Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (1)


Vragen

Vraag 1

Geef aan welke stadia een wetsvoorstel in het Verenigd Koninkrijk in beide Huizen van het parlement doormaakt en welke verschillen er bestaan ten opzichte van de Nederlandse wetsprocedure, zoals deze in de Grondwet en de reglementen van orde van beide Kamers zijn vastgelegd. (300 woorden)

Vraag 2

De Nederlandse homogeniteitsregel houdt in dat het kabinet met één mond spreekt en bewindspersonen naar buiten toe het kabinetsbeleid verdedigen. In hoeverre kent Zweden een vergelijkbare regel? Geef in uw antwoord ook aan wat de historische achtergrond is van de Zweedse relevante regels. (300 woorden)

Vraag 3

Ten aanzien van internationaal recht heeft Nederland een incorporatiestelsel, waarin internationaal recht als zodanig onderdeel uitmaakt van de nationale rechtsorde. Waarom is het, gegeven de in Nederland en in Duitsland bestaande systemen van doorwerking, goed te verklaren dat de Grondwet normen bevat over verdragsrecht en het Grundgesetz juist normen over ongeschreven volkenrecht? (300 woorden)

Vraag 4

Geef twee redenen waarom het Zweeds gedeconcentreerde bestuur op provinciaal niveau maar in zeer beperkte mate beïnvloed kan worden door de Zweedse regering. (250 woorden)

Vraag 5

Bestrijd de volgende stelling:
Het kiesstelsel voor de Franse Assemblée Nationale schendt de democratische kernwaarde van stemgelijkheid, doordat het de kiezersvoorkeuren niet proportioneel vertaalt in zetels in de Assemblée. (250 woorden)

Vraag 6

Is in het Zweedse constitutionele recht het EVRM van groter belang dan in het Nederlandse constitutionele recht? Beargumenteer uw antwoord (300 woorden)

Vraag 7

In de Duitse constitutionele geschiedenis is federalisme een centraal uitgangspunt geweest in zowel 1871 als in 1949. De achterliggende reden waarom werd gekozen voor een federale staatsstructuur was op beide momenten in de geschiedenis echter een andere. Leg van beide momenten uit waarom er werd gekozen voor een federale staatsstructuur. (250 woorden)

Vraag 8

In eenheidsstaten als Nederland is het vaak een constitutioneel probleem dat het lastig is de autonomie van gemeenten en provincies te garanderen. De Nederlandse constitutie kent immers niet een harde grens van bevoegdheden die de wetgever niet aan zich mag trekken. In hoeverre biedt het Britse stelsel een adequate oplossing voor dit probleem? (300 woorden)

Vraag 9

Geef aan in hoeverre en waarom de volgende stelling (niet) juist is: “Het Franse Conseil Constitutionnel heeft bij de beoordeling van de grondwettigheid van nog niet in werking getreden wetsvoorstellen minder mogelijkheden tot een ongrondwettigverklaring dan het Bundesverfassungsgericht”. (200 woorden)

Vraag 10

Thans is bij de Staten-Generaal een voorstel aanhangig om te komen tot de opneming in de Grondwet van een zogeheten algemene bepaling. De tekst van deze bepaling luidt: “De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat”. Aan de overige bepalingen van de Grondwet wordt niets gewijzigd. Geef, met behulp van de wijze waarop het Grundgesetz de grondrechten en de democratische rechtstaat wil garanderen, drie punten waarop de Grondwet inhoudelijk gewijzigd zou moeten worden om de door de algemene bepaling beoogde waarborging daadwerkelijke inhoud te geven. (300 woorden).

Antwoordindicatie

Vraag 1

Zie pag. 358-359 boek: first reading, second reading, committee stage, report stage, third reading. Verschil: behandeling in commissie en behandeling in pleno wisselen elkaar af. Daarnaast amenderingsrecht in beide kamers, wat kan resulteren in een hernieuwde behandeling in het volgende parlementaire jaar door gebruik te maken van de parliament acts.

Vraag 2

De regering is in Zweden een orgaan dat formeel als collectief beslissingen neemt. Afzonderlijke ministers kunnen als hoofdregel geen extern werkende beslissingen nemen (enkele kleinere uitzonderingen daargelaten). In het grondslagenhoofdstuk van de Regeringsform wordt de positie van de regering aldus samengevat: ‘De regering bestuurt het Rijk. Zij is verantwoordelijk aan de Rijksdag’(art. 1:6 RF) (boek p. 406). Regeringsbeslissingen worden in beginsel collectief genomen in de gezamenlijke wekelijkse vergaderingen  waaraan de betrokken ministers hun voorstellen overleggen. (boek p. 409). Wel zijn de ministers individueel aanspreekbaar door het parlement en leggen zij individueel verantwoording aan het parlement af voor hun beleidsterrein (boek p. 413-414). Achtergrond: Historisch gezien regeerde de koning en waren de ministers slechts zijn adviserende dienaren. Met het schrappen van de koning uit de regering bleef het collectieve element niettemin op de voorgrond. (het bovenstaande max.

Niettemin is van homogeniteit in de Nederlandse zin van het woord geen sprake. Art. 7:6 RF regelt dat er notulen van de ministerraadvergaderingen worden bijgehouden en dat daarin ook afwijkende meningen worden opgenomen. Aangezien de constitutionele commissie de notulen controleert wordt openbaar wat de meningsverschillen in het Zweeds kabinet zijn. Een homogeniteitsregel als de Nederlandse zal Zweden dus niet hebben. De historische achtergrond is hier dat het parlement moest kunnen controleren of de ministers genoeg weerstand boden aan de koning als die dreigde de constitutie te schenden.

Vraag 3

(NL heeft een incorporatiesysteem: volkenrecht maakt als zodanig deel uit van onze rechtsorde.) Volkenrechtelijke normen hebben echter niet ‘vanzelf’ een plaats in de nationaalrechtelijke hiërarchie van geschreven normen. Vooral ten aanzien van verdragen ligt het dus voor de hand dat de Grondwet normen bevat over het openbaren en de interne rechtskracht van verdragen.

Voor een land met een transformatiestelsel als Duitsland ligt het weer veel meer voor de hand dat er normen zijn met een vergelijkbare strekking over ongeschreven volkenrecht, omdat je dat niet goed kunt transformeren en er dus ook geen corresponderende nationale normen zijn.

Niet correct: Vaak wordt ten onrechte betoogd dat omdat Nederland een incorportatiestelsel heeft het dus niet nodig is in de Gw. iets over de doorwerking van verdragen te regelen. Incorporatie en transformatie zijn echter descriptieve concepten. Het gaat er niet om dat de Gw. hoe een verdrag bindend wordt voor Nederland. De vraag gaat over de doorwerking van (dus) reeds voor Nederland in werking getreden verdragen. Ieder stelsel zal moeten regelen hoe verdragen bindend voor de staat worden. Een incorporatiestelsel is niet hetzelfde als monisme. Volkenrecht en internationaal recht zijn synoniemen, dus is onderscheid daartussen maken merkwaardig.

Vraag 4

Let op: de vraag gaat over gedeconcentreerd bestuur, en heeft dus betrekking op de län-provincies en hun besturen (de länstyrelse). Dat moest uit het antwoord blijken. De twee te geven redenen moesten, voor het volle aantal punten, bovendien voldoende van elkaar verschillen. Argument 1 heeft betrekking op de zelfstandige taak- en bevoegdheidsuitoefening. Argument 2 heeft betrekking op de wijze van samenstelling. Voor elk van beide argumenten, mits goed uitgewerkt.

1. Net als alle andere bestuursorganen is ook het bestuur van de län-provincies (de länstyrelse geheten) zeer zelfstandig in het uitvoeren van zijn taken. Het betreft net als op centraal niveau zelfstandige bestuursorganen, met de bijbehorende juridische positie. In concrete gevallen is de regering niet bevoegd in te grijpen (d.m.v. concrete aanwijzingen) Ook geen algemene vernietigingsrecht voor de centrale overheid.

2. De länstyrelse is een hybride orgaan. De gouverneur/voorzitter/landshövding wordt weliswaar benoemd door de regering, maar de andere 14 leden van de länstyrelse niet. Die worden namelijk benoemd door de provinciale raden (landstingfullmäktige). Ook regeringsinvloed via benoemingen is dus beperkt. 

Vraag 5

Dat de stelling onjuist is, is gegeven.
Met recht kan betoogd worden dat het kiesstelsel de kiezersgelijkheid niet schendt. In zowel de eerste als de tweede stemronde telt iedere stem immers even zwaar mee. Dat stemmen effectiever vertalen in zetels doet daar niet aan af. Er is immers een verschil tussen de gelijkheid qua gewicht van alle stemmen, en de wijze waarop die gelijke stemmen zich vertalen in zetels.

Niet correct: De opdracht is om de stelling te bestrijden. Het is daarom een onjuist antwoord te betogen dat de stelling juist is; Opvallend vaak wordt betoogd dat het Franse kiesstelsel wel degelijk een proportionele uitslag heeft wegens het tweerondenstelsel. Dat is niet juist.

Vraag 6

In Nederland kan eenieder voor de rechter een beroep doen op de bepalingen van het EVRM en kan dat ertoe leiden dan een wet in formele zin buiten toepassing wordt gelaten wegens strijd met het EVRM.

Ook in Zweden kan er een beroep op het EVRM worden gedaan. Het EVRM is naar Zweeds recht getransformeerd.

Daarnaast bestaat er een grondwettelijke plicht om geen wetten of voorschriften tot stand te brengen die in strijd zijn met het EVRM. Dit is vastgelegd in art. 2:19 RF. Deze bepaling in de RF geeft aan dat het EVRM van quasi-grondwettelijk niveau is en (anders dan normaliter bij transformatie) boven wifz staat, doch niet boven de Grondwet.

Voor het uiteindelijke antwoord is niet de uitkomst maar de beargumentering van belang: Beargumenteerd kan worden dat het EVRM in Nederland in constitutionele zin van groter belang is omdat in Nederland het EVRM voorrang heeft op de Grondwet, terwijl het EVRM in Zweden niet boven de RF staat (en er ook geen voorrang op heeft). Beargumenteerd kan worden dat het EVRM in Zweden van een nog groter belang is dan in Nederland, gelet op art. 2:19. Uitgelegd kan worden dat dit belang bijna vooral symbolisch is, doordat het EVRM in Zweden wordt onderscheiden van andere verdragen, terwijl in Nederland in artt. 93-94 het EVRM niet anders dan andere verdragen wordt benaderd. Ook zou men kunnen beargumenteren dat juist in Nederland het EVRM van groter belang is, nu wetgeving – anders dan in Zweden – niet kan worden getoetst aan de grondwet maar wel aan een ieder verbindende gedragsbepalingen en de grondrechten uit het EVRM over als zodanig zijn aanvaard.

Niet correct: Een redenering die uitsluitend is gebaseerd op de vraag of Zweden en Nederland het verdrag via transformatie of incorporatie toepassing hebben gegeven in de nationale rechtsorde. Een redenering die veronderstelt dat in de Nederlandse Grondwet of in de Zweedse RF niet of nauwelijks grondrechten zijn opgenomen. De stelling dat het in Nederland wel mogelijk is om wetgeving te maken die in strijd is met het EVRM, omdat in de Grondwet geen verplichting is opgenomen om geen wetgeving te maken die in strijd is met het EVRM. De stelling dat uit het feit dat het EVRM in de Nederlandse Grondwet niet wordt genoemd kan worden afgeleid dat het EVRM voor Zweden, omdat het in de RF is genoemd, belangrijker is. Redeneringen die zijn gebaseerd op de veronderstelling dat het EVRM een verdrag is dat is gesloten in het kader van de Europese Unie. Het aanvoeren van stellingen zonder dat argumenten worden genoemd ter onderbouwing.

Vraag 7

1871: Duitse eenwording. Gekozen voor federalisme werd er omdat er allerlei monarchale Duitse landen bijeengebracht werden in één Rijk. Een eenheidsstaat was niet gewenst en ook niet haalbaar, aangezien de verschillende vorsten niet hun gehele soevereiniteit wensten op te geven.

1949: Federalisme was na de Tweede Wereldoorlog een bekend onderdeel van de Duitse staatsstructuur. Een belangrijke reden voor handhaving daarvan was op dit moment de idee van de verticale machtenscheiding. Mede geïnspireerd door het afbreken van de federale staatsstructuur tijdens het naziregime, moesten de Landen nu vooral ook voorkomen dat de centrale overheid te machtig zou worden.

niet correct: Er wordt gevraagd naar achterliggende redenen. Niet kan volstaan worden met een opsomming van gebeurtenissen. De BRD en de DDR waren twee verschillende staten, die zeker niet onderdeel van één federatie waren.

Vraag 8

Het Britse stelsel gaat uit van bij Act aan de landen overgedragen bevoegdheden. Westminster blijft bevoegd op die terreinen op te treden. Er is sprake van 'devolution': overdracht 'without the relinquishmet of sovereignty'. Uiteindelijk geldt dus dat het parlement in Westminster de overdracht ongedaan kan maken en dat het parlement bevoegd blijft om voor Schotland, Wales en Noord-Ierland wetten te maken die ook op de terreinen zien die zijn overgedragen.

Aangezien deze wetgeving van constitutionele rang is, is impliciete intrekking onmogelijk. Expliciete intrekking is echter wel mogelijk. Westminster zal 'normaal gesproken' niet tot intrekking overgaan zonder instemming van de parlementen van de landen. Zolang de Devolutiewetgeving geldt is dan dus een Legislative Consent Motion nodig.

Dit biedt uiteindelijk maar zeer beperkt een adequate oplossing voor dit probleem, omdat expliciete intrekking van gedevolueerde bevoegdheden nog altijd mogelijk is en harde garanties dus niet gegeven kunnen worden.

Niet correct: De vraag is vaak verkeerd begrepen. De vraag werd dan gelezen als ‘in hoeverre hebben delen van het VK autonomie’ of ‘hoe houdt de centrale overheid van het VK toezicht op delen van het VK’. De vraag gaat echter over het (aanverwante) probleem van het garanderen van autonomie en daar harde grenzen aan te stellen. Wel de goede definitie van devolution geven, maar dan met de conclusie dat autonomie ‘dus’ veel beter beschermd is in het VK. Het woord 'sovereignty' is kennelijk, ook met behulp van het boek, moeilijk te spellen.

Vraag 9

De stelling is juist: het CC beoordeelt namelijk niet de grondwettigheid van bij referendum goedgekeurde wetsvoorstellen.

Vraag 10

Het GG wil de zogeheten Streitbare Demokratie verdedigen. Dat houdt onder meer in, dat de kern van de grondrechten niet door enig staatsorgaan – ook de wetgever – aangetast of uitgehold mag worden, dat politieke partijen verboden kunnen worden als ze de kernwaarden van de democratie aan willen tasten, dat zulks ook geldt voor de grondrechten van individuen die hetzelfde beogen. De democratische rechtstaat wordt ook gewaarborgd door de erkenning van de volkssoevereiniteit en daaraan gekoppelde juridische gevolgen (o.a. de verkiezing van de Bondskanselier door de Bondsdag), maar ook doordat alle overheidsoptreden op een wet in formele zin teruggevoerd moet kunnen worden.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Staatsrecht 3 - Recht - RUG - B3 - Oefenbundel

Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (1)

Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (1)


Vragen

Vraag 1

Geef aan welke stadia een wetsvoorstel in het Verenigd Koninkrijk in beide Huizen van het parlement doormaakt en welke verschillen er bestaan ten opzichte van de Nederlandse wetsprocedure, zoals deze in de Grondwet en de reglementen van orde van beide Kamers zijn vastgelegd. (300 woorden)

Vraag 2

De Nederlandse homogeniteitsregel houdt in dat het kabinet met één mond spreekt en bewindspersonen naar buiten toe het kabinetsbeleid verdedigen. In hoeverre kent Zweden een vergelijkbare regel? Geef in uw antwoord ook aan wat de historische achtergrond is van de Zweedse relevante regels. (300 woorden)

Vraag 3

Ten aanzien van internationaal recht heeft Nederland een incorporatiestelsel, waarin internationaal recht als zodanig onderdeel uitmaakt van de nationale rechtsorde. Waarom is het, gegeven de in Nederland en in Duitsland bestaande systemen van doorwerking, goed te verklaren dat de Grondwet normen bevat over verdragsrecht en het Grundgesetz juist normen over ongeschreven volkenrecht? (300 woorden)

Vraag 4

Geef twee redenen waarom het Zweeds gedeconcentreerde bestuur op provinciaal niveau maar in zeer beperkte mate beïnvloed kan worden door de Zweedse regering. (250 woorden)

Vraag 5

Bestrijd de volgende stelling:
Het kiesstelsel voor de Franse Assemblée Nationale schendt de democratische kernwaarde van stemgelijkheid, doordat het de kiezersvoorkeuren niet proportioneel vertaalt in zetels in de Assemblée. (250 woorden)

Vraag 6

Is in het Zweedse constitutionele recht het EVRM van groter belang dan in het Nederlandse constitutionele recht? Beargumenteer uw antwoord (300 woorden)

Vraag 7

In de Duitse constitutionele geschiedenis is federalisme een centraal uitgangspunt geweest in zowel 1871 als in 1949. De achterliggende reden waarom werd gekozen voor een federale staatsstructuur was op beide momenten in de geschiedenis echter een andere. Leg van beide momenten uit waarom er werd gekozen voor een federale staatsstructuur. (250 woorden)

Vraag 8

In eenheidsstaten als Nederland is het vaak een constitutioneel probleem dat het lastig is de autonomie van gemeenten en provincies te garanderen. De Nederlandse constitutie kent immers niet een harde grens van bevoegdheden die de wetgever niet aan zich mag trekken. In hoeverre biedt het Britse stelsel een adequate oplossing voor dit probleem? (300 woorden)

Vraag 9

Geef aan in hoeverre en waarom de volgende stelling (niet) juist is: “Het Franse Conseil Constitutionnel heeft bij de beoordeling van de grondwettigheid van nog niet in werking getreden wetsvoorstellen minder mogelijkheden tot een ongrondwettigverklaring dan het Bundesverfassungsgericht”. (200 woorden)

Vraag 10

Thans is bij de Staten-Generaal een voorstel aanhangig om te komen tot de opneming in de Grondwet van een zogeheten algemene bepaling. De tekst van deze bepaling luidt: “De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat”. Aan de overige bepalingen van de Grondwet wordt niets gewijzigd. Geef, met behulp van de wijze waarop het Grundgesetz de grondrechten en de democratische rechtstaat wil garanderen, drie punten waarop de Grondwet inhoudelijk gewijzigd zou moeten worden om de door de algemene bepaling beoogde waarborging daadwerkelijke

.....read more
Access: 
Public
Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (2)

Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (2)


Vragen

Vraag 1

Maximaal aantal woorden: 120
Mogelijk aantal punten: 10
Geef aan hoe het Grundgesetz probeert te garanderen dat het Bundesverfassungsgericht (BVerfG) zowel de soevereiniteit van het Duitse volk als het federale karakter van de Bondsrepubliek representeert. Motiveer Uw antwoord aan de hand van het Grundgesetz. (10 punten)

Vraag 2

Maximaal aantal woorden: 300
Mogelijk aantal punten: 10
Stel: Nederland overweegt de vertrouwensregel te codificeren en kijkt daarvoor naar het Franse en Zweedse voorbeeld. Welke van beide voorbeelden is dan het meest geschikt om over te nemen, in de zin dat het het beste past in het Nederlandse staatsbestel? (10 punten)

U hebt voor het antwoord op deze vraag de Grondwet in principe niet nodig.

Vraag 3

Maximaal aantal woorden: 120
Mogelijk aantal punten: 10
Frankrijk kent, net als Nederland, een incorporatiestelsel ten aanzien van de doorwerking van geschreven internationaal recht. Toch verschillen deze beide systemen ook op een aantal punten. Noem twee punten waarop het Franse systeem afwijkt van het Nederlandse. (10 punten)

U hebt voor het antwoord op deze vraag de Grondwet in principe niet nodig.

Vraag 4

Maximaal aantal woorden: 120
Mogelijk aantal punten: 10
In Nederland bestaat voor de regering de mogelijkheid om zonder grondslag in de wet algemeen verbindende voorschriften uit te vaardigen; deze bevoegdheid is vastgelegd in artikel 89, tweede lid van de Grondwet. Bestaat in Frankrijk evenzeer de mogelijkheid voor de regering om dergelijke algemeen verbindende voorschriften, die geen grondslag in de wet hebben, uit te vaardigen? Motiveer Uw antwoord, mede aan de hand van de Franse constitutie.
(10 punten)

U hebt voor het antwoord op deze vraag de Grondwet in principe niet nodig.

Vraag 5

Maximaal aantal woorden: 250
Mogelijk aantal punten: 10
In Duitsland vormt de Legitimationskette een belangrijk concept waaraan het democratisch gehalte van de staat moet voldoen. In hoeverre voldoet de aanstellingswijze van de organen die in het Verenigd Koninkrijk betrokken zijn bij de vaststelling van Acts of Parliament aan de eisen die het Duitse concept stelt? (10 punten)

Vraag 6

Maximaal aantal woorden: 250
Mogelijk aantal punten: 10
Er wordt wel gezegd dat de Constitutie van de vijfde republiek vooral gezien moet worden als een reactie op de Constitutie van de derde en vierde republiek. Leg aan de hand van twee bepalingen uit de huidige Franse Constitutie uit hoe die bepalingen herhaling van de vermeende fouten van de derde en vierde Republiek beogen te voorkomen.
(10 punten)

Vraag 7

Mogelijk aantal punten: 20
Stel, de Duitse deelstaat Saarland is erg gecharmeerd van het Franse staatsrecht en wil zijn grondwet als volgt wijzigen: er wordt een rechtstreeks gekozen minister-president ingevoerd; omdat de minister-president rechtstreeks gekozen gaat worden krijg die ook de bevoegdheid zelf ministers te

.....read more
Access: 
Public
Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2016

Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2016


Onderstaande oefenvragen zijn gebaseerd op de tentamens uit 2016/2017.

Vragen

Vraag 1

De afwisseling van monarchale en republikeinse regeringsvormen is kenmerkend voor Frankrijk. De revolutiejaren 1789 en 1848 betekenden het einde van de monarchie en brachten een republiek. In welke perioden deed zich een omgekeerde ontwikkeling voor? Schets kort de aanleiding voor die omslagen.

Vraag 2

Wat wordt in het Duitse staatsrecht bedoeld met de Ressortverantwortlichkeit van Bondsministers? Hoe verhoudt deze zich tot de bevoegdheden van de Bondskanselier?

Vraag 3

Leg kort uit of de Franse Senaat en het Britse Hogerhuis gelijkelijk bevoegd zijn als het gaat om de mogelijkheid de totstandkoming van wetten te verhinderen.

Vraag 4

Leg uit welk Europees orgaan in de EU een vergelijkbare rol heeft als de Bondsraad in de Bondsrepubliek Duitsland.

Vraag 5

Beschrijf kernachtig wanneer en op welke juridische wijze de huidige Bondsrepubliek van 16 landen tot stand is gekomen.

Vraag 6

Leg aan de hand van hun beider constitutionele positie uit waarom het goed verdedigbaar is dat de Franse President de nauwelijks geclausuleerde bevoegdheid heeft om de Assemblée te ontbinden, maar de Duitse President de Bondsdag slechts in uitzonderlijke omstandigheden en met medewerking van de Bondskanselier mag ontbinden.

Vraag 7

De regering van de Vrijstaat Beieren maakt zich ernstige zorgen over de aanhoudende instroom van Syrische vluchtelingen in het Bondsland. Zij vraagt zich af of er regelgeving uitgevaardigd kan worden die deze instroom kan beperken. Is de Vrijstaat Beieren naar Duits staatsrecht bevoegd om wetgeving uit te vaardigen die de instroom van vluchtelingen in Beieren remt? Beargumenteer uw antwoord.

Vraag 8

Een Franse burger doet voor de rechtbank van Toulouse in een civielrechtelijk geding een beroep op een bepaling in het EVRM met de bedoeling dat de rechtbank een voor hem ongunstige bepaling in de Code Civil buiten toepassing zal laten. Zijn wederpartij verzet zich tegen dit beroep met het argument dat het EVRM niet voor de rechter ingeroepen kan worden, nu het nimmer omgezet is naar Frans recht en bovendien geen voorrang heeft op nationaal recht. Hoe beoordeelt u de stellingen van de wederpartij naar Frans staatsrecht?

Vraag 9

  1. Duitse rechters zijn op grond van art. 100 lid 1 GG verplicht om gevolg te geven aan een uitleg die het Bundesverfassungsgericht heeft gegeven in een prejudiciële procedure. Op grond van art. 267 van het VWEU zijn Duitse rechters eveneens verplicht om gevolg te geven aan een uitleg die het Hof van Justitie van de EU gegeven heeft in een prejudiciële procedure. Gesteld dat een Duitse rechter geconfronteerd wordt met elkaar uitsluitende rechtsplichten die uit deze beide verplichtingen voortvloeien, aan welke verplichting dient hij dan voorrang te geven? Beargumenteer uw antwoord.

  2. Op grond van de Human Rights Act mag de Britse rechter formele wetten niet onverbindend verklaren wegens strijd met de

  3. .....read more
Access: 
Public
Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2015

Staatsrecht 3 - RUG - Oefententamen 2015


Onderstaande oefenvragen zijn gebaseerd op tentamens uit 2015/2016

Vragen

Vraag 1

  1. In het Verenigd Koninkrijk heeft het parlementair stelsel zich heel geleidelijk kunnen ontwikkelen. Leg uit hoe het ontstaan van ‘the Cabinet’ de sleutel is geweest tot de totstandkoming van het Britse parlementaire stelsel zoals dat nog altijd functioneert.

  2. Beschrijf kernachtig wanneer en op welke juridische wijze de huidige Bondsrepubliek van 16 landen tot stand is gekomen.

Vraag 2

Het Verenigd Koninkrijk heeft het EVRM pas in 1998 omgezet naar Brits recht, maar is eerder al enige malen veroordeeld wegens schending van het EVRM. Hoe is dat te verklaren?

Vraag 3

  1. Leg kort uit wat ‘Überhangmandate’ zijn en verklaar waarom het Franse kiesstelsel een dergelijk fenomeen niet kent.

  2. Verklaar waarom het verschijnsel ‘by-election’ bij een openvallende plek in het Lagerhuis zich niet voordoet bij de verkiezing van leden van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Vraag 4

Het Duitse Grundgesetz beschouwt de Bondsdag als het Duitse kernorgaan, van waaruit alle andere staatsorganen gelegitimeerd worden. De zogeheten constructieve motie van wantrouwen beperkt niettemin de vrijheid van de Bondsdag om de Bondsregering ten val te brengen. Verklaar vanuit historisch perspectief waarom de Duitse grondwetgever voor deze beperking heeft gekozen.

Vraag 5

De gemiddelde levensduur van een Franse regering is kort. Noem, naast de situatie van een intern conflict in de ministerraad, tenminste drie situaties die naar vast gebruik leiden tot de val van de Franse regering.

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. De Koning (ihb de Duitser George III) rekruteerde in de 18 e eeuw zijn adviseurs uit het parlement om zo het contact met het parlement te verbeteren. Dit Cabinet (genoemd naar de ruimte waarin ze werden ontvangen) diende de besluiten van de Koning in het parlement te verdedigen en zo ontstond ministeriële verantwoordelijkheid. Tot op de dag van vandaag maken ministers deel uit van het parlement en zijn zij afhankelijk van het parlementaire vertrouwen.

  2. Na de val van de Muur in 1989 is in 1990 een Einigungsvertrag gesloten waarbij de landen van de DDR zijn verenigd met de BRD door middel van de zogenaamde Beitritt.

Vraag 2

Het Verenigd Koninkrijk was na ratificatie al wel gebonden aan het EVRM. Dit verdrag voorzag in een statenklachtrecht en ook hebben de Britten het individueel klachtrecht (na uitputting van de nationale rechtsmiddelen) erkend (art. 34 EVRM). Zo kon het Verenigd Koninkrijk worden aangesproken op het niet-naleven van de bepalingen van het verdrag, ook voordat het verdrag was omgezet in nationaal recht.

Vraag 3

  1. In het Duitse kiessysteem brengt ieder Duitser twee stemmen uit, één in het kiesdistrict waar hij woont (de Erststimme) en één

  2. .....read more
Access: 
Public
Staatsrecht 3: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Rechten RUG B3 - Studiebundel

Staatsrecht 3: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Rechten RUG B3 - Studiebundel

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Staatsrecht 3 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1445
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering