collegeverslagen Kernvak SBR I

 

Hoorcollege 5 28 mei 2013.

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over de internationale en de Europese rechtsorde. De internationale rechtsorde is een heel complex systeem. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van de Kadi-zaak. Meneer Kadi is een sjeik, die erg vermogend is en wordt verdacht van terrorisme. De Veiligheidsraad komt in 2001 met een resolutie waarin zij afstand nemen van het beleid om een staat aan te pakken voor terrorisme, en een systeem invoeren waarmee de individuele terrorist wordt aangepakt. Dit overkomt meneer Kadi. In het internationaal recht zijn staten nog steeds de belangrijkste pijlers voor de uitvoering van het recht. De VN richt zich tot Nederland. Omdat Nederland lid is van de Europese Unie moet het hiervan toestemming krijgen. De EU neemt de verordening aan. Meneer Kadi is het hier niet mee eens en gaat in beroep bij de Europese rechter, wegens schending van artikel 263 VWEU. De rechter in eerste aanleg stelt dat de lidstaten door de verordening aan de resolutie gebonden zijn. Het Hof van Justitie, de hoger beroepsrechter, stelt echter dat het Internationaal Recht, dus de resolutie van de VN, geen afbreuk mag doen aan de fundamenten van de EU, artikel 2 VEU. Dit is hier wel het geval.

 

Verhouding internationaal recht en nationaal recht

In 1648 was er de Vrede van Westfalen. Dit was de geboorte van de moderne soevereine staat en het statenbestel. De gedachte met deze vrede was dat staten volledig vrij moeten zijn. Dit is zowel interne soevereiniteit, tegenover de eigen burgers, als externe soevereiniteit, naar buiten toe. Met deze vrede kwam er dus een pluriversum van staten. Maar om vrij te kunnen zijn moeten er afspraken worden gemaakt en regels worden opgesteld. Men werd om vrij te zijn dus in zijn vrijheid beperkt.

Het nationale en internationale recht zijn in beginsel twee gescheiden systemen. Het internationaal recht heeft in beginsel, als het een ieder verbindend is, voorrang op het nationale recht. Wat rechtens naar het internationaal recht is, hoeft echter niet rechtens naar het nationale recht te zijn. Zo kan het dus zijn dat een verdrag in strijd is met het nationale recht, maar toch nageleefd moet worden. Dit is het pacta sunt servanda beginsel.

 

Verdragssluiting

Voor het sluiten van een verdrag kunnen twee dimensies worden onderscheden.

Allereerst is er de dimensie van het volkenrecht. In het volkenrecht geeft het Weens Verdragen Verdrag regels voor het sluiten van verdragen. Uit artikel 11 jo. 7 van het WVV blijkt dat volkenrechtelijke binding aan een verdrag tot stand komt door ondertekening, tenzij er sprake is van een.....read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Uitwerking colleges Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Week 36- 7 september 2012 – College 1

Staats- en bestuursrecht is onderdeel van het publiekrecht. Publiekrecht is het recht dat de verticale relatie van overheid en burger regelt. Dit is een verticale relatie omdat de overheid boven de burger staat. Ook regelt het publiekrecht de relatie van overheidsinstanties onderling. Naast publiekrecht is er ook privaatrecht, wat de horizontale relatie tussen burgers onderling regelt. Deze relatie is horizontaal omdat de burgers gelijk aan elkaar zijn en naast elkaar in het recht staan.

Staatsrecht houdt zich in de eerste plaats bezig met de grondslagen. Deze grondslagen zijn:

 

    • Het Statuut en de Grondwet en organieke wetten. Organieke wetten zijn wetten die gemaakt zijn door de wetgever in formele zin. De Grondwet zorgt er in dit geval voor er een wet wordt gemaakt. Voorbeelden van organieke wetten zijn de Kieswet en de Gemeentewet.

    • Het politiek staatsrecht. Het politieke staatsrecht heeft te maken met de regering, het parlement en de ambtenarij

    • Decentralisatie. Taken van de overheid worden afgestoten naar lagere overheden, zoals provincie en gemeente. Zij krijgen dan het zogenaamde provincie- en gemeenterecht.

    • Grondrechten

    • De relatie tussen de politiek en de rechter

 

Bestuursrecht is het dagelijkse staatsrecht. Het betreft de technische wetgeving en uitvoering van het bestuur, stelt de normen voor het bestuur en zorgt voor rechtsbescherming van de burger tegenover de overheid.

 

De Staat

Een staat is een georganiseerd verband van burgers met een overheid. Samen vormt de staat een collectieve eenheid. De overheid in de staat is soeverein. Dit zie je aan het geweldsmonopolie en alle andere eenzijdige besluiten die de overheid neemt. De staat heeft territoriale grenzen en is volksrechtelijk als Staat erkend door een grote groep van staten. Bij Nederland is dit gebeurd bij de vrede van Münster, in 1648.

 

Er is een overheid, een staat, nodig voor het publiek belang. De overheid moet zorgen voor de beveiliging van het collectief belang. De klassieke kerntaken van een staat zijn zorgen voor orde en veiligheid. Zij moet een vangnet zijn voor de inwoners van het land. Dit doet de overheid door middel van wetten en regels en door het militair apparaat van een land. Om deze taak uit te voeren zijn eenzijdig bindende besluiten nodig. Dit houdt in dat de gelding van een besluit niet afhankelijk.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket Inleiding Bestuursrecht

Oefenpakket Inleiding Bestuursrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Tentamen inleiding staats- en bestuursrecht januari 2013

 

ONDERDEEL A (26 meerkeuzevragen)

 

 

1. De Nationale ombudsman onderzoekt klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

2. De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

3. Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist

 

4. Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist

 

5. De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

6. Een stichting die opkomt voor een bepaald ideëel of algemeen belang zal in een bestuursrechtelijke procedure niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt indien zij naast het voeren van juridische procedures geen andere activiteiten ontplooit om haar doelstelling te verwezenlijken.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

7. Tegen de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep open bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Tegen de vaststelling van een concretiserend besluit van algemene strekking staat daarentegen wel beroep open.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

8. Indien de sector bestuursrecht van de rechtbank een beroep gegrond verklaart, dient zij het besluit waartegen het beroep gericht is te vernietigen.

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist

 

9. De Algemene wet bestuursrecht bevat geen bepalingen waarin aan bestuursorganen een bevoegdheid wordt toegekend op basis waarvan een last onder bestuursdwang kan worden opgelegd.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist......read more

Access: 
Public
Oefententamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Oefententamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht 2013

 

1.

 

Welke stelling met betrekking tot het begrip subjectief recht is juist?

a. Uit het subjectieve recht vloeien objectieve rechten voort.

b. Het eigendomsrecht van de heer Jansen op zijn auto is aan te merken als een subjectief

recht.

c. Evenals bij het begrip objectief recht heeft men bij het begrip subjectief recht algemene

regels op het oog.

d. Een subjectief recht is onder de juridische voorwaarde van bekendmaking tot het

objectieve recht te rekenen.

 

2.

 

De rechter die een wetstekst onduidelijk vindt mag:

a. de wetstekst interpreteren.

b. weigeren om recht te spreken.

c. de wetstekst beoordelen op zijn billijkheid.

d. de wetstekst aanvullen met een eigen rechtsregel.

 

3.

 

Welke van onderstaande uitspraken over gewoonterecht is juist?

a. Elke gewoonte is aan te merken als een rechtsbron.

b. Regels van gewoonterecht worden nooit door de rechter geformuleerd.

c. Indien de wet niet naar een gewoonte verwijst, kan een gewoonte geen rechtsregel

worden.

d. Gewoonte kan als bron van recht worden aangemerkt als een vaste gedragslijn leidt tot

naleving van een regel als rechtsplicht

 

4.

 

In onze rechtsgeschiedenis komt steeds een tegenstelling in de opvattingen over de

basisprincipes van het recht naar voren, die van grote invloed zijn op de wijze waarop het

rechtsstelsel is georganiseerd. Over welke rechtsopvattingen gaat het hier?

a. de Canoniek/Religieuze tegenover de Anglo-Saxisch/Romaanse rechtsfamilie.

b. de visie op materieel tegenover formeel recht

c. de visie van Natuurrecht tegenover Positief recht

d. de Romaanse rechtsfamilie tegenover de Germaans-Friese rechtsfamilie.

 

5.

 

Welke uitspraak is juist?

a. Privaatrecht betreft het recht dat bedoeld is voor verhoudingen tussen verticaal

gepositioneerde rechtssubjecten.

b. De Hoge Raad heeft expliciet gekozen voor de positiefrechtelijke stroming bij haar

rechtsvinding; dit is onder meer vastgelegd in het arrest Lindenbaum-Cohen over de

onrechtmatige daad.

c. Publiek recht is ieder recht waarbij op enigerlei wijze een overheid is betrokken.

d. Niet alle wetten in formele zin behoren tot het formele recht.

 

 

 

 

 

 

6.

 

Grondrechten kunnen op verschillende wijze worden beperkt. Zo kan de grondwetgever

de wetgever als orgaan aanwijzen dat bevoegd is om een grondrecht te beperken, en

tevens toelaten dat de wetgever zijn beperkingsevoegdheid delegeert. Een voorbeeld waar

de wetgever in formele zin een beperking kan stellen aan het desbetreffende grondrecht,

en ook zijn bevoegdheid kan delegeren, is te vinden in:

a. artikel 6, eerste lid, Grondwet.

b. artikel 7, eerste lid, Grondwet.

c. artikel 9, tweede lid, Grondwet.

d. artikel 19, eerste lid, Grondwet.

 

7.

 

Art 81 van de Grondwet heeft betrekking op:

a. attributie.

b. delegatie.

c. subdelegatie.

d. mandaat.

 .....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

Begrippenlijst Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

A

Absolutisme Alle overheidsbevoegdheden zijn rechtens in één ambt geconcentreerd of gaan uit van één ambt, eventuele andere ambten zijn hieraan ondergeschikt.

Attributie Het creëren en toekennen van een bevoegdheid.

 

B

Beleidsregels (1) voorschriften (circulaires/richtlijnen) die een ambt (bijvoorbeeld minister) krachtens zijn bevelsbevoegdheid aan zijn ondergeschikten richt inzake de toepassing van wettelijke voorschriften en (2) regels waaraan een ambt zichzelf bindt inzake de uitoefening van discretionaire/anderszins open bevoegdheden (zie artikel 1:3 lid 4 Awb).

Besluit Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

 

C

Checks and balances Voorkomt dat de ambten geheel zelfstandig en ongecontroleerd op hun eigen gebied te werk gaan.

Constitutionalisme Spreiding en verdeling van overheidsbevoegdheden over meerdere ambten.

Cultus en rite Het alleen hetzij met anderen zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden in erediensten.

 

D

Decentralisatie Naast de ambten van het centrale overheidsverband staan ambten van één of meer andere overheidsverbanden, die door de constitutie bevoegdheden krijgen geattribueerd.

Deconcentratie Een ambtelijke dienst wordt territoriaal of functioneel binnen een overheidsverband gespreid.

Delegatie Een ambt, de delegans, draagt één of meer van zijn bevoegdheden over aan een ander ambt, de delegataris, die deze bevoegdheden onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Directe discriminatie In het gemaakte onderscheid wordt rechtstreeks verwezen naar een verboden criterium (bijvoorbeeld ras) of als het gemaakte onderscheid met zo een verboden criterium rechtstreeks is verbonden.

Discretionaire bevoegdheid Keuzevrijheid van het bestuur om naar eigen inzicht te handelen.

Dualisme Het internationale recht bindt slechts de staat, niet de burgers en de ambten. Pas na een nationaal besluit tot omzetting (transformatie), kan door burgers en ambten beroep worden gedaan op de internationale (nu nationale) norm.

Dualistisch bestuursmodel De Gemeenteraad en het college B en W functioneren (meer) gescheiden van elkaar.

 

E

Extraparlementaire formatiemethode De informateur/formateur vergewist zich ervan dat de meerderheid van de Tweede Kamer een nieuw kabinet zal gedogen.

 

F

Formeel demissionair Het kabinet heeft ontslag aangeboden.

Formeel wetsbegrip De wetgever kan in beginsel elke door hem gewenste inhoud aan een wet geven. Dit houdt in dat het begrip wet in de Grondwet niets zegt over de inhoud daarvan, maar slechts betrekking heeft op de procedure van totstandkoming.

Forum internum De vrijheid om een godsdienst te hebben of niet te hebben en van godsdienst te veranderen.

Functionele decentralisatie De gedecentraliseerde ambten zijn bevoegd bepaalde belangen te behartigen.

 

H

Habeas-corpus beginsel Een ieder wiens vrijheid is ontnomen heeft het recht voorziening te vragen bij een rechter opdat deze spoedig beslist over de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming en wanneer deze onrechtmatig is de invrijheidsstelling beveelt.

 

I

Indirecte discriminatie Een ogenschijnlijk neutraal criterium wordt gehanteerd (bijvoorbeeld taalbeheersing) dat in zijn effect personen met een bepaald persoonskenmerk (bijvoorbeeld ras) disproportioneel raakt en daarmee qua feitelijke uitkomst hetzelfde gevolg heeft als directe discriminatie.

Ius de non evocando Niemand mag tegen zijn wil van een rechter worden afgehouden, indien de wet hem dat recht toekent

 

K

Klassieke.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Staats- en Bestuursrecht II. Week 1, 2 en 3

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Staats- en Bestuursrecht II. Week 1, 2 en 3

Hoorcollege aantekeningen van week 1, 2 en 3. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.


Hoorcollege week 1

Programma

  • Inleiding

  • Systeem van het bestuursrecht

  • Actoren in het bestuursrecht
     

Typisch bestuurshandelen

Bestuursorganen nemen besluiten. Een besluit bestaat uit vier elementen:

  1. Het moet een schriftelijke beslissing zijn,

  2. Genomen door een bestuursorgaan,

  3. Betreffende een publiekrechtelijke

  4. Rechtshandeling (dus moet rechtsgevolgen hebben met betrekking tot het geldende recht).

    1. Anders dan bij privaatrechtelijke rechtshandelingen wordt door deze publiekrechtelijke rechtshandeling het positieve recht veranderd. Slechts bestuursorganen hebben deze bevoegdheid.

                    Zie hiervoor art. 1:3 Awb.

                   De overheid verricht daarnaast echter nog andere handelingen (feitelijke handelingen, contracthandelen (sluiten van convenanten),                                      eigenaarsbevoegdheden etc.).

Typerend voor bestuursrecht is ook het samenspel tussen beleid en recht. Het maken beleid (het maken van keuzes) vormt het startpunt. Deze beleidsvrijheid wordt in eerste instantie door de politiek ingevuld, maar de bestuursrechter kan dit beleid toetsen. Hij is niet bevoegd om zelf een besluit te nemen, maar kan toetsen of beslissingen op verantwoorde wijze genomen zijn (bijvoorbeeld met inachtneming van motiveringsvereisten).

 

Fundamentele beginselen en uitgangspunten van het bestuursrecht als rechtssysteem

  • Democratie (democratisch samengestelde vertegenwoordigende lichamen hebben grote invloed op besluitvorming):

  • Legaliteitsbeginsel: ptreden van overheidsorganen dient een wettelijke grondslag te hebben.

  • Specialiteitsbeginsel: bestuursorganen moeten blijven binnen het door de wet geboden kader (bijvoorbeeld slechts optreden ter bescherming van de in de wet genoemde belangen).

  • Rechtszekerheid.

  • Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen worden gelijk behandeld;

  • Stelselmatigheid en consistentie: voor gelijke gevallen moeten gelijke criteria gehanteerd worden.

  • Absolute regeltrouw (regels zijn regels) of individualiserende regelsbedeling (regels toegespits op de persoon, waarbij onderzocht wordt hoe zo goed mogelijk tegemoet gekomen kan worden aan individuele gevallen)? Waar wetten hiertoe ruimte bieden, moet zoveel mogelijk volgens laatstgenoemd principe gehandeld worden.

Awb

De Awb is op een vrij transparante manier opgebouwd:

  1. Inleidende bepalingen: hierin worden verschillende begrippen gedefinieerd.

  2. Verkeer tussen burgers en bestuursorganen: betreft bijvoorbeeld regels over correspondentie met de overheid.

  3. Algemene bepalingen over besluiten: zijn op alle besluiten van toepassing.

  4. Bijzondere bepalingen over besluiten: zijn slechts op bepaalde besluiten (bijvoorbeeld subsidiebesluiten of beschikkingen) van toepassing.

  5. Handhaving: bij overtreding van regels.

  6. Algemene bepalingen over bezwaar en beroep: ongeacht waar in beroep gekomen wordt, moeten de regels uit dit hoofdstuk worden toegepast (bijvoorbeeld met betrekking tot termijnen).

  7. .....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Staats- en Bestuursrecht II. Week 4 en 5

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Staats- en Bestuursrecht II. Week 4 en 5

Hoorcollege aantekeningen van week 4 en 5. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.


Hoorcollege week 4

Programma:

  1. Het object van normering (welk overheidsoptreden?)
  2. Welke manier van normeren?
  3. Discretionaire vs. gebonden bevoegdheden

 

Object van overheidsnormering

Er zijn verschillende vormen van overheidsoptreden te onderscheiden:

  • Feitelijk handelen (bijvoorbeeld het aanleggen van een weg, zie ook het arrest Wegafsluiting Zaandam);
  • Privaatrechtelijk handelen (bijvoorbeeld het aankopen van onroerende zaken);
  • Bestuursrechtelijk handelen (bij uitstek het nemen van besluiten).

In principe heeft de overheid zich in alle optreden te houden aan de normering die geldt met betrekking tot overheidsoptreden (arrest IKON).

Uitzonderingen hierop worden gevormd door de situatie dat er een wettelijke uitzondering is of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet dat de norm moet worden toegepast (feitelijk handelen kan natuurlijk moeilijk gemotiveerd worden).

A-organen zijn in alle facetten bestuursorgaan en zijn dus in beginsel in alle optreden gebonden aan de normen die gelden met betrekking tot overheidsoptreden (zie ook Rasti Rostelli).

B-organen daarentegen zijn alleen aan de normering gebonden voor zover hij overheidstaken uitvoert. 

Het maken van wetten in formele zin, zoals omschreven in art. 81 Gw, is ook overheidsoptreden, toch wordt de wetgever op grond van art. 1:1 lid 2 Awb uitgezonderd van de normen die besloten liggen in de Awb. De wetgever in formele zin wordt namelijk niet als bestuursorgaan in de zin van de Awb gekwalificeerd.

Het uitoefenen van de verordenende bevoegdheid van bijvoorbeeld de gemeenteraad valt voor een groot deel echter wel gebonden aan de normering. Dit blijkt uit art. 3:1 lid 1 Awb. Afdeling 3.2 is slechts van toepassing voor zover de aard van de bevoegdheid zich hiertegen niet verzet. Dit is dus een minder rigoureuze uitzondering dan die geldt voor de WFZ.

De OvJ kan als bestuursorgaan in de zin van de Awb worden gekwalificeerd (is niet zoals de WFZ uitgezonderd van het bestuursorgaanbegrip), maar is slechts voor taken die niet vallen onder opsporing en vervolging gebonden aan de Awb, zo blijkt uit art. 1:6 eerste lid aanhef en onder a Awb.

Volgens art. 3:1 tweede lid Awb zijn op andere handelingen dan besluiten de normeringen van hoofdstuk 3 van toepassing, voor zover de aard van de handelingen zich hiertegen niet verzet.

Voor het terugvinden van de normering van een bevoegdheid is het van belang om de structuur van de Awb goed te doorgronden. Korte herhaling:

  • H2 Awb: verkeer overheid-burger
  • H3 Awb:: besluiten algemeen
  • H4 Awb: bijzondere besluiten
    • Titel 4.1: beschikkingen
    • Titel 4.2  Subsidies

Van belang is om eerst te bepalen welk type besluit aan de orde is, en vervolgens in de betreffende titel te gaan zoeken.

 

Typen van normering

Het bestuursrecht kent zowel geschreven normen (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel van art. 3.2 Awb).....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Inleiding Bestuursrecht week 1-4

Collegeaantekeningen Inleiding Bestuursrecht week 1-4

Bevat aantekeningen bij de hoorcolleges en werkgroepen van week 1 t/m 4.


Week 1

Hoorcollege

Inleiding

Veel toepasselijk recht in het bestuursrecht is geschreven recht. Zo kan alleen een belanghebbende voor een bestuursrechter moeten verschijnen. Voorbeeld van een casus van de verlening van de vergunning van de intocht van Sinterklaas en daartegen maken een groep mensen bezwaar vanwege discriminatie. Maar eerst moet de bestuursrechter wel bekijken of ze belanghebbende zijn.

 

Ontvankelijkheid

Een bestuursrechter moet eerst toetsen of de persoon die voor hun staat wel belanghebbende is (ontvankelijkheidseis). De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) stelt zich ook de vraag of de desbetreffende vraag wel voor hen bestemd is.

 

Bestuursorgaan

Een bestuursorgaan is een orgaan dat bestuurshandelingen verricht. Dat zijn bijvoorbeeld overheidsorganen, want die doen niets anders. Maar ook een garage is een bestuursorgaan, mits deze de APK verricht. De vraag is of een bestuursorgaan bepaalde handelingen al dan niet mag verrichten.

Legaliteitsbeginsel geldt vooral voor eenzijdige rechtshandelingen. Er is een brede interpretatie (voor al het bestuurshandelen) en een smalle interpretatie (alleen voor belastend handelen).

Specialiteitsbeginsel benoemt dat het alleen maar mag gaan over specifieke belangen. Algemene belangen zijn niet afhankelijk voor de bestuursrechter.

 

Ontstaansgeschiedenis

De Awb was in 1994 ingevoerd. Voor de Awb was er geen algemeen bestuursrecht. Al het bestuursrecht was in het bijzonder bestuursrecht geregeld. Dit is een heel breed rechtsgebied wat steeds doorgroeit door bevolkingsgroei, technische ontwikkeling, rampen, crisissen, Europese integratie enzovoorts.

Bijzonder bestuursrecht zijn regels met een bijzondere strekking, zoals het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats of iets dergelijks. Algemene regels missen zo’n bijzonder gebied.

 

Doelen bestuursrecht

Bestuursrecht bevordert de eenheid van het bestuursrecht. Dat er iets is van algemene strekking geldt. Tevens vereenvoudiging en systematisering van het bestuursrecht, want door de invoering van de Awb zijn duizenden regels van bijzonder bestuursrecht geschrapt. Daarnaast kon jurisprudentie gecodificeerd worden, die van grote relevantie was. Ook konden zo bijzondere wetten die een algemene strekking hadden een passende plaats binnen het bestuursrecht krijgen.

 

Debat Struycken en Loeff

In een rechtsstaat moet je op elk besluit in hoger beroep kunnen gaan, inclusief bestuursrecht. In het debat tussen Struycken en Loeff over het beroep in bestuursrecht werd betwist wat de ideale vormgeving is voor hoger beroep.

Struycken vond dat een rechter niet democratisch gelegitimeerd was en dat hij dus voorstander voor een intern beklag. Dit heet een administratief beroep en heeft in de twintigste eeuw vrijwel alle beroep geregeld. Tegenwoordig bestaat dit vrijwel niet meer.

Loeff vond dat het accent moest liggen op de onafhankelijkheid van een rechter. Hij wilde een bestuursrechter, maar hij kreeg ongelijk.

 

Bentem-arrest

In het Benthem-arrest vroeg Benthem een vergunning om een lpg-installatie te mogen plaatsen. Deze vergunning is verleend, maar later vernietigd. Benthem wilde.....read more

Access: 
Public
Artikelen week 1 Inleiding Bestuursrecht

Artikelen week 1 Inleiding Bestuursrecht

2 Artikelen behorende tot de verplichte literatuur van week 1 van het vak Inleiding Bestuursrecht


Artikel Leo Damen

De Awb heeft gezorgd voor invoering van een algemeen bestuursrecht. Een algemene richtlijn waaraan heel het bestuursrecht hangt. Daarop borduren bijzondere bestuurswetten voort. Voor 1994 was er geen algemeen bestuursrecht. Het bestuursrecht was een onderontwikkeld rechtsgebied in de jaren ’70. Zonder Awb rijzen er constant interpretatievragen die niet gesteld hoeven te worden met een Awb.

De Awb had als doelen het uniformeren van bepaalde begrippen, harmoniseren en systematiseren, jurisprudentie codificeren en algemene voorzieningen als de doorzendplicht harmoniseren. Er is echter nauwelijks geëvalueerd of iets van deze doelen verwezenlijkt zijn. Maar gelukkig zijn deze gebreken makkelijk op te merken.

Rechtsbescherming is doorgaans een “achterafpraktijk”, waarin opgetreden wordt als het kwaad al is geschied. Aanpassingen hierop moeten nog volgen.

De politiek is ontevreden over bestuursrecht als zodanig, omdat het traag functioneert. Ok de strenge rechtmatigheidscontrole wordt als te hinderlijk ervaren. Maatschappelijke ontwikkelingen gaan verder, Europese normen maken hun entree en daar moet het bestuursrecht op inspelen. Meer differentiatie is een optie, zodat niet overal even streng bekeken wordt. Ook kan het Awb beschouwd worden als een algemeen referentiekader, wat in het bijzonder bestuursrecht alleen maar structureert.

Het bestuursrecht is dus niet perfect. Toch is de Awb een grote sprong voorwaarts, want de eerste ruwe structuur is aangebracht.

 

Artikel Polak

Geschiedenis van de rechtsbescherming

Algemene bestuursrechtspraak bestaat sinds 1976. Daarvoor was alleen bijzondere bestuursrechtspraak mogelijk. Vroeger werd een direct beroep als wenselijker ervaren. De rechterlijke macht had weinig expertise en de verzekeringsrechter kon dat wel bieden. Het hoogste beroep moest bij de Centrale Raad van Beroep.

Dat valt allemaal terug te leiden tot het debat tussen Struycken en Loeff in het begin van de twintigste eeuw. Hierin voerde Struycken aan dat direct beroep beter was, omdat dan de democratische legitimatie beter was. Administratief beroep was het antwoord. Loeff vond een onafhankelijke rechter een betere optie.

Struycken kreeg gelijk. Tot 1976 bestonden alle beroepen op beroep op de Kroon. Deze procedure hield in dat de minister uiteindelijk het laatste woord zou krijgen. Dat werd echter zo onwenselijk geacht vanwege de Trias Politica, dat Loeff uiteindelijk gelijk kreeg. Dit deels door het omslaan van de gedachte dat de onafhankelijke rechter als de beste optie beschouwd werd.

Anderzijds werd het ook bepaald in de uitspraak Benthem uit 1985. Beroep op de Kroon voldeed niet aan het recht op een eerlijk proces. Benthem had voor de burgerlijke rechter zijn probleem voor moeten kunnen leggen, omdat gezien werd over het oordeel over een zaak van burgerlijk recht. De ABRvS werd geïnstalleerd als bestuursrechter. Beroep tegen alle overheidsbeschikkingen werd opeens mogelijk door de wet arob.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Bestuursrecht

Collegeaantekeningen Bestuursrecht


Hoorcollege 1. 31-03-15

Bevoegdheidstoedeling

Bestuursbevoegdheid kent twee definities. De ruime definitie is: juridisch vermogen om op grond van het recht het algemeen belang te behartigen. De definitie die de awb geeft is: de bevoegdheid tot het nemen van besluiten (1:3 awb). De awb biedt geen algemene bevoegdheid. De bevoegdheid moet volgen uit wettelijke regels. Dit is eigenlijk het legaliteitsvereiste. Ingrijpen in rechten van burgers is alleen toegestaan als het berust op een wettelijke grondslag.
Er bestaan drie manieren van bevoegdheidsverkrijging.

1.Attributie

Attributie is de bevoegdheid in het leven roepen door de overheid en toekennen aan een bestuursorgaan. Er wordt geattribueerd bij wettelijk voorschrift. Er is dus een wetgevende bevoegdheid nodig.

2.Mandaat

De definitie van mandaat is te vinden in artikel 10:1 awb. Een mandaat kan zowel schriftelijk als mondeling verkregen worden. Er is geen wettelijke grondslag vereist. Een mandaat kan tevens aan zowel een ondergeschikte als niet ondergeschikte worden verleend. In de praktijk is het verlenen van een mandaat aan een ondergeschikte het meest gebruikelijk.

3.Delegatie

De definitie van delegatie is te vinden in artikel 10:13 awb. Er wordt gedelegeerd bij besluit. Een wettelijke grondslag is hiervoor vereist. Delegatie aan een ondergeschikte is niet toegestaan.

Belanghebbende (1:2 awb)

Een adressaat van een besluit is altijd belanghebbende. Een feitelijk belang hebben is al voldoende om een belanghebbende te zijn in een zaak. Degene die derde-belanghebbenden zijn, moeten aan bepaalde criteria voldoen. Het moet ten eerste objectief bepaalbaar zijn, is het persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel. In de jurisprudentie zijn nog een tweetal steuncriteria ontwikkeld. Dit heeft vooral te maken met besluiten van ruimtelijke ordening. Het eerste criterium is nabijheid en het tweede criterium is zicht.

Rechtspersonen kunnen ook belanghebbende zijn als zij algemene/collectieve belangen behartigen. De vereisten zijn dat er rechtspersoonlijkheid is, dat er een algemeen belang behartigd wordt, er moet een statutaire doelstelling zijn, er moeten feitelijke werkzaamheden verricht worden en de behartiging moet bijzonder zijn. Dit zijn cumulatieve eisen.

Hc 2, 7-4-15

Bestuurlijke beslissingsruimte

Er bestaan twee fasen om te kijken of er voldaan is aan het beslissingsruimte. De eerste fase is de beoordelingsfase. Hier wordt gekeken of er is voldaan aan de toepassingscriteria voor het kunnen nemen van het besluit. Er zijn dan nog twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat er geen beoordelingsruimte is (komt zelden voor). De tweede mogelijkheid is dat er wel een beoordelingsruimte is en die is ook weer verdeeld in twee categorieën. De eerste is de objectieve beoordelingsruimte en de tweede is beoordelingsvrijheid. De eerste vorm is een vage maar objectieve norm en de tweede is een subjectieve vage norm. Denk bij de laatste aan uitdrukkingen als ‘naar het oordeel van’ e.d.

De tweede fase is de besluitfase. Hierbij wordt er gekeken hoeveel beslissingsruimte het bestuursorgaan.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Staats- en Bestuursrecht I


Collegeaantekeningen week 1-3

Hoorcollege week 1

 

We beginnen met een blik op de Europese geschiedenis.

 


3e eeuw

Bataven raken verbonden met onze identiteit. Nederland zal ook kort de Bataafse Republiek heten.

5e eeuw

Romeinse Rijk gaat ten onder, ze worden overlopen door allerlei stammen. In het westen beginnen de donkere Middeleeuwen. Een systeem van belastingen zorgde voor orde in het Romeinse Rijk, maar deze viel dus weg. De Kerk was het enige punt dat nog bleef bestaan voor een bepaalde orde. Het bleef wel betrekkelijk onveilig.

9e eeuw

Karel de Grote werd gekroond tot keizer door de Paus. Origineel was het idee dat zij samen gingen regeren. Waar het gaat om familierecht, hanteert hij echter Frankische wetten en geen Romeinse wetten.

 

Na Karel de Grote heb je onafgebroken tot de 19e eeuw keizers. Napoleon geeft een nekschot aan de laatste Habsburgse keizer.

 

Er is een christelijke eenheid in Europa waar iedereen onderdeel van is. Paus is de spirituele leider en de keizer de wereldlijke leider. Er wordt gezegd dat er twee juridische visies mogelijk zijn:

  • Theocratische visie (droit divin): God staat bovenaan, paus en keizer zorgen samen voor een hiërarchie. De paus en de keizer handelen in naam van God.

  • Feodale stelsel/natuurrecht: vorsten in het algemeen hadden zich wel te houden aan bepaalde normen. Ze konden niet uit eigen beweging dingen doen. De verhouding was niet hiërarchisch, maar van een wederzijdse relaties. Het is een lappendeken, een verbrokkelde orde. Hier sluiten de Magna Carta (begin constitutionele orde Groot-Brittannië) en Blijde Incomste bij aan.

 

Luther en zijn stellingen belangrijk omdat: Reformatie (serie van oorlogen)

  • de vorsten profiteren van de ruzie tussen de Kerk en de keizer

  • de rol van de adel neemt af

 

De Bloedbruiloft was een symbool voor de ellende van de godsdienststrijd tot kon leiden.

 

Bodin: De conceptuele uitweg uit de godsdiensttwisten was de soevereiniteit

  • de soeverein heeft niet bepaalde soevereine rechten, hij heeft dé soevereiniteit;

  • je moest het recht niet zien als lappendeken en contractuele verplichtingen, binnen elk grondgebied is er een bevoegdheid en de soeverein heeft de bevoegdheid (algemeen) om de wet te stellen. Hij kan dan dus ook een godsdienstvrede opleggen en bijdragen aan de veiligheid.

 

De gebeurtenis die hiervoor symbool staat is de Vrede van Münster.

 

Soevereiniteit maakt een eind aan het idee dat het recht gegeven is door God. Het leidt tot de moderne staatsapparaat (ambtenaren), maar de vorst.....read more

Access: 
JoHo members
College aantekeningen Bestuursrecht 2015-2016

College aantekeningen Bestuursrecht 2015-2016


Hoorcollege 1

Inleiding

Het bestuursrecht is een recht voor, van en tegen het overheidsbestuur. In de wet zijn bijvoorbeeld allerlei normen vastgelegd, waar de overheid zich aan moet houden. Het is dus een recht voor het overheidsbestuur. Het is ook een recht tegen de overheid, omdat je als burger, belanghebbende, je kan verzetten tegen besluiten van bestuursorganen. In de wet is dan dus geregeld hoe je kunt opkomen tegen besluiten van het overheidsbestuur.

Als burger krijg je hier in het dagelijkse leven regelmatig mee te maken. Een goed voorbeeld hiervan zijn de prestatieafspraken van universiteiten. Bij de Universiteit van Leiden geldt het BSA bij alle studies ook voor het tweede jaar, dit is bij veel andere universiteiten niet het geval. Er kunnen dus verschillende regels gelden doordat elke universiteit zelf met de minister prestatieafspraken heeft gemaakt. Als je hier als belanghebbende iets tegen wilt doen, kom je in het bestuursrecht terecht.

Maar hoe zit dit juridisch in elkaar? De eerste basis voor de bekostiging van het onderwijs staat in art. 23 Gw: “Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering en wordt bekostigd”. Vervolgens wordt dit geconcretiseerd in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). In art. 1.8 WHW staan de bekostigde instellingen. Uit art. 1.9 WHW volgt dat deze instellingen een zekere bestedingsvrijheid hebben met betrekking tot dit geld. Ze mogen voor een groot deel zelf bepalen wat er met het geld gebeurd, maar door art. 1.7a WHW kan de minister ook prestatieafspraken maken met de universiteiten. Dit artikel wordt ook wel het ‘experimenteerartikel’ genoemd. Hieronder hangt de Algemene maatregel van Bestuur (AMVB) ‘Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs’. Hierin staat o.a. dat een onderwijsinstelling minder geld krijgt als deze zich niet aan de prestatieafspraken houdt.

Het bestuur

In de Nederlandse rechtstaat werken we met drie grote machten, ook wel de trias politica genoemd. Dit bestaat uit een wetgever, uitvoerende macht en rechterlijke macht. De wetgevende macht maakt de regels waaraan we ons allemaal moeten houden. De wetten worden uitgevoerd door het bestuur. Het bestuur is dus de uitvoerende macht. Het werk van het bestuur wordt gecontroleerd door de rechterlijke macht.

Het bestuursrecht geldt daar waar bestuursorganen besturen. Deze bestuursorganen zijn de onderdelen die besluiten kunnen nemen, die macht kunnen uitoefenen. Daarnaast zijn dit ook de onderdelen waar je tegen kan procederen. Dan komt natuurlijk de vraag op wie die bestuursorganen precies zijn?

In art. 1:1 Awb wordt er ingegaan op de bestuursorganen. Er zijn twee soorten:

  1. A-bestuursorgaan: “een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld”. Dit houdt in dat
  2. .....read more
Access: 
Public
Oefententamen_UU_Bestuursrecht_#1

Oefententamen_UU_Bestuursrecht_#1

Gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Oefenvragen en antwoorden (2014)

Opdracht 1 

Op grond van artikel 4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Linde vervalt een terrasvergunning na het verloop van vijf jaar. Restaurant ‘Bestuurloos Utrecht’ is sinds jaar en dag gevestigd in de Dekkerstraat en heeft op 20 december 2007 een terrasvergunning gekregen. Het college stuurt op 1 december 2012 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning van rechtswege zal komen te ver-vallen.

a. Bespreek of dienaangaande sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb en loop daarbij de relevante criteria af. 

b. Hoe zou het antwoord bij vraag a luiden indien artikel 4 van de APV zou bepalen dat na het verloop van vijf jaar een terrasvergunning kan worden ingetrokken en het colle-ge van burgemeester en wethouders het restaurant op 1 december 2012 van deze be-voegdheid bij brief op de hoogte stelt?

Antwoord op a. 

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ten aanzien van de eis van een rechtshandeling: het rechtsgevolg, waarop een rechtshandeling (besluit) gericht is, dient van die rechtshandeling afhankelijk te zijn; is het rechtsgevolg daarvan niet afhankelijk, maar vloeit het rechtstreeks voort uit bijvoorbeeld de wet, dan is er geen sprake van een besluit ex artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De mededeling (aankondiging) dat de verleende terrasvergunning van rechtswege komt te vervallen is niet op rechtsgevolg gericht. Het vervallen van de vergunning vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de APV.

Antwoord op b.

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het gaat hier niet om een rechtshandeling, maar om een informatieve mededeling over het bestaan van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Er is geen sprake van een besluit.

Opdracht 2

De APV van de gemeente Schorren bevat de volgende bepaling over straatartiesten en dergelijke.

  1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen

  2. De burgemeester kan openbare plaatsen als bedoeld in het eerste lid aanwijzen indien dit in het belang van de openbare orde is.

  3. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Stel dat de burgemeester van de gemeente Schorren op basis van het eerste en tweede lid in het belang van de openbare orde bij besluit een marktplein aanwijst als verboden plek om als straatartiest op te treden op werkdagen tussen 07:00 en 19:30. Enkele belanghebbenden gaan hiertegen in beroep bij de bestuursrechter. Zij voeren aan dat de burgemeester onterecht van mening is dat het verbod in het belang van de openbare orde is.

a. Leg uit wat.....read more

Access: 
JoHo members
Oefententamen_UU_Bestuursrecht_#2

Oefententamen_UU_Bestuursrecht_#2

Gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Oefenvragen en antwoorden (2015)

Opdracht 1

Lees onderstaand nieuwsbericht van de website nos.nl:

Boete KLM voor oneerlijke prijzen.

Luchtvaartmaatschappij KLM krijgt een boete voor onjuiste prijsvermeldingen. KLM adverteerde op zijn website met vluchtprijzen waarin de boekingskosten niet waren opgenomen. Daardoor leken de ticketprijzen 10 euro lager dan ze waren. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft KLM daarom een boete opgelegd van 200.000 euro.

Het opleggen van deze boete (op 10 september 2014) was een besluit in de zin van de Awb. Stel dat het anders was gelopen, namelijk als volgt: Voordat zij haar nieuwe boekingswebsite ontwerpt neemt KLM contact op met ACM. KLM vraagt of het in overeenstemming is met geldende wet- en regelgeving, als de boekingskosten pas in een later stadium binnen het boekingsproces bij de ticketprijs worden opgeteld. Per brief laat ACM gemotiveerd weten dat de door KLM voorgestelde wijze van toevoeging van boekingskosten in haar optiek in strijd is met geldende wet- en regelgeving. Verder geeft ACM aan gebruik te kunnen maken van haar handhavende bevoegdheden als KLM dit voorstel tot uitvoering zou brengen. Volgens juristen van KLM klopt de interpretatie van ACM niet.

a. Is de brief van ACM een besluit in de zin van de Awb of daarmee gelijk te stellen? 

b. Is het rechtens toelaatbaar dat ACM op deze manier de ambtenaar van AFM inschakelt?

Antwoord op a.

Het gaat om een bestuurlijk rechtsoordeel. Dit is in principe geen besluit (geen rechtshandeling, art. 1:3 lid 1 Awb). Of dit oordeel gelijk te stellen is met een besluit hangt af van de vraag of het voor de KLM onredelijk bezwarend (zie jurisprudentie Bovenleidingen of Verhuizen naar Senegal) is een besluit uit te lokken. Twee redeneringen zijn mogelijk:

I. Dit is niet onredelijk bezwarend. De KLM zou gewoon moeten beginnen met haar boekingssite en wachten tot ACM handhavend optreedt.

II. Het is wel onredelijk bezwarend. De KLM moet (waarschijnlijk voor vele tonnen) investeren in de constructie van een boekingssite, die meteen uit de lucht moet worden gehaald op het moment dat later alsnog blijkt dat de wijze van prijsstelling niet in orde was.

ACM is eveneens toezichthouder ten aanzien van mededingingsvraagstukken en kartelvorming op grond van de Mededingingswet (Mw). Op grond van artikel 56 Mw is ACM bevoegd handhavend op te treden. Stel dat ACM een tijdelijke piek in werkzaamheden ervaart ten aanzien van de Mededingingswet. Om de werklast te verminderen wordt een ambtenaar van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) per telefoon gevraagd of hij namens ACM een bepaald dossier kan afhandelen. Deze ambtenaar van de AFM houdt zich in de praktijk bezig met toezicht op bonussen in het bankwezen. Hij stemt met het verzoek in en gaat meteen aan de slag.

Antwoord op b.

Nee. Het gaat i.c. om mandaatverlening (handelen “namens” ACM). Omdat het mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte betreft had mandaatverlening hier sowieso schriftelijk gemoeten (artikel 10:5 lid.....read more

Access: 
JoHo members
Collegeaantekeningen Bestuursrecht 1, RUG, Rechtsgeleerdheid jaar 1

Collegeaantekeningen Bestuursrecht 1, RUG, Rechtsgeleerdheid jaar 1

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op de colleges van 2015-2016



College 1

Wat is bestuursrecht?

Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.

We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.

Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.

De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.

Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.

De verhouding tot andere gebieden

Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij geschillen in het.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekingen Bestuursrecht: Inleiding - RUG

Hoorcollegeaantekingen Bestuursrecht: Inleiding - RUG

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het het vak Bestuursrecht 1 in 2015-2016.



College 1

Wat is bestuursrecht?

Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.

We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.

Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.

De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.

Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.

De verhouding tot andere gebieden

Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij.....read more

Access: 
Public
Inleiding Bestuursrecht Tentamens

Inleiding Bestuursrecht Tentamens


Inleiding Bestuursrecht Tentamen 1

1. 'Een veehouderij wil zijn veestapel uitbreiden. Hij vraagt hiervoor een vergunning aan. Door de veestapel uit te breiden zal de veehouder de wettelijke maximaal toegestane mestproductie overschrijden. De vergunning wordt geweigerd.

De bevoegdheid om een vergunning voor een veehouderij te weigeren:

A. Kan worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
B. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.

2. Welk van de onderstaande stellingen over spontane vernietiging is juist?

A. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.
B. Bij het besluit tot spontane vernietiging kan niet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten dele in stand blijven.
C. Spontane vernietiging van een besluit door een hoger bestuursorgaan is alleen mogelijk wegens strijd met het recht.
D. Tegen een besluit tot spontane vernietiging staat op grond van de Awb beroep open bij de bestuursrechter.

3. In een uitspraak van de ABRvS komt de volgende passage voor:

'De Afdeling is (...) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van het besluit de mogelijke ingrijpende gevolgen van het besluit voor appellant niet afdoende heeft afgewogen. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven.'

Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vernietigt de ABRvS in bovenstaande passage het bestreden besluit?

A. Op grond van het specialiteitsbeginsel.
B. Op grond van het fair play-beginsel.
C. Op grond van het gelijkheidsbeginsel
D. Op grond van het evenredigheidsbeginsel

4. Met het woord ‘beroep’ in de titel van hoofdstuk 6 van de Awb wordt zowel administratief beroep bij een bestuursorgaan als beroep op de bestuursrechter bedoeld.

A. Dit is onjuist.
B. Dit is juist.

5. Arjen wil heel graag in de zomer kunnen zwemmen zonder dat hij hiervoor naar een openbaar zwembad hoeft. Om dit te bereiken heeft hij  bij het college van burgemeester en wethouders een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een zwembad in zijn achtertuin. Voor de verdere afhandeling van de aanvraag heeft hij zijn zoon, Jasper, gemachtigd conform artikel 2:1 lid 1 Awb.

Beoordeel de volgende stelling: Jasper is door de machtiging belanghebbende bij het besluit op de aanvraag geworden.

A. Deze stelling is juist.
B. Deze stelling is onjuist.

6. Iris is op vakantie geweest in Amerika en daar heeft zij de trend van de foodtrucks opgepikt. Ze denkt een gat in de markt gevonden te hebben en begint haar eigen TacoWagen voor haar huis. Helaas heeft zij hier niet de benodigde vergunning voor. Een bevoegd ambtenaar van de gemeente komt bij haar langs en legt Iris ter plekke, mondeling, een boete.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2136 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
More contributions of WorldSupporter author: anneloesvanelten:
Follow the author: anneloesvanelten