Inleiding in de pedagogische en onderwijswetenschappen 1A en 1B (IPO 1A en 1B): Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
- 1445 reads
Kenmerken van empirisch-analytisch onderzoek:Empirisch: dwingt de opvoedkundigen hun ideeën over opvoedingsprocessen voortdurend te toetsen.Analytisch: stapsgewijs.Op systematische wijze verschillende pedagogische handelingen, methoden, ingrepen, therapieën uitproberen en kijken of er van verschillende pedagogische effecten sprake is.Onderzoeksmethoden: veldexperiment, survey-onderzoek, laboratorium-experiment, observatieonderzoek, archiefonderzoek en fysiologische studies.Pedagogiek beschrijft relevante waarden en normen, maar schrijft niet voor. Pedagogiek streeft de optimale ontwikkelingsmogelijkheden na voor kinderen. Het belang van het kind staat voorop.Verdrag van de Rechten voor het kind:Kind is onder de 18 jaar.De rechten gelden ieder kind. Er zijn passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd.Belang van het kind is de eerste overweging. Het kind moet verzekerd zijn van bescherming, rekening houdend met rechten en plichten van de ouders. Instellingen die kinderen beschermen moeten voldoen aan vastgestelde normen.Staten die partij zijn moeten hun uiterste best doen om het verdrag te verwezenlijken.Dit moeten de Staten die partij zijn doen samen met de voogden.Een kind heeft inherent recht op leven. De ontwikkeling en het overleven van het kind moet in de ruimst mogelijke mate gewaarborgd zijn.De opvoeding en de ontwikkeling van kinderen kunnen vanuit diverse disciplines onderzocht worden. De grenzen tussen psychologie en pedagogiek:Pedagogiek: op welke wijze kan het functioneren en de ontwikkeling van het kind door en in opvoeding en onderwijs verbeterd en geoptimaliseerd worden?Psychologie: onder Amerikaanse invloed.Pedagogiek: onder Duitse invloed (empirische wending).Leidse leerstoel voor pedagogiek in 1918 voor R. Casimir.In de jaren ’70 zijn pedagogiek en psychologie naar elkaar toegegroeid: pedagogiek ging zich...
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
In het debat over ouders met intellectuele beperkingen in Nederland is er een belangrijke vraag gesteld: zouden mensen met intellectuele beperkingen kinderen mogen hebben? Dit artikel wil laten zien dat deze vraag misplaatst is. De vraag suggereert namelijk dat anderen mogen bepalen of je ouder wordt. Het is fout om goed ouderschap primair af te laten hangen van de intellectuele vermogens van de ouders. In plaats hiervan, zou moeten worden gekeken naar sociale, economische en psychologische factoren.
In 2002 werd er een rapport gepubliceerd door de Nederlandse nationale gezondheidsraad over het gebruik van anticonceptie bij mensen met intellectuele beperkingen. Het doel hiervan was het voorkomen van zwangerschap bij vrouwen met verminderde intellectuele vermogens als wens van de familie. De belangrijkste vraag die dit oproept is of ouders het recht hebben hun dochter anticonceptiva toe te laten dienen, zelfs als die dochter dat niet wilt. Mogen dokters beslissen of iemand al dan niet competent is om een kind op te voeden? De gezondheidsraad wilde aangeven dat we allemaal gelijke burgers zijn met gelijke rechten, en dat ook mensen met verminderde intellectuele vermogens het recht hebben om hun seksualiteit te ontdekken, om hun eigen mening te vormen over anticonceptiva en om aan te geven dat ouderschap niet automatisch mag worden ontnomen aan mensen met intellectuele beperkingen.
In Nederland was de kennis over het ouderschap van mensen met intellectuele beperkingen zeer gelimiteerd, terwijl internationale literatuur veel meer informatie bood. In 2004 werd er een onderzoek gehouden door het ministerie van gezondheid, welzijn en sport om empirische data te kunnen verzamelen
.....read moreDeze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Warneken, F., & Tomasello, M. (2009). Varieties of altruism in children and chimpanzees. Trends in Cognitive Sciences, 13(9), 397-402.
Recente studies suggereren dat jonge kinderen al zeer vroeg in de ontwikkeling een biologische predispositie hebben om anderen te helpen hun doelen te bereiken, om middelen te delen en om anderen te informeren over behulpzame dingen. Chimpansees lijken alleen op mensen in het helpen van anderen om hun doelen te bereiken.
Er is een eeuwenoud debat waarin onderzoekers zich afvragen of mensen van nature altruïstisch zijn, of dat mensen van nature egoïstisch zijn en altruïsme hebben aangeleerd. In de afgelopen decennia is er regelmatig onderzoek geweest naar het empathisch vermogen (het troosten van mensen met emotionele stress) bij jonge kinderen. Ook is er veel onderzoek geweest naar het moreel redeneren van wat oudere kinderen. De laatste jaren is er meer onderzoek gekomen wat ons helpt te begrijpen waar het menselijk altruïsme ontstaat. Een belangrijk punt hierbij is dat altruïsme geen homogene trek is, maar gezien moet worden als een dimensie: het ene organisme laat meer altruïstisch gedrag zien dan het andere organisme. Drie belangrijke en veel onderzochte domeinen zijn het helpen van anderen hun doelen te bereiken, het delen van waardevolle goederen met anderen en het informeren van anderen over dingen die ze nodig hebben of willen weten.
Kinderen tussen de veertien en achttien maanden zullen behulpzaam gedrag laten zien wanneer je iets laat vallen en het vervolgens wilt gaan pakken, zonder dat je ze aanspoort of prijst. Ook andere situaties laten behulpzaam gedrag zien bij deze kinderen (bijvoorbeeld het openen van een kastdeurtje wanneer je handen vol zijn). Deze peuters laten dit gedrag zelfs zien wanneer ze een voor hen leuke activiteit ervoor moeten verlaten. Om de hulp te bieden in voorgenoemde situaties, moeten peuters het doel van de ander begrijpen en gemotiveerd zijn om te helpen dit doel te bereiken. Dit gedrag kan worden vergeleken met het gedrag van chimpansees. In sommige situaties zullen ook chimpansees behulpzaam gedrag laten zien. Ook zij hebben geen beloning nodig voor het aanbieden van hulp. Omdat zowel jonge kinderen vroeg in hun ontwikkeling als nauw verwante dieren (chimpansees) behulpzaam gedrag laten zien, kan dit dienen als bewijs voor een biologische basis om hulp te bieden aan iemand die een doel wilt bereiken. Er is zelfs gevonden dat baby’s van zes maanden onderscheid maken.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Bakermans-Kranenburg, M. J. & Van IJzendoorn, M. H. (2006). Developmental Psychobiology, 48, 406-409.
Eerdere studies hebben gevonden dat externaliserend probleemgedrag de kans vergroot op een slechte adaptatie. Genetische variaties, zoals het 7-r DRD4 polymorfisme, blijken van invloed te zijn op het ontstaan van dit probleemgedrag. Ook harde en niet sensitieve disciplinering blijkt de ontwikkeling van externaliserend gedrag te vergroten. Externaliserend probleem gedrag wordt dus veroorzaakt door zowel de genen als de omgeving. In dit onderzoek worden beide factoren, dus zowel het DRD4 polymorfisme en harde en niet sensitieve disciplinering, meegenomen bij het kijken naar de invloed op externaliserend probleemgedrag.
Van de 47 kinderen die meededen aan het onderzoek waren 23 jongen en zij waren allen 10 maanden oud. Deze kinderen maakten allemaal deel uit van een twelling. De families kwamen uit de midden klasse en moeders waren gemiddeld 32 jaar oud en hadden gemiddeld 6 jaar vervolg onderwijs gehad. Moeders en hun kinderen werden thuis gefilmd gedurende ongestructureerde activiteiten en twee gestructureerde, namelijk voeden en spelen. De sensitiviteit van de ouders werd met behulp van de 9-punt schaal van Ainsworth bepaald. Hierbij werd naar vier aspecten gekeken, namelijk moeders bewustzijn van de signalen, accurate interpretatie van de signalen en de gepastheid en stiptheid van de reactie van de moeder. Daarnaast vulden moeders de Child Behavior Check List (CBCL) in om externaliserend en internaliserend probleemgedrag te kunnen meten. Ook werden wangcellen van het kind verzameld om de aanwezigheid van het DRD4 polymorfisme vast te kunnen stellen.
Insensitiviteit van de moeder leidt tot externaliserend gedrag, echter alleen wanneer het 7-r DRD4 polymorfisme aanwezig is. Ook leidt deze combinatie tot meer oppositioneel en agressief gedrag, maar niet voor meer overactief gedrag. Kinderen die alleen het DRD4 polymorfisme of alleen een insensitieve moeder hadden, hebben niet vaker last van agressie of oppositioneel gedrag.
Er was geen interactie-effect te zien voor internaliserend gedrag, net als geen hoofdeffecten op internaliserend gedrag van het DRD4 polymorfisme of de insensitiviteit. Het geslacht van het kind was daarnaast ook niet gerelateerd aan de aanwezigheid van het DRD4 polymorfisme, de moederlijke sensitiviteit en aan de CBCL (Child.....read more
Kenmerken van empirisch-analytisch onderzoek:
Empirisch: dwingt de opvoedkundigen hun ideeën over opvoedingsprocessen voortdurend te toetsen.
Analytisch: stapsgewijs.
Op systematische wijze verschillende pedagogische handelingen, methoden, ingrepen, therapieën uitproberen en kijken of er van verschillende pedagogische effecten sprake is.
Onderzoeksmethoden: veldexperiment, survey-onderzoek, laboratorium-experiment, observatieonderzoek, archiefonderzoek en fysiologische studies.
Pedagogiek beschrijft relevante waarden en normen, maar schrijft niet voor. Pedagogiek streeft de optimale ontwikkelingsmogelijkheden na voor kinderen. Het belang van het kind staat voorop.
Verdrag van de Rechten voor het kind:
Kind is onder de 18 jaar.
De rechten gelden ieder kind. Er zijn passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd.
Belang van het kind is de eerste overweging. Het kind moet verzekerd zijn van bescherming, rekening houdend met rechten en plichten van de ouders. Instellingen die kinderen beschermen moeten voldoen aan vastgestelde normen.
Staten die partij zijn moeten hun uiterste best doen om het verdrag te verwezenlijken.
Dit moeten de Staten die partij zijn doen samen met de voogden.
Een kind heeft inherent recht op leven. De ontwikkeling en het overleven van het kind moet in de ruimst mogelijke mate gewaarborgd zijn.
De opvoeding en de ontwikkeling van kinderen kunnen vanuit diverse disciplines onderzocht worden. De grenzen tussen psychologie en pedagogiek:
Pedagogiek: op welke wijze kan het functioneren en de ontwikkeling van het kind door en in opvoeding en onderwijs verbeterd en geoptimaliseerd worden?
Psychologie: onder Amerikaanse invloed.
Pedagogiek: onder Duitse invloed (empirische wending).
Leidse leerstoel voor pedagogiek in 1918 voor R. Casimir.
In de jaren ’70 zijn pedagogiek en psychologie naar elkaar toegegroeid: pedagogiek ging zich richten op empirisch onderzoek, de psychologie werd meer gericht op praktijk en maatschappelijke problemen..
Er zijn twee punten waarop de pedagogische vraagstelling verschilt van de psychologische:
Pedagogiek verbindt verschillende disciplinaire perspectieven tot een integratieve theorie.
Psychologie legt de nadruk op beschrijving en verklaring van ontwikkeling (wetenschappelijk). Pedagogiek legt meer de nadruk op de reflectie van normen en waarden, gericht op de praktische toepassing van kennis.
Empirische cyclus: deze laat zien hoe empirisch-analytisch onderzoek is gestructureerd en welke stappen moeten worden gezet bij het verzamelen en analyseren van empirische gegevens.
Fases van de empirische cyclus:
Observatie: verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal.
Inductie: formulering van hypothesen.
Deductie: afleiding van speciale consequenties uit de hypothesen, in de vorm van toetsbare voorspellingen.
Toetsing: toetsing van de hypothesen aan het al dan niet uitkomen van de voorspellingen in nieuw empirisch materiaal.
Evaluatie: evaluatie van de uitkomsten van de toetsing in verband met de gestelde hypothesen of theorie.
Er is nog veel onbekend op pedagogisch terrein. De wetenschappelijke basis voor pedagogische diagnostiek en behandeling is flinterdun. Er zal nog veel systematisch pedagogisch interventieonderzoek moeten plaatsvinden om na te gaan welke vormen van opvoedingsondersteuning en hulpverlening.....read more
Inhoud bundel
-Bulletpoints bij alle hoofdstukken van de 1e druk
-Boeksamenvatting bij alle hoofdstukken van de 1e druk
Kenmerken van empirisch-analytisch onderzoek:
Empirisch: dwingt de opvoedkundigen hun ideeën over opvoedingsprocessen voortdurend te toetsen.
Analytisch: stapsgewijs.
Op systematische wijze verschillende pedagogische handelingen, methoden, ingrepen, therapieën uitproberen en kijken of er van verschillende pedagogische effecten sprake is.
Onderzoeksmethoden: veldexperiment, survey-onderzoek, laboratorium-experiment, observatieonderzoek, archiefonderzoek en fysiologische studies.
Pedagogiek beschrijft relevante waarden en normen, maar schrijft niet voor. Pedagogiek streeft de optimale ontwikkelingsmogelijkheden na voor kinderen. Het belang van het kind staat voorop.
Verdrag van de Rechten voor het kind:
Kind is onder de 18 jaar.
De rechten gelden ieder kind. Er zijn passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd.
Belang van het kind is de eerste overweging. Het kind moet verzekerd zijn van bescherming, rekening houdend met rechten en plichten van de ouders. Instellingen die kinderen beschermen moeten voldoen aan vastgestelde normen.
Staten die partij zijn moeten hun uiterste best doen om het verdrag te verwezenlijken.
Dit moeten de Staten die partij zijn doen samen met de voogden.
Een kind heeft inherent recht op leven. De ontwikkeling en het overleven van het kind moet in de ruimst mogelijke mate gewaarborgd zijn.
De opvoeding en de ontwikkeling van kinderen kunnen vanuit diverse disciplines onderzocht worden. De grenzen tussen psychologie en pedagogiek:
Pedagogiek: op welke wijze kan het functioneren en de ontwikkeling van het kind door en in opvoeding en onderwijs verbeterd en geoptimaliseerd worden?
Psychologie: onder Amerikaanse invloed.
Pedagogiek: onder Duitse invloed (empirische wending).
Leidse leerstoel voor pedagogiek in 1918 voor R. Casimir.
In de jaren ’70 zijn pedagogiek en psychologie naar elkaar toegegroeid: pedagogiek ging zich richten op empirisch onderzoek, de psychologie werd meer gericht op praktijk en maatschappelijke problemen..
Er zijn twee punten waarop de pedagogische vraagstelling verschilt van de psychologische:
Pedagogiek verbindt verschillende disciplinaire perspectieven tot een integratieve theorie.
Psychologie legt de nadruk op beschrijving en verklaring van ontwikkeling (wetenschappelijk). Pedagogiek legt meer de nadruk op de reflectie van normen en waarden, gericht op de praktische toepassing van kennis.
Empirische cyclus: deze laat zien hoe empirisch-analytisch onderzoek is gestructureerd en welke stappen moeten worden gezet bij het verzamelen en analyseren van empirische gegevens.
Fases van de empirische cyclus:
Observatie: verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal.
Inductie: formulering van hypothesen.
Deductie: afleiding van speciale consequenties uit de hypothesen, in de vorm van toetsbare voorspellingen.
Toetsing: toetsing van de hypothesen aan het al dan niet uitkomen van de voorspellingen in nieuw empirisch materiaal.
Evaluatie: evaluatie van de uitkomsten van de toetsing in verband met de gestelde hypothesen of theorie.
Er is nog veel onbekend op pedagogisch terrein. De wetenschappelijke basis voor pedagogische diagnostiek en behandeling is flinterdun. Er zal nog veel systematisch pedagogisch interventieonderzoek moeten plaatsvinden om na te gaan welke vormen van opvoedingsondersteuning en hulpverlening.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Kenmerken van empirisch-analytisch onderzoek:
Empirisch: dwingt de opvoedkundigen hun ideeën over opvoedingsprocessen voortdurend te toetsen.
Analytisch: stapsgewijs.
Op systematische wijze verschillende pedagogische handelingen, methoden, ingrepen, therapieën uitproberen en kijken of er van verschillende pedagogische effecten sprake is.
Onderzoeksmethoden: veldexperiment, survey-onderzoek, laboratorium-experiment, observatieonderzoek, archiefonderzoek en fysiologische studies.
Pedagogiek beschrijft relevante waarden en normen, maar schrijft niet voor. Pedagogiek streeft de optimale ontwikkelingsmogelijkheden na voor kinderen. Het belang van het kind staat voorop.
Verdrag van de Rechten voor het kind:
Kind is onder de 18 jaar.
De rechten gelden ieder kind. Er zijn passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd.
Belang van het kind is de eerste overweging. Het kind moet verzekerd zijn van bescherming, rekening houdend met rechten en plichten van de ouders. Instellingen die kinderen beschermen moeten voldoen aan vastgestelde normen.
Staten die partij zijn moeten hun uiterste best doen om het verdrag te verwezenlijken.
Dit moeten de Staten die partij zijn doen samen met de voogden.
Een kind heeft inherent recht op leven. De ontwikkeling en het overleven van het kind moet in de ruimst mogelijke mate gewaarborgd zijn.
De opvoeding en de ontwikkeling van kinderen kunnen vanuit diverse disciplines onderzocht worden. De grenzen tussen psychologie en pedagogiek:
Pedagogiek: op welke wijze kan het functioneren en de ontwikkeling van het kind door en in opvoeding en onderwijs verbeterd en geoptimaliseerd worden?
Psychologie: onder Amerikaanse invloed.
Pedagogiek: onder Duitse invloed (empirische wending).
Leidse leerstoel voor pedagogiek in 1918 voor R. Casimir.
In de jaren ’70 zijn pedagogiek en psychologie naar elkaar toegegroeid: pedagogiek ging zich richten op empirisch onderzoek, de psychologie werd meer
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution